om een maand naar Ethiopië te gaan.
Ik heb altijd al een zwak gehad voor kinderen die niet kregen waar ze recht op hadden. Allicht komt het voort uit de situatie in mijn jeugd: ik ben wees vanaf mijn zevende, zonder broers of zussen. Vroeger wou ik alle kinderen van de wereld helpen, ja, hen zelfs adopteren. Of ze nu geel waren uit Vietnam, rood uit Peru of zwart uit Congo, ze zouden allemaal bij mij terecht kunnen! Maar ja, dit was meer droom dan werkelijkheid. En door zelf nogal vroeg drie kinderen te krijgen, ging al mijn liefde naar hen en zouden die straatkinderen wel door anderen geholpen worden. Maar toch bleef er diep in mijn hart dat verlangen over om iets voor hen te kunnen doen. Als ik dan een reportage zag van vrijwilligers die zich inzetten voor de derde wereld, was ik toch graag één van hen geweest. Maar het leven ging door met al zijn pleziertjes en verdrietjes. Ik werd een dagje ouder en het idee om aan ontwikkelingshulp te doen werd volledig onder de mat geschoven. Tot voor kort...
Een (Nederlandse) vriendin van me ging, in oktober vorig jaar, voor bijna een maand naar Ethiopië. Mijn gedachten waren heel veel bij haar. En toen ze eindelijk terug was, hing ik aan haar lippen om het volledige relaas van haar ervaringen en emoties te horen. Hoe meer details ze vertelde over het gebrek aan comfort en de overvloed aan liefde, hoe meer ik zin kreeg om dat toch nog, al was het maar één keer in mijn leven mee te maken, ondanks mijn leeftijd. Toen ze haar verhaal eindigde met de woorden: "En in februari ga ik terug voor drie weken", ontsprong me spontaan de vraag of ik dan mee mocht. In mijn achterhoofd denkende dat dit toch niet zou kunnen doorgaan. We hielden contact. Zij sprak erover met de organisatie, en ja, de kans zat er in, dat ik kon meegaan. Sandra, de initiatiefneemster van die organisatie, zou me telefonisch contacteren. De volgende dagen zat ik als het ware de ganse tijd bij de telefoon. En eindelijk, half december, kreeg ik het fantastische bericht, dat ik kon meegaan... voor een maand! Oei! Maar toch sprong ik een gat in de lucht! Ik ben dan onmiddellijk begonnen met een "bedelbrief" naar vrienden en kennissen te sturen, waarin ik om kleren en/of centjes vroeg om toch iets te kunnen bijdragen om de situatie van die kinderen een beetje te kunnen verbeteren. De reactie was enorm! Daarom, allen van harte dank!
Voor mezelf ben ik me dan ook langs alle kanten gaan informeren: buiten een goede zonnecrème, een paar spuitbussen op basis van deet, wat inentingen en wat medicatie, zou ik met een gerust hart veilig kunnen vertrekken en verblijven.
Dit zijn de inentingen tegen: bilharzia, difterie en kinkhoest, tetanus, polio en mazelen, hepatitis A en B, cholera en gele koorts; medicatie tegen buiktyfus en malaria. Dit alles is verplicht. Dan verder nog een ganse apotheek tegen grote en kleine ongemakken ginds ter plaatse. Nu nog twee inspuitingen en een pak pillen te gaan en klaar is Kees en ik ook. Dat ik al die miniziektes heb ingespoten gekregen heb ik geweten, want samen met het vaccin tegen de gele koorts (waar iedereen doorgaans een week ziek van is) kreeg ik ook nog het bezoek van een ferme bronchitis. Dat was natuurlijk meer dan bingo! De strafste antibiotica en cortisone zullen me erboven op moeten helpen en, juich, ik voel me stilaan beteren.
Nu nog om een paspoort naar Sint Laureins en een visum bij de Ethiopische ambassade in Brussel en ik ben helemaal in orde!
In een volgende blog vertel ik waar ik naar toe ga en met wie.
16-01-2014, 18:16 geschreven door Irm 
|