er is een manier om op jou te wachten. ik zit en huil mijn tranen leeg. het is een nacht om te schrijven 'de maan is eeen kopje
chinees porselein aan scherven gevallen' of, zoals je me ooit voordeed, 'ver weg huivert de nacht geel' en ik drink nu enkel nog
kleine slokjes, bij beetjes uit piepschuim. er is een manier om te wachten - te zitten en denken aan de
tijd toen het water boven onze hoofden sloot - en er is een tijd om te wachten. met jouw hand in mijn haar en je knie die in de mijne ligt te verdwalen.
er is een hoop om te wachten. als ik denk aan hoe ik jou verloren heb - en hoe je steeds terugkomt, zweeft tussen
jou en mij- zo zou ik vannacht trieste verzen kunnen schrijven. maar dat is alles het wachten niet waard. kom, kom
Ik had die dag met hem afgesproken. Het was een mooie dag, blauw en rustig. Ik stond te wachten aan de parking op het plein en ik zag hem afkomen op zijn brommer, zoals zovele keren ervoor. Maar deze keer sloeg ik het beeld in al zijn details op, omdat ik wist dat het misschien de laatste keer was dat ik hem zo ongedwongen zag. Het zou zo gemakkelijk zijn geweest om naar hem toe te lopen, zijn handen te pakken, zijn vingers te kussen, zich tegen hem aan te vlijen in zijn vertrouwde geur van zweet en douchegel en zich te laten troosten. Maar er was geen troosten meer aan dit verdriet, het was al te ver gevorderd, als een kanker was het plots uitgewoekerd in de fundering van onze relatie. Het was echter het enige dat ik nog wou wensen- het gevoel in zijn armen te liggen en te zien hoe hij naar mij keek, ondanks alles.
Hij keek naar mij alsof hij door mij heen keek, niet naar mij keek maar naar iets anders, een kale muur of zo. Hij keek niet meer naar de persoon die enkel hij kon zien, de persoon die niemand ooit had gezien of nog zou zien. Ik had het akelige gevoel dat hij mij nog enkel zag zoals iedereen mij zag, met de berusting dat ik toch ook maar een mens was. En als hij nu maar zijn armen om mij heen had geslagen, of als hij zich had laten gaan en een beroep had gedaan op mij... Maar nee, dat deed hij niet. Hij wachtte slechts met hard toegeknepen lippen en keek mij aan met die mooie ogen, die mij plotseling op een afschuwelijke manier koude rillingen gaven, alsof er diep in mij een mes gestoken was waarbij mijn vlees werd samengetrokken en mijn neus verging van de schroeiende geur van verbrand vlees, pijnlijke herinneringen.
De tijd terugdraaien naar de eerste keer, de aarzelende drie kussen op de wang en daarna een op zijn zachte lippen, de verwondering in zijn ogen,de aarzelende hand in de hare, ze zou het niet licht vergeten. Want 's nachts als ze sliep dan droomde ze, onrustige dromen,waarin zijn gezicht haar achtervolgde, hoe ze rolden door het gras, dolgelukkig met elkaar. En hoe langzamerhand breuken waren ontstaan, kloven tussen hen in die ze negeerden maar uiteindelijk zo groot groeiden dat ook hun vingertoppen elkaar niet meer konden raken.
(...)
Ze draaide zich om en liep de deur in, terug naar binnen. Op de hoek bleef ze even staan. Als hij nu nog haar stond te kijken, zou ze teruggaan, want ze had pijn in haar borst en branderige ogen en ze hield het niet meer. Ze haalde diep adem en keek om, maar hij draalde slechts even en stapte toen resoluut weg. Weg van haar, weg van een verleden vol pijn, maar ook vol vreugde.
(...)
En in tranen vroeg ze af hoe het kwam dat zijn optelsom negatief uitkwam. Wat was er dat ze verkeerd gedaan had? Ze begreep dat hij dit nodig had, deze vrijheid, dat zij hem verstikte, dat ze moest veranderen. Ze begreep zoveel maar toch verstond ze er zich niet aan dat hij het ene moment zei dat hij niet meer wist of hij haar nog graag zag en het andere moment schreef "ik hou van jou, maar ik heb dit nodig...". Het warrelde zo in haar hoofd dat alles duizelde, wat was er echt gebeurd, wat was er later aan toegevoegd? Misschien moest ze het daarom maar opschrijven, om haar gemis uit te vlakken, aan te tonen dat het toch maar "een liefde" was. Maar wat als ze dan tot de conclusie kwam dat het "dé liefde" was? Maar vanuit haar eigen gevoelens en gedachten kwam er geen antwoord meer want langzaam gleed ze weer met open ogen in de bodemloze zwarte put van de slaap.
Ze ligt in bed als water op een spiegel: bleek en zonder woorden, hard opeengeknepen lippen. Ze droomt, zweeft verder, het lijkt alsof ze woorden op de muren schrijft met het bloed dat in al haar verdriet uit haar ogen stroomt. "Ik wou dat ik je kon zeggen wat je wilt horen maar ook ik heb geen woorden meer voor de wonde die mijn hart bedekt.."vloekt ze, en krast ze in haar armen.
(...)
"Hoe weet je na een paar minuten dat je iemand mag? Waarom was ik tot hem aangetrokken en niet pakweg op de jongen een meter links van hem? Want het was niet alleen zijn gezicht, of de prachtige vorm van zijn lichaam of zelfs niet de manier waarop hij zich voorbewoog dat hem aantrekkelijk maakte. Het was iets waarop je geen vat had, waarop je geen vinger kunt leggen zoals op een stofje. Je weet alleen dat het toen gebeurde, op dat moment, ergens in mei op een mooie dag. Hoe je voelt dat zijn ogen je taxeren, zich in hem opnemen. Hoe je schuchter lacht en dichterbij tracht te komen. Hoe je dicht tegen hem aanleunt en hij met één vinger je arm streelt."
Ze ligt in bed als water op een spiegel: bleek en zonder woorden, hard opeengeknepen lippen. Ze droomt, zweeft verder, het lijkt alsof ze woorden op de muren schrijft met het bloed dat in al haar verdriet uit haar ogen stroomt. "Ik wou dat ik je kon zeggen wat je wilt horen maar ook ik heb geen woorden meer voor de wonde die mijn hart bedekt.."vloekt ze, en krast ze in haar armen.
(...)
"Hoe weet je na een paar minuten dat je iemand mag? Waarom was ik tot hem aangetrokken en niet pakweg op de jongen een meter links van hem? Want het was niet alleen zijn gezicht, of de prachtige vorm van zijn lichaam of zelfs niet de manier waarop hij zich voorbewoog dat hem aantrekkelijk maakte. Het was iets waarop je geen vat had, waarop je geen vinger kunt leggen zoals op een stofje. Je weet alleen dat het toen gebeurde, op dat moment, ergens in mei op een mooie dag. Hoe je voelt dat zijn ogen je taxeren, zich in hem opnemen. Hoe je schuchter lacht en dichterbij tracht te komen. Hoe je dicht tegen hem aanleunt en hij met één vinger je arm streelt."
Op de avond dat ik weer voor het eerst wolken uitademde, zocht ik je. Je was er niet, maar hoe hard m'n hart ook klopte, het had geen haast, zoals dit nooit haast zal hebben. De kleuren aan de horizon zingen een slaapliedje, zonsondergangen als geduldige woorden, langgerekte zinnen, oneindige verhalen. Cirkels in geruststellende pasteltinten, de warmte in de nacht en de volgende dag. Wanneer de sneeuw valt zal ik alles op het grasveld schrijven, en wanneer de zomerzon de woorden weg smelt zullen onze woorden misschien meesmelten.