Kinesitherapie: Roeselare: XAVIER VANDENBERGHE

Welkom op mijn kiné-blog

Met deze info wil ik U meehelpen vlotter te revalideren

Gebruik steeds de "zoeken in blog"-functie of kies via categorieën 

 


Xavier Vandenberghe

 
 


Foto

Zoeken in blog


Categorieën
  • Gewrichten (4294967295)
  • Pathologieën (aandoeningen) (9)
  • Skelet (0)
  • Spieren (3)

  • U hebt een vraag?

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Kinesitherapie / Voetreflextherapie / Lymfdrainage ad modum Vodder
    02-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het heupgewricht

    Het heupgewricht is een kogelgewricht, dat de verbinding vormt tussen het dijbeen en het bekken. Een kogelgewricht is een gewricht dat bestaat uit een kom en een bolvormige kop. Een dergelijk gewricht heeft meerdere graden van vrijheid. De kom en de kop hebben een laagje kraakbeen aan het oppervlak, waardoor deze soepel over elkaar heen kunnen schuiven.

    Anatomie van het heupgewricht:

    Het heupgewricht verbindt de romp (meergepaald het bekken) soepel met het been: het ligt dus tussen het bekken en het dijbeen. De heup is een zogenaamd kogelgewricht waarvan de vorm een ruime bewegingsvrijheid laat.

    Het gewricht bestaat uit de heupkom (acetabulum) van het bekken en de kop (femurkop) op het dijbeen, en is met een laag kraakbeen bedekt.

    Het gewricht zelf is stevig ingepakt in een gewrichtskapsel. Binnenin het gewrichtskapsel produceert een laag slijmvlies het synoviale vocht. Dit synoviale volcht voedt enerzijds het kraakbeen en smeert anderzijds het gewricht zodat het zonder wrijving kan bewegen. Het dient ook in zekere mate als schokdemper om de aanzienlijke krachten op te vangen die tijdens het leven van een persoon op het gewricht inwerken.

    De botten zijn verbonden met ligamenten die het gewricht de nodige stevigheid verlenen.

    Spieren en pezen zorgen ervoor dat bot gewricht kan bewegen. 

    Aandoeningen van het heupgewricht

    Slijtage – artrose - heupprothese

    Als het laagje kraakbeen versleten raakt, dan wordt het oppervlak ruw, waardoor bewegen stroever en daardoor pijnlijker wordt. Dit proces staat bekend als artrose. Heupartrose wordt ook in de medische taal coxartrose genoemd.  Met een door toenemende beschadiging van het heupgewricht ontstaat geleidelijk aan pijn in het heupgewricht en nemen zowel beweeglijkheid als belastbaarheid af. Voor het stellen van een juiste diagnose zijn nodig:

    -       anamnese (vraagstelling)

    -       lichamelijk onderzoek (klinisch onderzoek)

    -       röntgenonderzoek (RX – scanner)

    -       incidenteel aanvullend laboratoriumonderzoek.

     

    Anamnese

    In de anamnese ter zake van heupaandoeningen zijn de volgende items van belang:

    -       aard en lokalisatie pijn

    -       aard en omvang van uitstralingspijn (bekken – been – knie)

    -       relatie met inspanning

    -       aanwezigheid start en/of nachtpijn

    -       maximale loopafstand

    -       problemen in de ADL sfeer

    -       werk en vrijetijdsaspecten

    -       voorgeschiedenis inzake preëxistente heupaandoeningen inclusief operaties

    -       medicamenten gebruik.

     

    Lichamelijk onderzoek.

    Het lichamelijk onderzoek van de heup richt zich naar de volgende onderdelen:

    -       looppatroon;

    -       onderzoek in staande houding;

    -       beenlengte;

    -       proef van Trendelenburg;

    -       onderzoek in liggende houding;

    -       inspectie en palpatie;

    -       beenlengte;

    -       contracturen, handgreep van Thomas;

    -       beweeglijkheid van de heup.

     

     

    Looppatroon.

    Heupaandoeningen zijn vaak al op afstand herkenbaar. Normaliter is het looppatroon symmetrisch d.w.z beide benen worden gelijkmatig belast en de paslengte is beiderzijds gelijk. Door pijn en functiebeperking, raakt de paslengte aan de aangedane zijde verkort en vaak wordt een stok gebruikt, iets wat de belasting op de heup verder doet verminderen. Door de pijn ontstaat een insufficiëntie van in het bijzonder de musculus gluteus medius, waardoor het bekken tijdens stand en lopen niet meer horizontaal kan worden gehouden, maar naar de aangedane zijde doorzakt (Trendelenburg fenomeen). Soms poogt de patiënt dit te compenseren door het zwaartepunt van zijn lichaam boven de heup te brengen, zichtbaar aan een zijdelings heen en weer zwaaien van de romp tijdens lopen (Duchenne gang, zie schema). Hierdoor wordt de mechanische belasting op de heup verlaagd en daarmee ook de pijn..

     

    Onderzoek in staande houding.

    Men controleert of het bekken recht staat. Het bekken behoort in het frontale vlak horizontaal te staan. Men kan dit controleren door de spina iliaca anterior superior beiderzijds gelijktijdig te palperen en dit verder verifiëren door aan de achterzijde beiderzijds de spina iliaca posterior superior te palperen. Soms treft men hier discrepanties aan door bekken asymmetrie of contracturen. Bij verdenking op beenlengteverschil zal men met plankjes van verschillende dikte de grootte van dit lengteverschil pogen te quantificeren. Dit kan later bij onderzoek in liggende houding nog nader gecontroleerd worden. Wanneer er een flexiecontractuur in de heup aanwezig is, staat de patiënt met hetzij een gebogen heup aan de aangedane zijde of poogt hij dit te corrigeren door een versterkte lendenlordose aan te nemen.

     

    Met de proef van Trendelenburg is de stabiliteit van het bekken te onderzoeken, in het bijzonder de functie van de musculus gluteus medius. Een positieve proef van Trendelenburg kan ondermeer veroorzaakt worden door de volgende factoren:

    -       pijnlijke heup (antalgische reactie)

    -       instabiel belastingspunt van de heup zoals bij congenitale heup(sub)luxatie of een pseudarthrose na fractuur

    -       parese van de heupabductiemusculatuur zoals bij verscheidene neurologische aandoeningen

     

    Onderzoek in liggende houding.

    Allereerst zal men vaststellen of er een dwangstand van de heup aanwezig is door te controleren of de spina iliaca anterior superior (of het bekken wel recht staat) beiderzijds op gelijke hoogte ligt. Bij een normaal beweeglijke heup kan een dergelijke bekkendwangstand veroorzaakt worden door een gefixeerde deformiteit op de lumbosacrale overgang. Bij bekkenscheefstand door contractuur ligt het draaipunt van de heup beiderzijds op verschillende hoogte en zal veelal ook een schijnbaar beenlengteverschil aanwezig zijn waarbij de voeten op verschillende hoogtes liggen. Men kan de omvang van deze contractuur vaststellen door de benen zijdelings te bewegen tot de verbindingslijn tussen beiderzijds de spina iliaca anterior superior loodrecht op de lengteas van het lichaam staat. Ligt bij onderzoek het bekken recht en de knie beiderzijds vlak op tafel wordt een ongelijke stand van de voeten veroorzaakt door een beenlengteverschil. In deze stand kan men de klinische lengte van het been meten door de afstand te bepalen tussen de onderrand van de spina iliaca anterior superior (bekken) en de onderrand van de mediale malleolus (binnenste enkel) aan dezelfde zijde. Voorts geeft een meting van de omvang van de musculus quadriceps (dijspier) een indruk over de mate van spieratrofie (bij minder beweging door de artrose zullen de spieren in omvang afnemen).

     

    Inspectie en palpatie van heup en been.

    De heupregio dient men te inspecteren op abnormale verkleuringen, zwellingen of andere oppervlakte verschijnselen. Het heupgewricht is diep onder de musculatuur gelegen en daardoor niet voor directe palpatie toegankelijk, behoudens de laterale zijde van de trochanter major. Bij rotatie van het been kan de beweging van de trochanter major gevolgd worden. Lokale drukpijn kan wijzen op verschijnselen van bursitis trochanterica (ontsteking). Ook kan soms een klikfenomeen opgewekt worden bij afwisselende endo- en exo-rotatie van het been. Dit wijst op een ‘snapping hip’. Bij routine onderzoek van de onderste extremiteit behoort ook een orïenterend rugonderzoek evenals palpatie van de perifere pulsaties.

     

    Onderzoek van de beweeglijkheid van de heup.

    Bij actief functieonderzoek verkrijgt men een globale indruk van beweeglijk en kracht in de onderste extremiteit. Na het actief bewegingsonderzoek volgt het passief bewegingsonderzoek. Men dient te controleren of de bewegingen werkelijk in de heup plaats vinden en niet door meebewegen van het bekken, zoals bij een stijf heupgewricht gemakkelijk kan gebeuren, in het bijzonder bij ab/adductie en rotaties. Door met de ene hand het te onderzoeken been te bewegen en met de andere hand de spina iliaca anterior superior aan de contralaterale zijde te palperen kan men dit eenvoudig voelen. Rotaties in de heup kunnen zowel in strekstand als in 90 graden flexiestand van de heup gemeten worden. Rotaties in extensiestand van de heup zijn gewoonlijk groter dan die in flexie en het verschil tussen beide kan een indruk geven omtrent de mate van deformiteit in de heupkop.

     

    Röntgenonderzoek.

    Anamnese en lichamelijk onderzoek geven gewoonlijk voldoende aanwijzingen om een waarschijnlijkheidsdiagnose van coxartrose te stellen. Zeker wanneer de klachten langer dan enkele maanden aanhouden dan wel progressief of ernstig zijn verdient het aanbeveling de diagnose meer zeker te stellen door aanvullend röntgenonderzoek. Naast de standaard voorachterwaartse opname wordt ook een axiale of laterale foto van de heup gemaakt. Met axiale foto’s kan voor en achterzijde van het acetabulum (heupkom) beoordeeld worden. Op laterale heupfoto’s worden de voor- resp. achterzijde van het proximale femur uiteinde zichtbaar. In het kader van coxartrose worden de heupgewrichten beoordeeld op gewrichtsspleet versmalling. Verder zijn geregeld cystevorming en sclerosering (afsterven) in femurkop of acetabulum zichtbaar alsmede osteofyt vorming langs de gewrichtsranden. Altijd dient men bedacht te zijn op anderssoortige aandoeningen in heup en bekkenregio. Metastatische tumoren in het bekken zijn geen zeldzaamheid.

     

    Aanvullend beeldvormend onderzoek.

    Indien de röntgen bevindingen correleren met anamnese en bevindingen bij lichamelijk onderzoek is het onderzoek compleet en kan een behandelplan worden opgesteld. Zijn de bevindingen minder specifiek kan nader beeldvormend en/of laboratorium onderzoek geïndiceerd zijn. Ingeval van verdenking op tumoreuze of infectieuze processen is driefasen technetium-scintigrafie geïndiceerd in combinatie met bloedonderzoek als BSE, CRP en leukocyten. Technetium scintigrafie is een gevoelige, maar niet erg specifieke onderzoeksmethode. Verder onderzoek is dan ook veelal nodig. Gallium resp. indium scintigrafie zijn meer specifiek maar minder gevoelig ter zake van infectieuze processen en worden dan ook in aanvulling op technetium-scintigrafie toegepast. MRI onderzoek is sterk in opkomst, maar is (nog steeds) een dure en tijdrovende onderzoeksmethode. De indicatie dient dan ook met enige terughoudendheid gesteld te worden. MRI levert evenwel nauwkeurige informatie over zowel weke delen als ossale structuren. Indien specifieke ruimtelijke informatie over ossale structuren gewenst is, zoals bijvoorbeeld bij fracturen of posttraumatische deformiteiten, geniet een CT-scan de voorkeur, zonodig met driedimensionale gereconstructie. Echografie heeft in de volwassen heuppathologie alleen een plaats bij de detectie van vochtcollecties rond het heupgebied (absces!). In zeldzame gevallen kan een artroscopie van de heup nodig zijn ter completering van de diagnostiek.

    Wanneer de diagnose van heupartrose wordt bevestigd, kan een heupprothese worden geplaatst.

    Vervanging van het heupgewricht door een heupprothese is een operatie die vaak wordt uitgevoerd. Tijdens de operatie vervangt de orthopedisch chirurg het aangetaste heupgewricht door een kunstgewricht. De chirurg kan kiezen uit verschillende benaderingen van het heupgewricht. Deze benaderingen worden bepaald door waar de chirurg de snede maakt om het heupgewricht te bereiken, bijvoorbeeld aan de zijvoorkant of aan de zijachterkant van het bovenbeen. Afhankelijk van de benadering worden spieren losgehaald en wordt het gewrichtskapsel geopend. De chirurg verwijdert de versleten kop en maakt het bekken (de heupkom) pasklaar. Vervolgens plaatst de chirurg een nieuwe kom van kunststof, of een combinatie van kunststof en metaal, in het bekken en een metalen pen met daarop een kop in het bovenbeen. De kop en de kom passen precies in elkaar en samen vormen ze een nieuw heupgewricht. Wanneer alles op zijn plaats zit, worden de spieren en de operatiewond gesloten met hechtingen. Het litteken dat achterblijft van de snede is ongeveer 15 tot 20 cm lang.

    Een gelukte heupvervanging is een dankbare operatie die de kwaliteit van leven van de patiënt belangrijk kan verbeteren. Mislukkingen zijn betrekkelijk zeldzaam (enige procenten[bron?]) maar hebben vaak ernstige gevolgen. Heroperaties hebben duidelijk minder kans op succes dan eerste operaties[bron?].

    Een vervangen heup moet nog steeds met enige omzichtigheid worden behandeld, hoewel de technieken de laatste decennia steeds beter zijn geworden. Zware repeterende belastingen blijven voor een kunstheup wat problematisch; zo goed als een nieuwe natuurlijke heup is ook de beste kunstheup nog niet.

    Problemen die na dergelijke heupoperaties kunnen voorkomen zijn onder andere infectie (wat vaak zal leiden tot het weer moeten verwijderen van de prothese), los gaan zitten, en het uit de kom schieten. Zorgvuldige medewerking van de patiënt met betrekking tot de mate van belastbaarheid tijdens de genezing en het vermijden van risicovolle handelingen die de kunstheup zouden kunnen luxeren (uit de kom laten schieten) is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de operatie. Met name voorover buigen met naar buiten gedraaide heup is een risicofactor voor luxatie (geen veters strikken!)

    De operatie wordt vaak aangeduid als de "totale heup" (total hip) operatie. Het 'totale' slaat op kop en kom die beide worden vervangen. Dit in tegenstelling tot de situatie van een breuk van de hals van het heupbot. Dan wordt vaak alleen de (afgebroken) heupkop vervangen, een zogenaamde kophalsprothese.

    Levensduur

    De tien-jaarsoverleving van een totaleheupimplantaat is voor patiënten onder 50 jaar 85% en boven 75 jaar ruim 95%. (The Swedish National Hip Arthroplasty Register. Annual report 2004; www.jru.orthop.gu.se). Als de heup slijt komen er kleine deeltjes van de contactvlakken tussen kom en kop vrij. Bij de poging om deze deeltjes op te ruimen kan er botverlies optreden en de prothese los komen te zitten. Hierdoor kan pijn ontstaan. Verder kan een prothese klachten geven omdat een bacterie bij de heupprothese is gekomen. Deze infectie kan ontstaan tijdens de totale heupprothese-operatie of later via besmetting via de wond of via het bloed. Als de heupprothese los zit is dit een reden om de heup te vervangen. Bij een zogenaamde revisie van een heupimplantaat heeft men vaak een minder goede botkwaliteit en kwantiteit.
    Het plaatsen van een nieuwe prothese is daarom moeilijker en gaat gepaard met hogere complicatierisico's.
    Een goede methode om het verdwenen bot te herstellen is met behulp van Bone Impaction Grafting. Hierbij gebruikt men bot van de patiënt of uit een donorbank. Na het aanslaan van de botsnippers kan met cement het botdefect opgevuld en de nieuwe heupprothese alsnog geplaatst worden
    [1].

    Behandeling post-operatief

    Wanneer de patiënt thuiskomt na het plaatsen van een heupprothese, wordt de kinesitherapie onmiddellijk hervat. Normaal werd de kine daags na de operatie in het ziekenhuis reeds gestart.

    Belangrijkste behandelingen zijn:

    -          passieve mobilisaties (bewegingen) van de heup

    -          actieve mobilisaties (bewegingen) van de heup

    -          spierversterkingsoefeningen

    -          elektrotherapie

    -          gangrevalidatie

    -          fietsen (hometrainer)

    -          aannemen van een juiste houding

    02-01-2012, 11:49 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Gewrichten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kniegewricht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het kniegewricht vormt de schakel tussen het bovenbeen en het onderbeen. Het betreft hier een zogenaamd scharniergewricht, te vergelijken met een deurscharnier, waardoor het mogelijk is het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen over een afstand van 140° te buigen en vervolgens weer te strekken. 140° is de maximale bewegingsgraad dat een (normaal) kniegewricht kan bewegen (plooien – strekken). Daarnaast kan het onderbeen bij een gebogen knie nog een 8 – tal ° ten opzichte van het bovenbeen draaien.

    Welke beenderen vormen het kniegewricht?

    Het kniegewricht wordt gevormd door drie beenderen van het menselijk skelet: Deze zijn

    1)      het bovenbeen of dijbeen (femur),

    2)      in het onderbeen het scheenbeen (tibia) en

    3)      aan de voorzijde de knieschijf (patella). De knieschijf ‘ligt’ op hetbovenbeen.

    Hierdoor bestaat het kniegewricht eigenlijk uit twee gewrichten, namelijk het gewricht tussen bovenbeen en het scheenbeen en het gewricht tussen de knieschijf en het bovenbeen. Omdat deze twee gewrichten binnen één gewrichtskapsel liggen wordt het functioneel als één gewricht gezien, namelijk het kniegewricht.

    Het kuitbeen (fibula) welke zich evenals het scheenbeen in het onderbeen bevindt (aan de buitenzijde), is niet betrokken bij het bewegen van het kniegewricht, maar bij de bewegingen van het enkelgewricht. Soms bevindt zich nog een extra beentje (sesambeentje) aan de achterzijde van het kniegewricht gelegen in de kuitspier. Dit laatste beentje speelt geen rol bij het kniegewricht.

    Gewrichtsbanden van de knie

    1)      gewrichtsbanden: de gewrichten worden verstevigd met gewrichtsbanden die ligamenten worden genoemd. De banden bestaan uit verschillende lagen sterk bindweefsel. Het kniegewricht heeft een binnenband (mediale band) die in het gewrichtskapsel ligt en een buitenband (laterale band) die net buiten het gewrichtskapsel ligt. De binnenste - en de buitenste gewrichtsbanden zorgen samen voor de zijdelingse stabiliteit van het gewricht.

    2)      Kruisbanden: liggen centraal in het kniegewricht. Ze verbinden ook hier het bovenbeen met het onderbeen. De voorste en achterste kruisband lopen voor en achter elkaar en vormen een zogenaamd ‘kruis’ of ‘x’. De voorste kruisband verhindert dat het onderbeen naar voor schuift ten opzichte van het bovenbeen. De achterste kruisband verhindert dat het onderbeen zich verplaatst naar achteren ten opzichte van het bovenbeen. Wanneer het boven – en onderbeen ten opzichte van elkaar een te grote ‘draaibeweging’ maken, kan (kunnen) de kruisband(en) scheuren (komt veel voor bij ski-ongevallen en voetballetsels).

     

    Meniscus

    Tussen het gewrichtskraakbeen van het bovenbeen en het kraakbeen van het onderbeen bevindt zich zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde een maansikkel - vormig stukje kraakbeen, de zogenaamde binnen (mediale) en buiten (laterale) meniscus. De menisci zijn evenals een sinaasappelschijf aan de buitenzijde dik en worden naar binnen toe dunner. De menisci zijn bedoeld om de vorm van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen wat bolvormig en het onderbeen wat vlak is op elkaar aan te passen.

    De menisci zijn dan ook aan de onderzijde vlak en aan de bovenzijde uitgehold. Daarnaast functioneren de menisci ook als extra schokdempers. Wanneer het gewicht op het been wordt gezet dan kunnen de menisci naar buiten uitwijken waardoor de neerwaartse kracht naar buiten wordt omgezet. Dit is vergelijkbaar wanneer men met de voet op een bal staat. De bal wordt platter en wijkt naar buiten uit waardoor een deel van de krachten die naar beneden zijn gericht naar buiten worden omgezet.

    De uiteinden van de menisci worden hoorns genoemd: aan de voorzijde de voorhoorn, aan de achterzijde de achterhoorn. Het gedeelte wat tussen de voor- en achterhoorn ligt wordt wel middenhoorn genoemd. Bij sommige sportletsels kan (kunnen) de meniscus (menisci) gedeeltelijk scheuren. Meestal wordt dan een kijkoperatie uitgevoerd, om het afgescheurd stukje meniscus te verwijderen. De patiënt volgt nadien kinesitherapie en mag in principe een week niet steunen op het aangedane been.

    Spieren van het kniegewricht (belangrijkste strekkers / buigers)

    De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het kniegewricht zorgen zijn de vierhoofdige dijspier, die de knie strekt (musculus quadriceps femoris) en de buigers (hamstrings) van de knie. De vierkoppige bovenbeenstrekker zit vast aan de bovenkant van de knieschijf (patella). De knieschijf is op zijn beurt weer verbonden met een stevige band aan de voorzijde van het bovenste deel van het scheenbeen. Dit wordt de knieschijfpees (ligamentum patellae) genoemd.

     

    Slijmbeurzen

    Een slijmbeurs (bursa) is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees en de huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of platte bindweefselverbinding tussen spier en bot. De belangrijkste slijmbeurzen rond de knie zijn die tussen de knieschijf en de huid (bursa prepatellaris) en tussen de knieschijfpees en de huid. Bij te hevige belasting van de knie, kan een slijmbeurs ontsteken (bursitis).

    Figuren:

    -          overzicht kniegewricht (zie foto bovenaan)

    -          idem met latijnse benamingen (zie bijlage)

    -          voorste en achterste kruisband (zie bijlage)

    -          menisci (zie bijlage)

    Bijlagen:
    menisci.jpg (8.4 KB)   
    overzicht kniegewricht 2.jpg (11 KB)   
    voorste en achterste kruisband.png (39.3 KB)   

    02-01-2012, 11:33 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Gewrichten
    17-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Syndroom van Tietze
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het kraakbeen dat het borstbeen met de ribben, het sleutelbeen en de rugwervel verbindt zorgt ervoor dat de borstkas flexibel is en kan bewegen bij de ademhaling. Een ontsteking van dit kraakbeen kan erg pijnlijk zijn.

    Het syndroom van Tietze is een goedaardige, maar vaak hevig pijnlijke, chronische ontsteking van het/de kraakbeenverbinding(en) in de borstkas tussen de ribben en het borstbeen. Als daarnaast ook het kraakbeen onderaan het borstbeen gezwollen raakt dan spreekt men van het syndroom van Tietze. Het kraakbeen kan door de ontsteking zo opzwellen, dat er op de pijnlijke plaats een rode warme zwelling zichtbaar wordt. De pijn zit vaak ook achter het borstbeen en straalt soms uit naar rug, nek, schouder en arm.

    Deze ontsteking wordt ook wel costochondritis (costa = rib, chondros = kraakbeen, -itis: duidt een ontsteking aan) genoemd. In dat geval gaat het echter om pijnlijke ontstekingen van het kraakbeen tussen de ribben en het sleutelbeen en/of de rugwervel. Meestal gaat het om de tweede, derde of vierde rib.

    Op de pijnlijke plek drukken, diep zuchten, hoesten en niezen is extra pijnlijk.

    Diagnose van het syndroom van Tietze: Langdurig en niet eenvoudig

    Vaak wordt Tietze verward met hartklachten en Angina Pectoris, doordat de symptomen hier erg veel overeenkomsten mee vertonen. Pijn op de borst, uitstralende pijn naar de arm en benauwdheid zijn immers ook tekenen van een naderende hartaanval. Daarnaast zijn er nog meer mogelijke oorzaken voor pijn op de borst, die soms meer voor de hand liggend zijn.

    Ook beknelling van zenuwen of een gebroken rib kunnen namelijk dezelfde klachten veroorzaken. Maagproblemen zoals een maagzweer kunnen zorgen voor druk in de borstkas en
    vergelijkbare pijnklachten geven. Hetzelfde geldt voor complicaties bij een longontsteking of pleuritis (borstvliesontsteking).

    Een andere ziekte, die vergelijkbare klachten geeft is reuma. Bij reuma of reumatoïde artritis is er ook sprake van ontstekingen, die in borstkas en gewrichten kunnen optreden. Bij reuma is er vaak sprake van koorts en gewichtsverlies, terwijl dit bij Tietze niet het geval is.

    Een arts zal, wanneer hij het syndroom van Tietze overweegt als mogelijke oorzaak, soms druk uitoefenen op de borst. Bij het syndroom van Tietze leidt dit tot verergering van de pijn, terwijl dit bij hartdysfunctie vaak niet het geval is.

     

    Reumatische aandoening

    Het syndroom van Tietze en costochondritis zijn net als reumatoïde artritis en de ziekte van Bechterew, beiden vormen van ontstekingsreuma

    Klachten

    De klachten kunnen geleidelijk of plotseling ontstaan en komen meestal voor in opstoten. Soms is het na enkele dagen weer over, maar het kan ook langer duren of nooit meer weggaan.

    Oorzaak

    De oorzaak van het syndroom van Tietze is (nog) niet bekend. In het bloed is geen afwijking te zien. Op röntgenfoto's is een zwelling onder het borstbeen zichtbaar. Pijn op de borst kan ook een andere oorzaak hebben zoals angina pectoris, een hartinfarct, longembolie of maagzweer. Het is daarom belangrijk om die oorzaken uit te sluiten en bij klachten altijd een huisarts of specialist te raadplegen. Het is meestal voor een langdurige periode.

    Behandeling

    Behandeling bestaat over het algemeen uit pijnstillers, ontstekingsremmers en eventueel een injectie op de plaats van de pijn. Verder is het belangrijk om te letten op je houding (goed rechtop zitten bijvoorbeeld). Oefeningen zijn ook goed, maar tijdens een periode van hevige klachten kan dit soms te pijnlijk zijn.

    è Gerichte massages, acupunctuur, in combinatie met houdingsoefeningen en langdurig trainen geven meestal een redelijk goed resultaat.

    17-11-2011, 22:20 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    04-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Musculus sternocleidomastoideus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De musculus sternocleidomastoideus (borstbeen-sleutelbeen-tepelspier) is een tweekoppige spier in het halsgebied, met aanhechtingen aan de schoudergordel. De spier is van buitenaf zeer goed zichtbaar. Eén kop ontspringt aan het borstbeen, de ander aan het sleutelbeen. De beide koppen hebben hun aanhechting gezamenlijk aan de processus mastoideus en de linea nuchea superior op de schedel (aan de achterzijde van het oor).

    De m. sternocleidomastoideus kan, indien eenzijdig geactiveerd, het hoofd buigen en draaien. Het is een homolaterale lateroflexor. Dat wil zeggen dat de buiging van het hoofd wordt veroorzaakt door de spier die aan de kant ligt waarheen de buiging gericht is. De spier is daarentegen een heterolaterale rotator. Dat wil zeggen dat de rotatie van het hoofd wordt veroorzaakt door de spier die aan de tegenovergestelde zijde ligt van waarheen de rotatie gericht is (eenvoudig gezegd: de rechterspier zorgt voor een buiging naar rechts en een rotatie naar links). De spier kan, indien zowel de linker als de rechter spier gelijktijdig geactiveerd wordt, het hoofd naar voren buigen. Tevens heeft de spier met de kop die aan het sleutelbeen aanhecht, een geringe functionaliteit op de schoudergordel. Hij helpt dan mee met elevatie. In die hoedanigheid wordt de spier ook wel gerekend tot de hulpademhalingsspieren (in-ademhalingsspier).

    Wanneer de li. of re. m. sternocleidomastoideus zich in kramptoestand bevindt, kan er een torticollis (zie pathologieën) of scheefstand van het hoofd ontstaan.

    04-09-2011, 19:27 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Spieren
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Musculus trapezius
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De musculus trapezius of monnikskapspier is de ruitvormige spier bovenop de rug. De monnikskapspier loopt van de schedelbasis tot aan het midden van de rug.

    Ze bestaat uit

    • Bovenste vezels (pars descendens)
    • Middelste vezels (pars transversus)
    • Onderste vezels (pars ascendens)

    De naam "monnikskapspier" wijst op de vorm van de spier ten opzichte van de rest van de romp. Het doet denken aan een niet opgezette kap van een monnik.

    De musculus trapezius behoort tot de ademhalingsspieren, meerbepaald tot de IN – ademhalingsspieren.

    Wanneer de m. trapezius komt vast te zitten, dan spreken we over het ‘trapeziussyndroom’ (à zie pathologieën: trapeziussyndroom).

    04-09-2011, 19:25 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Spieren
    01-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Bulging disc' in de rug of de nek.

    Oorzaak van een 'Bulging disc'

    Een tussenwervelschijf is opgebouwd uit een vezelige en stevige ring (annulus fibrosus) en een zachte kern (nucleus pulposus) en vangt schokken op in de wervelkolom.

    Slijtage (of degeneratie) van een tussenwervelschijf is een proces dat bij iedereen in de loop van het leven in min of meerdere mate plaatsvindt. Dat kan aanleiding geven tot nek- en rugklachten, hoewel dat lang niet altijd gebeurt.

    Wanneer degeneratie van een tussenwervelschijf optreedt, kan deze gaan uitpuilen (= ‘’bulging discus’’).

    We spreken van een ‘bulging disc’, of discusprotrusie, wanneer de kern (de nucleus) van de tussenwervelschijf een klein beetje gaat uitpuilen (zie figuur onderaan).  Het is te vergelijken met  een ‘bobbel’ op een fietsband waarvan de buitenband nu toch wel erg dun aan het worden is. Door inwendige scheurtjes in de ring van de tussenwervelschijf (de annulus fibrosus: grijs op de figuur) dreigt de kern (nucleus pulposus: rood op de figuur) nu naar buiten te komen. Breekt de buitenband daadwerkelijk helemaal door en komt de binnenband echt naar buiten, dan spreken we meestal van een discusprolaps (of ‘discushernia’). Op de MRI kun je het uitpuilen of ‘bulging disc’ zien. De radioloog en de neuroloog zijn gewend om van een ‘bulging disc’ te zeggen dat dit géén hernia is, maar dat dit beetje uitpuilen nog wel kan. Toch vind ik een ‘bulging disc’ wél een passende diagnose, die aangeeft dat de tussenwervelschijf beschadigd is en op het punt staat om door te breken. Dit laatste hoeft natuurlijk niet te gebeuren, zeker niet wanneer de tussenwervelschijf en het balletje langzaam inzakken en uitdrogen. Vergeleken met een fietsband, kun je dan zeggen dat het niet zo erg is wanneer de binnenband langzaam wat meer leegloopt. Immers een slappe band zal niet gemakkelijk leiden tot een klapband. Bij het ontstaan van een hernia is het al net zo: de eerste klap is een daalder waard.

    Symptomen

           - pijn in de rug die kan uitstralen naar een been of arm

           - tintelingen, speldenprikken of voosheid in diezelfde regio

           - uitval van functies: krachtverlies, verlies van reflexen, zelfs    verlammingsverschijnselen in ernstige gevallen

    Behandeling

    -         Rust !!!!!

    -         kinesitherapie onder de vorm van:

    1)    relaxerende massage

    2)    bindweefselmassage

    3)    extensie – oefeningen in het bijzijn van de kinesitherapeut

    4)    TENS – applicatie (2 electroden)

    5)    Bekkenkantelingsoefeningen

    6)    In een verder stadium: stabilisatie – oefeningen rug – buikspiertonificatie – rugspiertonifiactie

    7)    Preventief: rugschooltechnieken

            

                Om de pijn te verzachten, kan je bepaalde vormen van pijnmedicatie gebruiken. Paracetamol en/of ontstekingsremmers kunnen aangewezen zijn. Ook infiltraties zijn eventueel een oplossing bij aanhoudende pijn. Verder kan ook rhizotomie een oplossing vormen wanneer de pijn blijft duren.





    01-09-2011, 17:53 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    27-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bursitis trochanterica
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De anatomie van de heupregio

    De kop van het bovenbeen vormt samen met de heupkom het heupgewricht. De trochanter

    major is een uitstekend botdeel t.h.v. de buitenzijde van het bovenbeen (op figuur aan de rechterzijde). Een deel van de bil- en bovenbeenspieren zit vast aan een peesplaat aan de buitenzijde van het bovenbeen (trochanter major). Tussen de trochanter major en de peesplaat zit een soort

    stootkussentje gevuld met slijm, de zogenaamde bursa.

    Bij een kortdurende (maar hevige) druk op de bursa, of bij een chronische (en minder hevige) druk erop, kan de slijmbeurs gaan ontsteken à de zogenaamde bursitis.

    è Een bursitis t.h.v. de heup wordt een ‘bursitis trochanterica’ genoemd.

    Bursitis trochanterica

    Wat is de oorzaak van bursitis trochanterica?

    Er kunnen verschillende oorzaken zijn:

    - door chronische beknelling

    - stoten, vallen (kortdurende hevige druk) op de heup

    - langdurig op de zij liggen op harde ondergrond (bijv. bij kamperen)

    - overgewicht

    - verschil in beenlengte

    - hyperlaxiteitssyndroom

    Wat zijn de klachten?

    Pijn in de heup, soms met uitstraling naar de bil, bovenbeen en knie bij:

    • fietsen
    • (trap)lopen
    • bukken of opstaan uit een stoel
    • op de aangedane zij liggen is onmogelijk

    (ook: een 'knappend' geluid bij het buigen van het been.)

    Behandeling:

    - kinesitherapie: hierbij wordt een ontstekingwerende gel in de huid gebracht via ultrasonoforese. Ook electrotherapie (middenfrequente stroomvorm) wordt toegepast om de doorbloeding lokaal te verhogen en een sneller genezingsproces te bekomen. Nadien mobiliseert de therapeut de heup om rigiditeit of het vast komen te zitten tegen te gaan.

    - Rust

    - Ontstekingswerende medicatie (op voorschrift van dokter)

    27-03-2011, 14:11 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Whiplash
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Veel slachtoffers van een verkeersongeval lijden aan het whiplash – syndroom. Het whiplash – syndroom (letterlijk zweepslag – syndroom), is een versnellings – vertragingstrauma, wanneer de nek plots overstrekt wordt naar achteren en vervolgens overdreven naar voren buigt. Dit gebeurt o.a. bij auto – ongevallen, waarbij het slachtoffer de andere auto niet ziet aankomen.

    De aanrijding langs achter veroorzaakt een plotse, krachtige voorwaartse versnelling. De auto schiet naar voren en de gordel zorgt ervoor dat de rug één blijft met de zetel. Enkel het hoofd kan dus bewegen en het whiplash – syndroom wordt veroorzaakt.

    Letsels

    Meestal worden de gewrichtsbanden rondom de wervels beschadigd (verrekking of scheur), alsook de trapeziusspier of de monnikskapspier.

    Het zijn vooral de gewrichtsbanden die de verschillende nekwervels in de lengte bij elkaar houden die beschadigd kunnen worden. à in dit geval is er sprake van een ernstig whiplash – syndroom: door de beschadigde gewrichtsbanden t.h.v. de nekwervels kunnen de wervels beginnen te verschuiven, met alle gevolgen van dien (zeuwletsels,..). Gelukkig komt dit slechts in een uiterst klein aantal gevallen voor.

    Wat (bijna) altijd voorkomt na een whiplash is beschadiging aan de trapeziusspier.

    De 'Trapezium' is een skeletspier in het bovenlichaam, ter hoogte van de

    schouderbladen. De spier vertrekt aan het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de ‘Monnikskapspier’, genoemd naar haar vorm.

    De spier zorgt voor de beweging van bovenrug, schouders en nek.

    De ‘whiplash’ brengt een verandering in de spierspanning teweeg,

    waardoor het lichaam te hard op deze spier inwerkt en de spier zich als

    het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor soms zwellen.

    Hierdoor ontstaat een chronisch terugkerende pijn en ongemak, in

    tegenstelling tot eenmalige pijn. De mate en intensiteit is subjectief

    aan diens oorzaak en de capaciteit van elk individueel lichaam (à iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn dan de andere).

    Wat kunnen de gevolgen zijn?

    De volgende klachten treden meestal op bij patiënten met het whiplash - syndroom. Om die redenen wordt dan ook meestal de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:

    - Nekstijfheid en bewegingsbeperking (moeilijk naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid

    - Nekpijn (uitstralend naar de schouder(s) en arm(en) toe). De pijn begint soms enkele dagen na het trauma.

    - Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd toe, omdat de spier daar aanhecht (zie fig.))

    - Rugpijn

    - oorzuizingen

    - duizeligheid

    -Spierspasme (kramp)

    -Hypergevoeligheid aan 'triggers' (à dit zijn zeer gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).

    Prognose:

    95% evolueert zeer gunstig met volledig herstel. Na enkele weken kunnen de meeste slachtoffers hun beroepsbezigheden hernemen. Binnen 3 maanden is meer dan 70% volledig klachtenvrij.

    (enkel de slachtoffers met wervelschade – schade aan tussenwervelschijven – hernia hebben een iets minder gunstige prognose en kunnen meer dan 3 maand last hebben van de whiplash).

    è Bij U = gunstige prognose

    Welke maatregelen kan U treffen?

    Men kan pas maatregelen treffen, als er diagnose gesteld is. De reden

    hiervoor is simpel: gezien elke aandoening een andere oorzaak heeft,

    moet men de oorzaak kunnen behandelen.

    -Kinestherapie (warmtepacking – iontoforese – ultrasonoforese – massage)

    -Massage

    -Spierontspanners (op voorschrift van de dokter!!)

    - leg ook zelf warmte op uw nek (kersenpitkussen)

    27-03-2011, 14:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Piriformis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Een klein, maar o zo belangrijk spiertje ter hoogte van het zitvlak. Eén van de vele spieren, ware het niet dat de grootste zenuw (nervus ischiadicus), verantwoordelijk voor de motoriek van het onderste lidmaat er net vóór passeert.

    Wanneer deze spier hyper tonis (m.a.w: overbelast en in kramptoestand ) is, geeft ze een bepaalde druk op de grote beenzenuw. Met als gevolg een tintelend gevoel over het ganse been, het onderbeen, de voet:  een "slapend" gevoel.
    Heel vaak komt dit voor bij mensen met een zittend beroep. Vb. een truckchauffeur, die uiteraard continue zit met de portefeuille in de achterzak. Het gebeurt wel eens dat na enkele uren rijden het rechterbeen volledig "slaapt".

    Dit is perfect te verhelpen mits goeie manuele therapie, diepe dwarse fricties en tractie van het heupgewricht.

    Uit ervaring weet ik dat, met een correcte behandeling (zie hierboven) de kans op hervallen minimaal.
     

    27-03-2011, 13:48 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Spieren
    09-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trapeziussyndroom door whiplash
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Whiplash-syndroom

    Veel slachtoffers van een verkeersongeval lijden aan het whiplash – syndroom. Het whiplash – syndroom (letterlijk zweepslag – syndroom), is een versnellings – vertragingstrauma, wanneer de nek plots overstrekt wordt naar achteren en vervolgens overdreven naar voren buigt. à dit gebeurt o.a. bij auto – ongevallen, waarbij het slachtoffer de andere auto niet ziet aankomen.

    De aanrijding langs achter veroorzaakt een plotse, krachtige voorwaartse versnelling. De auto schiet naar voren en de gordel zorgt ervoor dat de rug één blijft met de zetel. Enkel het hoofd kan dus bewegen en het whiplash – syndroom wordt veroorzaakt.


    Letsels

    Meestal worden de gewrichtsbanden rondom de wervels beschadigd (verrekking of scheur), alsook de trapeziusspier of de monnikskapspier.

    Het zijn vooral de gewrichtsbanden die de verschillende nekwervels in de lengte bij elkaar houden die beschadigd kunnen worden. à in dit geval is er sprake van een ernstig whiplash – syndroom: door de beschadigde gewrichtsbanden t.h.v. de nekwervels kunnen de wervels beginnen te verschuiven, met alle gevolgen van dien (zeuwletsels,..). Gelukkig komt dit slechts in een uiterst klein aantal gevallen voor.

    Wat (bijna) altijd voorkomt na een whiplash is beschadiging aan de trapeziusspier.

    De 'Trapezium' is een skeletspier in het bovenlichaam, ter hoogte van de schouderbladen. De spier vertrekt aan het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de ‘Monnikskapspier’, genoemd naar haar vorm.

    De spier zorgt voor de beweging van bovenrug, schouders en nek.

    De ‘whiplash’ brengt een verandering in de spierspanning teweeg, waardoor het lichaam te hard op deze spier inwerkt en de spier zich als het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor soms zwellen.

    Hierdoor ontstaat een chronisch terugkerende pijn en ongemak, in tegenstelling tot eenmalige pijn. De mate en intensiteit is subjectief aan diens oorzaak en de capaciteit van elk individueel lichaam ( iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn dan de andere).

    Wat kunnen de gevolgen zijn?

    De volgende klachten treden meestal op bij patiënten met het whiplash - syndroom. Om die redenen wordt dan ook meestal de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:

    - Nekstijfheid en bewegingsbeperking (moeilijk naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid

    - Nekpijn (uitstralend naar de schouder(s) en arm(en) toe). De pijn begint soms enkele dagen na het trauma.

    - Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd toe, omdat de spier daar aanhecht)

    - Rugpijn

    - oorzuizingen

    - duizeligheid

    -Spierspasme (kramp)

    -Hypergevoeligheid aan 'triggers' (Dit zijn zeer gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).

    Prognose:

    95% evolueert zeer gunstig met volledig herstel. Na enkele weken kunnen de meeste slachtoffers hun beroepsbezigheden hernemen. Binnen 3 maanden is meer dan 70% volledig klachtenvrij.

    (enkel de slachtoffers met wervelschade – schade aan tussenwervelschijven – hernia hebben een iets minder gunstige prognose en kunnen meer dan 3 maand last hebben van de whiplash).

    Welke maatregelen kan U treffen?

    Men kan pas maatregelen treffen, als er diagnose gesteld is. De reden

    hiervoor is simpel: gezien elke aandoening een andere oorzaak heeft,

    moet men de oorzaak kunnen behandelen.

    - Kinestherapie (warmtepacking – iontoforese – ultrasonoforese – massage)

    - Massage

    - Spierontspanners (op voorschrift van de dokter!!)

    - Leg ook zelf warmte op uw nek (kersenpitkussen)






    09-06-2010, 22:12 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorste kruisbandletsel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anatomie

    De kruisbanden zijn aan de buitenkant van de knie niet zicht- of voelbaar. Ze bevinden zich dus binnenin de knie en hebben een kruislings verloop (vandaar de benaming). De voorste kruisband gaat voor de achterste kruisband (zie figuur). Beide vormen ze een verbinding tussen het bovenbeen en het onderbeen. à door die dubbele verbinding tussen boven- en onderbeen wordt de stabiliteit van de knie verzekerd. De functie van de kruisbanden is dus stabiliteit geven aan het kniegewricht (verbinding verstevigen tussen boven- en onderbeen en voorkomen van draaibewegingen).

    Symptomen van een kruisband – letsel

    wanneer na een opgelopen (sport)trauma de volgende symptomen optreden, is er een veel kans op een kruisbandletsel:

    - De knie kan niet meer volledig gestrekt worden (zit dus op ‘slot’)

    - het is nog nauwelijks mogelijk om op het been te steunen of te lopen

    - je zakt tijdens het staan of gaan door de knie (stabiliteit is verminderd of weg)

    - 80% van de slachtoffers hoort een ‘knap’

    - Door het scheuren van de voorste kruisband, ontstaat er meestal een bloeding in de knie, zodat er na een uur of enkele uren een serieuze zwelling kan ontstaan.

    - De therapeut zal een positieve ‘Lachman’ en ‘schuifladetest uitvoeren.

    - Positief beeld op MRI-scan of NMR-scan

    09-06-2010, 22:02 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    08-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Torticollis - Trapeziussyndroom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Torticollis - Trapeziussyndroom

    Wat is ‘torticollis’?

    Torticollis spasmodica gaat gepaard met een ongewilde contractuur (spier die vastzit) van een

    of meerdere spieren van de nek en hals waardoor er een abnormale stand

    en/of abnormale bewegingen van het hoofd ontstaan (scheefstand hoofd, niet goed kunnen draaien met het hoofd naar links of rechts).

    De aandoening kan op elke leeftijd optreden en zowel bij mannen als bij

    vrouwen.

    De belangrijkste spier die de problemen veroorzaakt is de

    *sternocleidomastoïd*, de spier die instaat voor de rotaties van het hoofd en de

    bewegingen van de nek. Het samentrekken van de spier is de oorzaak van

    de afwijkende positie van het hoofd (altijd aan één enkele kant) die de

    bewegingen behoorlijk bemoeilijken. Ook de *monnikskapspier of de trapezius*kan voor

    nekproblemen zorgen en voor hinder bij arm- en schouderbewegingen.

    In elk geval veroorzaakt torticollis pijn en bemoeilijkt de aandoening

    de lichaamsbeweging.

    Wat is ‘trapeziussyndroom’?

    De 'Trapezium' is een skeletspier in het bovenlichaam, ter hoogte van de

    schouderbladen. De spier vertrekt aan het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de ‘Monnikskapspier’, genoemd naar haar vorm.

    De spier zorgt voor de beweging van bovenrug, schouders en nek.

    Een aantal oorzaken brengt een verandering in de spierspanning teweeg,

    waardoor het lichaam te hard op deze spier inwerkt en de spier zich als

    het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor soms zwellen.

    Hierdoor ontstaat een chronisch terugkerende pijn en ongemak, in

    tegenstelling tot eenmalige pijn. De mate en intensiteit is subjectief

    aan diens oorzaak en de capaciteit van elk individueel lichaam (à iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn dan de andere).

    Wat zijn mogelijke oorzaken van Trapeziussyndroom - torticollis?

    Nekstijfheid kan het resultaat zijn van een groot aantal factoren,

    inclusief het aannemen van een statische positie (te weinig beweging). De oorzaken kunnen onderverdeeld worden in autonome en niet-autonome oorzaken van de aandoening. Belangrijk is, niet zelf uit te gaan van diagnoses. Laat uw dokter constateren wat er precies fout gaat. Naast al deze factoren mogen we ook niet vergeten dat het ene lichaam nu eenmaal een betere

    spierwerking heeft als het ander en het belasten van de trapeziusspier

    soms onbewust gebeurt.

    -Plots trauma aan het weefsel van de skeletspier (spieren, ligamenten, ..), bijv bij een auto-ongeluk.

    -Een kwetsuur aan de wervelkolomschijven

    -Herhaalde bewegingen (overdreven belasting: de spier verrekt zich), bijv. bij breien, etc..

    -Gebrek aan activiteit (bijv bij bedlegerigheid, verlammingen, ziekte, armbreuk,..)

    -Tocht, Airco, plotse blootstelling aan koude

    - stress

    - Een lichaamspositie waarbij het hoofd langdurig naar achteren gebogen wordt (bij het wassen of schilderen van een plafond bijv.)

    - Een slechte *slaaphouding*

    Wat zijn de gevolgen van het trapeziussyndroom en van torticollis?

    De volgende klachten treden meestal op bij patiënten met deze syndromen. Om die redenen wordt dan ook meestal de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:

    - Nekstijfheid (moeilijk naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid

    - Nekpijn (uitstralend naar de schouder(s) toe).

    - Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd toe, omdat de spier daar aanhecht (zie fig.))

    - Rugpijn

    -Spierspasme (kramp)

    -Hypergevoeligheid aan 'triggers' (à dit zijn zeer gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).

    - vertigo of draaierigheid (evenwichtsstorrnissen, voornamelijk bij het neerliggen)

    Welke maatregelen kan je treffen?

    Men kan pas maatregelen treffen, als er diagnose gesteld is. De reden

    hiervoor is simpel; gezien elke aandoening een andere oorzaak heeft,

    moet men de oorzaak kunnen behandelen. Natuurlijk kan men preventief ook

    maatregelen treffen om uw lichaam in een gezonde conditie te behouden.

    + Preventieve maatregelen

    -Zorg voor een correcte sta-houding (schouders niet laten zakken, hoofd rechtop)

    -Werk in de juiste ergonomische zithouding (vooral bureelwerk aan pc)

    -Zorg voor een duidelijk slaappatroon op een aangepaste matras. Verander

    die matras ook regelmatig (draaien)

    -Let op je voeding

    -Doe regelmatig aan sport

    -Vermijd stress

    - Vermijd koude tocht op de nekspieren

    + Maatregelen na de diagnose van trapeziussyndroom / torticollis

    Alle preventieve maatregelen gelden ook hier terug. Wie last heeft van

    de rug-en/of nek heeft iets verkeerd gedaan of doet het nog steeds. Pas

    ook bovenstaande maatregelen dus hier toe.

    -Kinestherapie (warmtepacking – iontoforese – ultrasonoforese – massage)

    -Massage

    -Spierontspanners (op voorschrift van de dokter!!)

    08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Patellapeestendinitis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Patellapeestendinitis = onsteking van de kniepees.

    Oorzaak van het letsel

    Patellapeestendinitis is frequent een sportletsel o.a. bij springsporten (volleybal, basket, trampoline, voetbal, ..). Vandaar ‘Jumpers knee’.

    De dijspier (quadriceps), knieschijf (patella) en de patellapees vormen het strekapparaat van de knie (zie figuur). De patellapees loopt over de knieschijf naar het onderbeen richting zijn aanhechting, de ‘tuberositas tibiae’ (een beenderige knobbel juist onder de knie).

    Het is 1 van de dikste en sterkste pezen van het lichaam.

    Een pees is een levende structuur, maar heeft een beperkte bloedvoorziening en een beperkte aanwezigheid van levende cellen waardoor de mogelijkheid tot genezing (helingscapaciteit) beperkter is dan bijv. de huid (die wel goed doorbloed is).

    Door het normaal dagelijks gebruik, maar nog meer door te intensieve training van bovengenoemde sporttakken, kunnen ‘microscheurtjes’ in de pees ontstaan. Normaal genezen die vlot. Wanneer de overtraining echter aanhoudt, kunnen deze scheurtjes niet rap genoeg genezen en kan de natuurlijke heling niet volgen. Het lichaam reageert dan met een ontstekingsreactie (die in feite een fel overdreven helingsreactie is). Deze ontsteking kan fel en hevig zijn ( = acuut) of langzaam en zeurend (= chronisch).

    Symptomen

    Symptomen zijn vooral pijn die gelocaliseerd is onder de knieschijf en op de aanhechting van de pees (de beenderige knobbel). Soms is er zwelling zichtbaar van de pees. Onderscheid dient gemaakt te worden met een ontsteking van de slijmbeurs (bursitis infrapatellair), die tussen de pees en de huid ligt, en veelvuldig voorkomt bij veel zitten op de knieën (‘ vloerdersknie’).

    We onderscheiden 3 graden van sportgerelateerde tendinitis:

    1) Pijn bij opwarming, die verdwijnt tijdens de verdere inspanning.

    2) Pijn bij opwarming, die verdwijnt maar terugkomt bij een zekere inspanningsduur of na de inspanning.

    3) Continue pijn, voor, tijdens en na de inspanning.

    Diagnose en onderzoeken

    Deze wordt gesteld door het klinisch verhaal en onderzoek. Echografie en NMR-scan bevestigen altijd de diagnose.

    Radiografie (RX) kan steeds een verkalking t.h.v. de aanhechting (de beenderige knobbel op het onderbeen) uitsluiten.

    Behandeling

    Niet operatief:

    - Rust

    - Ijs

    - Ontstekingsremmende medicatie

    - Kinesitherapie: stretchingsoefeningen – anti-inflammatoire behandeling.

    - Kniebandage (specifiek ‘Jumpersknee’)

    Operatief:

    Als de niet-operatieve fase faalt, kan een operatie soelaas brengen.

    Hierbij wordt de verziekte zonde in de pees verwijderd. Revalidatie duurt dan wel 6 weken tot 12 weken.

    Mogelijke complicaties zoals infectie, wondprobleem, zenuwletsels,… komen heel zelden voor bij dergelijke operatieve ingrepen (< 1%).

    08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meniscusletsel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1. DE MENISCUS:

    De meniscus is een zeer belangrijke schokbreker in de knie en is gemaakt van een speciaal soort kraakbeen, fibrocartilago genoemd.
    Er bevindt zich een meniscus aan de binnenzijde (Nr. 1 op de foto) en één aan de buitenzijde (Nr.2 op de foto) van de knie.
    Het beschermt het kraakbeen in de knie, zodat het niet te snel afslijt en een vroegtijdige arthrose zou doen ontstaan.
    Een groot percentage van ons gewicht en de bijhorende krachten die ontstaan bij stappen,lopen en springen wordt door de menisci opgevangen.
    Bijkomend zorgt de meniscus mee voor de stabiliteit van de knie :door zijn vorm zorgt hij voor een betere aanpassing van de vorm van het bovenbeen dat afgerond is,met de vorm van het onderbeen dat vlak is.
    Verder heeft de meniscus een rol in de voeding van het kraakbeen dat de gewrichtsoppervlakken bedekt.

    2. MOGELIJKE OORZAKEN VOOR HET SCHEUREN VAN DE MENISCUS:
    Heel wat mogelijke oorzaken zijn verantwoordelijk voor het eventuele scheuren van een meniscus.
    Bij jonge mensen is de meniscus stevig en ‘rubberachtig’, zodat de meest frequente oorzaak een draai of rotatiebeweging is waarbij de meniscus gekneld geraakt tussen boven en onderbeen. Dit soort beweging kan soms ook bijkomend een letsel van een gewrichtsband veroorzaken. Klassiek is de "krak" die gehoord wordt bij het scheuren van de meniscus.
    Soms kan het letsel ook ontstaan bij het rechtkomen uit hurkzit, het is dus niet noodzakelijk dat er een grote kracht op de knie wordt uitgeoefend om een scheur te veroorzaken (zeker bij oudere mensen waar de meniscus broos en fragiel wordt).
    Naarmate er slijtage optreedt in het gewricht worden de kraakbeenoppervlaktes ruwer, de meniscus die er dan tussen zit gaat ook langzaam een rafelig aspect vertonen, de zogenaamde slijtage scheur van de meniscus.

    3. DE SYMPTOMEN VAN EEN MENISCUSSCHEUR:
    De volgende symptomen komen het meest voor bij een meniscusscheur, ze kunnen echter bij iedere patiënt individueel verschillend zijn.
    -  Pijn, vnl. bij volledig buigen en volledig strekken van de knie. Deze is initieel sterk aanwezig maar kan dan geleidelijk weer afnemen in intensiteit.
    -  Zwelling,deze treedt snel op en kan het gevolg zijn van een bloeding in de knie (een scheur impliceert altijd de aanwezigheid van een bloeding).
    -  De knie voelt "zwak" aan en geeft de indruk om door te zakken.
    -  Er is een voel of hoorbare klik in de knie.
    -  Er verspringt iets in de knie.
    -  In zeer uitgesproken gevallen is er een echte blockage van de knie, de knie kan niet meer gebogen of gestrekt worden.
    De symptomen van een meniscusscheur kunnen evenwel ook lijken op de symptomen van andere aandoeningen in de knie.
    4. HOE WORDT DE DIAGNOSE GESTELD VAN EEN MENISCUSSCHEUR?
    Naast een grondig gesprek met de patiënt en een grondig klinisch onderzoek moeten soms technische investigaties worden uitgevoerd om definitieve diagnose te kunnen stellen.
    • RX opnames, voornamelijk voor het uitsluiten van slijtage, fracturen of andere letsels van de knie.
    • NMR: dit is een diagnostische procedure die gebruik maakt van een combinatie van radiofrekwente golven en computer om gedetailleerde beelden te krijgen van                 het kniegewricht (fig).
    • CT scan maakt door een combinatie van RX stralen en computer doorsnede beelden van de knie.
    • Botscan: zeer kleine hoeveelheden radioactief materiaal worden via een ader ingebracht en gaan zich vastzetten op die plaatsen in het lichaam waar er een                                    verhoogde celactiviteit is.

    08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
    01-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roeselare: Kinesitherapie: XAVIER VANDENBERGHE
    Roeselare Kinesitherapeut:

    Xavier Vandenberghe
    Beversesteenweg 447
    8800 Roeselare
    Tel. 051/203874
    GSM: 0476288761

    Mail gerust indien u vragen hebt: xavier.vandenberghe1@telenet.be

    Behandeling dagelijks mogelijk na afspraak

    01-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Xavier Vandenberghe
    Beversesteenweg 447
    8800 Roeselare
    Tel. 051/203874
    GSM: 0476/288761

    Kinesitherapie
    Lymfedrainage ad Modum Vodder
    Voetreflextherapie

    Behandeling mogelijk na afspraak 

     

    Dank voor uw vertrouwen





    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs