Kinesitherapie / Voetreflextherapie / Lymfdrainage ad modum Vodder
02-01-2012
Het heupgewricht
Het heupgewricht is een kogelgewricht, dat de
verbinding vormt tussen het dijbeen en het bekken.
Een kogelgewricht is een gewricht dat bestaat uit een kom en een bolvormige
kop. Een dergelijk gewricht heeft meerdere graden van vrijheid. De kom en de
kop hebben een laagje kraakbeen aan het oppervlak, waardoor deze soepel over
elkaar heen kunnen schuiven.
Anatomie van het heupgewricht:
Het heupgewricht verbindt de romp (meergepaald het bekken) soepel met het been: het ligt dus tussen het bekken en het dijbeen. De heup is een zogenaamd kogelgewricht waarvan de vorm een ruime bewegingsvrijheid laat.
Het gewricht bestaat uit de heupkom (acetabulum) van het bekken en de kop (femurkop) op het dijbeen, en is met een laag kraakbeen bedekt.
Het gewricht zelf is stevig ingepakt in een gewrichtskapsel. Binnenin het gewrichtskapsel produceert een laag slijmvlies het synoviale vocht. Dit synoviale volcht voedt enerzijds het kraakbeen en smeert anderzijds het gewricht zodat het zonder wrijving kan bewegen. Het dient ook in zekere mate als schokdemper om de aanzienlijke krachten op te vangen die tijdens het leven van een persoon op het gewricht inwerken.
De botten zijn verbonden met ligamenten die het gewricht de nodige stevigheid verlenen.
Spieren en pezen
zorgen ervoor dat bot gewricht kan bewegen.
Aandoeningen van het heupgewricht
Slijtage artrose - heupprothese
Als het laagje kraakbeen versleten raakt, dan
wordt het oppervlak ruw, waardoor bewegen stroever en daardoor pijnlijker
wordt. Dit proces staat bekend als artrose.
Heupartrose wordt ook in de medische taal coxartrose genoemd.Met een door toenemende beschadiging van het
heupgewricht ontstaat geleidelijk aan pijn in het heupgewricht en nemen zowel
beweeglijkheid als belastbaarheid af. Voor het stellen van een juiste diagnose
zijn nodig:
-anamnese (vraagstelling)
-lichamelijk onderzoek (klinisch onderzoek)
-röntgenonderzoek (RX scanner)
-incidenteel aanvullend laboratoriumonderzoek.
Anamnese
In de anamnese ter zake van heupaandoeningen
zijn de volgende items van belang:
-aard en lokalisatie pijn
-aard en omvang van uitstralingspijn (bekken been knie)
Het
lichamelijk onderzoek van de heup richt zich naar de volgende onderdelen:
-looppatroon;
-onderzoek in staande
houding;
-beenlengte;
-proef van
Trendelenburg;
-onderzoek in liggende
houding;
-inspectie en palpatie;
-beenlengte;
-contracturen,
handgreep van Thomas;
-beweeglijkheid van de
heup.
Looppatroon.
Heupaandoeningen
zijn vaak al op afstand herkenbaar. Normaliter is het looppatroon symmetrisch
d.w.z beide benen worden gelijkmatig belast en de paslengte is beiderzijds
gelijk. Door pijn en functiebeperking, raakt de paslengte aan de aangedane
zijde verkort en vaak wordt een stok gebruikt, iets wat de belasting op de heup
verder doet verminderen. Door de pijn ontstaat een insufficiëntie van in het
bijzonder de musculus gluteus medius, waardoor het bekken tijdens stand en
lopen niet meer horizontaal kan worden gehouden, maar naar de aangedane zijde
doorzakt (Trendelenburg fenomeen). Soms poogt de patiënt dit te compenseren
door het zwaartepunt van zijn lichaam boven de heup te brengen, zichtbaar aan
een zijdelings heen en weer zwaaien van de romp tijdens lopen (Duchenne gang,
zie schema). Hierdoor wordt de mechanische belasting op de heup verlaagd en
daarmee ook de pijn..
Onderzoek
in staande houding.
Men
controleert of het bekken recht staat. Het bekken behoort in het frontale vlak
horizontaal te staan. Men kan dit controleren door de spina iliaca anterior
superior beiderzijds gelijktijdig te palperen en dit verder verifiëren door aan
de achterzijde beiderzijds de spina iliaca posterior superior te palperen. Soms
treft men hier discrepanties aan door bekken asymmetrie of contracturen. Bij
verdenking op beenlengteverschil zal men met plankjes van verschillende dikte
de grootte van dit lengteverschil pogen te quantificeren. Dit kan later bij
onderzoek in liggende houding nog nader gecontroleerd worden. Wanneer er een
flexiecontractuur in de heup aanwezig is, staat de patiënt met hetzij een
gebogen heup aan de aangedane zijde of poogt hij dit te corrigeren door een
versterkte lendenlordose aan te nemen.
Met de
proef van Trendelenburg is de stabiliteit van het bekken te onderzoeken, in het
bijzonder de functie van de musculus gluteus medius. Een positieve proef van
Trendelenburg kan ondermeer veroorzaakt worden door de volgende factoren:
-pijnlijke heup
(antalgische reactie)
-instabiel
belastingspunt van de heup zoals bij congenitale heup(sub)luxatie of een
pseudarthrose na fractuur
-parese van de
heupabductiemusculatuur zoals bij verscheidene neurologische aandoeningen
Onderzoek
in liggende houding.
Allereerst
zal men vaststellen of er een dwangstand van de heup aanwezig is door te
controleren of de spina iliaca anterior superior (of het bekken wel recht
staat) beiderzijds op gelijke hoogte ligt. Bij een normaal beweeglijke heup kan
een dergelijke bekkendwangstand veroorzaakt worden door een gefixeerde
deformiteit op de lumbosacrale overgang. Bij bekkenscheefstand door contractuur
ligt het draaipunt van de heup beiderzijds op verschillende hoogte en zal
veelal ook een schijnbaar beenlengteverschil aanwezig zijn waarbij de voeten op
verschillende hoogtes liggen. Men kan de omvang van deze contractuur
vaststellen door de benen zijdelings te bewegen tot de verbindingslijn tussen
beiderzijds de spina iliaca anterior superior loodrecht op de lengteas van het
lichaam staat. Ligt bij onderzoek het bekken recht en de knie beiderzijds vlak
op tafel wordt een ongelijke stand van de voeten veroorzaakt door een
beenlengteverschil. In deze stand kan men de klinische lengte van het been
meten door de afstand te bepalen tussen de onderrand van de spina iliaca
anterior superior (bekken) en de onderrand van de mediale malleolus (binnenste
enkel) aan dezelfde zijde. Voorts geeft een meting van de omvang van de
musculus quadriceps (dijspier) een indruk over de mate van spieratrofie (bij
minder beweging door de artrose zullen de spieren in omvang afnemen).
Inspectie
en palpatie van heup en been.
De
heupregio dient men te inspecteren op abnormale verkleuringen, zwellingen of
andere oppervlakte verschijnselen. Het heupgewricht is diep onder de
musculatuur gelegen en daardoor niet voor directe palpatie toegankelijk,
behoudens de laterale zijde van de trochanter major. Bij rotatie van het been
kan de beweging van de trochanter major gevolgd worden. Lokale drukpijn kan
wijzen op verschijnselen van bursitis trochanterica (ontsteking). Ook kan soms
een klikfenomeen opgewekt worden bij afwisselende endo- en exo-rotatie van het
been. Dit wijst op een snapping hip. Bij routine onderzoek van de onderste
extremiteit behoort ook een orïenterend rugonderzoek evenals palpatie van de
perifere pulsaties.
Onderzoek
van de beweeglijkheid van de heup.
Bij actief
functieonderzoek verkrijgt men een globale indruk van beweeglijk en kracht in
de onderste extremiteit. Na het actief bewegingsonderzoek volgt het passief
bewegingsonderzoek. Men dient te controleren of de bewegingen werkelijk in de
heup plaats vinden en niet door meebewegen van het bekken, zoals bij een stijf
heupgewricht gemakkelijk kan gebeuren, in het bijzonder bij ab/adductie en
rotaties. Door met de ene hand het te onderzoeken been te bewegen en met de
andere hand de spina iliaca anterior superior aan de contralaterale zijde te
palperen kan men dit eenvoudig voelen. Rotaties in de heup kunnen zowel in
strekstand als in 90 graden flexiestand van de heup gemeten worden. Rotaties in
extensiestand van de heup zijn gewoonlijk groter dan die in flexie en het
verschil tussen beide kan een indruk geven omtrent de mate van deformiteit in
de heupkop.
Röntgenonderzoek.
Anamnese
en lichamelijk onderzoek geven gewoonlijk voldoende aanwijzingen om een waarschijnlijkheidsdiagnose
van coxartrose te stellen. Zeker wanneer de klachten langer dan enkele maanden
aanhouden dan wel progressief of ernstig zijn verdient het aanbeveling de
diagnose meer zeker te stellen door aanvullend röntgenonderzoek. Naast de
standaard voorachterwaartse opname wordt ook een axiale of laterale foto van de
heup gemaakt. Met axiale fotos kan voor en achterzijde van het acetabulum
(heupkom) beoordeeld worden. Op laterale heupfotos worden de voor- resp.
achterzijde van het proximale femur uiteinde zichtbaar. In het kader van coxartrose
worden de heupgewrichten beoordeeld op gewrichtsspleet versmalling. Verder zijn
geregeld cystevorming en sclerosering (afsterven) in femurkop of acetabulum
zichtbaar alsmede osteofyt vorming langs de gewrichtsranden. Altijd dient men
bedacht te zijn op anderssoortige aandoeningen in heup en bekkenregio. Metastatische
tumoren in het bekken zijn geen zeldzaamheid.
Aanvullend
beeldvormend onderzoek.
Indien de
röntgen bevindingen correleren met anamnese en bevindingen bij lichamelijk
onderzoek is het onderzoek compleet en kan een behandelplan worden opgesteld.
Zijn de bevindingen minder specifiek kan nader beeldvormend en/of laboratorium
onderzoek geïndiceerd zijn. Ingeval van verdenking op tumoreuze of infectieuze
processen is driefasen technetium-scintigrafie geïndiceerd in combinatie met
bloedonderzoek als BSE, CRP en leukocyten. Technetium scintigrafie is een
gevoelige, maar niet erg specifieke onderzoeksmethode. Verder onderzoek is dan
ook veelal nodig. Gallium resp. indium scintigrafie zijn meer specifiek maar
minder gevoelig ter zake van infectieuze processen en worden dan ook in
aanvulling op technetium-scintigrafie toegepast. MRI onderzoek is sterk in
opkomst, maar is (nog steeds) een dure en tijdrovende onderzoeksmethode. De
indicatie dient dan ook met enige terughoudendheid gesteld te worden. MRI levert
evenwel nauwkeurige informatie over zowel weke delen als ossale structuren.
Indien specifieke ruimtelijke informatie over ossale structuren gewenst is,
zoals bijvoorbeeld bij fracturen of posttraumatische deformiteiten, geniet een
CT-scan de voorkeur, zonodig met driedimensionale gereconstructie. Echografie
heeft in de volwassen heuppathologie alleen een plaats bij de detectie van
vochtcollecties rond het heupgebied (absces!). In zeldzame gevallen kan een artroscopie
van de heup nodig zijn ter completering van de diagnostiek.
Wanneer de diagnose van heupartrose wordt bevestigd, kan een
heupprothese worden geplaatst.
Vervanging van het heupgewricht door een heupprothese is een
operatie die vaak wordt uitgevoerd. Tijdens de operatie vervangt de
orthopedisch chirurg het aangetaste heupgewricht door een kunstgewricht.
De chirurg kan kiezen uit verschillende benaderingen van het heupgewricht. Deze
benaderingen worden bepaald door waar de chirurg de snede maakt om het
heupgewricht te bereiken, bijvoorbeeld aan de zijvoorkant of aan de
zijachterkant van het bovenbeen. Afhankelijk van de benadering worden spieren
losgehaald en wordt het gewrichtskapsel geopend. De chirurg verwijdert de
versleten kop en maakt het bekken (de heupkom) pasklaar. Vervolgens plaatst de
chirurg een nieuwe kom van kunststof, of een combinatie van kunststof en
metaal, in het bekken en een metalen pen met daarop een kop in het bovenbeen.
De kop en de kom passen precies in elkaar en samen vormen ze een nieuw
heupgewricht. Wanneer alles op zijn plaats zit, worden de spieren en de
operatiewond gesloten met hechtingen. Het litteken dat achterblijft van de
snede is ongeveer 15 tot 20 cm lang.
Een gelukte heupvervanging is een dankbare operatie die de
kwaliteit van leven van de patiënt belangrijk kan verbeteren. Mislukkingen zijn
betrekkelijk zeldzaam (enige procenten[bron?]) maar
hebben vaak ernstige gevolgen. Heroperaties hebben duidelijk minder kans op
succes dan eerste operaties[bron?].
Een vervangen heup moet nog steeds met enige omzichtigheid
worden behandeld, hoewel de technieken de laatste decennia steeds beter zijn
geworden. Zware repeterende belastingen blijven voor een kunstheup wat
problematisch; zo goed als een nieuwe natuurlijke heup is ook de beste
kunstheup nog niet.
Problemen die na dergelijke heupoperaties kunnen voorkomen
zijn onder andere infectie (wat vaak zal leiden tot het weer moeten
verwijderen van de prothese), los gaan zitten, en het uit de kom schieten.
Zorgvuldige medewerking van de patiënt met betrekking tot de mate van
belastbaarheid tijdens de genezing en het vermijden van risicovolle handelingen
die de kunstheup zouden kunnen luxeren (uit de kom laten schieten) is een
belangrijke voorwaarde voor het slagen van de operatie. Met name voorover
buigen met naar buiten gedraaide heup is een risicofactor voor luxatie (geen
veters strikken!)
De operatie wordt vaak aangeduid als de "totale
heup" (total hip) operatie. Het 'totale' slaat op kop en kom die beide
worden vervangen. Dit in tegenstelling tot de situatie van een breuk van de
hals van het heupbot. Dan wordt vaak alleen de (afgebroken) heupkop vervangen,
een zogenaamde kophalsprothese.
Levensduur
De tien-jaarsoverleving van een totaleheupimplantaat is voor
patiënten onder 50 jaar 85% en boven 75 jaar ruim 95%. (The Swedish National Hip Arthroplasty
Register. Annual report 2004; www.jru.orthop.gu.se). Als
de heup slijt komen er kleine deeltjes van de contactvlakken tussen kom en kop
vrij. Bij de poging om deze deeltjes op te ruimen kan er botverlies
optreden en de prothese los komen te zitten. Hierdoor kan pijn ontstaan. Verder
kan een prothese klachten geven omdat een bacterie bij de heupprothese is
gekomen. Deze infectie kan ontstaan tijdens de totale heupprothese-operatie of
later via besmetting via de wond of via het bloed. Als de heupprothese los zit
is dit een reden om de heup te vervangen. Bij een zogenaamde revisie van een
heupimplantaat heeft men vaak een minder goede botkwaliteit en kwantiteit.
Het plaatsen van een nieuwe prothese is daarom moeilijker en gaat gepaard met
hogere complicatierisico's.
Een goede methode om het verdwenen bot te herstellen is met behulp van Bone Impaction Grafting. Hierbij gebruikt men
bot van de patiënt of uit een donorbank. Na het aanslaan van de botsnippers kan
met cement het botdefect opgevuld en de nieuwe heupprothese alsnog geplaatst
worden[1].
Behandeling
post-operatief
Wanneer de patiënt thuiskomt na het plaatsen
van een heupprothese, wordt de kinesitherapie onmiddellijk hervat. Normaal werd
de kine daags na de operatie in het ziekenhuis reeds gestart.
Belangrijkste behandelingen zijn:
-passieve mobilisaties (bewegingen)
van de heup
-actieve mobilisaties (bewegingen) van de heup
-spierversterkingsoefeningen
-elektrotherapie
-gangrevalidatie
-fietsen (hometrainer)
-aannemen van een juiste houding
02-01-2012, 11:49 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Gewrichten
Het kniegewricht
Het kniegewricht
vormt de schakel tussen het bovenbeen en het onderbeen. Het betreft hier een
zogenaamd scharniergewricht, te vergelijken met een
deurscharnier, waardoor het mogelijk is het bovenbeen ten opzichte van het
onderbeen over een afstand van 140° te buigen en vervolgens weer te strekken.
140° is de maximale bewegingsgraad dat een (normaal) kniegewricht kan bewegen
(plooien strekken). Daarnaast kan het onderbeen bij een gebogen knie nog een
8 tal ° ten opzichte van het bovenbeen draaien.
Welke beenderen vormen het kniegewricht?
Het kniegewricht wordt gevormd door drie beenderen van het
menselijk skelet: Deze zijn
1)het bovenbeen of dijbeen (femur),
2)in het onderbeen het scheenbeen
(tibia) en
3)aan de voorzijde de knieschijf
(patella). De knieschijf ligt op hetbovenbeen.
Hierdoor bestaat het kniegewricht eigenlijk uit twee
gewrichten, namelijk het gewricht tussen bovenbeen en het scheenbeen en het
gewricht tussen de knieschijf en het bovenbeen. Omdat deze twee gewrichten
binnen één gewrichtskapsel liggen wordt het functioneel als één gewricht
gezien, namelijk het kniegewricht.
Het kuitbeen (fibula) welke zich evenals het scheenbeen in het
onderbeen bevindt (aan de buitenzijde), is niet betrokken bij het bewegen van
het kniegewricht, maar bij de bewegingen van het enkelgewricht. Soms bevindt
zich nog een extra beentje (sesambeentje) aan de achterzijde van het
kniegewricht gelegen in de kuitspier. Dit laatste beentje speelt geen rol bij
het kniegewricht.
Gewrichtsbanden van de knie
1)gewrichtsbanden: de gewrichten
worden verstevigd met gewrichtsbanden die ligamenten worden genoemd. De banden
bestaan uit verschillende lagen sterk bindweefsel. Het kniegewricht heeft een
binnenband (mediale band) die in het gewrichtskapsel ligt en een buitenband
(laterale band) die net buiten het gewrichtskapsel ligt. De binnenste - en de
buitenste gewrichtsbanden zorgen samen voor de zijdelingse stabiliteit van het
gewricht.
2)Kruisbanden: liggen centraal in
het kniegewricht. Ze verbinden ook hier het bovenbeen met het onderbeen. De
voorste en achterste kruisband lopen voor en achter elkaar en vormen een
zogenaamd kruis of x. De voorste kruisband verhindert dat het onderbeen
naar voor schuift ten opzichte van het bovenbeen. De achterste kruisband verhindert
dat het onderbeen zich verplaatst naar achteren ten opzichte van het bovenbeen.
Wanneer het boven en onderbeen ten opzichte van elkaar een te grote
draaibeweging maken, kan (kunnen) de kruisband(en) scheuren (komt veel voor
bij ski-ongevallen en voetballetsels).
Meniscus
Tussen het gewrichtskraakbeen van het bovenbeen en het
kraakbeen van het onderbeen bevindt zich zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde
een maansikkel - vormig stukje kraakbeen, de zogenaamde binnen (mediale) en
buiten (laterale) meniscus. De menisci zijn evenals een sinaasappelschijf aan
de buitenzijde dik en worden naar binnen toe dunner. De menisci zijn bedoeld om
de vorm van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen wat bolvormig en het
onderbeen wat vlak is op elkaar aan te passen.
De menisci zijn dan ook aan de onderzijde vlak en aan de
bovenzijde uitgehold. Daarnaast functioneren de menisci ook als extra
schokdempers. Wanneer het gewicht op het been wordt gezet dan kunnen de menisci
naar buiten uitwijken waardoor de neerwaartse kracht naar buiten wordt omgezet.
Dit is vergelijkbaar wanneer men met de voet op een bal staat. De bal wordt
platter en wijkt naar buiten uit waardoor een deel van de krachten die naar
beneden zijn gericht naar buiten worden omgezet.
De uiteinden van de menisci worden hoorns genoemd: aan de
voorzijde de voorhoorn, aan de achterzijde de achterhoorn. Het gedeelte wat
tussen de voor- en achterhoorn ligt wordt wel middenhoorn genoemd. Bij sommige
sportletsels kan (kunnen) de meniscus (menisci) gedeeltelijk scheuren. Meestal
wordt dan een kijkoperatie uitgevoerd, om het afgescheurd stukje meniscus te
verwijderen. De patiënt volgt nadien kinesitherapie en mag in principe een week
niet steunen op het aangedane been.
Spieren van het kniegewricht (belangrijkste strekkers / buigers)
De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het
kniegewricht zorgen zijn de vierhoofdige dijspier, die de knie strekt (musculus
quadriceps femoris) en de buigers (hamstrings) van de knie. De vierkoppige
bovenbeenstrekker zit vast aan de bovenkant van de knieschijf (patella). De
knieschijf is op zijn beurt weer verbonden met een stevige band aan de
voorzijde van het bovenste deel van het scheenbeen. Dit wordt de knieschijfpees
(ligamentum patellae) genoemd.
Slijmbeurzen
Een slijmbeurs (bursa) is een dunwandige holte die gevuld is
met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten
op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees
en de huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of
platte bindweefselverbinding tussen spier en bot. De belangrijkste slijmbeurzen
rond de knie zijn die tussen de knieschijf en de huid (bursa prepatellaris) en
tussen de knieschijfpees en de huid. Bij te hevige belasting van de knie, kan
een slijmbeurs ontsteken (bursitis).
02-01-2012, 11:33 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Gewrichten
17-11-2011
Syndroom van Tietze
Het kraakbeen dat het borstbeen met de ribben, het sleutelbeen en de rugwervel verbindt zorgt ervoor dat de borstkas flexibel is en kan bewegen bij de ademhaling. Een ontsteking van dit kraakbeen kan erg pijnlijk zijn.
Het syndroom van Tietze is een goedaardige, maar vaak hevig pijnlijke, chronische ontsteking van het/de kraakbeenverbinding(en) in de borstkas tussen de ribben en het borstbeen. Als daarnaast ook het kraakbeen onderaan het borstbeen gezwollen raakt dan spreekt men van het syndroom van Tietze. Het kraakbeen kan door de ontsteking zo opzwellen, dat er op de pijnlijke plaats een rode warme zwelling zichtbaar wordt. De pijn zit vaak ook achter het borstbeen en straalt soms uit naar rug, nek, schouder en arm.
Deze ontsteking wordt ook wel costochondritis (costa = rib, chondros = kraakbeen, -itis: duidt een ontsteking aan) genoemd. In dat geval gaat het echter om pijnlijke ontstekingen van het kraakbeen tussen de ribben en het sleutelbeen en/of de rugwervel. Meestal gaat het om de tweede, derde of vierde rib.
Op de pijnlijke plek drukken, diep zuchten, hoesten en niezen is extra pijnlijk.
Diagnose van het syndroom van Tietze: Langdurig en niet eenvoudig
Vaak wordt Tietze verward met hartklachten en Angina Pectoris, doordat de symptomen hier erg veel overeenkomsten mee vertonen. Pijn op de borst, uitstralende pijn naar de arm en benauwdheid zijn immers ook tekenen van een naderende hartaanval. Daarnaast zijn er nog meer mogelijke oorzaken voor pijn op de borst, die soms meer voor de hand liggend zijn.
Ook beknelling van zenuwen of een gebroken rib kunnen namelijk dezelfde klachten veroorzaken. Maagproblemen zoals een maagzweer kunnen zorgen voor druk in de borstkas envergelijkbare pijnklachten geven. Hetzelfde geldt voor complicaties bij een longontsteking of pleuritis (borstvliesontsteking).
Een andere ziekte, die vergelijkbare klachten geeft is reuma. Bij reuma of reumatoïde artritis is er ook sprake van ontstekingen, die in borstkas en gewrichten kunnen optreden. Bij reuma is er vaak sprake van koorts en gewichtsverlies, terwijl dit bij Tietze niet het geval is.
Een arts zal, wanneer hij het syndroom van Tietze overweegt als mogelijke oorzaak, soms druk uitoefenen op de borst. Bij het syndroom van Tietze leidt dit tot verergering van de pijn, terwijl dit bij hartdysfunctie vaak niet het geval is.
De klachten kunnen geleidelijk of plotseling ontstaan en komen meestal voor in opstoten. Soms is het na enkele dagen weer over, maar het kan ook langer duren of nooit meer weggaan.
Oorzaak
De oorzaak van het syndroom van Tietze is (nog) niet bekend. In het bloed is geen afwijking te zien. Op röntgenfoto's is een zwelling onder het borstbeen zichtbaar. Pijn op de borst kan ook een andere oorzaak hebben zoals angina pectoris, een hartinfarct, longembolie of maagzweer. Het is daarom belangrijk om die oorzaken uit te sluiten en bij klachten altijd een huisarts of specialist te raadplegen. Het is meestal voor een langdurige periode.
Behandeling
Behandeling bestaat over het algemeen uit pijnstillers, ontstekingsremmers en eventueel een injectie op de plaats van de pijn. Verder is het belangrijk om te letten op je houding (goed rechtop zitten bijvoorbeeld). Oefeningen zijn ook goed, maar tijdens een periode van hevige klachten kan dit soms te pijnlijk zijn.
èGerichte massages, acupunctuur, in combinatie met houdingsoefeningen en langdurig trainen geven meestal een redelijk goed resultaat.
17-11-2011, 22:20 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
04-09-2011
Musculus sternocleidomastoideus
De musculus sternocleidomastoideus (borstbeen-sleutelbeen-tepelspier) is een tweekoppige spier in het halsgebied, met aanhechtingen aan de schoudergordel. De spier is van buitenaf zeer goed zichtbaar. Eén kop ontspringt aan het borstbeen, de ander aan het sleutelbeen. De beide koppen hebben hun aanhechting gezamenlijk aan de processus mastoideus en de linea nuchea superior op de schedel (aan de achterzijde van het oor).
De m. sternocleidomastoideus kan, indien eenzijdig geactiveerd, het hoofd buigen en draaien. Het is een homolaterale lateroflexor. Dat wil zeggen dat de buiging van het hoofd wordt veroorzaakt door de spier die aan de kant ligt waarheen de buiging gericht is. De spier is daarentegen een heterolaterale rotator. Dat wil zeggen dat de rotatie van het hoofd wordt veroorzaakt door de spier die aan de tegenovergestelde zijde ligt van waarheen de rotatie gericht is (eenvoudig gezegd: de rechterspier zorgt voor een buiging naar rechts en een rotatie naar links). De spier kan, indien zowel de linker als de rechter spier gelijktijdig geactiveerd wordt, het hoofd naar voren buigen. Tevens heeft de spier met de kop die aan het sleutelbeen aanhecht, een geringe functionaliteit op de schoudergordel. Hij helpt dan mee met elevatie. In die hoedanigheid wordt de spier ook wel gerekend tot de hulpademhalingsspieren (in-ademhalingsspier).
Wanneer de li. of re. m. sternocleidomastoideus zich in kramptoestand bevindt, kan er een torticollis (zie pathologieën) of scheefstand van het hoofd ontstaan.
04-09-2011, 19:27 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Spieren
Musculus trapezius
De musculus trapezius of monnikskapspier is de ruitvormige spier bovenop de rug. De monnikskapspier loopt van de schedelbasis tot aan het midden van de rug.
Ze bestaat uit
Bovenste vezels (pars descendens)
Middelste vezels (pars transversus)
Onderste vezels (pars ascendens)
De naam "monnikskapspier" wijst op de vorm van de spier ten opzichte van de rest van de romp. Het doet denken aan een niet opgezette kap van een monnik.
De musculus trapezius behoort tot de ademhalingsspieren, meerbepaald tot de IN ademhalingsspieren.
Wanneer de m. trapezius komt vast te zitten, dan spreken we over het trapeziussyndroom (à zie pathologieën: trapeziussyndroom).
04-09-2011, 19:25 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Spieren
01-09-2011
'Bulging disc' in de rug of de nek.
Oorzaak van een 'Bulging disc'
Een tussenwervelschijf is opgebouwd uit een vezelige en stevige ring (annulus fibrosus) en een zachte kern (nucleus pulposus) en vangt schokken op in de wervelkolom.
Slijtage (of degeneratie) van een tussenwervelschijf is een proces dat bij iedereen in de loop van het leven in min of meerdere mate plaatsvindt. Dat kan aanleiding geven tot nek- en rugklachten, hoewel dat lang niet altijd gebeurt.
Wanneer degeneratie van een tussenwervelschijf optreedt, kan deze gaan uitpuilen (= bulging discus).
We spreken van een bulging disc, of discusprotrusie, wanneer de kern (de nucleus) van de tussenwervelschijf een klein beetje gaat uitpuilen (zie figuur onderaan).Het is te vergelijken meteen bobbel op een fietsband waarvan de buitenband nu toch wel erg dun aan het worden is. Door inwendige scheurtjes in de ring van de tussenwervelschijf (de annulus fibrosus: grijs op de figuur) dreigt de kern (nucleus pulposus: rood op de figuur) nu naar buiten te komen. Breekt de buitenband daadwerkelijk helemaal door en komt de binnenband echt naar buiten, dan spreken we meestal van een discusprolaps (of discushernia). Op de MRI kun je het uitpuilen of bulging disc zien. De radioloog en de neuroloog zijn gewend om van een bulging disc te zeggen dat dit géén hernia is, maar dat dit beetje uitpuilen nog wel kan. Toch vind ik een bulging disc wél een passende diagnose, die aangeeft dat de tussenwervelschijf beschadigd is en op het punt staat om door te breken. Dit laatste hoeft natuurlijk niet te gebeuren, zeker niet wanneer de tussenwervelschijf en het balletje langzaam inzakken en uitdrogen. Vergeleken met een fietsband, kun je dan zeggen dat het niet zo erg is wanneer de binnenband langzaam wat meer leegloopt. Immers een slappe band zal niet gemakkelijk leiden tot een klapband. Bij het ontstaan van een hernia is het al net zo: de eerste klap is een daalder waard.
Symptomen
- pijn in de rug die kan uitstralen naar een been of arm
- tintelingen, speldenprikken of voosheid in diezelfde regio
- uitval van functies: krachtverlies, verlies van reflexen, zelfs verlammingsverschijnselen in ernstige gevallen
Behandeling
-Rust !!!!!
-kinesitherapie onder de vorm van:
1)relaxerende massage
2)bindweefselmassage
3)extensie oefeningen in het bijzijn van de kinesitherapeut
4)TENS applicatie (2 electroden)
5)Bekkenkantelingsoefeningen
6)In een verder stadium: stabilisatie oefeningen rug buikspiertonificatie rugspiertonifiactie
7)Preventief: rugschooltechnieken
Om de pijn te verzachten, kan je bepaalde vormen van pijnmedicatie gebruiken. Paracetamol en/of ontstekingsremmers kunnen aangewezen zijn. Ook infiltraties zijn eventueel een oplossing bij aanhoudende pijn. Verder kan ook rhizotomie een oplossing vormen wanneer de pijn blijft duren.
01-09-2011, 17:53 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
27-03-2011
Bursitis trochanterica
De anatomie van de heupregio
De kop van het bovenbeen vormt samen met de heupkom het heupgewricht. De trochanter
major is een uitstekend botdeel t.h.v. de buitenzijde van het bovenbeen (op figuur aan de rechterzijde). Een deel van de bil- en bovenbeenspieren zit vast aan een peesplaat aan de buitenzijde van het bovenbeen (trochanter major). Tussen de trochanter major en de peesplaat zit een soort
stootkussentje gevuld met slijm, de zogenaamde bursa.
Bij een kortdurende (maar hevige) druk op de bursa, of bij een chronische (en minder hevige) druk erop, kan de slijmbeurs gaan ontsteken à de zogenaamde bursitis.
è Een bursitis t.h.v. de heup wordt een bursitis trochanterica genoemd.
Bursitis trochanterica
Wat is de oorzaak van bursitis trochanterica?
Er kunnen verschillende oorzaken zijn:
- door chronische beknelling
- stoten, vallen (kortdurende hevige druk) op de heup
- langdurig op de zij liggen op harde ondergrond (bijv. bij kamperen)
- overgewicht
- verschil in beenlengte
- hyperlaxiteitssyndroom
Wat zijn de klachten?
Pijn in de heup, soms met uitstraling naar de bil, bovenbeen en knie bij:
fietsen
(trap)lopen
bukken of opstaan uit een stoel
op de aangedane zij liggen is onmogelijk
(ook: een 'knappend' geluid bij het buigen van het been.)
Behandeling:
- kinesitherapie: hierbij wordt een ontstekingwerende gel in de huid gebracht via ultrasonoforese. Ook electrotherapie (middenfrequente stroomvorm) wordt toegepast om de doorbloeding lokaal te verhogen en een sneller genezingsproces te bekomen. Nadien mobiliseert de therapeut de heup om rigiditeit of het vast komen te zitten tegen te gaan.
- Rust
- Ontstekingswerende medicatie (op voorschrift van dokter)
27-03-2011, 14:11 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
Whiplash
Veel slachtoffers van een verkeersongeval lijden aan het whiplash syndroom. Het whiplash syndroom (letterlijk zweepslag syndroom), is een versnellings vertragingstrauma, wanneer de nek plots overstrekt wordt naar achteren en vervolgens overdreven naar voren buigt. Dit gebeurt o.a. bij auto ongevallen, waarbij het slachtoffer de andere auto niet ziet aankomen.
De aanrijding langs achter veroorzaakt een plotse, krachtige voorwaartse versnelling. De auto schiet naar voren en de gordel zorgt ervoor dat de rug één blijft met de zetel. Enkel het hoofd kan dus bewegen en het whiplash syndroom wordt veroorzaakt.
Letsels
Meestal worden de gewrichtsbanden rondom de wervels beschadigd (verrekking of scheur), alsook de trapeziusspier of de monnikskapspier.
Het zijn vooral de gewrichtsbanden die de verschillende nekwervels in de lengte bij elkaar houden die beschadigd kunnen worden. à in dit geval is er sprake van een ernstig whiplash syndroom: door de beschadigde gewrichtsbanden t.h.v. de nekwervels kunnen de wervels beginnen te verschuiven, met alle gevolgen van dien (zeuwletsels,..). Gelukkig komt dit slechts in een uiterst klein aantal gevallen voor.
Wat (bijna) altijd voorkomt na een whiplash is beschadiging aan de trapeziusspier.
De 'Trapezium' is een skeletspier in het bovenlichaam, ter hoogte van de
schouderbladen. De spier vertrekt aan het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de Monnikskapspier, genoemd naar haar vorm.
De spier zorgt voor de beweging van bovenrug, schouders en nek.
De whiplash brengt een verandering in de spierspanning teweeg,
waardoor het lichaam te hard op deze spier inwerkt en de spier zich als
het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor soms zwellen.
Hierdoor ontstaat een chronisch terugkerende pijn en ongemak, in
tegenstelling tot eenmalige pijn. De mate en intensiteit is subjectief
aan diens oorzaak en de capaciteit van elk individueel lichaam (à iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn dan de andere).
Wat kunnen de gevolgen zijn?
De volgende klachten treden meestal op bij patiënten met het whiplash - syndroom. Om die redenen wordt dan ook meestal de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:
- Nekstijfheid en bewegingsbeperking (moeilijk naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid
- Nekpijn (uitstralend naar de schouder(s) en arm(en) toe). De pijn begint soms enkele dagen na het trauma.
- Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd toe, omdat de spier daar aanhecht (zie fig.))
- Rugpijn
- oorzuizingen
- duizeligheid
-Spierspasme (kramp)
-Hypergevoeligheid aan 'triggers' (à dit zijn zeer gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).
Prognose:
95% evolueert zeer gunstig met volledig herstel. Na enkele weken kunnen de meeste slachtoffers hun beroepsbezigheden hernemen. Binnen 3 maanden is meer dan 70% volledig klachtenvrij.
(enkel de slachtoffers met wervelschade schade aan tussenwervelschijven hernia hebben een iets minder gunstige prognose en kunnen meer dan 3 maand last hebben van de whiplash).
è Bij U = gunstige prognose
Welke maatregelen kan U treffen?
Men kan pas maatregelen treffen, als er diagnose gesteld is. De reden
hiervoor is simpel: gezien elke aandoening een andere oorzaak heeft,
-Spierontspanners (op voorschrift van de dokter!!)
- leg ook zelf warmte op uw nek (kersenpitkussen)
27-03-2011, 14:00 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
Piriformis
Een klein, maar o zo belangrijk spiertje ter hoogte van het zitvlak. Eén van de vele spieren, ware het niet dat de grootste zenuw (nervus ischiadicus), verantwoordelijk voor de motoriek van het onderste lidmaat er net vóór passeert.
Wanneer deze spier hyper tonis (m.a.w: overbelast en in kramptoestand ) is, geeft ze een bepaalde druk op de grote beenzenuw. Met als gevolg een tintelend gevoel over het ganse been, het onderbeen, de voet: een "slapend" gevoel. Heel vaak komt dit voor bij mensen met een zittend beroep. Vb. een truckchauffeur, die uiteraard continue zit met de portefeuille in de achterzak. Het gebeurt wel eens dat na enkele uren rijden het rechterbeen volledig "slaapt".
Dit is perfect te verhelpen mits goeie manuele therapie, diepe dwarse fricties en tractie van het heupgewricht.
Uit ervaring weet ik dat, met een correcte behandeling (zie hierboven) de kans op hervallen minimaal.
27-03-2011, 13:48 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Spieren
09-06-2010
Trapeziussyndroom door whiplash
Whiplash-syndroom
Veel slachtoffers van een verkeersongeval lijden aan
het whiplash syndroom. Het whiplash syndroom (letterlijk zweepslag
syndroom), is een versnellings vertragingstrauma, wanneer de nek plots
overstrekt wordt naar achteren en vervolgens overdreven naar voren buigt. à dit gebeurt o.a. bij auto ongevallen,
waarbij het slachtoffer de andere auto niet ziet aankomen.
De aanrijding langs achter veroorzaakt een plotse,
krachtige voorwaartse versnelling. De auto schiet naar voren en de gordel zorgt
ervoor dat de rug één blijft met de zetel. Enkel het hoofd kan dus bewegen en
het whiplash syndroom wordt veroorzaakt.
Letsels
Meestal worden de gewrichtsbanden rondom
de wervels beschadigd (verrekking of scheur), alsook de trapeziusspier of de
monnikskapspier.
Het zijn vooral de gewrichtsbanden die
de verschillende nekwervels in de lengte bij elkaar houden die beschadigd
kunnen worden. à in dit geval is
er sprake van een ernstig whiplash syndroom: door de beschadigde
gewrichtsbanden t.h.v. de nekwervels kunnen de wervels beginnen te verschuiven,
met alle gevolgen van dien (zeuwletsels,..). Gelukkig komt dit slechts in een
uiterst klein aantal gevallen voor.
Wat (bijna) altijd voorkomt na een
whiplash is beschadiging aan de trapeziusspier.
De 'Trapezium' is een skeletspier in het
bovenlichaam, ter hoogte van de schouderbladen. De spier vertrekt aan
het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de
wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de Monnikskapspier,
genoemd naar haar vorm.
De spier zorgt voor de beweging van
bovenrug, schouders en nek.
De whiplash brengt een verandering in
de spierspanning teweeg, waardoor het lichaam te hard op deze
spier inwerkt en de spier zich als het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor
soms zwellen.
Hierdoor ontstaat een chronisch
terugkerende pijn en ongemak, in tegenstelling tot eenmalige pijn. De
mate en intensiteit is subjectief aan diens oorzaak en de capaciteit van
elk individueel lichaam ( iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn
dan de andere).
Wat
kunnen de gevolgen zijn?
De volgende klachten treden meestal op
bij patiënten met het whiplash - syndroom. Om die redenen wordt dan ook meestal
de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:
- Nekstijfheid en bewegingsbeperking (moeilijk
naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid
- Nekpijn (uitstralend naar de
schouder(s) en arm(en) toe). De pijn begint soms enkele dagen na het
trauma.
- Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd
toe, omdat de spier daar aanhecht)
- Rugpijn
- oorzuizingen
- duizeligheid
-Spierspasme (kramp)
-Hypergevoeligheid aan 'triggers' (Dit zijn zeer
gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).
Prognose:
95% evolueert zeer gunstig met volledig
herstel. Na enkele weken kunnen de meeste slachtoffers hun beroepsbezigheden
hernemen. Binnen 3 maanden is meer dan 70% volledig klachtenvrij.
(enkel de slachtoffers met wervelschade
schade aan tussenwervelschijven hernia hebben een iets minder gunstige
prognose en kunnen meer dan 3 maand last hebben van de whiplash).
Welke
maatregelen kan U treffen?
Men kan pas maatregelen treffen, als er
diagnose gesteld is. De reden
hiervoor is simpel: gezien elke aandoening een andere oorzaak
heeft,
- Spierontspanners (op voorschrift van de
dokter!!)
- Leg ook zelf warmte op uw nek (kersenpitkussen)
09-06-2010, 22:12 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
Voorste kruisbandletsel
Anatomie
De kruisbanden zijn aan de buitenkant van de knie niet zicht- of
voelbaar. Ze bevinden zich dus binnenin de knie en hebben een kruislings
verloop (vandaar de benaming). De voorste kruisband gaat voor de
achterste kruisband (zie figuur). Beide vormen ze een verbinding tussen het bovenbeen en het onderbeen. à door die
dubbele verbinding tussen boven- en onderbeen wordt de stabiliteit van
de knie verzekerd. De functie van de kruisbanden is dus stabiliteit geven aan
het kniegewricht (verbinding verstevigen tussen boven- en onderbeen en
voorkomen van draaibewegingen).
Symptomen van een kruisband letsel
wanneer na een opgelopen (sport)trauma de volgende symptomen
optreden, is er een veel kans op een kruisbandletsel:
-
De
knie kan niet meer volledig gestrekt worden (zit dus op slot)
-
het
is nog nauwelijks mogelijk om op het been te steunen of te lopen
-
je
zakt tijdens het staan of gaan door de knie (stabiliteit is verminderd of weg)
-
80%
van de slachtoffers hoort een knap
-
Door
het scheuren van de voorste kruisband, ontstaat er meestal een bloeding in de
knie, zodat er na een uur of enkele uren een serieuze zwelling kan ontstaan.
-
De
therapeut zal een positieve Lachman en schuifladetest uitvoeren.
-
Positief
beeld op MRI-scan of NMR-scan
09-06-2010, 22:02 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
08-06-2010
Torticollis - Trapeziussyndroom
Torticollis - Trapeziussyndroom
Wat is torticollis?
Torticollis spasmodica gaat gepaard met een ongewilde contractuur (spier die vastzit) van een
of meerdere spieren van de nek en hals waardoor er een abnormale stand
en/of abnormale bewegingen van het hoofd ontstaan (scheefstand hoofd, niet goed kunnen draaien met het hoofd naar links of rechts).
De aandoening kan op elke leeftijd optreden en zowel bij mannen als bij
vrouwen.
De belangrijkste spier die de problemen veroorzaakt is de
*sternocleidomastoïd*, de spier die instaat voor de rotaties van het hoofd en de
bewegingen van de nek. Het samentrekken van de spier is de oorzaak van
de afwijkende positie van het hoofd (altijd aan één enkele kant) die de
bewegingen behoorlijk bemoeilijken. Ook de *monnikskapspier of de trapezius*kan voor
nekproblemen zorgen en voor hinder bij arm- en schouderbewegingen.
In elk geval veroorzaakt torticollis pijn en bemoeilijkt de aandoening
de lichaamsbeweging.
Wat is trapeziussyndroom?
De 'Trapezium' is een skeletspier in het bovenlichaam, ter hoogte van de
schouderbladen. De spier vertrekt aan het achterhoofd en loopt naar de beide schoudertoppen en daarna terug naar de wervels t.h.v. de rug. Een Nederlandse benaming is de Monnikskapspier, genoemd naar haar vorm.
De spier zorgt voor de beweging van bovenrug, schouders en nek.
Een aantal oorzaken brengt een verandering in de spierspanning teweeg,
waardoor het lichaam te hard op deze spier inwerkt en de spier zich als
het ware verrekt en overspannen geraakt. Het zachte (spier)weefsel gaat hierdoor soms zwellen.
Hierdoor ontstaat een chronisch terugkerende pijn en ongemak, in
tegenstelling tot eenmalige pijn. De mate en intensiteit is subjectief
aan diens oorzaak en de capaciteit van elk individueel lichaam (à iedereen ervaart deze pijn anders, de ene heeft meer pijn dan de andere).
Wat zijn mogelijke oorzaken van Trapeziussyndroom - torticollis?
Nekstijfheid kan het resultaat zijn van een groot aantal factoren,
inclusief het aannemen van een statische positie (te weinig beweging). De oorzaken kunnen onderverdeeld worden in autonome en niet-autonome oorzaken van de aandoening. Belangrijk is, niet zelf uit te gaan van diagnoses. Laat uw dokter constateren wat er precies fout gaat. Naast al deze factoren mogen we ook niet vergeten dat het ene lichaam nu eenmaal een betere
spierwerking heeft als het ander en het belasten van de trapeziusspier
soms onbewust gebeurt.
-Plots trauma aan het weefsel van de skeletspier (spieren, ligamenten, ..), bijv bij een auto-ongeluk.
-Een kwetsuur aan de wervelkolomschijven
-Herhaalde bewegingen (overdreven belasting: de spier verrekt zich), bijv. bij breien, etc..
-Gebrek aan activiteit (bijv bij bedlegerigheid, verlammingen, ziekte, armbreuk,..)
-Tocht, Airco, plotse blootstelling aan koude
- stress
- Een lichaamspositie waarbij het hoofd langdurig naar achteren gebogen wordt (bij het wassen of schilderen van een plafond bijv.)
- Een slechte *slaaphouding*
Wat zijn de gevolgen van het trapeziussyndroom en van torticollis?
De volgende klachten treden meestal op bij patiënten met deze syndromen. Om die redenen wordt dan ook meestal de dokter geraadpleegd, die dan de diagnose stelt:
- Nekstijfheid (moeilijk naar links en/of rechts kunnen kijken) en vermoeidheid
- Nekpijn (uitstralend naar de schouder(s) toe).
- Hoofdpijn (vooral naar het achterhoofd toe, omdat de spier daar aanhecht (zie fig.))
- Rugpijn
-Spierspasme (kramp)
-Hypergevoeligheid aan 'triggers' (à dit zijn zeer gevoelige en pijnlijke plaatsen op het verloop van de spier).
- vertigo of draaierigheid (evenwichtsstorrnissen, voornamelijk bij het neerliggen)
Welke maatregelen kan je treffen?
Men kan pas maatregelen treffen, als er diagnose gesteld is. De reden
hiervoor is simpel; gezien elke aandoening een andere oorzaak heeft,
moet men de oorzaak kunnen behandelen. Natuurlijk kan men preventief ook
maatregelen treffen om uw lichaam in een gezonde conditie te behouden.
+ Preventieve maatregelen
-Zorg voor een correcte sta-houding (schouders niet laten zakken, hoofd rechtop)
-Werk in de juiste ergonomische zithouding (vooral bureelwerk aan pc)
-Zorg voor een duidelijk slaappatroon op een aangepaste matras. Verander
die matras ook regelmatig (draaien)
-Let op je voeding
-Doe regelmatig aan sport
-Vermijd stress
- Vermijd koude tocht op de nekspieren
+ Maatregelen na de diagnose van trapeziussyndroom / torticollis
Alle preventieve maatregelen gelden ook hier terug. Wie last heeft van
de rug-en/of nek heeft iets verkeerd gedaan of doet het nog steeds. Pas
-Spierontspanners (op voorschrift van de dokter!!)
08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
Patellapeestendinitis
Patellapeestendinitis = onsteking van de kniepees.
Oorzaak van het letsel
Patellapeestendinitis is frequent
een sportletsel o.a. bij springsporten (volleybal, basket, trampoline, voetbal,
..). Vandaar Jumpers knee.
De
dijspier (quadriceps), knieschijf (patella) en de patellapees vormen het
strekapparaat van de knie (zie figuur). De patellapees loopt over de knieschijf
naar het onderbeen richting zijn aanhechting, de tuberositas tibiae (een
beenderige knobbel juist onder de knie).
Het is 1 van de
dikste en sterkste pezen van het lichaam.
Een pees is een levende
structuur, maar heeft een beperkte bloedvoorziening en een beperkte
aanwezigheid van levende cellen waardoor de mogelijkheid tot genezing
(helingscapaciteit) beperkter is dan bijv. de huid (die wel goed doorbloed is).
Door het normaal dagelijks
gebruik, maar nog meer door te intensieve training van bovengenoemde
sporttakken, kunnen microscheurtjes in de pees ontstaan. Normaal genezen die
vlot. Wanneer de overtraining echter aanhoudt, kunnen deze scheurtjes niet rap
genoeg genezen en kan de natuurlijke heling niet volgen. Het lichaam reageert
dan met een ontstekingsreactie (die in feite een fel overdreven
helingsreactie is). Deze ontsteking kan fel en hevig zijn ( = acuut) of
langzaam en zeurend (= chronisch).
Symptomen
Symptomen zijn vooral pijn die
gelocaliseerd is onder de knieschijf en op de aanhechting van de pees (de
beenderige knobbel). Soms is er zwelling zichtbaar van de pees. Onderscheid
dient gemaakt te worden met een ontsteking van de slijmbeurs (bursitis
infrapatellair), die tussen de pees en de huid ligt, en veelvuldig voorkomt bij
veel zitten op de knieën ( vloerdersknie).
We onderscheiden 3 graden van
sportgerelateerde tendinitis:
1) Pijn bij
opwarming, die verdwijnt tijdens de verdere inspanning.
2) Pijn bij
opwarming, die verdwijnt maar terugkomt bij een zekere inspanningsduur of na de
inspanning.
3) Continue
pijn, voor, tijdens en na de inspanning.
Diagnose en onderzoeken
Deze wordt gesteld door het klinisch
verhaal en onderzoek. Echografie en NMR-scan bevestigen altijd de diagnose.
Radiografie (RX) kan steeds een
verkalking t.h.v. de aanhechting (de beenderige knobbel op het onderbeen)
uitsluiten.
Als de niet-operatieve fase
faalt, kan een operatie soelaas brengen.
Hierbij wordt de verziekte zonde
in de pees verwijderd. Revalidatie duurt dan wel 6 weken tot 12 weken.
Mogelijke complicaties zoals
infectie, wondprobleem, zenuwletsels, komen heel zelden voor bij dergelijke
operatieve ingrepen (< 1%).
08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe
Categorie:Pathologieën (aandoeningen)
Meniscusletsel
1. DE MENISCUS:
De
meniscus is een zeer belangrijke schokbreker in de knie en is gemaakt van een
speciaal soort kraakbeen, fibrocartilago genoemd.
Er bevindt zich een meniscus aan de binnenzijde (Nr. 1 op de foto) en één aan de buitenzijde (Nr.2 op de foto) van
de knie.
Het beschermt het kraakbeen in de knie, zodat het niet te snel afslijt en een
vroegtijdige arthrose zou doen ontstaan.
Een groot percentage van ons gewicht en de bijhorende krachten die ontstaan bij
stappen,lopen en springen wordt door de menisci opgevangen.
Bijkomend zorgt de meniscus mee voor de stabiliteit van de knie :door zijn vorm
zorgt hij voor een betere aanpassing van de vorm van het bovenbeen dat afgerond
is,met de vorm van het onderbeen dat vlak is.
Verder heeft de meniscus een rol in de voeding van het kraakbeen dat de
gewrichtsoppervlakken bedekt.
2. MOGELIJKE
OORZAKEN VOOR HET SCHEUREN VAN DE MENISCUS:
Heel wat
mogelijke oorzaken zijn verantwoordelijk voor het eventuele scheuren van een
meniscus.
Bij jonge mensen is de meniscus stevig en rubberachtig, zodat de meest
frequente oorzaak een draai of rotatiebeweging is waarbij de meniscus gekneld
geraakt tussen boven en onderbeen. Dit
soort beweging kan soms ook bijkomend een letsel van een gewrichtsband veroorzaken.
Klassiek is de "krak" die gehoord wordt bij het scheuren van de
meniscus.
Soms kan het letsel ook ontstaan bij het rechtkomen uit hurkzit, het is dus
niet noodzakelijk dat er een grote kracht op de knie wordt uitgeoefend om een
scheur te veroorzaken (zeker bij oudere mensen waar de meniscus broos en
fragiel wordt).
Naarmate er slijtage optreedt in het gewricht worden de kraakbeenoppervlaktes
ruwer, de meniscus die er dan tussen zit gaat ook langzaam een rafelig aspect
vertonen, de zogenaamde slijtage scheur van de meniscus.
3. DE SYMPTOMEN VAN EEN MENISCUSSCHEUR:
De volgende symptomen komen het meest voor bij een meniscusscheur, ze kunnen
echter bij iedere patiënt individueel verschillend zijn.
- Pijn, vnl.
bij volledig buigen en volledig strekken van de knie. Deze is initieel sterk
aanwezig maar kan dan geleidelijk weer afnemen in intensiteit.
- Zwelling,deze treedt snel op en kan het gevolg zijn van een bloeding in de
knie (een scheur impliceert altijd de aanwezigheid van een bloeding).
- De knie voelt "zwak" aan en geeft de indruk om door te zakken.
- Er is een voel of hoorbare klik in de knie.
- Er verspringt iets in de knie.
- In zeer uitgesproken gevallen is er een echte blockage van de knie, de knie
kan niet meer gebogen of gestrekt worden.
De symptomen
van een meniscusscheur kunnen evenwel ook lijken op de symptomen van andere
aandoeningen in de knie.
4. HOE WORDT
DE DIAGNOSE GESTELD VAN EEN MENISCUSSCHEUR?
Naast een
grondig gesprek met de patiënt en een grondig klinisch onderzoek moeten soms
technische investigaties worden uitgevoerd om definitieve diagnose te kunnen
stellen.
RX opnames,
voornamelijk voor het uitsluiten van slijtage, fracturen of andere letsels van
de knie.
NMR: dit is een diagnostische procedure die gebruik maakt van een combinatie
van radiofrekwente golven en computer om gedetailleerde beelden te krijgen van het kniegewricht (fig).
CT scan maakt door een combinatie van RX stralen en computer doorsnede beelden
van de knie.
Botscan: zeer kleine hoeveelheden radioactief materiaal worden via een ader
ingebracht en gaan zich vastzetten op die plaatsen in het lichaam waar er een verhoogde celactiviteit is.
08-06-2010, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe