Liefde is niets dan daglijks verder gaan Door dorre woestenijen Om na den nacht saam moe op te staan Uit duistre valleien.
liefde is niet een wijdverklaard begrijpen, Een stijgen tot het licht, En niet oneindig zijn en ook niet rijpen Tot innerkijk gezicht.
want leven is geen vast geluk, maar een rampspoedig Dolen in 't labyrint van de gevoelens; wie de weg weet is hoogmoedig, Als onervaren kind.
Liefde is alleen elkander droef verdragen Als vrouw en man: Twee vijanden die toch elkander schragen Zo nu en dan,
En, daar god voor hun wanhoop en hun vragen Geen heul, geen antwoord heeft, Soms naar de antwoord heeft, Soms naar de eeuwigheid de zweefvlucht wagen Die een omhelzing geeft. Liefs Myriam
Aan de rand van 't bos, in zomers weideland genietend van de zon met rustig kabbelend riviertje aan z'n zij, dacht hij weer aan de hupse bloemenfee die telkens in z'n dromen ontstond. Zo op z'n rug gelegen, een knie opgetrokken en
het andere been nonchalant erover, een biertje naast hem op de grond, een bloem in de mond, voert richting hemel, plaagde hij olijk de zon. ze lachte om die kerel daar beneden op d'aardkluit.
Een plagende dromende vrijgevochten schavuit? Blozend zal hij! en zo geschiedde, de hemel stuurde met een briesje een freule die van de bloempjes en de bijtjes hield. de schavuit hoorde plots een zachte stem als uit het niets, knipperde verbaasd met z'n ogen bij 't aanschouwen van
't mooiste bloemenmeisje dat zomaar als in een droom tot werkelijkheid voor hem ontstond. je houdt een bloem in je mond fluisterde ze. droom je soms van mij?
De schavuit blozend, zeden van z'n stuk gebracht stamelde, zich zichtbaar verslikkend in de geheel naakte schoonheid die voor hem stond, wie ben jij? ik ben je droom antwoordde ze lachend. Liefs Myriam
Aan wrakhout geklampt, dronken van vergane heroische liefdesnachten, 't geluk van weleer genadeloos rijgen dagen zich te pletter sinds je die druilavond verdween in
't aangezicht van een alledaags straattoneel een jongeling betrokkelde z'n beeldfoon onder neonreclame dorstte een bankje ouderen pensioen en het kleine visserdorpje omdat het wist hoe lief ik je had huilde, laat je tranen maar gaan
niemand ziet de huizenhoge vertwijfeling in je achtergebleven ogen staan hoe je gebinte ook spant en kraakt de zeilen! hijs de zeilen van 't hart hijs ze hoger dan hoog ten top!
zucht gebroken woorden overboord bevaar nieuwe wegen, hoon weg de misthoorn ergens weerklinkt een harp in 't ruime sop. Liefs Myriam
als ik een moment jouw spiegeling was dan kon ik voelen wat jij voelt de liefde des ware die jij altijd gaf of hoe je eigen schaduw soms woelt.
Doorheen je tranen de onmacht zien begrijpen wat jou in het leven verdriet. jouw hart heftig voelen bonzen als het dezes wereld onrecht ziet.
jou in je gedachten zien verzachten in het geluk dat je kan verblijden. of ontdekken het stilles lijden voor zelfrespect te strijden als onmin des ander je ik zijn versmachte.
in de spiegeling die heel jouw zijn bevat zien mijn ogen jou 't leven beleven. Zie ik zoveel van jouw liefde gegeven dat ik alleen maar oprecht kan beamen, met een hart van goud ga jij door het leven. Liefs Myriam
Ik wou met jou ontwaken in een hemelbed als een kluwen breiwol door elkaar gevlecht met mijn handen op je warmzachte buik de ochtendzon zien opgaan door het open luik
we voelen veel meer dan een arm en een been we voelen zoveel warmte door alles heen ik voel je adem in mijn gezicht wanneer je zacht een kus op mijn lippen drukt ik neem jou hand in mijn hand en we vrijen de morgen nog even aan de kant
ik proef de zoete smaak van je lichaam en als ik straks weer de stad in moet gaan, weet ik nu al dat ik je zo ga missen we smelten vurig saam en 'k voel jouw hart zinderend tegen het mijn aan, en ik weet, zonder jou kan ik niet meer bestaan
we voelen veel meer dan een arm en een been we voelen zoveel warmte door alles heen ik voel je adem in mijn gezicht wanneer je zacht een kus op mijn lippen drukt ik neem jou hand in mijn hand en we vrijen de morgen nog even aan de kant
met jou, wil ik elke morgen ontwaken als een kluwen breiwol door elkaar gevlecht, met mijn handen op je warmzachte buik de ochtendzon zien opgaan door het open luik, keer op keer toe liefste, zeg me, vertel me, wanneer wanneer zie ik je weer. Liefs Myriam
In mij is een jonge vrouw dan ik. met lichter ogen en smaller handen. mij staat op kleine gespitste voeten door mijn ogen naar buiten te zien, zij kijk naar de dagen, waar licht en naar kleuren.
Ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon beiden verlangen we dat ze kan spreken, dat zij kon bewegen en leven, en breken de donkere die om haar woont. Liefs Myriam
verweesd op een schamele stoel is haar wereld zoals het behang oud vergeeld vaag en traag
uren kon ze voor zich uitstaren naar onzichtbaar leven op eentonig muren zag wat niet meer te zien was, voelde wat er niet te voelen was
half tot stof vergane fragmenten van hoe ze ooit sierde als een jonge bloem voor iedereen leek het of ze op aarde haar tijd uitgeteld had tot zuchtjes herinneringen
ze hield van bloemetjesmotief een mooie wereld en weidse vergezichten met een vage glimlach op haar gelaat nam ze vrede met alles wat was stond op en verdween in het behang. Liefs Myriam
Passeerde voor m'n ogen als een hinde majestueus gedragen op handen der zeewinde omhelst door stralend zonlicht, een huid als satijn spankelende lach, jij lieflijk hinde... verdween, als een te mooie droom om waar te zijn
doelloos lopen langs de branding, strand ontloken plots die ranke sporen in het mulle zand van 't betoverend mooie meisje op blote voeten.. 'k vond haar dromend kijkend aan het water het leek wel een aardse eeuwigheid later
normen lieten we voor wat ze waren net of we kenden elkaar al vele jaren je handen vormden deze letters in het zand, -in de verbeelding- daar nam jij me plagend, al spelend heen beleefden een sprookjedag als geeneen. Liefs Myriam
Tussen sterren, maanlicht en dromen 't magisch gedachtegoed dat liefde zo onweerstaanbaar maken zou
ontsluierend uit nachtelijke nevelslierten je mysterieuze verschijning je blik troonde me mee tot de manekring waar tijdloze saga's zinderden in het schijnsel van een magische liefdescirkel
badend in het licht van een zilv'ren maan ontstond er op jouw wang een traan wind beroerde en als een dauwdruppel zo zacht drupte ze mijn handen aan
tijdenlang zachte ik haar, de ware liefde, en in haar traan zat een eeuwigheid vervat mijn prinses, eeuwig zal ik je liefhebben ik draag je op mijn handen de eeuwen door, zodat je bloeien zal, als de mooiste roos. Liefs Myriam
Ik zag je daar zitten aan de waterkant zo lieflijk zacht en krullend blond met een gitaar in je ranke hand strooide jij lenteklanken in het rond
mag ik even bij jou verpozen sprak deze schalkse herder dra zet ik mijn reis weer verder zachtjes weerklonken jouw akkoorden op je gitaar speelde je love me tender
en op zovele wegen in het leven te gaan vond een vriendschap hier zijn ontstaan we konden het met elkaar wel vinden als schijnbaar o zo zorgeloze kind'ren in de schaduw van een aloude linde
daar aan die zonnige waterkant is mijn reis stil blijven staan ik schrijf je daar nu mijn poezie jij brengt er me zachtjes jouw liefdeslied en heengegaan is het stil verdriet
als je ooit tussen het riet een blocnote gitaar ontwaart twee mensen dicht bij mekaar ziet, ze vonden elkaar daar aan de waterkant in poezie en een prachtig liefdeslied. Liefs Myriam
Mocht het even niet meer lukken. even niet meer gaan. Weet dan dat ik altijd meteen voor je klaar zou staan. Een schouder om op te huilen, mijn armen die ik om je heen kan slaan. Woorden om je te troosten al kan je even niet meer aan. Liefs Myriam
Ik geef ze in handen van een ranke zeewind aan de dauw in 't gras en aan klaprozen ik reik ze aan een meeuw die naar verten klimt ik geef ze aan de zon in 't ochtendgloren laat mijn woorden als op vleugels reizen
gedragen, zoals in de zachte armen van een kind breng ze daar waar mijn liefste zich bevindt vertel haar dat mijn liefde altijd bij zal blijven, dat alleen zij in m'n levensad'ren kan stromen
langs meren, over bergen en steden kathedralen zal ik overal voor bouwen tot in de weides van verlangen uit je dromen maar alleen van jouw aanblik zal ik altijd houden
klimmend naar het dak van de wereld zingend dat ik jou altijd al heb bemind vertel ik de goden van de bloem en de bij en dat ik aan jou mijn woorden wil geven, fluistert het windekind zo zachtjes erbij
mijn liefde voor jou zal eeuwig leven zoals een bij zijn heerlijkste nectar ontwaart zoals een vlinder zijn lentebloem de mooiste vindt, zo blijf, en heb jou altijd al bemind Liefs Myriam
Als de zon aan westereinder slapen gaat, ze nog heel even straalt in mijn gelaat roept ze telkens mijn naam van ginds ver waar een zoektocht naar m'n liefste ster
lokt me zwevend in warmzachte handen met zich mee, tot aan gelukspoort van de zee
daar waar de einde het lichaam van de golven in vurig rood bemint, droom ik van het mooiste zeeekind
draag de fluisterwoorden van m'n hart door de stilte van de nacht, o westenwind, tot daar waar zij zich bevind
waai m'n stem tot diep in haar warme hart zodat ze weet, in de schittering van de nacht ik voor altijd op wacht
tijdloos zullen mij ogen blijven zoeken, de gloed van 't meisje op voeten van zij die ik ooit, zoals in een sprookje als de liefde uit mijn dromen ontmoette. Liefs Myriam
Ik wou dat ik niet alleen een traan een traan van geluk op je wang was maar ook in de herfst ochtend blouw de douw van levenskracht tot jou was Doorheen alles wat ik zie, hoor en voel in alles is het dat ik jouw spiegeling herken als een zeebries me lokt met gefluister weerklinkt het lied van je zachte stem Als de branding in avondrood gaat slapen is het als jouw gloed waar ik naar tracht en zoals de sterren aan de hemel stralen twinkelen je ogen voor mij in de nacht In de branding van onze dromen verweven geef ik me helemaal over aan jou en in alles wat ik zie, hoor en voel ben jij m'n liefste een droom waar ik het meest van hou Liefs Myriam
Kijk zei ze, de zee en de zon en ginds, tegen het hemelsblauw, dat iele bootje op de rand van de wereld zo mooi mijn blik viel overboord de diepte in, strandde onweerstaanbaar bij haar bevallige dijen uitdagend wiegde ze wat heen en weer alsof ze weten wou welke aanblik ik nu wel de mooiste vond kijk zei ik de zee en de zon en ginds dat iele bootje zo onbeweeglijk mooi alsof het eeuwig blijven kon maar hier, vandaag tegen 't hemelblauw dat heen en weer wiegen van jou, niets is me liever mooi dan jij. liefs Myriam