De karper en haar manier van azen.
Het is van vitaal belang dat u het gedrag en de aasgewoontes van de karper goed kent.
De zintuigen van de karper met betrekking tot de voedselopname zijn:
- Zicht: de mogelijkheid om optisch zijn voedsel te ontdekken. - Aanraking: de mogelijkheid om voedsel te onderzoeken met zijn baarddraden. - Gehoor: de mogelijkheid om geluid te onderscheiden via zowel de zwemblaas als de laterale lijn. - Reuk: een andere mogelijkheid om voedseldeeltjes te ontdekken, naast gehoor of aanraking. - Smaak: de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen verteerbaar en onverteerbaar voedsel.
Karpers zijn omnivoren. Zij zullen dan ook alles wat ze tegenkomen en wat ook maar enigzins op voedsel lijkt, onderzoeken. Net zoals mensen kunnen karpers voedsel volledig evalueren voor ze tot eten overgaan. Karpers onderzoeken hun voedsel meestal via de orale weg. Hoe nemen karpers het voedsel in de bek?
Door opname tussen de lippen: De karper stulpt zijn bek volledig uit en zachtjes, bijna met een licht zuigende beweging, neemt hij het voedsel in. Dit gebeurt meestal bij inname van grote afzonderlijke voedseldelen.
Door opzuigen en uitspuwen: Wanneer de karper tot deze actie overgaat, zal een bepaald volume water in zijn bek verdwijnen evenals alles wat zich in die hoeveelheid water bevindt. De karper sluit zijn bek om de voedseldeeltjes binnen te houden en automatisch wordt de overvloed aan water uit de bek afgevoerd naar de kieuwen. Bij deze manier van voedselopname nemen de karpers vrijwel alleen kleine voedseldeeltjes tot zich.
De manier van opzuigen en uitspuwen bij karpers varieert van water tot water. Eveneens verschilt het naar gelang de grootte van de individuele vis en zijn capaciteit tot het creëren van een vacuüm in zijn bek. karpers kunnen vanaf een afstand van 10 tot 20 cm. voedsel opzuigen als ze met veel vertrouwen gaan azen. Wanneer ze het aas met een waterstraal bestoken, kunnen ze dit aas soms over een afstand van 30 cm verplaatsen afhankelijk van de vorm, grootte en densiteit van die voedseldeel. Het is duidelijk dat hoe groter de karper is, hoe groter zijn mogelijkheid tot inname is en hoe groter de kracht van het uitspuwen. Karpers die al een paar keer gevangen zijn geweest, kunnen deze 'zuig-en-spuw'-methode gebruiken om te achterhalen of er geen gevaar schuilt achter die voedseldeeltjes die niet vrij zijn meegekomen.
Een combinatie van de twee vorige methoden. Er zijn karpers die zich nog anders voeden. Ze zullen voedsel opnemen door middel van een combinatie van de twee hiervoor besproken methoden.
Inhakingen en aasgedrag. Als de karpers niet aan de kant azen en u dus niet kunt zien hoe ze het voedsel tot zich nemen, moet je in zekere mate gissen. Na verloop van tijd kunt je door jouw ervaring op dat water ongeveer voorspellen hoe de karpers (al dan niet) azen. Je kunt echter veel leren van de plaats waar je een karper hebt gehaakt.
Het kan een aanwijzing zijn voor de manier waarop de karpers op je voer aan het azen waren. Maar je moet eerst karpers vangen voor je conclusies kan trekken! Daarom is het interresant om de plaats van inhaking te noteren, ook als andere vissers een karper vangen. Hier volgen een paar richtlijnen over hoe de positie van inhaking de manier van azen verraadt.
Inhakingen in de onderlip. Deze plaats van inhaking duidt op een heel wantrouwige karper. Waarschijnlijk heeft hij ieder voedseldeeltje afzonderlijk in de bek genomen en dat zorgvuldig onderzocht. Op het moment echter dat de onderlijn zich strekte, heeft de haak zich vastgezet in de onderlip.
Inhakingen diep in de bek. Deze karper was met veel vertrouwen aan het azen. Het aas werd onmiddelijk tot diep in de bek gezogen en tijdens het strekken van de onderlijn werd de karper dan ook gehaakt.
Inhakingen in de zijkant van de bek. De karper nam het aas in de bek en zwom, op zoek naar meer voedsel, weg. Tijdens deze handeling strekte de onderlijn zich en vond daardoor de inhaking in de zijkant van de bek plaats. Dit is weer een mogelijk signaal van een vis die met veel vertrouwen aan het azen was.
Inhakingen in de bovenlip of de uiterste rand van de onderlip. De karper heeft - waarschijnlijk omdat hij iets verdachts heeft opgemerkt - geprobeerd om het aas uit te spuwen. Tijdens dat proces heeft de haak zich goed vastgezet in het vlees van de bek. Het is een mogelijk signaal van wantrouwigheid.
Inhakingen buiten de bek. De karper heeft het aas uitgespuwd en tijdens deze uitspuwing heeft de haak zich vastgezet in de buitenkant van de bek. Dit wijst op heel weinig vertrouwen in het aas en de aaspresentatie.
Losschieters. We spreken over losschieters als de haak vrijkomt tijdens de dril of zelfs al tijdens de aanbeet. Zou dit misschien wijzen op een karper die wel vertrouwen had in het aas maar toch een manier heeft gevonden om de haak kwijt te raken door hem uit te spuwen? Opent de bocht van de haak of breekt uw onderlijn, dan kunt je van een materiaalfout spreken. Is dit niet het geval dan moet je het eerder zoeken bij het aasgedrag van de karpers.
Factoren die het aasgedrag beinvloeden: Helaas is het onmogelijk om precies te zeggen hoe karpers op verschillende wateren azen. Hun aasgedrag wordt door te veel factoren bepaald zoals:
1: De persoonlijke kenmerken van de vis zelf, zoals de vorm van de bek, het gewicht enz.
2: De hengeldruk door de jaren heen. Als de karpers een aantal keren aan een bepaalde aaspresentatie zijn gevangen, dan veranderen ze hun aasgedrag om niet meer gehaakt te worden.
3: De hengeldruk op het moment zelf. Als het water onder hoge hengeldruk staat en de karpers overal lijnen tegenkomen, gaan ze eerder tot een voorzichtige manier van azen over.
4: Het vertrouwen van de karpers in het aas. Als de karper het aas attractief vindt en door het voeren geleerd heeft dat het aas niet gevaarlijk is, dan gaat hij er met veel vertrouwen op azen. Heeft dit aas in het verleden echter voor problemen gezorgd, dan zou het heel goed mogelijk zijn dat hij het aas zeer voorzichtig benaderd.
5: Het jaargetijde. Als de karpers sterk azen tijdens de zomer, dan kunnen ze het aas met veel vertrouwen tot zich nemen. In de koude maanden daarentegen, als hun bioritme trager gaat functioneren, is de voedselopname voorzichtiger.
Seizoenen: Het is duidelijk dat wateren onderling kunnen verschillen, evenals de klimatologische omstandigheden. Maar in een gewoon doorsnee jaar zal het gedrag van de karpers als volgt zijn:
Januari / Februari: Het overgrote deel van de vissen bevindt zich in een passieve toestand. We mogen zelfs spreken van een soort winterslaap. Dikwijls vinden we ze tussen het wier of in de buurt van obstakels. In deze tijd van het jaar nemen ze weinig voedsel tot zich. In dieper water treffen we ze waarschijnlijk aan op de bodem van het diepste stuk. Waarschijnlijk voelen ze zich hier comfortabel.
Maart / April: De dagen worden langer en de nachten korter, de gemiddelde lucht- en watertemperatuur stijgen, de karpers worden weer actiever en gaan dan zodoende op zoek naar voedsel. In het begin eten ze vooral planten en algen om het darmsysteem te zuiveren. Daarom moet je een beetje opletten met de hoeveelheid voer die je ze voorschotelt. Zodra de watertemperatuur constant boven de 10C blijft wordt de vraag naar voedsel groter.
Mei / Juni: De lucht- en watertemperatuur zetten de karpers nu echt sterk aan het azen. Automatisch kun je nu ook het aanbod voedsel optrekken. Zodra de watertemperatuur in de buurt van de 20C komt en het zo een tijdje blijft, gaan de karpers tot paaien over. In deze tijd wordt het voedsel - door karpervissers aangeboden - grotendeels genegeerd.
Juli / Augustus: De karpers gaan nu proberen om aan de vraag van hun lichaam te voldoen. Aangezien ze een soort reserve willen aanleggen voor de winter, kunt je nu moeilijk een goed bezet water overvoeren. Zodra de watertemperatuur echter boven de 25C komt, stoppen ze weer met azen. Het gebrek aan zuurstof en de opbouw van afvalstoffen in het water zijn daarvan waarschijnlijk de oorzaken. Op dagen van sterke wind en regen kunnen echter op bepaalde plaatsen echte vreetpartijen plaatsvinden.
September / Oktober: Omdat de watertemperatuur zakt, verminderd de vraag naar voedsel automatisch. Zodra de watertemperatuur weer onder de 10C komt te liggen houden de karpers op met azen. Alleen de kleinere karpers gaan nog een tijdje door. Zakt de watertemperatuur echter onder de 6-8C, dan zullen ook zij de voedselopname stopzetten.
November / December: De karpers nemen weer een passieve houding aan. Bij sommige kunnen we weer spreken van een soort winterslaap. Het grootste gedeelte van de populatie is alleen in extreem zachte perioden bereid om te azen.
Dit zijn enkele algemene richtlijnen. Goed bezette wateren kunnen het hele jaar door vis opleveren.
Luchtdruk: De luchtdruk heeft een grote invloed op het aasgedrag van de karpers. Slechts weinig karpervissers houden rekening met deze veranderingen.
Hoge luchtdruk Ook bekend als anti-cyclonen. De kenmerken zijn een heldere hemel en weinig of geen wind. In de zomer kan dit snikhete dagen betekenen. In de winter daarentegen gaan koude dagen en vriesnachten met deze luchtdruk gepaard. Voor de gewone standaard bodemvisserij zijn dit geen ideale omstandigheden.
Lage luchtdruk Ook bekend als depressies. Kenmerkend zijn hier een betrokken hemel, zachte zuidwestenwind en veel regen. Deze omstandigheden zetten de karpers eerder aan tot azen. Een toename van het zuurstofgehalte in het water, waterturbulentie en minder licht zijn hier niet vreemd aan.Natuurlijk ligt tussen deze twee uitersten een oneindig aantal variaties. Maar ik denk dat het juist is om te zeggen dat in de meer productieve maanden, zoals van april tot oktober, perioden van lage of dalende luchtdruk betere omstandigheden inhouden dan perioden van hoge of stijgende luchtdruk
|