Gaat een vrouw een haute couture zaak binnen op de Avenue Louise: chique pand met hoge zoldering, veel hout, geur van boen en leder. Twee ranke mahoniehouten trappen omzomen een centrale salon waarin twee gastvrouwen in dure tailleurs klaar staan om hun kliëntes te omringen met uiterste zorg. De chef de maison in dandy outfit legt een laatste plooi in de zoom van een pantalon in pied de poule. Langs zijn golvende bles tintelen glinsteringen afkomstig van een laag afhangende kristallen luchter, het kroonjuweel van de salon. Over de ruimte verspreid staan strategisch een zestal notenhouten mannequins opgesteld, zonder hoofd of ledematen, zodat ook nog de kleinste fractie aandacht naar de draagbare kunstwerkjes gaat.
De aandacht van de vrouw wordt getrokken door een wikkeljurkje in diep paarse tint, vervaardigd uit een frêle jersey stof , die in mooie volants naar beneden valt. De spectaculaire eyecatcher van dit vlotte jurkje is echter de linkermouw, die helemaal uit een andere wereld lijkt te komen. De linkermouw is, in tegenstelling tot de rest, vervaardigd uit een met ruitenpatroon geweven schotse kilt, ruw en cool. Op de schouder worden ruige en frêle stof samen verenigd tot een dikke, met artisanale draad gecreëerde naad. De vrouw kirt van genot als ze de toppen van haar vingers laat glijden over de ruige stof. Terwijl ze haar gouden credit card bovenhaalt prijst de dandy haar met haar vondst, die de dualiteit in haar geheimzinnige persoonlijkheid nog meer zal accentueren.
Gaat een vrouw de kringwinkel binnen in het industriepark: grote hangar, een tikje muf, veel ijzer, geur van pressplaten en vocht. De royale ruimte beneden wordt ingenomen door een zee aan meubelen; keukenkasten uit de seventies, iets te kitcherige salontafels, beddebakken en lampedairs. Rechts in de hangar vullen bier- en wijnglazen in alle tailles de rekken. Stapels borden, elk met een ander motiefje smeken om een blik; kiezen maar, voor ieder wat wils.
De hangar wordt in twee gesneden door een brede ijzeren trap, die uitmondt op het verdiep van de kledij. De vrouw neemt de trap en gaat naar de rekken voor "vrouwen". Tussen de overvolle rekken zijn er smalle snuisterpaadjes. Ze kiest een rek met jurken en probeert ruimte te wringen tussen de exemplaren om ze te kunnen bekijken. De aandacht van de vrouw wordt getrokken door een diep paarse tint, die bij een soort wikkeljurkje blijkt te horen. Ze buigt zich naar beneden, waar de stofjes meer ruimte krijgen, en ontdekt dat het rokje in een mooie volant naar beneden valt. Ze probeert de kapstok uit het rek te wrikken om het frêle hebbeding aan de bovenkant te bekijken. De jersey stof oogt van goede kwaliteit. Het gezicht van de vrouw fronst in een plooi die het midden houdt tussen onbegrip en teleurstelling bij het zien van de te voorschijn schietende linker mouw. De jurk blijkt verminkt te zijn door de aanzet van een totaal andere mouw, vervaardigd uit een ruwe wollen stof met ruitenpatroon. Op de schouder worden ruige en frêle stof samen verenigd tot een dikke slordige naad. Ze mompelt een "hoe is het in godsnaam..." terwijl ze met haar vingers gaat over de ruige mouw. De prijs op het prijskaartje nodigt toch tot enige creatieve bezinning en ze stelt zich het wikkeljurkje mouwloos voor.
De aandacht van een andere vrouw wordt getrokken door een diep paarse tint.
De moraal van het verhaal: de "verpakking " of entourage is belangrijk. Limburg heeft vele troeven, waaronder het Nationaal Park Hoge Kempen, notabene het enige Nationaal park van Vlaanderen. Het gaat om 5700 hectare puur aaneengesloten natuur, toegankelijk via vijf verschillende toegangspoorten. Toegangspoort Kattevennen ligt op de Planetariumweg te Genk. Genk is dus een toegangspoort, een "visitekaartje". Genk hoort een mooi, proper en groen visitekaartje te zijn, niet enkel naar toeristen toe maar ook naar potentiële werkgevers, want de properheid van een stad straalt af op de bewoners.
|