Paniek. Je doet je mond open. Zo wijd dat je kaken kraken. je beveelt je longen lucht binnen te halen, NU, je hebt lucht nodig, NU. Maar je luchtwegen trekken zich niets van je aan. Ze klappen samen, vernauwen zich, krimpen ineen, en ineens haal je adem door een rietje. Je mond gaat dicht en je lippen tuiten en je bent tot niet meer in staat dan een afgeknepen gepiep. Je handen wringen zich trillend in allerlei bochten. Ergens is een dam gebroken en een golf koud zweet overspoelt je hele lichaam. Je wilt schreeuwen. Je zou het doen als je kon. Maar je moet ademhalen om te kunnen schreeuwen. Paniek.