Kinesitherapie: Roeselare: XAVIER VANDENBERGHE

Welkom op mijn kiné-blog

Met deze info wil ik U meehelpen vlotter te revalideren

Gebruik steeds de "zoeken in blog"-functie of kies via categorieën 

 


Xavier Vandenberghe

 
 


Foto

Zoeken in blog


Categorieën
  • Gewrichten (4294967295)
  • Pathologieën (aandoeningen) (9)
  • Skelet (0)
  • Spieren (3)

  • U hebt een vraag?

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Kinesitherapie / Voetreflextherapie / Lymfdrainage ad modum Vodder
    30-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dringend gezocht kinesitherapeut(e)
    Ik ben dringend op zoek naar een kinesitherapeut(e) om mee in te stappen in de groepspraktijk (3 kinesitherapeuten). 
    Op zelfstandige basis. Zowel in de praktijk als huisbezoeken. 
    Neem zeker contact op via onderstaande gegevens: 
    Xavier Vandenberghe 
    Beversesteenweg 447
    8800 Roeselare - Beveren
    051/203874
    0476288761
    xavier.vandenberghe1@telenet.be

    30-05-2012, 00:00 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Gewrichten
    02-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kniegewricht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het kniegewricht vormt de schakel tussen het bovenbeen en het onderbeen. Het betreft hier een zogenaamd scharniergewricht, te vergelijken met een deurscharnier, waardoor het mogelijk is het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen over een afstand van 140° te buigen en vervolgens weer te strekken. 140° is de maximale bewegingsgraad dat een (normaal) kniegewricht kan bewegen (plooien – strekken). Daarnaast kan het onderbeen bij een gebogen knie nog een 8 – tal ° ten opzichte van het bovenbeen draaien.

    Welke beenderen vormen het kniegewricht?

    Het kniegewricht wordt gevormd door drie beenderen van het menselijk skelet: Deze zijn

    1)      het bovenbeen of dijbeen (femur),

    2)      in het onderbeen het scheenbeen (tibia) en

    3)      aan de voorzijde de knieschijf (patella). De knieschijf ‘ligt’ op hetbovenbeen.

    Hierdoor bestaat het kniegewricht eigenlijk uit twee gewrichten, namelijk het gewricht tussen bovenbeen en het scheenbeen en het gewricht tussen de knieschijf en het bovenbeen. Omdat deze twee gewrichten binnen één gewrichtskapsel liggen wordt het functioneel als één gewricht gezien, namelijk het kniegewricht.

    Het kuitbeen (fibula) welke zich evenals het scheenbeen in het onderbeen bevindt (aan de buitenzijde), is niet betrokken bij het bewegen van het kniegewricht, maar bij de bewegingen van het enkelgewricht. Soms bevindt zich nog een extra beentje (sesambeentje) aan de achterzijde van het kniegewricht gelegen in de kuitspier. Dit laatste beentje speelt geen rol bij het kniegewricht.

    Gewrichtsbanden van de knie

    1)      gewrichtsbanden: de gewrichten worden verstevigd met gewrichtsbanden die ligamenten worden genoemd. De banden bestaan uit verschillende lagen sterk bindweefsel. Het kniegewricht heeft een binnenband (mediale band) die in het gewrichtskapsel ligt en een buitenband (laterale band) die net buiten het gewrichtskapsel ligt. De binnenste - en de buitenste gewrichtsbanden zorgen samen voor de zijdelingse stabiliteit van het gewricht.

    2)      Kruisbanden: liggen centraal in het kniegewricht. Ze verbinden ook hier het bovenbeen met het onderbeen. De voorste en achterste kruisband lopen voor en achter elkaar en vormen een zogenaamd ‘kruis’ of ‘x’. De voorste kruisband verhindert dat het onderbeen naar voor schuift ten opzichte van het bovenbeen. De achterste kruisband verhindert dat het onderbeen zich verplaatst naar achteren ten opzichte van het bovenbeen. Wanneer het boven – en onderbeen ten opzichte van elkaar een te grote ‘draaibeweging’ maken, kan (kunnen) de kruisband(en) scheuren (komt veel voor bij ski-ongevallen en voetballetsels).

     

    Meniscus

    Tussen het gewrichtskraakbeen van het bovenbeen en het kraakbeen van het onderbeen bevindt zich zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde een maansikkel - vormig stukje kraakbeen, de zogenaamde binnen (mediale) en buiten (laterale) meniscus. De menisci zijn evenals een sinaasappelschijf aan de buitenzijde dik en worden naar binnen toe dunner. De menisci zijn bedoeld om de vorm van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen wat bolvormig en het onderbeen wat vlak is op elkaar aan te passen.

    De menisci zijn dan ook aan de onderzijde vlak en aan de bovenzijde uitgehold. Daarnaast functioneren de menisci ook als extra schokdempers. Wanneer het gewicht op het been wordt gezet dan kunnen de menisci naar buiten uitwijken waardoor de neerwaartse kracht naar buiten wordt omgezet. Dit is vergelijkbaar wanneer men met de voet op een bal staat. De bal wordt platter en wijkt naar buiten uit waardoor een deel van de krachten die naar beneden zijn gericht naar buiten worden omgezet.

    De uiteinden van de menisci worden hoorns genoemd: aan de voorzijde de voorhoorn, aan de achterzijde de achterhoorn. Het gedeelte wat tussen de voor- en achterhoorn ligt wordt wel middenhoorn genoemd. Bij sommige sportletsels kan (kunnen) de meniscus (menisci) gedeeltelijk scheuren. Meestal wordt dan een kijkoperatie uitgevoerd, om het afgescheurd stukje meniscus te verwijderen. De patiënt volgt nadien kinesitherapie en mag in principe een week niet steunen op het aangedane been.

    Spieren van het kniegewricht (belangrijkste strekkers / buigers)

    De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het kniegewricht zorgen zijn de vierhoofdige dijspier, die de knie strekt (musculus quadriceps femoris) en de buigers (hamstrings) van de knie. De vierkoppige bovenbeenstrekker zit vast aan de bovenkant van de knieschijf (patella). De knieschijf is op zijn beurt weer verbonden met een stevige band aan de voorzijde van het bovenste deel van het scheenbeen. Dit wordt de knieschijfpees (ligamentum patellae) genoemd.

     

    Slijmbeurzen

    Een slijmbeurs (bursa) is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees en de huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of platte bindweefselverbinding tussen spier en bot. De belangrijkste slijmbeurzen rond de knie zijn die tussen de knieschijf en de huid (bursa prepatellaris) en tussen de knieschijfpees en de huid. Bij te hevige belasting van de knie, kan een slijmbeurs ontsteken (bursitis).

    Figuren:

    -          overzicht kniegewricht (zie foto bovenaan)

    -          idem met latijnse benamingen (zie bijlage)

    -          voorste en achterste kruisband (zie bijlage)

    -          menisci (zie bijlage)

    Bijlagen:
    menisci.jpg (8.4 KB)   
    overzicht kniegewricht 2.jpg (11 KB)   
    voorste en achterste kruisband.png (39.3 KB)   

    02-01-2012, 11:33 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Gewrichten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het heupgewricht

    Het heupgewricht is een kogelgewricht, dat de verbinding vormt tussen het dijbeen en het bekken. Een kogelgewricht is een gewricht dat bestaat uit een kom en een bolvormige kop. Een dergelijk gewricht heeft meerdere graden van vrijheid. De kom en de kop hebben een laagje kraakbeen aan het oppervlak, waardoor deze soepel over elkaar heen kunnen schuiven.

    Anatomie van het heupgewricht:

    Het heupgewricht verbindt de romp (meergepaald het bekken) soepel met het been: het ligt dus tussen het bekken en het dijbeen. De heup is een zogenaamd kogelgewricht waarvan de vorm een ruime bewegingsvrijheid laat.

    Het gewricht bestaat uit de heupkom (acetabulum) van het bekken en de kop (femurkop) op het dijbeen, en is met een laag kraakbeen bedekt.

    Het gewricht zelf is stevig ingepakt in een gewrichtskapsel. Binnenin het gewrichtskapsel produceert een laag slijmvlies het synoviale vocht. Dit synoviale volcht voedt enerzijds het kraakbeen en smeert anderzijds het gewricht zodat het zonder wrijving kan bewegen. Het dient ook in zekere mate als schokdemper om de aanzienlijke krachten op te vangen die tijdens het leven van een persoon op het gewricht inwerken.

    De botten zijn verbonden met ligamenten die het gewricht de nodige stevigheid verlenen.

    Spieren en pezen zorgen ervoor dat bot gewricht kan bewegen. 

    Aandoeningen van het heupgewricht

    Slijtage – artrose - heupprothese

    Als het laagje kraakbeen versleten raakt, dan wordt het oppervlak ruw, waardoor bewegen stroever en daardoor pijnlijker wordt. Dit proces staat bekend als artrose. Heupartrose wordt ook in de medische taal coxartrose genoemd.  Met een door toenemende beschadiging van het heupgewricht ontstaat geleidelijk aan pijn in het heupgewricht en nemen zowel beweeglijkheid als belastbaarheid af. Voor het stellen van een juiste diagnose zijn nodig:

    -       anamnese (vraagstelling)

    -       lichamelijk onderzoek (klinisch onderzoek)

    -       röntgenonderzoek (RX – scanner)

    -       incidenteel aanvullend laboratoriumonderzoek.

     

    Anamnese

    In de anamnese ter zake van heupaandoeningen zijn de volgende items van belang:

    -       aard en lokalisatie pijn

    -       aard en omvang van uitstralingspijn (bekken – been – knie)

    -       relatie met inspanning

    -       aanwezigheid start en/of nachtpijn

    -       maximale loopafstand

    -       problemen in de ADL sfeer

    -       werk en vrijetijdsaspecten

    -       voorgeschiedenis inzake preëxistente heupaandoeningen inclusief operaties

    -       medicamenten gebruik.

     

    Lichamelijk onderzoek.

    Het lichamelijk onderzoek van de heup richt zich naar de volgende onderdelen:

    -       looppatroon;

    -       onderzoek in staande houding;

    -       beenlengte;

    -       proef van Trendelenburg;

    -       onderzoek in liggende houding;

    -       inspectie en palpatie;

    -       beenlengte;

    -       contracturen, handgreep van Thomas;

    -       beweeglijkheid van de heup.

     

     

    Looppatroon.

    Heupaandoeningen zijn vaak al op afstand herkenbaar. Normaliter is het looppatroon symmetrisch d.w.z beide benen worden gelijkmatig belast en de paslengte is beiderzijds gelijk. Door pijn en functiebeperking, raakt de paslengte aan de aangedane zijde verkort en vaak wordt een stok gebruikt, iets wat de belasting op de heup verder doet verminderen. Door de pijn ontstaat een insufficiëntie van in het bijzonder de musculus gluteus medius, waardoor het bekken tijdens stand en lopen niet meer horizontaal kan worden gehouden, maar naar de aangedane zijde doorzakt (Trendelenburg fenomeen). Soms poogt de patiënt dit te compenseren door het zwaartepunt van zijn lichaam boven de heup te brengen, zichtbaar aan een zijdelings heen en weer zwaaien van de romp tijdens lopen (Duchenne gang, zie schema). Hierdoor wordt de mechanische belasting op de heup verlaagd en daarmee ook de pijn..

     

    Onderzoek in staande houding.

    Men controleert of het bekken recht staat. Het bekken behoort in het frontale vlak horizontaal te staan. Men kan dit controleren door de spina iliaca anterior superior beiderzijds gelijktijdig te palperen en dit verder verifiëren door aan de achterzijde beiderzijds de spina iliaca posterior superior te palperen. Soms treft men hier discrepanties aan door bekken asymmetrie of contracturen. Bij verdenking op beenlengteverschil zal men met plankjes van verschillende dikte de grootte van dit lengteverschil pogen te quantificeren. Dit kan later bij onderzoek in liggende houding nog nader gecontroleerd worden. Wanneer er een flexiecontractuur in de heup aanwezig is, staat de patiënt met hetzij een gebogen heup aan de aangedane zijde of poogt hij dit te corrigeren door een versterkte lendenlordose aan te nemen.

     

    Met de proef van Trendelenburg is de stabiliteit van het bekken te onderzoeken, in het bijzonder de functie van de musculus gluteus medius. Een positieve proef van Trendelenburg kan ondermeer veroorzaakt worden door de volgende factoren:

    -       pijnlijke heup (antalgische reactie)

    -       instabiel belastingspunt van de heup zoals bij congenitale heup(sub)luxatie of een pseudarthrose na fractuur

    -       parese van de heupabductiemusculatuur zoals bij verscheidene neurologische aandoeningen

     

    Onderzoek in liggende houding.

    Allereerst zal men vaststellen of er een dwangstand van de heup aanwezig is door te controleren of de spina iliaca anterior superior (of het bekken wel recht staat) beiderzijds op gelijke hoogte ligt. Bij een normaal beweeglijke heup kan een dergelijke bekkendwangstand veroorzaakt worden door een gefixeerde deformiteit op de lumbosacrale overgang. Bij bekkenscheefstand door contractuur ligt het draaipunt van de heup beiderzijds op verschillende hoogte en zal veelal ook een schijnbaar beenlengteverschil aanwezig zijn waarbij de voeten op verschillende hoogtes liggen. Men kan de omvang van deze contractuur vaststellen door de benen zijdelings te bewegen tot de verbindingslijn tussen beiderzijds de spina iliaca anterior superior loodrecht op de lengteas van het lichaam staat. Ligt bij onderzoek het bekken recht en de knie beiderzijds vlak op tafel wordt een ongelijke stand van de voeten veroorzaakt door een beenlengteverschil. In deze stand kan men de klinische lengte van het been meten door de afstand te bepalen tussen de onderrand van de spina iliaca anterior superior (bekken) en de onderrand van de mediale malleolus (binnenste enkel) aan dezelfde zijde. Voorts geeft een meting van de omvang van de musculus quadriceps (dijspier) een indruk over de mate van spieratrofie (bij minder beweging door de artrose zullen de spieren in omvang afnemen).

     

    Inspectie en palpatie van heup en been.

    De heupregio dient men te inspecteren op abnormale verkleuringen, zwellingen of andere oppervlakte verschijnselen. Het heupgewricht is diep onder de musculatuur gelegen en daardoor niet voor directe palpatie toegankelijk, behoudens de laterale zijde van de trochanter major. Bij rotatie van het been kan de beweging van de trochanter major gevolgd worden. Lokale drukpijn kan wijzen op verschijnselen van bursitis trochanterica (ontsteking). Ook kan soms een klikfenomeen opgewekt worden bij afwisselende endo- en exo-rotatie van het been. Dit wijst op een ‘snapping hip’. Bij routine onderzoek van de onderste extremiteit behoort ook een orïenterend rugonderzoek evenals palpatie van de perifere pulsaties.

     

    Onderzoek van de beweeglijkheid van de heup.

    Bij actief functieonderzoek verkrijgt men een globale indruk van beweeglijk en kracht in de onderste extremiteit. Na het actief bewegingsonderzoek volgt het passief bewegingsonderzoek. Men dient te controleren of de bewegingen werkelijk in de heup plaats vinden en niet door meebewegen van het bekken, zoals bij een stijf heupgewricht gemakkelijk kan gebeuren, in het bijzonder bij ab/adductie en rotaties. Door met de ene hand het te onderzoeken been te bewegen en met de andere hand de spina iliaca anterior superior aan de contralaterale zijde te palperen kan men dit eenvoudig voelen. Rotaties in de heup kunnen zowel in strekstand als in 90 graden flexiestand van de heup gemeten worden. Rotaties in extensiestand van de heup zijn gewoonlijk groter dan die in flexie en het verschil tussen beide kan een indruk geven omtrent de mate van deformiteit in de heupkop.

     

    Röntgenonderzoek.

    Anamnese en lichamelijk onderzoek geven gewoonlijk voldoende aanwijzingen om een waarschijnlijkheidsdiagnose van coxartrose te stellen. Zeker wanneer de klachten langer dan enkele maanden aanhouden dan wel progressief of ernstig zijn verdient het aanbeveling de diagnose meer zeker te stellen door aanvullend röntgenonderzoek. Naast de standaard voorachterwaartse opname wordt ook een axiale of laterale foto van de heup gemaakt. Met axiale foto’s kan voor en achterzijde van het acetabulum (heupkom) beoordeeld worden. Op laterale heupfoto’s worden de voor- resp. achterzijde van het proximale femur uiteinde zichtbaar. In het kader van coxartrose worden de heupgewrichten beoordeeld op gewrichtsspleet versmalling. Verder zijn geregeld cystevorming en sclerosering (afsterven) in femurkop of acetabulum zichtbaar alsmede osteofyt vorming langs de gewrichtsranden. Altijd dient men bedacht te zijn op anderssoortige aandoeningen in heup en bekkenregio. Metastatische tumoren in het bekken zijn geen zeldzaamheid.

     

    Aanvullend beeldvormend onderzoek.

    Indien de röntgen bevindingen correleren met anamnese en bevindingen bij lichamelijk onderzoek is het onderzoek compleet en kan een behandelplan worden opgesteld. Zijn de bevindingen minder specifiek kan nader beeldvormend en/of laboratorium onderzoek geïndiceerd zijn. Ingeval van verdenking op tumoreuze of infectieuze processen is driefasen technetium-scintigrafie geïndiceerd in combinatie met bloedonderzoek als BSE, CRP en leukocyten. Technetium scintigrafie is een gevoelige, maar niet erg specifieke onderzoeksmethode. Verder onderzoek is dan ook veelal nodig. Gallium resp. indium scintigrafie zijn meer specifiek maar minder gevoelig ter zake van infectieuze processen en worden dan ook in aanvulling op technetium-scintigrafie toegepast. MRI onderzoek is sterk in opkomst, maar is (nog steeds) een dure en tijdrovende onderzoeksmethode. De indicatie dient dan ook met enige terughoudendheid gesteld te worden. MRI levert evenwel nauwkeurige informatie over zowel weke delen als ossale structuren. Indien specifieke ruimtelijke informatie over ossale structuren gewenst is, zoals bijvoorbeeld bij fracturen of posttraumatische deformiteiten, geniet een CT-scan de voorkeur, zonodig met driedimensionale gereconstructie. Echografie heeft in de volwassen heuppathologie alleen een plaats bij de detectie van vochtcollecties rond het heupgebied (absces!). In zeldzame gevallen kan een artroscopie van de heup nodig zijn ter completering van de diagnostiek.

    Wanneer de diagnose van heupartrose wordt bevestigd, kan een heupprothese worden geplaatst.

    Vervanging van het heupgewricht door een heupprothese is een operatie die vaak wordt uitgevoerd. Tijdens de operatie vervangt de orthopedisch chirurg het aangetaste heupgewricht door een kunstgewricht. De chirurg kan kiezen uit verschillende benaderingen van het heupgewricht. Deze benaderingen worden bepaald door waar de chirurg de snede maakt om het heupgewricht te bereiken, bijvoorbeeld aan de zijvoorkant of aan de zijachterkant van het bovenbeen. Afhankelijk van de benadering worden spieren losgehaald en wordt het gewrichtskapsel geopend. De chirurg verwijdert de versleten kop en maakt het bekken (de heupkom) pasklaar. Vervolgens plaatst de chirurg een nieuwe kom van kunststof, of een combinatie van kunststof en metaal, in het bekken en een metalen pen met daarop een kop in het bovenbeen. De kop en de kom passen precies in elkaar en samen vormen ze een nieuw heupgewricht. Wanneer alles op zijn plaats zit, worden de spieren en de operatiewond gesloten met hechtingen. Het litteken dat achterblijft van de snede is ongeveer 15 tot 20 cm lang.

    Een gelukte heupvervanging is een dankbare operatie die de kwaliteit van leven van de patiënt belangrijk kan verbeteren. Mislukkingen zijn betrekkelijk zeldzaam (enige procenten[bron?]) maar hebben vaak ernstige gevolgen. Heroperaties hebben duidelijk minder kans op succes dan eerste operaties[bron?].

    Een vervangen heup moet nog steeds met enige omzichtigheid worden behandeld, hoewel de technieken de laatste decennia steeds beter zijn geworden. Zware repeterende belastingen blijven voor een kunstheup wat problematisch; zo goed als een nieuwe natuurlijke heup is ook de beste kunstheup nog niet.

    Problemen die na dergelijke heupoperaties kunnen voorkomen zijn onder andere infectie (wat vaak zal leiden tot het weer moeten verwijderen van de prothese), los gaan zitten, en het uit de kom schieten. Zorgvuldige medewerking van de patiënt met betrekking tot de mate van belastbaarheid tijdens de genezing en het vermijden van risicovolle handelingen die de kunstheup zouden kunnen luxeren (uit de kom laten schieten) is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de operatie. Met name voorover buigen met naar buiten gedraaide heup is een risicofactor voor luxatie (geen veters strikken!)

    De operatie wordt vaak aangeduid als de "totale heup" (total hip) operatie. Het 'totale' slaat op kop en kom die beide worden vervangen. Dit in tegenstelling tot de situatie van een breuk van de hals van het heupbot. Dan wordt vaak alleen de (afgebroken) heupkop vervangen, een zogenaamde kophalsprothese.

    Levensduur

    De tien-jaarsoverleving van een totaleheupimplantaat is voor patiënten onder 50 jaar 85% en boven 75 jaar ruim 95%. (The Swedish National Hip Arthroplasty Register. Annual report 2004; www.jru.orthop.gu.se). Als de heup slijt komen er kleine deeltjes van de contactvlakken tussen kom en kop vrij. Bij de poging om deze deeltjes op te ruimen kan er botverlies optreden en de prothese los komen te zitten. Hierdoor kan pijn ontstaan. Verder kan een prothese klachten geven omdat een bacterie bij de heupprothese is gekomen. Deze infectie kan ontstaan tijdens de totale heupprothese-operatie of later via besmetting via de wond of via het bloed. Als de heupprothese los zit is dit een reden om de heup te vervangen. Bij een zogenaamde revisie van een heupimplantaat heeft men vaak een minder goede botkwaliteit en kwantiteit.
    Het plaatsen van een nieuwe prothese is daarom moeilijker en gaat gepaard met hogere complicatierisico's.
    Een goede methode om het verdwenen bot te herstellen is met behulp van Bone Impaction Grafting. Hierbij gebruikt men bot van de patiënt of uit een donorbank. Na het aanslaan van de botsnippers kan met cement het botdefect opgevuld en de nieuwe heupprothese alsnog geplaatst worden
    [1].

    Behandeling post-operatief

    Wanneer de patiënt thuiskomt na het plaatsen van een heupprothese, wordt de kinesitherapie onmiddellijk hervat. Normaal werd de kine daags na de operatie in het ziekenhuis reeds gestart.

    Belangrijkste behandelingen zijn:

    -          passieve mobilisaties (bewegingen) van de heup

    -          actieve mobilisaties (bewegingen) van de heup

    -          spierversterkingsoefeningen

    -          elektrotherapie

    -          gangrevalidatie

    -          fietsen (hometrainer)

    -          aannemen van een juiste houding

    02-01-2012, 11:49 geschreven door Xavier Vandenberghe


    Categorie:Gewrichten
    Xavier Vandenberghe
    Beversesteenweg 447
    8800 Roeselare
    Tel. 051/203874
    GSM: 0476/288761

    Kinesitherapie
    Lymfedrainage ad Modum Vodder
    Voetreflextherapie

    Behandeling mogelijk na afspraak 

     

    Dank voor uw vertrouwen





    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs