Er zit een monster in mij. Hij ontneemt me het lachen, Ontneemt me de moet. Vreet aan mijn slaap, En praat wartaal in mijn oor. Herschrijft mijn gedachte, Werpt tranen in mijn ogen wanneer hij maar wil. Kruipt in mijn hart, Voed zich met mijn twijfels en zorgen. Legt knopen in mijn maag, Hij wil me eronderdoor. Hij lacht als ik huil, Huilt als ik lach. Hij maakt me afwezig geeft me zorgen. Maar weet nog niet dat ik wil terugvechten. En dat ik vroeg of laat win, Hem uitlach en verneder. Verjaag en nooit meer aan hem denk. Hij weet het misschien nog niet, Maar elke lach van wie dan ook. Doet me nu uiterlijk huilen, Maar maakt me sterker. Het is een persoonlijk gevecht dat ik zal winnen!