De sperweruil is een uil van gemiddelde afmetingen. De term sperwer in zijn naam refereert aan de vorm van zijn vleugels en aan zijn lange staart, die aan de spewer doen denken. De vogel heeft een ronde kop met gele ogen. Hij wordt tot 38 centimeter groot (het vrouwtje wordt iets groter dan het mannetje) en weegt tot 370 gram. Hij wordt ongeveer 25 jaar oudt.
Zijn poten zijn lang en kaal; veren ontbreken. Met zijn kromme nagels kan hij zelfs de glibberigste prooien vasthouden. Beide seksen zijn lichtbruin met donkere vlekken en strepen en zoals de meeste grote, zwarte ogen. Hij is meer dan dubbel zo groot als een kerkuil: 55-63 cm
De maskeruil is ook wel bekend als bril-uil. Het is een soort uit Latijns-Amerika die vooral voorkomt in moeras- en laaglandbossen, plantages en savannes. Overdag blijft deze uil verborgen in het bladerdak en gaat wanneer schemering valt op zoek naar voedsel. Op bewolkte of mistige dagen komt ook wel eens voor dat de briluil overdag jaagt. Op het menu van de briluil staan vogels, knaagdieren, vleermuizen, landkrabben, kleine leguanen en ook grote insecten
De dwerguil (Glaucidium passerinum) is de kleinste uil in Europa. De mannetjes zijn 16-17 cm groot en de vrouwtjes 2 cm groter. De spanwijdte van de mannetjes is ongeveer 35 cm en die van de vrouwtjes 38 cm. De mannetjes wegen gemiddeld 59 gram. De vrouwtjes wegen voor de aanvang van het broedseizoen ongeveer 99 gram en aan het eind van het broedseizoen ongeveer 69 gram.
Er zijn veel verschillen in lichaamsgrootte tussen de beide seksen. Het mannetje wordt gemiddeld zo'n 60-64 cm hoog en heeft een spanwijdte van 155-159 cm. Vrouwtjes zijn forser en breder in de schouders met een hoogte van zo'n 65-70 cm en een spanwijdte van 165-190 cm. De maximale leeftijd is 70 jaar. Vrouwtjes vallen al rustend op een uitkijkpost vrijwel direct op door hun ietwat afhangende verenkleed, dat 'te groot' lijkt. Mannetjes maken over het algemeen een 'atletische' indruk met vleugels die strak op het lijf gedragen worden. De oehoe is door zijn grootte, zijn massieve lichaam en dikke kop met geen andere uilensoort in Europa te verwarren. Kenmerkend aan het gezicht van de oehoe zijn de grote ogen en de vaak lange oorpluimen. De oogkleur varieert van felgeel tot vuur-oranje. De oorpluimen zijn overwegend zwart van kleur en worden gevormd door een groepje veren die door een aparte spier op het hoofd worden bewogen. De snavel is zwart en ligt verzonken in een witgevederde huidplooi; de keelplooi.
Het verenkleed is overwegend geel-bruin van kleur met zwarte accenten. De zwarte accenten treden op de rug en de bovenzijde van de vleugels het meest naar voren. Op de borst is het verenkleed kenmerkend okergeel gekleurd en met een witte vlek. De poten van de oehoe eindigen in fors geklauwde tenen. De klauwen zijn gemiddeld zo'n 2-4 cm lang en zijn in staat zeer uiteenlopende prooien te grijpen.
De konijn- of holenuil is oorspronkelijk een bewoner van de savannes van het Amerikaanse continent. Tegenwoordig is deze vogel te vinden in agrarisch land met enige vegetatie en zelfs op golfterreinen en vliegvelden. Het is een kleine uilensoort van 18-25 cm lang en de holenuil valt verder op door de lange, schaars bevederde poten. Vaak is de holenuil overdag actief en hij gaat dan op jacht naar keves, knaagdieren en kleine vogels. Een hol in de grond, vaak uitgegraven en later verlaten door een klein zoogdier, dient als nestruimte. In zanderige gebieden maakt de holenuil soms ook zelf een nest met behulp van zijn snavel en lange poten. Vaak zit deze uil bij de ingang van zijn nesthol, of op een heuveltje of paaltje.
De velduil is in Nederland een zeer schaarse broedvogel van open gebieden met een graslandbegroeiing of van open moerassen. De nesten worden op de grond gemaakt. In de jaren 1950 moeten er in Nederland honderden paren velduilen hebben gebroed. In de jaren 1960 en 1970, toen het systematisch inventariseren een grote vlucht nam, werd het aantal broedparen geschat op 60 tot 200. Strenge winters en goede muizenjaren zorgden voor schommelingen.
Met een grootte van 24 tot 26 centimeter is de ruigpootuil een van de kleinere uilensoorten. De vleugelspanwijdte bedraagt 53 tot 60 centimeter. Tussen de geslachten bestaat een groot verschil in gewicht; mannetjes wegen gemiddeld ongeveer 100 gram, terwijl vrouwtjes tot 160 gram kunnen wegen. Verder lijken mannetjes en vrouwtjes erg veel op elkaar.
Een opmerkelijk uiterlijk kenmerk zijn de heldere, zwartgezoomde veren op de kop. Zoals bij alle uilen zijn de ogen relatief groot; de iris is geel.merkelijk uiterlijk kenmerk zijn de heldere, zwartgezoomde veren op de kop. Zoals bij alle uilen zijn de ogen relatief groot; de iris is geel.
De zaaguil in zijn volwassen toestand kan tot 20cm groot worden met een vleugelwijdte van 43cm.De zaaguil komt voor in de bossen van de gematigde streken van Noord-Amerika.
De ransuil komt voor in bosachtige gebieden met naaldbomen en open terreinen. In de winter verblijven ransuilen graag in elkaars gezelschap. In hun roestplaatsen, gemeenschappelijke slaapplaatsen in naaldbomen, struiken, knotwilgen of wilde hagen, rusten ze soms in grote groepen tot wel 100 exemplaren.
a)Tyto alba guttata De hartvormige vrijwel witte gezichtssluier is rond de zwarte ogen roodbruin tot lichtbruin gekleurd. De vleugels zijn asgrijs met oranjebruin, overspikkeld met langwerpige, zwart-witte druppelvlekjes, die vanaf de bovenkop naar de vleugeldekveren steeds groter worden. Verder zijn de grijze partijen fijn dwarsgestreept. Over de slag- en armpennen lopen duidelijke brede dwarsbanden van oranjebruin en grijs. De staart heeft dezelfde tekening. Borst- en buikzijde zijn oranjegeel tot donkerbruin, gespikkeld met donkerbruine, ruitvormige vlekjes. Bij het uitslaan van de vleugels is de spikkeling ook te zien op de lichtgekleurde ondervleugels. De poten zijn tot aan de tenen bedekt met witte haren. Toch is het een lichtgekleurde vogel die vooral in de vlucht een bijna witte indruk maakt.
b)Tyto alba alba De onderzijde van deze soort is volledig wit met kleine stippels en vlekken. Ook de bovendelen zijn veel lichter (grijzer) van kleur. De lichte vorm (T.alba alba) is zeldzaam in Nederland.
De steenuil is de kleinste uil in de Benelux. Het is een klein gedrongen uiltje van ongeveer 21 tot 23 cm. De steenuil heeft een platte kop met felle gele ogen, en heeft aan de bovenkant bruine veren met lichte vlekken.
Een volwassen exemplaar is 30 tot 35 centimeter groot. Ze komen voor op allerlei plaatsen, ook in steden. De dieren zijn vaak te zien langs autowegen. Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken. De staart is blauwachtig grijs en heeft een zwarte eindband. Het vrouwtje is identiek aan het mannetje, maar heeft een bruine kop en nek, dwarsbandjes op de rug en vleugels en een bruine staart.