WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.
HOOFDSTUK 2. Primaire informatie
1. Internet
[voor wie?]
Ben Tiggelaar beschrijft internet vanuit vijf perspectieven: 1. als technische
infrastructuur [kabels, servers, pcs
]; 2. als organisatieprincipe [protocollen als http,
wap
]; 3. als gebruiksactiviteit [sociaal, economisch, politiek, cultureel
] 4. als
toepassing [e-mail, nieuwsgroepen, www
] en 5. als dienstverlening [informatie,
formulieren,
]. Hier bekijk je toepassingen en dienstverlening dat internet biedt op
het vlak van de informatieverzameling. Internet is ongetwijfeld het omvangrijkste
informatiekanaal, maar niet het meest overzichtelijke noch het meest toegankelijke
zoals men soms laat uitschijnen. Hoe sociaal is internet? Wereldomspannend neem
je het best met een korrel zout. Internet is vooral Westers. Aansluitingen bevinden
zich vooral in Noord-Amerika, Japan, Australië en Noord-Europa. De in 1992
opgerichte Internet Society [Isoc, Vinton G. Cerf] heeft als slogan The internet is for
everyone, verwijzend naar idealen van internetpioniers. Dat internet gelijkheid ten
aanzien van kennis en informatie realiseert, is natuurlijk een illusie. Een beperkte
groep benut de mogelijkheden en behoudt op diverse manieren zijn voorsprong. In
2001 gebruikt geen zeven procent van de wereldbevolking internet en meer dan
negentig procent van de wereldbevolking geen toegang, kan het medium niet
gebruiken of toont geen interesse [aan te nemen is dat de laatste twee categorieën een
minderheid vormen]. In dit opzicht wordt gesproken van digitale kloven. Het gaat
niet alleen om de kloof tussen rijk en arm [welvaart] maar evenzeer om een kloof
tussen stad en platteland [urbanisatiegraad], tussen mannen en vrouwen [geslacht],
tussen gediplomeerden en niet gediplomeerden [scholingsgraad] en tussen jong en oud
[leeftijd]. Het aandeel 60-plussers in Vlaanderen stijgt volgens prognoses van 22
procent in 2000 tot 34 in 2050. Hoewel toekomstige senioren hoger geschoold zijn
dan de huidige, verwacht men bij de ouder wordende bevolking terughoudendheid ten
aanzien van toekomstige Ict. In Vlaanderen zijn er initiatieven die zich richten naar
niet-bezitters. Scholen en bedrijven stellen pcs, computerklassen en vrije software
ter beschikking.1 In openbare bibliotheken kan iedereen het net op. Soms draag je bij
in de kosten, soms is de service gratis. Een andere oplossing kan een cybercafé zijn
[lijst cybercafés op http://cybers.bel21.com]. Soms kan je pcs huren. De huurprijs
ligt al eens aan de hoge kant, maar het voordeel is dat je met een snel, krachtig en
onderhouden apparaat werkt. Eind 2004 surfte ongeveer 40 procent van de Belgen
nooit op internet en telt het land iets meer dan vier miljoen regelmatige gebruikers.
Hiervan is 45% vrouwen, 55% mannen. Een op drie Belgische gezinnen beschikken
niet over een pc. Van de gezinnen die wel een pc hebben, beschikt 84% over internet.
Vlaamse gezinnen bezitten vaker een pc dan Brusselse en Waalse. De "digitale kloof"
volgt de taalgrens niet in Waals-Brabant, een provincie die wél hoog scoort qua pc- en
internetbezit. Socio-economische factoren liggen aan de basis van de verschillen
tussen het noorden en het zuiden van België.2
Verder tref je bij de niet gebruikers blinden, personen met een verminderd
gezichtsvermogen of slechtzienden aan. Initiatieven pogen internet toegankelijk te
maken. Een organisatie die internet op toegankelijkheid test is www.w3.org. De
meeste toegankelijkheidsrichtlijnen zijn hiervan afgeleid [www.sonneheerdt.nl]. Wil
je een website testen op toegankelijkheid kan dit op www.blindsupport.be.
Vermeldswaard is www.gent.be/braillenet dat personen met een visuele handicap
informeert via Braillenet [persmededelingen in audio en mp3, aangepaste lettertypes]
en dat de vereniging Blindenzorg licht en liefde toegankelijke websites bekroont met
het label Blindsurfer [oranje surfplank met blindenstok als mast].
1.1 De browser bedienen
Het geheel van publicaties dat oorspronkelijke, originele gegevens en bevindingen
weergeeft, primaire literatuur genoemd [verslagen, kranten, tijdschriften, boeken] is op
internet te definiëren als het ongeordende geheel van websites en hun inhoud. De
logische opbouw van een url [www.naamorganisatie.landcode] laat toe om personen of
organisaties te vinden. Websites bieden allerhande documenten aan.
Computers communiceren via de tcp / ip taal [transmission control protocol /
internet protocol] die gegevens opdeelt en transporteert. Opdat de info zou
terechtkomen, heeft elke pc een [moeilijk] adres. Deze adressen zijn te vervangen
door een domeinnaam, zoals bijvoorbeeld www.katho.be.
Wie op internet wil, heeft software nodig: een browser of een navigatieprogramma.
Net zoals Word een hulpmiddel is bij het maken van teksten, helpt een browser je bij
internetacties. Met de browser navigeer je, bekijk je en blader je door webpaginas.
Courante browsers zijn Netscape en Internet explorer. Beide zijn gratis en verschillen
nauwelijks. De werkbalk bevat besturingselementen.
Adresbalk: ................... Noteer hier het adres. Het pijltje toont bezochte sites
Vorige: ........................ Blader naar eerdere locaties
Volgende: .................... Blader naar volgende locaties
Start: ........................... [Home] bevat een gekozen site als vertrekpunt
Favorieten: .................. [Bookmarks] koppelt favoriete sites
Stop:............................ Breekt laden af [gebruik bij verkeerd adres];
Vernieuwen: ................ Helpt opnieuw inladen
2 De cijfers zijn bekend: www.tijd.be/ondernemen/t-zine/artikel.asp?Id=1727838 & http://statbel.fgov.be/press/fl060_nl.asp.
WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.
Geschiedenis: .............. Waar was je gisteren, vorige week
Zoeken: ....................... Een zoekrobot
Koppelingen: ............... Productinformatie en koppelingen
Een website is de verzameling paginas van één persoon of organisatie en bestaat
doorgaans uit een hoofdpagina [home], een inhoud, paginas en hyperlinks. Door een
hyperlink [andere kleur, de onderlijning en je muisaanwijzer verandert in een hand]
aan te klikken, word je doorgestuurd naar een andere plaats op internet. Hypertext
duidt op de mogelijkheid om te klikken op een woord en zo te navigeren naar een
andere positie in het document of naar een andere positie op internet. Hyper staat
tegenover het begrip lineair. Met andere woorden: in cyberspace hoef je de dingen
niet te beginnen bij het voorziene startpunt en te eindigen bij het geplande einde, in
tegenstelling tot een boek, een theatervoorstelling of een film.
1.2 Websites zoeken
Als je een site van een organisatie zoekt, gis dan de url. Een adres ziet er doorgaans
zo uit http://www.organisatie.topdomein [topdomein of landcode]. Het voorzetsel
http:// tik je niet. Dit hyper text transfer protocol duidt op de mogelijkheid naar een
andere locatie te navigeren. Andere codes die gebruikt worden zijn www [world wide
web]; de organisatie [de organisatie of een afkorting] en het topdomein of de landcode.
Er zijn organisaties die alle logische namen gebruiken, anderen houden het bij één.
Wil je weten of er plaatselijke versies van de site bestaan, vervang dan .com door .be.
De pagina past zich soms aan. Probeer maar: Rode kruis: www.red-cross.org of
www.redcross.org of www.red-cross.int of www.rodekruis.be of www.redcross.be?
Internationale Belgische bedrijven: www.belgacom.com of www.belgacom.be?
Landcodes bestaan uit twee karakers, topdomeinen uit drie karakters. Voorbeelden
zijn: .be voor België, .nl voor Nederland, .de voor Duitsland, .fr voor Frankrijk, .ie
voor Ierland, .it voor Italië, .lu voor Luxemburg, .pl voor Polen, .ru voor Rusland, .es
voor Spanje, .gb voor het Verenigd Koninkrijk. Bij de universiteiten plaats je voor de
landcode ac.: www.kuleuven.ac.be, www.kulak.ac.be, www.vub.ac.be,
www.ucl.ac.be... Topdomeinen bestaan uit drie letters:
.Com voor bedrijven Bv. www.autismecentraal.com
.Edu educatieve instellingen Bv. www.stanford.edu
.Gov Amerikaanse overheid Bv. www.whitehouse.gov
.Int Internationale organisaties Bv. www.europa.eu.int
.Mil Amerikaanse defensie Bv. www.army.mil
.Net Internetproviders en netwerken Bv. www.dyslexie.net,
www.kanker.net, www.pesten.net, www.tegenkanker.net, www.vorming.net,
www.welzijn.net...
.Org Non-profit: Bv. www.adoption.org,
www.aids.org, www.aidskids.org, www.cancer.org, www.diabetes.org,
www.downsyndroom.org, www.greenpeace.org, www.logopedie.org...
Nieuw zijn de domeinen .job en .travel. Let op voor informatie op Nederlandse sites!
.nl is zeker wat het sociaal-agogisch werk betreft - niet relevant voor Vlaanderen!
Het startscherm van Google.be laat je de keuze tussen uitsluitend zoeken in Belgische
paginas en uitsluitend zoeken in het Nederlands. Uiteraard krijg je bij de eerste
categorie Franstalige en Duitstalige teksten, bij de tweede categorie blijf je niet
uitsluitend in Vlaanderen, maar kom je in Nederland en de Antillen terecht. In beide
gevallen dien je dus kritisch te zijn.
Na de eerste schuine streep [slash] komen de namen van de folders, mappen of
directorys. Als een link zoals www.cass.be/wet/wetco.htm niet [meer] werkt, probeer
dan www.cass.be. Verder kan je de naam van een deelsite raden: wat heeft de
overheid te vertellen over holebi? Probeer www.vlaanderen.be/holebi of
www.vlaanderen.be/infolijn
Als je de gewenste informatie niet kan raden, surf je.
Surfen is ongestructureerd doorklikken via hyperlinken.
1.3 Sites lezen
Het mentaal model van een website ziet er op het eerste zicht anders uit dan dat van
een papieren uitgave. De website lijkt onbegrensd, onafgerond door de vele
beginpunten, middens en eindes. Overzicht krijgen is frustrerend. Je komt er niet
achter of je de site volledig hebt doorgenomen [laat staan de interessante sites rond je
onderwerp]. Elektronisch zoeken is onzekerder en krachtiger dan zoeken in folio.
Hoe lees je een website? Lees van links naar rechts en van boven naar onder zonder
overdonderd te raken door de kleuren, afbeeldingen, klikvakjes... Beginners ervaren
dat de perceptie alle richtingen uitgaat waardoor het overzicht en de structuur
vertroebelt, hoofd- en bijzaken verdwijnen en het lezen van links naar rechts wordt uit
het oog verloren. Doe het dus systematisch: begin bovenaan, van links naar rechts en
vervolgens van boven naar onder. Probeer structuur te zien in een site en scheid hoofden
bijzaken. En bedenk, sommige documenten in folio zijn ook onleesbaar.
Beginners dienen te weten dat de pagina niet ophoudt onderaan het computerscherm.
Pin je niet vast op de inhoud, maar kijk naar de structuur. Websites bevatten
doorgaans zoekinstrumenten zoals een inhoud [tabbladen boven en in de marge], een
index, een sitemap [opbouw van de site], een e-archief, een e-bibliotheek of een ecatalogus
en een fulltext zoeker. Indien die niet specifiek aanwezig is, zoek je dit met
de knop bewerken, zoeken op deze pagina.
2. Tekstdocumenten
2.1 Fulltext en pdf
Primaire publicaties worden vaak fulltext op het net aangeboden.3 Als je over een
uitgekiende set trefwoorden beschikt, is het mogelijk specifieke passages te vinden
met een kleine tijdsinvestering. Hoe specifieker, hoe recenter, hoe localer je
zoektermen, hoe meer de zoekwijze aangewezen is. Fulltext zoeken houdt geen
rekening met de inhoud van het gezochte woord of document. Fulltext zoeken levert
geen afkortingen op [Clb levert geen Centrum voor leerlingenbegeleiding], geen
bredere termen of smallere termen [zoeken naar sociaal werk levert geen
personeelswerk], houdt geen rekening met homofonen [gelijkklinkend maar
verschillend in betekenis: kan levert het werkwoord maar ook het vaatwerk], houdt
geen rekening met spellingsvarianten, spellingsfouten, synoniemen [suikerziekte of
diabetes], verbuigings- en vervoegingsvarianten. Kortom, bij fulltext zoeken is de
precisie is laag en de ruis hoog. Om te functioneren bevat een degelijk profiel termen
die de or-operator verbindt en is truncatie of maskering wenselijk.
De meest verspreide standaard voor de elektronische documentendistributie is Acrobat
reader [pdf-bestanden].4 De voordelen zijn divers: Pdf is platform- [Windows-, Linuxen
Mac-omgevingen] en printeronafhankelijk [de afdruk is bij alle printers gelijk],
ideaal om documenten door te geven aan drukkerijen [prepress] en het formaat is
kleiner dan het origineel. Pdfs zijn te beveiligen om het auteursrecht te beschermen.
In een niet-beveiligde Pdf selecteer je tekst en afbeeldingen. Daarna plak je ze in een
andere toepassing. Verder kan je tekstaanpassingen doen [Touchup text tool] als de
Pdf niet beveiligd is. Wil je een Pdf lezen, dien je enkel over Acrobat reader te
beschikken en niet over de toepassing die de Pdf creëerde. Nadelen zijn dat je traag
zoekt en er is geen garantie dat de volgende versie zal aansluiten bij de vorige.5 Om
Pdf-documenten te maken heb je Acrobat nodig. De betaalsoftware installeert een
virtuele printer en als je een afdruk naar deze printer stuurt, wordt een Pdf-document
gemaakt. Dit bestand kun je in Acrobat bewerken en aanpassen. Maak een
onderscheid tussen de Writer en de Distiller. De Writer bestaat voor Pc en voor Mac:
een snelle afdruk met een lage kwaliteit van afbeeldingen. De Distiller bestaat enkel
voor Windows en is ideaal bij grafische toepassingen.
2.2 Tekst in folio
Tekstdocumenten in folio gebruiken strategieën om zichzelf toegankelijk te maken.
Als lezer heb je verschillende mogelijkheden om literatuur snel door te nemen. Je kan
zoeken via het voorwerk, de kern of het nawerk van een publicatie. Wie de kern van
het boek zoekt doet dit door te bladeren en diagonaal te lezen. Lees de hoofdstukken
en paragraaftitels na, bekijk de schemas en organogrammen én vergeet de noten niet.
2.2.1 VOORWERK
Het voorwerk bestaat uit de Franse pagina [met alleen de titel], de titelpagina [met
titel, auteur, uit
|