Ons huis gaf, behalve de kamer met de piano, niet veel infrastructurele mogelijkheden om onze vrienden te ontvangen.
Gelukkig was er ook nog de schuur, het bakkot en vooral t leeg huis.
Het leeg huis was wat het was : een huis dat leeg stond sinds Albert en Sylvie Gribbe met hun vier kinderen naar Moorsel waren verhuisd. Maar het was meer, véél meer. Het was óns huis, helemaal van ons jongens van zes tot twaalf alléén.
Er waren niet veel kamers in dat huis, vier om precies te zijn.
De kelder werd gebruikt om ons patatten te bewaren maar vooral om ons in weg te steken tijdens het loeke stoppen.
De living was vooral ons knutselatelier. Daar werd, vooral in november en december, naarstig gewerkt. Honderden figuurtjes paardjes, hondjes, katten,
- werden met een verstekzaagje uit een triplexplaat gezaagd. Die werden in een gleufje van een plankje, waar we vier houten wieltjes hadden aangevezen, geschoven. Later werden die figuurtjes door mijn vader beschilderd. Met Kerstmis waren ze op het Kerstfeest ten voordele van de Baardegemse missionarissen in de zaal Ons Huis verloot tijdens de tombola; ze waren een begeerd collectoritem.
Op andere momenten konden we ook bakschieten en vogelpikken in de living. Dat gebeurde met afgedankte toestellen van de zaal. Dat bakschieten heb ik tot een echte kunst kunnen ontwikkelen en is me later, bij Maxens en bij Lowieken en Jeannine bijvoorbeeld, goed van pas gekomen.
De zolder werd gebruikt als repetitielokaal voor zang en - vooral toneel.
De auteur van deze toneelstukken was onze Marc. Later heeft hij die bijzondere gave verder ontwikkeld en werden van hem zelfs een aantal stukken op TV gespeeld.
Sommige van die stukjes die met Jannejaak (de 'domme'), Pierepeet (de 'slimme') en hun baas 'de Meester' - werden op datzelfde Kerstfeest gespeeld door jeugdige acteurs. Ooit heb ik een ander stuk van onze Marc samen met mijn vriend en leeftijdsgenoot Frans De Clerck nog de rol gespeeld van een jongen die probeert te vluchten uit een communistisch land.
De meeste tijd spendeerden we op de kelderkamer. Daar bevond zich een heuse bibliotheek. Ze diende dan ook vooral als leeszaal. Je kon er allerlei lectuur vinden : echte romans door mijn vader afgedankt en goedgekeurd voor kindergebruik, Vlaamse filmkes, niet meer actuele schoolboeken waar nog weinig in gebladerd werd, oude ( en ook recente ) nummers van weekbladen als : t Pallieterke (waarvan we op één nummer na de volledige editie hadden), De Zondagsvriend, De Post, en vooral Sport-Club.
Dat laatste weekblad kocht, tot mijn grote vreugde ik zal hem er eeuwig dankbaar voor blijven ! - onze Miel elke week in Brussel waar hij werkte. Uren heb ik in die Sport-Clubs zitten lezen. Ik kende op de langen duur alle fotos, inclusief de onderschriften, vanbuiten. Dordoni wint en zakt ineen stond er bijvoorbeeld bij een foto van een Italiaanse snelwandelaar die goud won op de 50 km van de Olympische Spelen van Helsinki 1952.
Ik verzamelde ook alle belangrijke kranten (die van de Tour, de klassiekers, de Olympische Spelen, wedstrijden van de Nationale voetbalploeg). Eind jaren 50 heeft papa deze relikwieën verbrand. Zo was hij. Hij had eens gevraagd om de kelderkamer op te ruimen omdat ze er naar zijn mening niet zó ordentelijk bijlag en ik was op zijn verzoek niet ingegaan. Toen heb ik één van de weinige keren in mijn leven iemand echt naar den duivel gewenst; ik heb geweend en bewust alsof ons Heer er iets kon aan doen - gevloekt, maar het was te laat.
Ook mijn uitgebreide verzameling billekes (beeldekes) van coureurs en voetballers bevonden zich in een doos op de kelderkamer.
Ik had die op velerlei manieren verworven : door ruilhandel, via een bepaald merk kauwgom, maar vooral en dat waren de mooiste via de bons die bovenaan een pakje bitter peeën van Cichorei De Beukelaer prijkten. Die bons moesten per tien verzonden worden en dan kreeg je met de post de aangeduide reeks thuis opgestuurd. Het was telkens een bijzonder spannend moment toen Kamilleken den boj (postbode) de aangevraagde beeldjes kwam afleveren. Wat een vreugde heb ik aan die prentjes ooit beleefd. Groot was soms de ontgoocheling toen ik een reeks kreeg die ik al had. Die werd dan dezelfde dag nog geruild. Al die renners en voetballers kon ik moeiteloos noemen, inclusief hun CV; de meeste herkende ik zelfs aan hun valhelm, koerspetje of haar. Zelfs de bijhorende lucht was vaak voldoende. Nest Sterckx, geboren in Heultje in 1922. (zie ook bij 'Spelen met koereurs').
In diezelfde doos bevonden zich ook een aantal zelfgemaakte schriftjes van de Ronde van Frankrijk. Letterlijk zelf gemaakt : een aantal losse bladen naaide moeder tot een boekje. op de eerste bladen kwamen de verschillende ploegen : de nationale (Frankrijk, België, Italië,..) en de regionale (Ile-de-France, Sud-Ouest, Centre, ...). Dan was er één blad per rit : bovenaan de begin- en aankomststad en de afstand, daaronder de eerste 12 van de rituitslag, vervolgens te de eerste 10 van de rangschikking en ten slotte de opgevers, de ongelukkigste, de strijdlustigste en de ploeg van de dag. De laatste 2 pagina's werden voorbehouden voor de eindrangschikking. Soms vulde onze Marc, die wel de bedenker was van het boekje, het in. Dat had ik niet graag want ik vond dat ik mooier kon schrijven.
De samenstelling van de Belgische ploeg (soms twee ploegen : de Nationale en de Arendjes) was ook een spannende bedoening. Op voorhand werd door alle gezinsleden een ploeg gepronostikeerd. Ik hechtte veel belang aan wat ons moe dacht : 'Moeken, wie gaut er gekozen werren ?' De bekendmaking op de radio van de ploeg gaf soms aanleiding tot bittere ontgoocheling of ook intense vreugde : Impanis is er niet bij of Fred De Bruyne is toch gekozen. Van zodra de selecties vaststonden werd gestart met het invullen van het boekje.
Uit mijn schriftje van de Tour 54 :

Uit mijn schriftje van de Tour 55 :

Uit mijn schriftje van de Tour 56 :

Uit mijn schriftje van de Tour 57 :

|