ICT examen
zo moet het lukken :-)
Inhoud blog
  • Belangrijkste uit de PPT
  • Hoofdstuk 4 refereren
  • Hoofdstuk 3
  • Hoofdstuk 2
  • Belangrijke dingen uit Hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    22-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Belangrijkste uit de PPT

    •         VanDale                    = woordenboek

    •         Wikipedia                 = encyclopedie

    •         Sociale kaart             = adresgids

    •         Mediargus                = kranten- en tijdschriftartikels

    •         Bidoc                         = katho catalogus

    •         Bib.vlaanderen         = catalogus alle Vlaamse bibs

    •         Vlabidoc                   = overzicht bibliotheken

    •         Juriwel                      = databank decreten welzijnssector

    •         Routenet                   = atlas…

     

     

    Het raden van websites:

                www + naam + landcode / navoegingen 

     

     

    vertaalwoordenboeken op www.vertaler.be

    Katho: vertaalwoordenboeken gratis Spaans, Frans, Engels, Duits…

    Vertaaldiensten: http://babelfish.altavista.com en www.tijd.be/vertalingen

    –        Toegang gratis in Katho tot Van Dale  !

    –        (Gebrekkige) alternatieven: www.vandale.nl 

    –        Citatenwoordenboek www.citaten.net

     

    •         Encyclopediën: Overzicht:

    –        http:// encyclopedie.pagina.nl/

     

    adresgidsen:  www.infobel.be

    www.1207.be

     

    varianten op routenet: ( ad gezegd in de les da den nmbs int examen zou kunnen zitten!!!)

     

    www.nmbs.be

     www.delijn.be

     

     

     

    overheidssites:

     

    -     www.gemeente.be

    –        www.provincie.be

    –        www.vlaanderen.be

    –        www.fgov.be


     

     

    Full text

    –        http://users.skynet.be/st.lodewijk/e-thesis:    thesissen on-line

    –        www.historischhuis.nl:                      scriptiebank

    –        www.dbnl.nl:  primaire, secundaire literatuur en biografieën

    –        www.zelfhulp.be

    -           Extra’s van Google

    –        Rekenmachine

    –        Complex zoeken in Google

    –        Afbeeldingen

    –        Archieven

    –        www.archiefbank.be

    –        www.kadoc.be

    –        Het liberaal archief (zoek de biografische zoeker)

    –        www.amsab.be

    •         De cultuurdatabank(demo)

    –        ..........Bureaubladcultuurdatabankpresentatie_initialPreload.html

    –        Vragen: wat is de cultuurdatabank / hoe wordt het geheel gepresenteerd?

     

    •         Hulpmiddelendatabanken

    –        Abledata        Amerikaanse hulpmiddelendatabank

    –        Autonomia     Waalse hulpmiddelendatabank

    –        Rehadat          Duitse hulpmiddelendatabank

    –        Vlibank          Vlaamse hulpmiddelendatabank (zoek op)

     

    •         Beeldbanken

    –        www.beeldbankbrugge.be, www.beeldbankbrugge.be, www.beeldbankgent.be, www.beeldbankmechelen.be www.beeldbanklier.be, www.beeldbankduffel.be, www.beeldbankheist.be

    –        Ook: www.delcampe.com (zoek postkaart van je regio)

    –        giswest.cevi.be/gis/public/ortho2000_start_frame.htm

    REFEREREN

     

    •         HOE?

    –        Enerzijds: in tekst dmv. haakjes, voet- of eindnoten

    –        Anderzijds: achter tekst dmv. bibliografie

    •         IN DE TEKST: Kies één systeem

    –        Voetnoten en eindnoten: functie

    •         Externe (citeren)

    •         Interne (verwijzen)

    •         Zelfstandige functie (extra uitleg)

    –        Soms zie je dat men in de tekst haakjes gebruikt:

    •         Leesbaarheid ¯

    •         Geen interne en zelfstandige functie

    •         ACHTER DE TEKST: Bibliografie

    •         WAAROM 2 KEER?

    –        In tekst: bondig met paginanummer

    –        In bibliografie: uitgebreid + andere functie (zoeken)

     

    Drie soorten voetnoten…

    …en hun voorbeelden

    1. Extern of bibliografisch
    Verwijst naar literatuur

    Zie: ECO U. De naam van de roos, p. 666.

    2. Zelfstandig of inhoudelijk
    Geeft extra uitleg

    Umberto Eco werd geboren

     in Turijn in 1947.

    3. Intern of verwijzend

    Verwijst in document

    Zie deel II, hoofdstuk 5,
    pag. 321.

     

    •         Een citaat = letterlijke weergave origineel

    •         Twee uitzonderingen

    –        Ellips: weglating dmv (…)

    •         Ballast wegwerken

    –        Interpolatie: toevoeging dmv […]

    •         Correcties

    •         Op fout wijzen [sic]

    •         Zin doen kloppen

     

    Bibliografische referentie:

     

    •         Alle media (boek, site, tijdschrift…)

    –        AUTEUR X.

    –        Titel. Ondertitel,

    •         Boeken                                   of websites

    –        Uitgever                                 of organisatie

    –        Plaats van uitgave      of url

    –        Jaartal                                    of datum update of raadplegen

    •         Periodieke uitgaven

    –        Krant:                         In:  Naam krant + exacte datum

    –        Tijdschrift:     In:  Naam tijdschrift, jg. + nr.

     

     

    AUTEUR X.  Titel.  Ondertitel, Uitgever, Plaats van Uitgave, 2005. 

     

    ONDERDELEN REFERENTIE

     

    •         AUTEUR X.

    –        Steeds hoofdletters, beginnend met familienaam (alfabetisch).

    –        Initiaal eindigt op punt.

    –        Indien meerdere tot drie.  Dan Ea. 

    •         Titel. Ondertitel,

    –        Beginnend met hoofdletter en cursief (onderlijnen indien handschrift)

    –        Na titel punt.  Na ondertitel komma,

    •         Uitgever,

    •         Plaats van uitgave,

    –        Eén plaats is voldoende, meest nabije.

    –        Cyberspace is ook een plaats

    •         Datum

    –        Voor boeken volstaat een jaartal

    –        Bij websites is dit de datum van laatste update of van raadplegen

     

    AUTEUR X.  Titel.  Ondertitel, Uitgever, Plaats van Uitgave, 2005. 

     

    VORMVEREISTEN

     

    •         Monografie of boek over één onderwerp

                WYDOOGHE B.  Informatiebronnen en naslagwerken voor het sociaal agogisch werk.  Garant, Antwerpen, 2003. 

    •         Bijdrage in boek

                BREYNE P.  Een volwassen kijk op jongeren.  In: WYDOOGHE B.  Nieuwe tijden, nieuwe noden, nieuwe oplossingen.  Een halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan de katholieke sociale hogeschool Ipsoc in Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000.

    •         Eindwerk of thesis

                WYDOOGHE B.  De bal.  Een scenariowedstrijd als middel tot audiovisuele vorming?  Ipsoc, onuitgegeven eindwerk, Kortrijk, 1994.

    •         Tijdschriftartikel

                WYDOOGHE B. Heemkunde in cyberspace.  ‘Lines of light ranged in the non space of the mind  In:  Ons Heem, jg. 57, nr. 1, 2004.

    •         Krantenartikel

                WYDOOGHE B.  Jeugdhuis opent deuren voor Andere Geslacht.  In: Het Volk, 15 februari 1995. 

     

     

    Evalueren op drie vlakken:

     

    1. Inhoud

    –        Betrouwbaarheid en controleerbaarheid

    –        Nauwkeurigheid en volledigheid

    –        Relevantie en actualiteit

    1. Vorm

    –        Rustig en luchtig

    –        Functioneel en consequent

    –        Verzorgd

    1. Techniek

     

     

     

     

     

    Inhoudsevaluatie:

     

    •         Betrouwbaar en controleerbaar

    –        Controle mogelijk?

    •         Volledigheid

    –        Alle aspecten belicht?

    –        Context duidelijk?

    •         Nauwkeurigheid

    –        Let op vage omschrijvingen “men beweert dat veel wordt…”

    –        Slordig en onnauwkeurig?

    –        Taalgebruik en tikfouten?

    •         Tonen dat auteur weinig aandacht schenkt aan inhoud

     

    •         Redelijkheid

    –        Onderscheid feiten en meningen?

    –        Afstand vooringenomenheid ipv objectiviteit

    –        Redelijke argumentatie?

    –        Uiteenlopende visies?

    –        Belang auteur bij onderwerp?

    •         Relevantie en actualiteit

    –        Sluit info aan op thema?

    –        Informatie actueel?

     

     Vormelijke evaluatie:

     

    1. ESTHETICA 

    Hoe verzorgd is de tekst?  Worden de principes van grafisch ontwerp (eenheid, evenwicht, eenvoud…) en compositieregels gerespecteerd? 

    1. GEBRUIK 

    Is de tekst gebruiksvriendelijk?  Is de structuur overzichtelijk? Beperkt de vormgeving de bruikbaarheid voor doelgroepen? 

    1. ESTHETICA AFGESTEMD OP GEBRUIK? 

    Zijn de animaties storend of functioneel?  Leidt het ontwerp de aandacht af van de inhoud? 0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (12 Stemmen)

    22-01-2008, 13:17 geschreven door 1BaOA  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 4 refereren

    HOOFDSTUK 4. Refereren, evalueren &

    conserveren

    1. Refereren

    “De bibliografie op het eind van zijn boek was dan ook een bezemhok van

    wetenschappelijke vakliteratuur. Alles lag er schots en scheef. Referenties waren

    inconsequent, onvolledig en slecht geordend. De lijst eindigde bijvoorbeeld met de b:

    ‘Bequaert [Dr. J.] – Termites du Katanga’. Daar had je wat aan. Geen jaartal, geen

    uitgever, geen plaats van uitgave. Alles had er de schijn van dat het rap, rap, rap in

    elkaar geflanst was.”1

    In het eerste deel van deze paragraaf komt de theorie van het refereren aan bod: het

    waarom, de verschillende mogelijkheden en de achterliggende gedachten. Wie niet de

    tijd heeft om zich hiermee in te laten en onmiddellijk aan de slag wil, krijgt een

    praktisch kader om te refereren in 2.6. Of, met andere woorden, wie dit leest aan de

    vooravond van het examen bladert nu snel door. Anderen blijven even hangen.

    Als je een tekst schrijft haal je ideeën bij anderen. Het is eerlijk én praktisch om bij te

    houden waar je de info vond. Praktisch omdat je de bron zonder tijdsverlies opnieuw

    kan consulteren. Eerlijk omdat je referentie plagiaatdiscussies vermijdt. Zo

    onderscheidt de lezer je uitspraken van die van anderen. Je kan op drie manieren naar

    een bron verwijzen. Een citaat is de woordelijke weergave van een korte tekst, een

    synthese is een samenvatting van een langere tekst en een parafrase is een

    herformulering. Van Dale omschrijft plagiaat of letterdieverij als “het overnemen van

    stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk

    of een van anderen overgenomen deel van een geschrift.”2 Doe je dit opzettelijk dan is

    dit een hoofdzonde. De meeste auteurs doen dit uit slordigheid. Ze kennen de regels

    niet, vergeten de bron of bewerken de tekst onvoldoende. Lange en talrijke passages

    cursief tussen aanhalingstekens en met bronverwijzing zijn strafrechterlijk geen

    plagiaat maar zijn methodologisch af te keuren. Ze tonen dat je niet zelfstandig

    analyseerde.

    Het achterhalen van plagiaat is eenvoudig en kost de lezer minder werk dan het

    grondig beoordelen van de tekst. Plagiaatscanners www.mydropbox.com,

    www.turnitin.com en http://plagiarism.phys.virginia.edu/links.html scannen je werk en

    tonen welke delen letterlijk van het net komen. Plagiaat is met het blote oog

    herkenbaar omdat plagiërende auteurs vormelijke en inhoudelijke fouten maken. Wie

    niet met Ict overweg kan, verraadt plagiaat via de vorm. Een vreemde lay-out

    illustreert dat het origineel in de tekstverwerker is geplakt en uitgeprint: de lay-out is

    niet coherent, paginanummers kloppen niet, lege regels en onverwacht nieuwe

    pagina’s. Werkstukken rechtstreeks geprint uit de browser zijn het snelst te

    herkennen. Tenslotte kan er inhoudelijk gecontroleerd worden via de bibliografie. Als

    die verwijst naar werken die niet in de omgeving van de student te vinden zijn, doet dit

    een belletje rinkelen.

    Wie correct wil refereren, onderscheidt enerzijds de complete bronnenlijst op het einde

    van de tekst [het bibliografisch apparaat] en anderzijds de ideeën en citaten in de tekst,

    waarbij een noot hoort [het voet- of eindnotenapparaat].

    1.1 Citeer in de tekst met noten

    Citaten of exacte overnamen van andermans woorden zijn wenselijk in je tekst.

    Beperk ze in omvang én in aantal, kies ze raak en met een functie.

    �� Ter illustratie van een opvatting of zwaarwegend element. Dit kan een

    typerende, een a-typische of unieke uitspraak zijn.

    �� Als uitgangspunt of besluit van een analyse…

    �� Ter aanvulling op, inkleuring of ondersteuning [niet bewijs!] van je tekst.

    Gebruik citaten enkel als de auteur een idee niet te evenaren uitdrukt. In dit geval doe

    je beroep op de autoriteit van de auteur om je argumentatie kracht bij te zetten. Bij

    samenvattingen, parafrasen of citaten verwijs je naar één uitgave. Citeer liever niet uit

    de tweede hand. Gebruik het oorspronkelijke werk. Vaak kan dat echter niet. Dan

    toon je in je noot de oorspronkelijke auteur, titel en andere gegevens met de

    toevoeging ‘geciteerd in:…’ Volgens Umberto Eco is het beter niet te verwijzen naar

    algemeenheden en gemeengoed of onnodige citaten te creëren, zoals je hier kan zien.3

    “Maatschappelijke veiligheid is volgens Goethals en Walgrave ‘een van de meest in het oog

    springende fenomenen van de eenentwintigste eeuw.’ Vergeten we niet dat volgens Lavaski in

    ons land twee op drie mensen met het fenomeen in aanraking komen.” Dit is een incorrect

    en onzinnig citaat. Waarom? 1. Het is evident dat dit fenomeen in het oog springt.

    Dat sluit niet uit dat Goethals en Walgrave het niet ergens schreven. Ik heb dit niet

    gecontroleerd, ik bedacht het gewoon, maar het is overbodig een autoriteit in te roepen

    voor een evidentie. 2. Wat volgt kan exact zijn, echter is Lavaski geen autoriteit maar

    een denkbeeldig figuur. Ofwel kies je om een autoriteit zoals het Nationaal instituut

    voor de statistiek of Goethals in te roepen of je schrijft dat je ervan uitgaat dat twee op

    drie mensen enzovoort. Let op dat je geen ideeën toeschrijft aan een auteur dat hij zelf

    bij een ander haalt! Maak geen collage citaten, vermijd parafraseringen. In een

    parafrase volg je de redenering, de argumenten en de feiten van een ander en wijzig je

    woorden en de uitdrukkingswijze. Soms leunt dit dicht aan bij plagiaat.

    Citaten onderscheiden zich typografisch van de standaardtekst. Cursiveer in een

    tekstverwerker of onderstreep bij een handgeschreven tekst. De lezer attenderen dat de

    typografie afwijkt van het origineel is overbodig tenzij er in het citaat een

    onderstreping of cursivering voorkomt. Signaleer dat in de voetnoot. “Korte citaten

    staan in de tekst gecursiveerd tussen aanhalingstekens.” Vergeet de aanhalingstekens niet

    te sluiten. Lange citaten isoleer je als blokcitaat. 'Blokcitaten' tonen andere

    typografische kenmerken dan de standaardtekst.

    Als in het origineel aanhalingstekens “…” voorkomen, verander je die in je tekst in

    ‘…’. Leestekens van je eigen tekst die op het citaat volgen, plaats je na het sluitende

    aanhalingsteken, tenzij het citaat of je tekst eindigt op een punt. Een citaat stemt

    woordelijk overeen met het origineel [woorden, cursiveringen, spelling, leestekens]

    tenzij je ellipsen of interpolaties gebruikt. Een ellips laat een deel van het origineel

    weg en vervangt het door een beletselteken […] dat niet mee gecursiveerd is . Als je

    lange tekstdelen weglaat, werk je beter met afzonderlijke citaten die je

    becommentarieert. Interpolatie of het toevoegen van woorden die niet voorkomen in

    het origineel gebeurt met [rechte] haken. Ze verduidelijken het origineel of tonen dat

    de auteur een fout maakte. Een ander correctiemiddel is het toevoegen van [sic] na de

    foudt [sic]. Het origineel: De volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek had

    bij Demetrios berust. kan er in je tekst zo uitzien: Volgens Luciane Canfora “[beruste]

    de volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek […] bij Demetrios.”4

    1.2 Zes soorten noten of verwijzingen

    Voor sommigen zijn de noten het toonbeeld van erudiet snobisme en een poging om je

    af te leiden van de inhoud. Anderen gebruiken ze omwille van drie redenen. 1. Om te

    verwijzen naar een externe locatie zoals een bron. 2. Om te verwijzen naar een

    interne locatie zoals een andere plaats in de tekst. 3. Om extra uitleg te geven.

    Voetnoten staan onderaan de pagina in numerieke volgorde. Slechts een uitzonderlijk

    lange voetnoot loopt door op de volgende pagina. Eindnoten verschijnen op het einde

    van de tekst. Voetnoten lijken het meeste voordelen te hebben. De tekstverwerker

    4 LUCIANE CANFORA. Het ware verhaal van de Alexandrijnse bibliotheek. Sun, Nijmegen, 1990.

    “Blokcitaten zijn te lang om in de doorlopende tekst op

    te nemen. Je kan ze een andere kantlijn geven, ze

    scheiden van de tekst door een witte ruimte of zelfs in

    een ander lettertype plaatsen.”

    nummert ze doorlopend en maakt geen verdelingen per hoofdstuk. Kies je voor

    eindnoten, hou er dan rekening mee dat een noot opzoeken achteraan een werk

    omslachtig is, zowel elektronisch als op papier, zowel voor de schrijver als voor de

    lezer.

    1. DE EXTERNE NOOT

    De externe noot geeft de bron van je citaat aan, verschaft extra bibliografische noten

    over het onderwerp en geeft aan waar je een idee haalde. De externe noot wordt

    doorgaans bibliografische noot genoemd. De essentie is de verifieerbaarheid van je

    verhandeling zodat anderen kunnen nagaan wat je beweert en waarop je conclusie

    steunt. Verwijzingen naar werken van diverse auteurs kan je in één noot

    samenbrengen. Verwijs je de eerste maal naar een werk dan geef je andere info dan de

    volgende keren. De eerste externe noot geeft de volle referentie zoals die in de

    bibliografie voorkomt mét het paginanummer [en eventueel volume]. In de volgende

    noten volstaat de familienaam van de auteur en de pagina [en eventueel het volume].

    Bij passages die intensief verwijzen naar één werk plaats je niet om de haverklap een

    noot. Voorzie aan het begin van de passage een globale verwijzing naar dat basiswerk.

    2. DE ZELFSTANDIGE NOOT

    De zelfstandige noot is een tekst in je betoog [beweringen, discussiepunten, meningen,

    kritische commentaren, vertalingen enzovoort] die de lezing stoort. Dit soort noten

    beschrijven materiaal dat niet "organisch" tot de hoofdtekst behoort, bijzaken en

    nevenaspecten, minder relevante of uitvoerige citaten die niet zó volumineus zijn om

    in bijlage te plaatsen. De zelfstandige noot wordt ook inhoudsnoot genoemd. Vergeet

    bij de noot niet de bron te vermelden.

    3. DE INTERNE NOOT

    Tenslotte zijn er noten die verwijzen naar je eigen tekst. Deze interne of verwijzende

    noten worden ook cross-referentienoten genoemd. Soms worden ze in de tekst

    geplaatst. Voorbeelden zijn: Zie hoger of cfr. supra, p. 66, cfr. infra, p. 66, cfr. infra,

    bijlage 6, cfr. infra, 6.6, p. 66-99.

    Als je de plaats van de noten combineert met hun functie, bekom je zes soorten noten.

    Voetnoten Eindnoten

    Bibliografische voetnoot Bibliografische eindnoot

    Inhoudelijke voetnoot Inhoudelijke eindnoot

    Verwijzende voetnoot Verwijzende eindnoot

    Schema 18. Zes soorten noten.

    Je pc nummert de voet- en eindnoten doorlopend [geen identieke nummers, ook al is

    het gebruikte werk hetzelfde] ongeacht hun vorm [zelfstandige, interne en externe

    noten door elkaar] zodat ze in numerieke volgorde terechtkomen in het voet- of

    eindnotensysteem. Op de titelpagina, in titels en in de bibliografie plaats je geen

    noten. Het cijfer in de tekst dat naar een noot verwijst, plaats je bij een zin, na het

    punt en bij een citaat na het afrondende haakje.5 De stelling dat geciteerde werken in

    een noot staan en dus niet in de bibliografie moeten, gaat niet op. De bibliografie

    geeft een andere functie. Ze laat toe om snel een indruk te krijgen van de literatuur.

    Het is onbehoorlijk de lezer te dwingen tot naslag van de voetnoten.

    1.3 Nootsystemen

    Er bestaan diverse systemen om noten aan te brengen in je tekst. Voor de meeste

    gebruikers biedt systeem 1, waarbij je noten onderaan het blad plaatst meest

    voordelen. Dit systeem wordt trouwens in deze boeken gebruikt. De overige

    categorieën zijn gesorteerd van eenvoudig naar complex.

    1. VOETNOTEN, NIETS DAN VOETNOTEN

    Dit systeem plaatst externe-, interne- en inhoudsnoten onderaan de bladzijde. Het

    voordeel is dat de lezer in een oogopslag de inhoud van de noot ziet. De eerste keer

    dat je naar een werk verwijst, neem je alle gegevens op: auteur, titel, uitgever, plaats,

    jaartal én pagina. Vanaf de tweede keer dat je naar een werk verwijst, kunnen de naam

    van de auteur en het paginanummer volstaan. Gebruik je van deze auteur

    verschillende werken, dan neem je naast de auteur telkens de titel op. Er is echter

    niets op tegen om zoals in dit werk telkens de volledige referentie te tonen. Met wat

    knip en plakwerk is dit zo gebeurt. Zorg wel dat je de juiste en correct gespelde

    referentie knipt en plakt. Anders vermenigvuldig je ook de fouten.

    2. EINDNOTEN, NIETS DAN EINDNOTEN

    Dit systeem is even eenvoudig als het bovenstaande. Het plaatst externe-, interne- en

    inhoudsnoten op het einde van de tekst. Indien het om een uitgebreid werk gaat,

    kunnen de eindnoten op het einde van een hoofdstuk. Het voordeel is dat je

    bladspiegel niet doorkruist wordt door noten en de leesbaarheid dus hoger is. Het

    nadeel ligt voor de hand. Het napluizen van referenties neemt zowel voor de lezer als

    de schrijver meer tijd in beslag.

    3. VOETNOTEN & IN-TEKST

    Dit systeem plaatst inhoudsnoten en interne noten onderaan de pagina. Bibliografische

    referenties beperk je tot de familienaam van de auteur, publicatiedatum en de

    pagina[e]-vermelding tussen ronde haken in de hoofdtekst. Meer bibliografische

    gegevens krijg je in de bibliografie.

    4. VOET- & EINDNOTEN: COMBINATIE 1

    Inhoudsnoten en interne noten plaats je onderaan en de bibliografische noten

    achteraan. Dit [complexe] systeem nummert de inhoudsnoten en interne noten als

    voetnoot en de externe noten als eindnoot. Ook mogelijk is de inhoudsnoten en interne

    noten te nummeren per pagina en de bibliografische noten door te laten lopen in de

    tekst.

    5. VOET- & EINDNOTEN: COMBINATIE 2

    Dit systeem neemt de inhoudsnoten en interne noten op in één lijst achteraan en plaatst

    de externe noten onderaan de pagina. De nummering van de inhoudsnoten en interne

    noten loopt door de tekst terwijl je de externe noten per pagina genummerd zijn.

    1.4 Bouwstenen van de referentie

    Ervaring leert dat wie geen referenties maakt bij de informatieverzameling in de

    schrijffase een pak tijd verliest met het opnieuw opsporen van de bronnen. Via

    elektronische catalogi kom je uiteraard snel de auteur, de titel, de uitgever, de plaats

    en het jaartal op het spoor. Vertik je het om de pagina te noteren waar je het citaat

    vond, kom je zonder twijfel in de problemen. Zorg dus van in het begin voor een

    correcte, volledige en consequente bronvermelding. Hoe doe je dat? Correct wil

    zeggen: inhoudelijk juist [let op de schrijfwijze…]. Volledig wil zeggen dat je ‘alle’

    gegevens opneemt: de auteur of de redacteur [Editor], de titel, de uitgever of de

    organisatie verantwoordelijk voor de website en de url. Je rondt af met de datum of de

    updatedatum van de site en de pagina van het boek. Bij een website kun je

    aanwijzingen geven waar het citaat te vinden is. Klik hier, klik daar of wijs op een

    eventuele onder- of tussentitel.

    COLOFON

    Copyright © 2001 David Van Reybrouck

    J.M. Meulenhof bv, Amsterdam

    Vormgeving omslag Neno/Cees van den Oever

    Foto achterzijde omslag Lieve Blancquaert

    Meulenhoff Editie 1921

    www.meulenhoff.nl

    ISBN 90 290 7060 0 / NUGI 321,672

    De bibliografische gegevens van een boek neem je niet van de voor- of achterflap,

    maar uit de colofon. De colofon neemt alle noodzakelijke gegevens op. Als dat niet

    zo zou zijn, kijk je op de kaft. De colofon vind je doorgaans op de achterkant van de

    titelbladzijde of achteraan het boek.

    1. AUTEUR

    Is de auteur bekend, plaats je eerst de familienaam. Vervolgens kan je de voornaam of

    voornamen voluit schrijven of kiezen voor het initiaal. Opdat de auteursnaam

    zichtbaar zou zijn kan je de naam in kapitalen plaatsen of de tweede regel van de

    vermelding laten inspringen. Neem geen academische titels [doctor, professor…] op.

    Als er twee of drie co-auteurs zijn, geef je de namen in de volgorde waarin ze op de

    titelpagina voorkomen. Zijn er meer dan drie auteurs, vermeld je enkel de eerste en

    laat je die volgen door “[Ea.]” wat staat voor et al of et alii. Bij co-auteurs met gelijke

    familienamen herhaal je de familienaam. Voor een “reader” geef je de naam van de

    editor[s] of redacteuren en laat die volgen door “[Ed.]” of “[Eds.]” Als de titelpagina

    van het boek behalve de auteur de vertaler opgeeft, kan je de vertaler na de titel

    voorafgegaan door “Vertaald door” plaatsen. Is het onmogelijk is om de auteurs of

    siteverantwoordelijken te vinden [een bijsluiter, een helpdesk, een patent], plaats je

    niets. Is dat werk uitgegeven door een instelling of vereniging, plaats je die als auteur.

    Wordt de auteur of editor niet genoemd, maar toch ken je die, plaats je de naam tussen

    rechte haken.

    2. TITEL

    Voor een boek worden titel en ondertitel gecursiveerd overgenomen van de titelpagina.

    Voor een artikel vermeld je titel en ondertitel zoals ze boven het artikel staan. Daarop

    laat je een punt volgen met daarna “In: naam tijdschrift of krant” volgen. De naam

    van het tijdschrift wordt gecursiveerd.

    3. UITGEVER

    De uitgever is de verantwoordelijke die de informatie bekend maakt. "Uitgeverij",

    "The" en "De" laat je weg. Als er meerdere uitgeverijen zijn, noteer je de meest

    nabije. Als het werk gepubliceerd is in opdracht van een instelling of een organisatie

    en als de titelpagina de uitgeverij en de opdrachtgever vermeldt, kan je beide

    overnemen. Op internet is de verantwoordelijke uitgever doorgaans de instelling of

    organisatie die de website beheert. Kun je niet achterhalen welke organisatie

    verantwoordelijk is, dan moet dit een belletje laten rinkelen. Uiteraard zijn van veel

    websites auteur en uitgever gelijk.

    4. PLAATS EN DATUM

    Plaatsnamen schrijf je in het Nederlands. Als de titelpagina twee plaatsen opneemt,

    kies je de meest nabije. Als er geen plaats van publicatie wordt vermeld, plaats je

    "s.l." [sine loco]. Websites zijn ook locaties. Vermeld het jaar van uitgave. Als je het

    jaar van uitgave niet vindt, zet je "s.d." [= sine die] of "s.a." [= sine anno]. Als de

    colofon de datum niet vermeldt, maar je die toch kent, plaats je die tussen rechte

    haken. Voor een website zoek je de datum van de laatste update. Sites die zichzelf

    serieus nemen vermelden wanneer ze zijn bijgewerkt. Is dit niet het geval noteer je de

    datum van raadplegen tussen rechte haken. Bij een boek volstaat het jaartal, bij een

    tijdschrift noteer je de jaargang, het nummer en de datum. Omwille van de

    veranderlijkheid van internetinfo vermeld je bij een website een datum met dag en

    maand. Zorg voor een uniform systeem: 06.06.06 of 6 juni 2006, enzovoort…

    5. PAGINA EN VOLUME

    Een bibliografische vermelding [behorend tot je bibliografie achteraan] neemt het

    aantal pagina’s op van het geraadpleegde werk op, terwijl de bibliografische noot

    [onderaan pagina, verwijzend naar een nummer in je tekst] verwijst naar één of

    meerdere pagina’s in het geraadpleegde werk. Noten zonder paginavermelding zijn

    waardeloos, tenzij er geen nummering is. Dan schrijf je “geen pagina”. Noteer een

    pagina als p. 369 of een reeks als p. 69-93, maar niet als p. 369 ev. Verwijs je naar

    een volume van een werk laat je in de noot de pagina voorafgaan door het

    volumenummer in Romeinse cijfers. Bijvoorbeeld: vol. III, p. 36-63.

    1.5 De referentie bouwen

    Hier volgt een nootmodel. Als je wil afwijken doe gerust. Doorgaans hebben

    hogescholen, universiteiten en organisaties eigen afspraken. Zorg voor consequentie.

    Kies voor het initiaal of de volle voornaam van de auteur, plaats de elementen in

    dezelfde volgorde, maak geen nodeloze scheidingen met punten, komma’s of andere

    leestekens en zet niet te pas en te onpas stukken tekst cursief of in kapitalen. Vermeld

    in je noot uitsluitend wat je raadpleegde. Heb je een volledig boek gelezen, laat dit

    merken. Heb je enkel een bijdrage in een werk doorgenomen, wees eerlijk en toon dat.

    Hieronder zie je de meest voorkomende gevallen. Probeer de logica te zien en die toe

    te passen bij niet opgenomen bronnensoorten. Als je informatie hebt maar geen

    gegevens over de herkomst, dan gebruik je de info best niet. Heb je een

    aanknopingspunt kan je zoeken om je data te vervolledigen. Je weet bijvoorbeeld dat

    een boek gedrukt is bij Lannoo, maar de plaats ontbreekt. Het is niet moeilijk om te

    ontdekken dat Lannoo in Tielt ligt. De […] rechte haken tonen dat jij elementen

    toevoegde. Kun je er niet achter komen, duid je dit met een blanco of een afkorting.

    Kies een uniform systeem van afkorten: ofwel het Latijnse ofwel het Vlaamse.

    �� Auteur ontbreekt: laat dit vak blanco en begin met de titel.

    �� Titel ontbreekt: gebeurt niet vaak, maar het kan dat een tekst geen titel heeft. Ook

    hier laat je het vak blanco.

    �� Uitgever ontbreekt: controleer of het gaat om een uitgave in eigen beheer. Indien

    ja: schrijf “Publicatie in eigen beheer.” Anders schrijf je ongepubliceerd eindwerk,

    ongepubliceerde cursus, ongepubliceerd verslag... Zie punt 9 hieronder.

    �� Plaats ontbreekt: schrijf sl. [sine loco] of zp. [zonder plaats].

    �� Datum ontbreekt: schrijf sd. [sine dato] of zd. [zonder datum].

    �� Paginering ontbreekt: schrijf sp. [sine pagine] of zp. [zonder pagina].

    1. BOEK

    Bij een boek zet je eerst en vooral de auteur in kapitalen gevolgd door het initiaal in

    een kapitaal en daarna een punt. Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel

    cursief eindigend op een komma, de Uitgever beginnend met hoofdletter, komma,

    Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma en het jaartal eindigend met

    een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan je het totaal

    aantal pagina’s opnemen maar het hoeft niet. Voorbeeld:

    WYDOOGHE B. Nieuwe tijden, nieuwe noden, nieuw oplossingen, 1948-2000. Een

    halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan de katholieke sociale hogeschool in

    Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000, 200 p.

    2. BOEK MET TWEE AUTEURS

    Auteur A in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Het & teken. Auteur

    B in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Hoofdtitel cursief eindigend

    op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma, Uitgever [beginnend met

    hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma, jaartal

    eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan

    je het aantal pagina’s opnemen. Onderstaand voorbeeld neemt geen plaats van uitgave

    op. Dit kan als volgt:

    LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, Sl., 1990. Of beter:

    LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, [Turnhout], 1990.

    3. BIJDRAGE UIT BOEK

    Een bijdrage kan een artikel zijn, of een voor- of een nawoord, een inleidende of

    afrondende tekst waarbij de schrijver niet verantwoordelijk is voor het boek zelf. Dit

    systeem van refereren houdt het midden tussen de referentie van een bijdrage uit een

    redactiewerk en een referentie van krant of tijdschrift. Begin je referentie met de

    auteur van de bijdrage in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Daarna

    volgt de titel van zijn bijdrage cursief en eindigend op een punt. Eventueel vul je aan

    met de ondertitel cursief eindigend op een komma. Daarna komt het woord In:

    [beginnend met een hoofdletter en eindigend op een dubbele punt. Hierna komt de

    basisreferentie: de Auteur in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt.

    Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma,

    Uitgever [beginnend met hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met

    hoofdletter], komma, jaartal eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de

    pagina. In de bibliografie kan je het aantal pagina’s opnemen.

    BREYNE P. Een volwassen kijk op jongeren. In: WYDOOGHE B. Nieuwe tijden,

    nieuwe noden, nieuwe oplossingen. Een halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan

    de katholieke sociale hogeschool Ipsoc in Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000.

    4. REDACTIEWERK

    Een redactiewerk is een werk waarvan één of meerder personen instaan voor het werk,

    maar anderen hebben aangesproken om te schrijven. De redacteur wordt ook editor

    genoemd, vandaar de afkorting [Ed.], maar [Red.] kan eveneens. Na de afkorting

    tussen haakjes volgt een punt.

    CORNILLIE P. [Ed.]. ’t Vertelde Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring,

    Lichtervelde, 2001.

    5. REDACTIEWERK MET TWEE REDACTEURS

    VANMARCKE V. & WYDOOGHE B. [Eds.] Handinfo. Handige informatie voor

    personen met een handicap, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling

    Algemeen Welzijnsbeleid, Brussel, 2001.

    6. BIJDRAGE UIT REDACTIEWERK

    WYDOOGHE B. De.homo.religens.be. In: CORNILLIE P. [Ed.]. ’t Vertelde

    Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring, Lichtervelde, 2001.

    7. KRANT

    Indien je de naam van de journalist kan achterhalen schrijf je zijn achternaam voluit.

    Vind je enkel de initialen, dan volstaat dit. Let op dat de titel én de naam van de krant

    cursief zijn. Na de naam van de krant komt een komma en de datum. In de noot plaats

    je de pagina. In de bibliografie is dit onnodig.

    WYDOOGHE B. Jeugdhuis opent deuren voor Andere Geslacht. In: Het Volk, 15

    februari 1995.

    8. [VAK]TIJDSCHRIFT

    Lijkt sterk op het bovenstaande, met dit verschil dat je van een tijdschrift geen datum

    opneemt maar de jaargang en het nummer. Het jaartal of een datum toevoegen is

    echter handig om de actualiteit van je bron te illustreren, maar om het terug te vinden

    is dit niet nodig. In de voetnoot vermeld je ook de pagina die je gebruikte. In de

    bibliografie is dit onnodig.

    WYDOOGHE B. Heemkunde in cyberspace. ‘Lines of light ranged in the non space of

    the mind.’ In: Ons Heem, jg. 57, nr. 1, 2004.

    9. ONUITGEGEVEN MATERIAAL

    Bij onuitgegeven materiaal [er is geen uitgever] zoals een eindwerk of een cursus, past

    het de lezer hierop attent te maken. Zo weet die dat het document niet te koop is in de

    handel. Je plaatst erbij om welk soort document het gaat: een cursus, een eindwerk,

    een verslag…

    WYDOOGHE B. Politieke, sociale en economische geschiedenis. Ipsoc-Katho,

    ongepubliceerde cursus, Kortrijk, 2005.

    WYDOOGHE B. De bal. Een scenariowedstrijd als middel tot audiovisuele vorming?

    Katho-Ipsoc, ongepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 1994.

    WYDOOGHE B. Verslag projectvergadering sociaal cultureel werk. Ipsoc-Katho,

    ongepubliceerd verslag, Kortrijk, 6 juni 2006.

    10. ANDERE

    Denk logisch na. Bij een film volg je het schema zoals hierboven: de regisseur, titel

    film, producent, plaats, jaartal en eventueel speelduur. Van een toneelstuk, een lied…

    vallen gelijkaardige reeksen te bedenken.

    2. Evalueren

    “Kritische zin en belangstelling zijn niet tegengesteld. Het loont de moeite internet te

    confronteren met het sociaal werk en vice versa. Dat die confrontatie tot vragen leidt, tot

    discussiepunten, tot reflectie… mag geen beletsel zijn.”6

    In het eerste deel van deze paragraaf komt de theorie van het evalueren aan bod: het

    waarom, de mogelijkheden en de achterliggende idee. Wie aan de slag wil, krijgt een

    praktisch kader, een tekstkritiekmodel om te evalueren in 2.4.

    Voor je de info gebruikt, evalueer je. “Ik heb de pest aan informatie, je kunt je eigen

    vooroordelen niet meer vertrouwen” schrijft Jan Blokker ergens. Het citaat is in een

    mum van tijd gevonden, geknipt en geplakt in dit document. Zo bouwt een cybernaut

    verhandelingen. De referentie is uiteraard vergeten, want er is zoveel te vinden en de

    tijd ontbreekt om de locatie te registreren. En noteer je die, dan is de locatie bij een

    eerstkomende consultatie stellig bijgesteld. Deze laatste zin is met de elektronische

    synoniemenlijst bewerkt om plagiaat te vermijden.

    Niet alleen het sociaal-agogisch werk, maar elke discipline evalueert informatie.

    Uiteraard vereist de doorlichting voorkennis, maar ongeacht je voorkennis bestaan er

    “typevragen” die ongeacht het onderwerp en ongeacht de drager [papier of digitaal]

    gelijk zijn. Zo dient de informatie betrouwbaar en controleerbaar, nauwkeurig,

    volledig, redelijk en eerlijk, relevant en actueel te zijn. Dit is de inhoudelijke

    evaluatie. Uiteraard volstaat het niet gegevens puur inhoudelijk te bekijken. Omdat

    vorm en inhoud niet los te koppelen zijn, krijg je criteria aangereikt om de vorm te

    evalueren. Deze vormelijke evaluatie heeft oog voor toeters en bellen, structuur,

    overzichtelijkheid en lay-out die al dan niet toelaten te vinden wat je zoekt. Tenslotte

    speelt bij elektronische informatie het technische proces een rol in het al dan niet

    beschikbaar maken van de gegevens. Dit is de technische evaluatie.7

    2.1 Inhoud

    In welke mate is de inhoud betrouwbaar en controleerbaar, nauwkeurig en volledig,

    redelijk, relevant en actueel?

    1. BETROUWBAARHEID EN CONTROLEERBAARHEID

    Betrouwbare info is op haar juistheid gecontroleerd of kan dat worden. Van moeilijk

    te controleren informatie daalt de betrouwbaarheid. Gebrek aan betrouwbaarheid is

    vaak uit de context af te leiden: anonieme info is onbetrouwbaar [geen auteur, geen

    organisatie]. Een cartoon uit The NewYorker toont twee honden voor een monitor,

    waarvan de ene zegt: ‘Op internet weet niemand dat je een hond bent.’ Webinformatie

    is lastiger te controleren dan info in boeken. Het ontbreken van een redactie maakt het

    moeilijk om de betrouwbaarheid van sites in te schatten. Een goede site bevat net als

    een boek de naam van de maker en zijn functie, de naam van de organisatie, een

    contactadres, liefst meer dan een mail, het doel van de organisatie en een datering van

    de info.

    Het controleren begint dus met de vraag naar de auteur, de maker van de pagina. Dit

    maakt het mogelijk een mail te sturen naar de auteur met de vraag om meer uitleg. Je

    kunt de auteursnaam in een zoekmachine of in de sociale kaart [je zoekt naar de

    werkplek] tikken of via www.bib.vlaanderen.be zoeken naar een bibliografie. Zoek uit

    wat de expertise van de auteur is, door zijn opleiding, werkomgeving of andere

    documenten te vinden. Verder kan de maker de controleerbaarheid vergemakkelijken

    door zijn gegevens, het cijfermateriaal of zijn stellingen te onderbouwen met kritische

    linken, een bibliografie of voetnoten. Van informatie die een redactionele controle

    onderging of geverifieerd is door een onafhankelijke instantie stijgt de

    betrouwbaarheid. In die zin is er een verschil tussen de informatie van een officieel

    kanaal [overheden en hun instanties, persbureau’s…] en de linken die je krijgt na het

    intikken van een trefwoord. In het eerste geval is er een kwaliteitscontrole, in het

    tweede geval [nog] niet. Eindigen sites op .ac.be of .edu, .org of .gov zijn het

    respectievelijk universiteiten, organisaties en staatsinstellingen.

    De vereisten hoeven je niet te beletten om 'slechte' sites te gebruiken. Info uit deze

    sites kunnen je naar goede sites leiden of je op ideeën brengen. Bovendien is het

    mogelijk de gedeeltelijke waarheid te spreken door geen leugens te vertellen maar door

    een feitenselectie het totaalbeeld te verdraaien.

    Een manier om de betrouwbaarheid na te gaan, is trianguleren.8 Dit is het vergelijken

    van de informatie met minstens twee andere [relevante] bronnen. Twee is

    noodzakelijk, want op internet wordt veel overgenomen. Een mogelijkheid dient zich

    aan bij het complexe zoeken van Google en AltaVista. Tik als zoekterm

    “link:www.naamsite.be” in en je krijgt sites die naar de site verwijzen. Zo bepaal je

    de relatieve waarde van de site. Relatief betekent twee zaken. 1. Als meerdere

    webpagina’s hetzelfde zeggen over een onderwerp, werkt dit geruststellend. Maar let

    op, dit kan vals zijn. Citeren is eenvoudig. Met kopiëren en plakken zorg je voor

    exacte citaten. Het gemak van het knip en plakwerk, verhoogt het risico op plagiaat en

    verlaagt het controleren van de info. Wie zich in een onderwerp inwerkt, merkt snel

    dat diverse sites [gemaakt door andere auteurs, andere organisaties] gelijke zinsneden,

    bewoordingen of tekststructuren gebruiken. Zoveel toeval is onmogelijk en illustreert

    een klakkeloos overnemen van data. 2. Een site die beweert een autoriteit te zijn in

    een vakgebied, maar waar slechts vijf sites naar verwijzen, is vermoedelijk niet zo

    sterk. Wil je meer zekerheid, dan is het nodig om ofwel de site goed te bestuderen, te

    vergelijken of de commentaren op verwijspagina’s te lezen.

    Bij tegenstrijdige informatie is het belangrijk te weten welke auteur het meeste

    autoriteit heeft. Is het document afkomstig van een kritisch wetenschapper, is het

    uitgegeven bij een gerenommeerde uitgeverij [overzicht uitgevers op

    www.lights.com/publisher], staat het in een gezaghebbend tijdschrift of is het

    afkomstig van een onderzoeksinstelling, een hogeschool, een universiteit of van een

    overheid? Laat in je studie niet na om te wijzen op botsende visies en tegenstrijdige

    ideeën. Dit helpt bij het ontwikkelen van je eigen mening.

    2. NAUWKEURIGHEID EN VOLLEDIGHEID

    Als je evalueert op nauwkeurigheid ga je na in welke mate er slordigheden of

    onnauwkeurigheden voorkomen. Verkeerd taalgebruik en tikfouten tonen aan dat de

    auteur weinig aandacht schenkt aan de inhoud. Let op voor vage of algemene

    omschrijvingen zoals “men beweert dat er veel wordt…” Dit zijn teksten die lucht

    verkopen. Op internet verschijnt regelmatig onvolledige info [de “under contruction”].

    Andere info is bewust onvolledig en werkt als smaakmaker of zet aan tot kopen,

    sommige bronnen behandelen het onderwerp oppervlakkig of wekken de indruk het

    onderwerp volledig te dekken, maar stellen na consultatie teleur.

    3. REDELIJKHEID EN EERLIJKHEID

    Redelijkheid? Objectiviteit bestaat niet. De ‘werkelijkheid’ in taal gieten is

    ontzettend moeilijk: gewild of ongewild, steeds kijk je door filters van voorkennis,

    afkomst, behoeften, verwachtingen... Wat je ziet is cultureel bepaald. De discussie

    subjectief en objectief is hier aan de orde. Daarom is het onredelijk een auteur te

    vragen objectief te zijn. Verwacht van de auteur dat hij afstand doet van

    vooringenomenheid, een redelijke argumentatie gebruikt en eventueel uiteenlopende

    visies poneert. Vraag je af welk belang de auteur bij het onderwerp heeft. Zo

    rapporteert Greenpeace anders over een olietanker dan de eigenaar. Hoe redelijk is de

    informatie? Worden de ingenomen standpunten geëxpliciteerd? Wordt de website

    gesponsord? Hoe evenwichtig worden tegengestelde standpunten gepresenteerd?

    FEITEN ≠ TAAL

    REALITEIT ≠ JE MENING

    FEITEN ≠ JE MENING ≠ TAAL

    Schema 19. In hoeverre weerspiegelen gedachten realiteit? En, in welke mate zijn we in staat om de

    realiteit die we feiten noemen, te beschrijven?

    Eerlijkheid? Eerlijkheid is het al dan niet bewust manipuleren, verdraaien of

    verzwijgen. Worden de standpunten eerlijk gepresenteerd? Neemt de auteur een

    standpunt in? Is de partijdigheid acceptabel? Wordt dat standpunt gepresenteerd als

    een mening of als een feit? De discussie tussen waarnemen en interpreteren is hier aan

    de orde. Er bestaan aspecten die niet onmiddellijk in de tekst te vinden zijn, maar

    essentieel zijn om een verschijnsel te begrijpen. Je interpretatie moet die afzonderen

    en je onderzoek moet oorzaken, ritmes, tegenstellingen, paradoxen, gevolgen,

    krachtsverhoudingen of paradigma’s uitklaren. Leugens en vervalsingen zijn bewuste

    manipulaties die minder voorkomen dan indirecte censuur. Zo ziet www.theonion.com

    er uit als een serieuze internetpublicatie. De teksten geven aan dat het om een parodie

    gaat. Toen The Onion in september 2002 schrijft dat Al-Qaeda zich met telemarketing

    inlaat, neemt een sheriff de waarschuwing serieus. Hij verspreidt een bericht dat

    waarschuwt voor gevaarlijke telefoonoproepen. Als je niet weet wie de auteur of de

    organisatie is achter de info, is het risico op een blunder reëel.9 Door de professionele

    vorm lijkt www.martinlutherking.com serieus. De maker is lid van een

    neonaziorganisatie, wat een ander licht werpt op de inhoud. Autoriteitscontroles

    kunnen op verschillende manieren. Personen of organisaties verantwoordelijk voor

    een site zijn te traceren. Wie een domeinnaam aanvraagt geeft zijn gegevens [de

    contactpersoon of beheerder] aan de toegankelijke database www.allwhois.com. Tik

    het adres van de te onderzoeken site en je ziet na even scrollen de organisatie

    Stormfront en de naam Don Black. Als de namen je niets zeggen, tik je ze in Google

    en je weet voldoende. Alternatieven [tweede keuze] als www.allwhois.com niet werkt

    zijn: www.whoisfinder.com en http://centralops.net/co. Via www.dns.be achterhaal je

    adressen uit het .be domein.

    Een feit is aanvaard omdat men ziet dat die zaak zus of zo is, of omdat dit bleek,

    bijvoorbeeld uit onderzoek of omdat het algemeen aanvaard is. In het alledaags

    taalgebruik is een feit “zeker” en kan het geobserveerd of gedetecteerd worden. Als

    het feit een tijd bestaat, is dit een situatie of een structuur. Als het om een verandering

    van structuur gaat, is dit een proces [industrialisatie, emancipatie]. Een kortstondig

    proces is een gebeurtenis. Dit in tegenstelling tot een mening.

    Een mening is bediscussieerbaar. Een mening neemt verschillende vormen aan: een

    waardeoordeel of vooroordeel, een voorkeur en verwachting, een veronderstelling of

    een stelling. De nuances zijn subtiel. Een waardeoordeel berust op een interpretatie

    die je aanvaardt maar niet met feiten te ontzenuwen is, omdat de feiten verschillend

    worden uitgelegd. Bij een vooroordeel is men zich niet bewust van het waardeoordeel.

    Een veronderstelling en een stelling liggen dicht bij elkaar, net als een voorkeuren en

    verwachtingen. Een veronderstelling berust op een indruk of interpretatie, een stelling

    wordt gevolgd door een argumentatie en gaat vooraf aan een redenering [want,

    immers, daaruit volgt]. Een voorkeur leidt je aandacht [af]. Bij een voorkeur kan je

    kiezen, bij een verwachting [hoop] hoeft het object niet eens aanwezig te zijn.

    Volgend schema brengt duidelijkheid in dit labyrint definities.

    Informatie / realiteit

    Feit of observatie

    - Object > voorwerp bv:………………..

    - Plaats > ligging bv:………………..

    - Gebeurtenis > kwestie bv:………………..

    - Structuur of situatie > toestand bv:………………..

    - Proces > evolutie bv:………………..

    Mening of interpretatie

    - Vooroordeel > mening bv:………………..

    - Waardeoordeel > interpretatie bv:………………..

    - Stelling > positie bv:………………..

    - Veronderstelling > hypothese bv:………………..

    - Voorkeur > neiging bv:………………..

    - Verwachting > hoop bv:………………..

    Schema 20. Onderscheid tussen feiten en meningen en hun gradaties.

    Dat feiten en meningen te onderscheiden zijn is evident. Nog belangrijker is dat

    meningen niet als een feiten worden voorgesteld of omgekeerd. Soms laten

    journalisten of andere tekstproducenten hun mening in de tekst klinken zoals in het

    citaat: “De scheiding der machten werd pas in de zeventiende eeuw geproclameerd door

    John Locke.” Het woordje pas zorgt dat een feit als mening voorgesteld wordt. Ook

    het omgekeerde is mogelijk, zoals deze uitspraak: “Een vondelingenschuif is moreel

    verwerpelijk en een welvaartsstaat onwaardig.” Dit is een mening die als feit wordt

    omschreven. Beter zou zijn “Ik vind een…” Is het moeilijk om feiten en meningen te

    scheiden? Neen, het is mogelijk om een schrijfstijl te ontwikkelen die de lezer niet

    bedriegt. Feiten zijn eerder makkelijk neer te schrijven. Gedachten zijn moeilijker op

    papier te zetten.

    4. RELEVANTIE EN ACTUALITEIT

    Relevant wil zeggen betrekking hebben op je onderwerp en hangt af van de context

    van je zoekvraag. Het is nuttig om je op een site of in een boek niet te beperken tot

    pagina’s die relevant lijken. Rondneuzen kan geen kwaad. Stel vragen. Wat kan je

    aanvangen met de informatie die je krijgt? Is het onderwerp en de begrenzing

    omschreven? Wanneer is de info gepubliceerd? Wanneer is de site gemaakt en voor

    het laatst aangepast? Hoe actueel zijn de links? Zijn er buiten werking? Is er

    gearchiveerde info beschikbaar?

    Het constant bijwerken van sites, het uitbreiden van de inhoud is tijdrovend. Makers

    schatten dit niet altijd goed in. Webpagina’s van bedrijven en blogs zijn vaak beter

    onderhouden dan pagina’s van thuisgebruikers. Sommige sites zoals tijdsafhankelijke

    bronnen [dienstregelingen] vereisen courante updates. Andere met statische info of

    wetteksten dienen ongewijzigd te blijven. Voor diverse documenttypes gelden dus

    diverse criteria. Een mogelijkheid om de relatieve relevantie te meten, is na te gaan

    hoe vaak surfers die site aanklikten. Dit kan via www.complete-planet.com.

    2.2 Vormvereisten

    Er zijn vijf basiseisen voor de vormgeving van rapporten en verslagen. Hou ze rustig

    [geen te drukke lettertypes], luchtig [voldoende witruimte], functioneel, verzorgd en

    consequent.10 Let bij een document op de consequentie van de:

    �� Marges [boven, onder, links, rechts en rug]

    �� Paginanummers [plaats, lettertype, Arabisch…] en kop en voetteksten

    �� Lettertypes [beperk de variaties] en regelafstand [alinea]

    �� Titelkoppen en markeringen

    �� Opsommingen en opsommingstekens

    �� Tabellen en illustraties

    �� Noten

    Een aantrekkelijke lay-out en een overzichtelijke navigatie bewijzen aandacht voor de

    paginaontwikkeling. Dit kan er op wijzen dat er aandacht is voor de inhoud. Maar de

    redenering is niet absoluut. Het kan dat een grafisch talent een fijne inhoudloze

    pagina maakt, of dat vorsers geen grafisch verstand hebben. “De inhoud is

    belangrijker dan de vorm” klinkt het argument dan. Maar toch. Schreeuwerige

    pagina’s duiden op een informatietekort, op een vingeroefening of verdoezelen de

    onkunde van de maker. Vragen over de esthetica en het tekstgebruik helpen bij de

    vormelijke evaluatie.

    �� Esthetica: Hoe verzorgd zijn tekst en afbeeldingen? Worden er

    compositieprincipes gevolgd? Is het ontwerp complex? Oogverblindend?

    �� Gebruik: Is de tekst gebruiksvriendelijk? Is de structuur overzichtelijk? Is de layout

    of de interface [menu’s, grafisch, taalkeuze, helpfunctie] duidelijk? Beperkt de

    vormgeving de bruikbaarheid voor doelgroepen?

    �� Is de esthetica afgestemd op het gebruik? Zijn er animaties aanwezig? Storen ze

    of zijn ze functioneel? Leidt het ontwerp de aandacht af van de inhoud? Creëren

    de afbeeldingen een toegevoegde waarde of zijn ze decoratief? Is de navigatie

    duidelijk [index, inhoudsopgave, logisch, structuur, zoekfaciliteit,

    bladermogelijkheden,…]?

    2.3 Technisch

    Voor het mogelijk is elektronische teksten inhoudelijk en vormelijk te evalueren, dien

    je ze op te sporen, in te laden en te “lezen.” De vindbaarheid en het gemak bij het

    inladen is niet alleen afhankelijk van je zoektermen, het is mee afhankelijk van de

    instellingen van de maker [metatags]. Eenmaal de site gevonden, kan het irritant zijn

    lang te wachten. Evaluatievragen klinken als volgt. Wordt de site snel gevonden?

    Verloopt het laden snel? Zijn er spiegelsites? Is het document niet nodeloos zwaar?

    Gebruikt de site gebruiksvriendelijke systemen zoals html, .doc, .pdf… of heb je extra

    software nodig? Worden links en downloadinstructies gegeven? Is de site

    browseronafhankelijk? Betreft het een betaalsite? Bevat de site hinderende reclame of

    publiciteit? Verandert de Url regelmatig? Is de site toegankelijk of worden er

    voorwaarden gesteld [cookies, lidmaatschap]? Hoe zit het met de ondersteuning [Faq,

    instructies, helppagina]. Dr. Watson test webpagina’s gratis op technische processen.

    Html-fouten, gebroken links en downloadsnelheid spoor je op via

    http://watson.addy.com.

    2.4 Tekstkritiekmodel

    Hier krijg je een model dat je in staat stelt om een site of een tekst kritisch te

    evalueren. Het oefenboek neemt oefeningen op waarbij je dit schema gebruikt.

    1. HERSTELLINGSKRITIEK

    De herstellingskritiek gaat na of informatiebronnen in hun juiste, originele, versie tot

    ons komen. Dat geldt voor oude vervalste of aangepaste documenten of valse

    schilderijen, maar ook voor gemanipuleerd beeldmateriaal, websites of e-mails.

    2. OORSPRONGSKRITIEK

    De oorsprongskritiek gaat na of de informatie betrouwbaar en controleerbaar is en stel

    zich de vraag: wat is de oorsprong van deze uitspraak.

    �� Is de informatie betrouwbaar en controleerbaar?

    �� Wie is de maker van de pagina?

    �� Is er een redactionele controle?

    �� Wordt er verwezen naar de bronnen of plagieert men?

    �� Welke bronnen zijn er: literatuur, ooggetuigen, interviews, geruchten

    3. INTERPRETATIEKRITIEK

    De interpretatiekritiek bekijkt de inhoud van de tekst en hoe de auteur hiermee omgaat.

    �� Stelt de auteur de informatie redelijk voor?

    �� Draagt hij voldoende en redelijke argumenten aan?

    �� Zorgt hij voor een evenwicht tussen pro’s en contra’s?

    �� Neemt de auteur een standpunt in? Welk?

    �� Presenteert de auteur dat standpunt als een mening [ik denk…] of een

    feit [gebeurtenis, proces of situatie]?

    �� Nuanceert de auteur of praat hij in zwart wit termen, clichés of

    stereotypen?

    �� Is het verhaal niet overdreven, opgeklopt, verfraaid, ontkend? Is er een

    correcte selectie van argumenten en feiten?

    �� Worden kritieken van de tegenpartij weerlegd?

    4. BEVOEGDHEIDSKRITIEK

    �� Op welke manier is de auteur betrokken partij?

    �� In welk opzicht is de problematiek belangrijk voor de auteur?

    �� Is de auteur een deskundige inzake de materie?

    �� Kan de auteur met inzicht en voorkennis rapporteren?

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    5. RECHTZINNINGHEIDSKRITIEK

    �� Zijn er gegevens die de auteur bewust niet belicht of achterhoudt?

    �� Liegt hij bewust? Wil de auteur misleiden?

    3. Conserveren

    Je houdt informatie bij om er iets mee te doen. Met de meeste data die je onder ogen

    krijgt, doe je niets wegens oninteressant, irrelevant, te evident of omdat je niet kan

    inschatten dat de data relevant zullen zijn. Van de gegevens die je denkt te gebruiken

    hou je ‘iets’ bij. Je kan ze uit het hoofd leren, ze overschrijven, uitprinten, kopiëren

    en plakken. Ga selectief te werk en beperk je tot fragmenten, bladzijdes,… Af en toe

    kan je de site bewaren of een boek kopiëren. Het voordeel ligt voor de hand. Je wint

    tijd maar het wekt de indruk dat je veel werk verzette, terwijl de inhoud niet grondig

    gelezen is. Het uitkiezen van trefwoorden en fragmenten heeft het voordeel dat je

    verwerkt. Het bewaren van webpagina’s en uitprints beperk je best tot lange,

    essentiële of noodzakelijke passages, wettelijke en reglementaire bepalingen,

    cijferreeksen,… die precisie vereisen.

    Ongeacht de informatiedrager [digitaal of papier] is het comfortabel dat je structuur

    aanbrengt en alle informatie samenhoudt. Anders is het risico reëel dat je door het bos

    de bomen niet ziet. Naarmate je meer tijd besteedt aan het opbergen van een

    document, is er minder tijd nodig om het terug te vinden. Als je informatie digitaal

    bewaart kan je dit met Windows Verkenner. Maak in de map ‘mijn documenten’ een

    submap met je project. Benoem je bestanden duidelijk [namen mogen lang zijn] en

    nummer je versies.11

    Wie meerdere pc’s gebruikt [kot, thuis, de bieb, school…] is alert voor valkuilen.

    Diskettes zijn geen sterke dragers en begeven het op vervelende momenten.

    Bovendien is hun opslagcapaciteit beperkt. Een Cd-rom of Dvd behoort ook tot de

    mogelijkheden. Een mail naar jezelf voorkomt gevloek maar het gebruik van

    programmaversies stuurt je lay-out in de war…

    Het elektronisch bijhouden van de nota’s kan je in de problemen brengen, zeker als het

    onderwerp veel zoekwerk vereist. Na een tijd zoeken op internet, na wat kopie- en

    plakwerk, het overbrengen van gegevens naar Word, Excel, PowerPoint sta je voor een

    onoverzichtelijke berg bestanden in de map “mijn documenten” waar je geen lijn meer

    in ziet. Je pc helpt je structureren: sorteren op datum, alfabetisch op de titel, op de

    datum van wijzigen en op de grootte van je bestand behoren naast een tekstzoeker tot

    de mogelijkheden. Dit neemt het gissen en missen bij het verwerken van de informatie

    echter niet weg. Enkele strategieën die je kan combineren.

    3.1 OFF LINE STRATEGIE 1

    Om al dit geduvel te vermijden, maak je bij het begin van je onderzoek thematische

    mappen. Een website, een tekst of een fragment belichten verschillende aspecten van

    het onderwerp. Download de bestanden naar een thematische map en sla de

    documenten op onder een duidelijke naam. De werkwijze bespaart je energie bij het

    [her]klasseren van de gegevens en bij het schrijven van je eindproduct. Als je niet op

    voorhand weet hoe je onderwerp te thematiseren, gebruik je een andere strategie.

    3.2 OFF LINE STRATEGIE 2

    Knip en plak alle relevante gegevens uit een tekst onder elkaar in één document. Voor

    het gebruiksgemak ontdoe je de tekst van alle opmaak en frames. Dit kan op twee

    manieren. Ofwel doe je dit door de geselecteerde tekst van het internet eerst een bad

    te geven in je kladblok [.txt]: selecteer een tekst op internet, kopieer die en plak ze in

    je kladblok. Druk daarna terwijl je cursor in de kladblok staat op de toetsen Ctrl en A.

    Klik op de rechtermuisknop en kies knippen of kopiëren en plak nu je tekst in een

    Worddocument. Deze werkwijze ontdoet de tekst niet alleen van alle opmaak, je

    computer zal effectief minder foutmeldingen geven. Een andere methode is sneller.

    Selecteer een tekst, kopieer die en in Word kies je Bewerken/plakken_speciaal/niet

    opgemaakte tekst. Nu ziet je tekst er uniform en makkelijk hanteerbaar uit. Elke

    gedachte scheid je van een andere door tweemaal Enter. Codeer elke gedachte met een

    cijfer. Codeer elke deelgedachte met een deelcijfer. De functie Tabel/sorteren of de

    functies Bewerken/Zoeken met Bewerken/knippen/kopiëren/plakken besparen tijd en

    creëren soms nieuwe inzichten. Bovendien heb je een handige toegangspoort tot je

    verzameling én breng je het origineel samen. Uiteraard kijk je uit voor letterlijke

    passages en ideeën die je bij anderen haalt. Daarom is een referentiesysteem

    noodzakelijk.

    3.3 OFF LINE STRATEGIE 3

    Google desktop search zoekt naar alle documenten in je pc [niet op netwerkschijven].

    Je kan het vergelijken met de functie zoeken [via start], maar dan snel en complexloos.

    Na het downloaden van de Desktop search voert Google éénmaal een scan uit,

    waardoor de machine precies weet wat er in je pc steekt. Google Desktop Search

    zoekt fulltext in de mailberichten, bestanden van Word, Acrobat, Excel, PowerPoint,

    afbeeldingen, muziek- en videobestanden... Het volstaat dus om de juiste

    trefwoordencombinatie voor een document te bedenken om het te vinden.

    3.4 ON LINE STRATEGIE 4

    Als je informatie on line wil structureren kan dit door je favorieten te beheren in de

    browser. Het is tijdrovend en helaas is je browser daar niet voor uitgerust.

    Hulpprogramma’s bieden extra’s. Van Favorites Inspector [www.candlelight.com]

    kun je een beperkte versie gratis [vijftig favorieten] downloaden. Het programma test

    je favorieten: rood betekent dat de pagina niet meer bestaat, geel dat de webpagina niet

    tijdig bereikt wordt en groen dat de link ok is of dat er nieuwe info op staat. Andere

    zijn: www.handyarchive.com/free/favorites, [betalend], www.abcshortcuts.com

    [gratis].


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-01-2008, 11:18 geschreven door 1BaOA  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 3

    1. Referentiesystemen

    Referentiesystemen wijzen op het bestaan van een werk door er naar te verwijzen.

    Klassieke referentiesystemen zijn catalogi en bibliografieën. Bibliografieën

    verzamelen titels volgens een criterium onafhankelijk van hun aanwezigheid op een

    plaats. Een catalogus is een verzameling titels afhankelijk van de aanwezigheid op een

    plaats [bibliotheek] of bij een uitgever. Een centrale of collectieve catalogus herbergt

    het bezit van verschillende bibliotheken. Uitgeverijen maken hun publicaties bekend

    via fondscatalogi. Sommige referentiesystemen nemen een korte samenvatting van de

    documenten op.1

    1.1 Bibliografieën

    Een bibliografie is een titellijst van boeken die per periode, per locatie of per

    onderwerp is samengesteld. Ze wijst op publicaties, zet je op het spoor en oriënteert

    bij de onderwerpsverkenning. Als je in een bibliografie een titel vindt, zoek je via een

    catalogus waar de publicatie te vinden is. Vervolgens bestudeer je het artikel, bekijk

    je de geciteerde literatuur en zoek je die bronnen op. Dit is de sneeuwbalmethode.

    Er zijn zelfstandige en onzelfstandige bibliografieën. Een literatuuropgave achterin

    een boek is een onzelfstandige of verborgen bibliografie. Elke student maakt ze en

    gebruikt ze. Vaak houden dergelijke bibliografieën het bij een alfabetische

    opsomming en ontbreken toelichtingen. Zelfstandige bibliografieën voegen informatie

    over het werk toe en gebruiken registers en indices. Zoeken kan op auteur, onderwerp,

    soms op tijdperk of geografie. Centrale catalogi en fulltext publicaties schuiven het

    concept van de zelfstandige bibliografie aan de kant.2 Binnen de zelfstandige

    bibliografie zijn er verschillende categorieën te onderscheiden die te combineren zijn

    in een schema:

    �� Lopende [er verschijnen nieuwe edities] versus afgesloten [wordt niet bijgewerkt].

    �� Algemene of universele [discrimineren de inhoud niet en vermelden geschriften

    over allerlei onderwerpen en vakken] versus speciale of vakbibliografieën

    [discrimineren naar vakgebied of onderwerp] versus interdisciplinaire

    bibliografieën [onderwerpen die verband houden].

    �� Nationale bibliografieën [geschriften in één taal land, regio of lokaliteit] versus

    internationale bibliografieën [geschriften in meerdere talen en landen].

    1.2 Catalogi

    Een catalogus is het geheel van titelbeschrijvingen die verwijzen naar de collectie.

    Voor de digitalisering is de bibliotheekcatalogus een meubel. Titelbeschrijvingen

    krijgen een plaats op steekkaarten en die kaarten steken in een fichebak. Het aantal

    steekkaarten is gelijk aan de gewenste zoekingangen (auteur, titel, onderwerp…) of

    beperkt zich tot wat de bibliotheek organiseren kan.3 Tegenwoordig zijn de

    steekkaarten gedigitaliseerd, het meubel is vervangen door een scherm, de

    zoekingangen zijn geautomatiseerd op elk titelwoord en je kan de catalogus overal

    raadplegen. Het gebruik van catalogi via internet laat je toe snel een bibliografie

    samen te stellen. Twee systemen worden vaak gebruikt als catalogus: bidoc en libis

    new generation.

    1.2.1 BIDOC EN LIBIS

    De bibliotheek van de katholieke hogeschool Zuid-West-Vlaanderen gebruikt als

    catalogus het bidocsysteem. Je krijgt toegang via www.katho.be/bidoc. Na de

    departementskeuze [het departement Ipsoc verzorgt de opleiding sociaal-agogisch

    3 MATTHYS R. & CALLEWAERT R. ‘Uw zoekactie leverde circa 118.00.000 hits op’: is er een

    catalograaf in de zaal? In: Bibliotheek & Archiefgids. VVBAD, 2006, nr. 3, p. 8-17.

    werk] kies je een zoeksysteem. Bij bidoc 1 [eenvoudig zoeken] geef je een stuk van de

    naam op waarmee je wil zoeken. Druk ‘zoek naam...’ en links verschijnt een lijst.

    Daaruit kies je de titels. Bij bidoc 2 [gecombineerd zoeken] vul je één of meerdere

    zoekvelden in. Tijdens het zoeken wordt het ‘and’ gebruikt. Bidoc 3 [uitgebreid

    gecombineerd zoeken] bestaat uit afzonderlijk te definiëren delen en hun booleaans

    verband in het combinatie-veld. De Libis catalogus van de Katholieke universiteit

    Leuven http://opac.libis.be zoekt in de databanken [samen of afzonderlijk] van de

    participerende instellingen. Doorgaans zoek je via trefwoorden, de titel of een

    titeldeel en de auteurs.

    1.2.2 CLASSIFICATIES

    Classificaties groeperen onderwerpen in hoofd- en subgroepen [van algemeen naar

    bijzonder] en plaatsen verwante onderwerpen in de nabijheid]. De classificatie

    voorziet de onderwerpen van een plaatscode. Nadeel is dat onderwerpen op meerdere

    plaatsen kunnen voorkomen, afhankelijk van de invalshoek. Het maken en bijhouden

    van een classificatie is arbeidsintensief en vraagt kennis. Als je deze opdracht krijgt,

    kijk je of er kant-en klaarschema’s bestaan die je aan past voor eigen gebruik. Vier

    algemene schema’s worden courant gebruikt. Het gaat om de Dewey Decimal

    Classification, de Universele Decimale Classificatie, de Liberary of Congres

    Classification en de Siso.

    A. Dewey decimal classification [Ddc]

    Verscheen voor het eerst in 1876 en wordt regelmatig bijgewerkt [in 1990, twintigste

    editie]. Melvil Dewey paste als eerste het decimale principe toe, gebaseerd op de

    hoofdgebieden van Francis Bacon [1561-1626]. De notaties zijn minimaal drie cijfers

    lang [eventueel nullen langs rechts]. Na drie cijfers volgt een punt.

    000 Algemene werken

    100 Filosofie

    200 Godsdienst

    300 Sociale wetenschappen: sociologie, economie, recht…

    400 Taalkunde

    500 Natuurwetenschappen

    600 Toegepaste wetenschappen. Techniek

    700 Kunsten

    800 Letterkunde

    900 Geschiedenis en aardrijkskunde

    Oorspronkelijk is de Ddc opsommend, de volgende drukken kennen hulptabellen voor

    tijdsvakken en geografie. Wordt vooral in de Angelsaksische wereld gebruikt, voor

    wetenschappelijke en openbare bibliotheken.

    B. Library of congres classification [Lcc]

    De Lcc wordt sinds 1901 ontwikkeld voor de collectie van de Library of Congress in

    Washington maar is geschikt voor grote wetenschappelijke bibliotheken. Telt 21

    hoofdklassen aangegeven met een of twee letters en een getal van maximaal vier

    cijfers. Hierna kan een onderverdeling volgen. Omdat de Library of Congress de

    titelbeschrijvingen een notatie geeft en de code in de boeken laat drukken, wordt de

    Lcc in andere bibliotheken gebruikt.

    A Algemene werken

    B Filosofie. Psychologie. Godsdienst

    C Hulpwetenschappen van de geschiedenis

    D Geschiedenis en topografie [buiten Amerika]

    E Geschiedenis van Amerika

    F Geschiedenis deelgebieden Vs en Amerika buiten de Vs.

    G Aardrijkskunde. Antropologie

    H Sociale wetenschappen

    I Politieke wetenschappen

    K Recht

    L Opvoeding en onderwijs

    M Muziek

    N Kunst

    P Taal en literatuur

    Q Natuurwetenschappen

    R Geneeskunde

    S Landbouw

    T Techniek

    U Militaire wetenschappen

    V Maritieme wetenschappen

    Z Bibliotheekwetenschappen en bibliografie

    C. Universele decimale classificatie [Udc]

    Otlet en La Fontaine ontwikkelen sinds 1905 op basis van Dewey’s decimal

    classification een classificatie om een universeel bibliografisch wetenschappelijk

    repertorium te ontsluiten. Het repertorium kwam nooit tot leven, de classificatie wel.

    Wetenschappen worden verdeeld in tien rubrieken. Elke rubriek wordt onderverdeeld

    door bijkomende getallen die de inhoud typeren. Hoe langer de code, hoe specifieker

    de inhoud.

    0. Algemeen

    1. Wijsbegeerte, filosofie

    2. Godsdienst, godgeleerdheid

    3. Maatschappijwetenschappen

    4. Niet van toepassing

    5. Zuivere wetenschappen; natuurwetenschappen

    6. Toegepaste wetenschappen; geneeskunde; techniek

    7. Kunst, spel, sport

    8. Taalkunde, letterkunde

    9. Geschiedenis, aardrijkskunde, biografie

    D. Indelingsschema van de systematische catalogus [Siso]

    Sinds 1957 indelingsschema voor de catalogus in openbare bibliotheken. Bestaat uit

    19 hoofdklassen met een decimale notatie en hulptabellen met letters en asterisk.

    000 Algemeen

    100 Wijsbegeerte

    200 Godsdienst

    300-330 Sociale wetenschappen

    340-380 Economie

    390-398 Rechtswetenschap

    399 Krijgswetenschap

    410-420 Psychologie

    430-490 Opvoeding en onderwijs

    500 Wiskunde – natuurwetenschappen

    600-610 Geneeskunde – gezondheidszorg – lichaamsbeoefening en sport

    620 Bordspelen – denk- en kansspelen enz. – handenarbeid enz.

    630 Land- en tuinbouw – jacht en visserij

    640-680 Techniek

    700-770 Kunst: algemeen – beeldende kunst

    780-790 Muziek – dans – toneel – film

    800 Taal- en letterkunde

    900-940 Geschiedenis

    950-990 Land- en volkenkunde

    1.2.3 THESAURUS

    Een thesaurus is een database met woordgroepen die informatieverwerkers gebruiken

    om hiërarchische en semantische relaties vast te leggen. Nadeel is dat ze meer dan

    classificaties taalgebonden zijn. Een thesaurus is in een bibliotheek wat een index is

    in een boek.4

    1.3 Onderwerpsgidsen

    Onderwerpsgidsen zijn overzichten van sites aangelegd en beheerd door een

    redactie[ploeg]. Deskundigen - en niet de machines – bepalen wat er in de database

    verschijnt en categoriseren de info. Daarom leveren ze minder resultaten op dan

    zoekmachines. De resultaten zijn relevanter. Via categorieën krijg je toegang tot

    relevante bronnen. Een beschrijving over de oorsprong, de inhoud of de aard van de

    bron laat je toe uit te maken of de bron interessant is bij je onderzoek. De selectie, de

    opmaak van de inhoudsopgave, het toekennen van sleutelwoorden en het in

    categorieën verdelen is complex en tijdrovend waardoor de kwaliteit en de kwantiteit

    van onderwerpsgids tot onderwerpsgids verschilt. Onderwerpsgidsen gebruik je om

    een royale patrouille doorheen cyberspace te houden. Je kent het gebied, de

    raakvlakken of de vertakkingen niet.

    Onderwerpsgidsen zijn in te delen naar inhoud of naar vorm. Als je ze ordent naar

    vorm, zie je verschillen tussen stambomen, indices en matrices. Stambomen zoeken

    van breed naar specifiek [www.yahoo.com], een matrix [www.kulak.ac.be/kulak]

    organiseert informatie in roosters en een index bestaat uit trefwoordenreeksen

    [www.knack.be]. Als je de onderwerpsgidsen inhoudelijk bekijkt zie je verschillen

    tussen startpagina’s, portalen, blogs en webringen. Startpunten, startpagina’s of

    portalen zijn thematisch georganiseerd. Via www.start.be en www.a-z.be kom je

    terecht bij startpaginalijsten. Portalen zijn verbonden aan een organisatie die

    inhoudelijke volledigheid claimen en dit ondersteunen met bronnen en

    werkinstrumenten zoals een zoekmachine, nieuws[brieven], productinfo, databanken,

    discussielijsten… Soms worden zij onderwerpsportaal, gespecialiseerde portaalsite of

    vortal [samentrekking van ‘vertical portal’] genoemd. Een vortal specialiseert zich in

    een thema of vakgebied en richt zich op een doelpubliek. Webringen en blogs kunnen

    eveneens functioneren als een onderwerpsgids.

    1.4 Zoekmachines

    Een zoekmachine levert meer maar minder relevantere resultaten op dan een

    onderwerpsgids. Dit komt omdat ze het web doorzoeken op basis van trefwoorden en

    de info niet contextualiseren. Tot de resultaten behoren documenten en websites.

    WebCrawler en Lycos startten in 1994. In 1995 verschenen Infoseek en Alta Vista

    met weinig geavanceerde technieken.5 HotBot en Northern Light zetten aan tot de

    ontwikkeling van de ‘advanced’ module. Een zoekmachine bestaat uit drie

    componenten: de ‘spiders‘ of ‘crawlers’ [programma’s die het web doorzoeken en

    sitewijzigingen opslaan], de cache [tijdelijke opslag voor webpagina’s] en het

    zoekprogramma [vergelijkt de term met de cache]. De interface van de machine bevat

    een zoekveld en geavanceerde toepassingen.

    2. Repertoria

    Terwijl referentiewerken verwijzen naar het primaire niveau maken repertoria een

    synthese van de documenten op dat niveau. Repertoria zijn documenten met termen,

    plaatsnamen, personen, data, gebeurtenissen, verklarende toelichtingen... Het gaat om

    encyclopedieën, [vak]woordenboeken, biografieën, adresgidsen, hand en zakboekjes,

    gissystemen, periodieken en beeldbanken.

    2.1 Encyclopedieën

    De encyclopedie beschrijft historische en geografische feiten, analyseert en

    synthetiseert. Encyclopedieën gebruik je bij de oriëntatie in je onderwerp. Je krijgt er

    basisinformatie en verwijzingen naar interessante literatuur. Verder helpt een artikel

    in een encyclopedie je bij de trefwoordformulering voor het zoeken in een catalogus.

    Behalve algemene encyclopedieën zijn er specifieke die zich beperken tot een vak of

    wetenschapsgebied.

    2.2 [Vak]woordenboeken

    Voor het zoeken van betekenissen, het vertalen van woorden, uitdrukkingen of

    begrippen zijn er woordenboeken. De digitale varianten zijn gebruiksvriendelijk. Een

    woordenboek verschilt van een encyclopedie. Het behandelt woorden als

    taalonderdeel en geeft de betekenis en het gebruik aan, maar laat zich niet in met wat

    de woorden aanduiden. Dit is de taak van de encyclopedie. Een lexicon houdt het

    midden tussen beide.

    Specialistische of vakwoordenboeken verschaffen toelichtingen bij begrippen,

    instellingen, personen, feiten, plaatsen uit één vakgebied. Vakwoordenboeken

    verschillen wat betreft hun inhoud. Sommige zijn summier, andere uitgebreid.

    Gebruik het woordenboek niet alleen bij het zoeken naar betekenissen of om de

    schrijfwijze te achterhalen. Gebruik het ook bij het zoeken van inspiratie. Het helpt

    associëren, brainstormen, bij het zoeken naar jargon... Gratis kan je www.vandale.nl

    proberen maar met de betalende elektronische versie van Van Dale raak je echt

    vooruit. Eerst en vooral vervangt de elektronische versie de uitspraakwoordenboeken.

    Bij elk woord laat een speaker de juiste uitspraak horen. Het Nederlands kent

    ongeveer vijftig spraakklanken. Fonetische alfabetten geven één klank weer door één

    teken. Accent- en lengtetekens verfijnen de uitspraak. Verder zoek je met de

    elektronische Van Dale naar:

    �� Woorden, alfabetisch via opzoeken/trefwoorden

    �� Woorden, alfabetisch op het einde van het woord [de laatste, en dan de

    voorlaatste… letter bepaalt de rangschikking] via opzoeken/retrograde. De functie

    maakt papieren retrograde [of inverte] woordenboeken overbodig en ontsluit

    woorden met een achtervoegsel.

    �� Woorddelen, via truncatie en maskering (zie hoger). *school levert alle mogelijke

    scholen, van abdijschool tot zwemschool.

    �� Namen uit de oudheid en de bijbel via opzoeken/namen_oudheid_en_bijbel

    �� Afkortingen via extra/afkortingen. Maak een onderscheid tussen afkortingen,

    letterwoorden en lettergreepwoorden.

    �� Rijmwoorden [via opzoeken/rijmen]. Dit gebeurt klankalfabetisch. De

    eindklanken van woorden en niet de spelling [zoals bij retrograde zoeken] liggen

    aan de basis van woordreeksen [astronaut, bout en koud].

    �� Anagrammen. Dit zijn letterherschikkingen die een andere naam of woord vormen.

    Daans is een anagram van Sadan, A. Hitler is een anagram voor The Liar. Drie

    anagrammen duiden hetzelfde aan: ‘aalscholver – schollevaar’, ‘manegeklep –

    menageklep’ en [niet feilloos] ‘maniëristisch – Marinistische’, naar de

    gemaniëreerde stijl van Batista Marino [1569-1625].

    2.3 Biografieën

    Biografische gegevens vullen je bibliografische opzoekingen aan. Deze naslagwerken

    inzake persoons- en levensbeschrijvingen hebben uiteenlopende ordeningen en de

    selectiecriteria variëren volgens het gebied, het in leven zijn van de personen, hun

    vakgebied enzovoort. Het is van belang dat je de criteria om een persoon op te nemen

    kent. Er zijn uitgevers die zoveel mogelijk personen aanschrijven. Van iedereen die

    antwoordt, leest men een biografie, terwijl soms ‘belangrijke’ figuren vergeten

    worden.6

    2.4 Adresgidsen

    Onder de categorie van de adresgidsen vind je adresboeken, telefoongidsen en

    infolijnen. Sociale kaarten zijn elektronische adresboeken waarvan Kluwer [betalend]

    en de provinciale [gratis] de hoofdmoot uitmaken.7 Als de gegevens van je organisatie

    niet meer recent zijn, doe je er goed aan contact op te nemen met de verantwoordelijke

    uitgever. De provinciale sociale kaart bestaat uit zestien rubrieken.

    01. ALGEMENE SOCIALE DIENSTVERLENING

    01.01. Dringende hulpverlening

    01. Algemene diensten, 02. Telefonische hulpverlening, 03. Crisisopvang

    01.02. Algemeen Welzijnswerk - Centraal

    01. Autonome Centra voor Algemeen Welzijnswerk, 02. Caw in het kader van

    de ziekenfondsen, 03. Autonoom Centrum voor Maatschappelijk Werk, 04.

    Thuislozenzorg

    01.03. Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

    01.04. Algemeen Welzijnswerk - Lokaal

    01.05. Budgetbegeleiding

    01.06. Ondersteuning vrijwilligerswerk

    01.07. Zelfzorg

    01. Lokaal overleg zelfzorg, 02. Federaties en koepels zelfzorg

    01.08. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg algemene sociale dienstverlening, 02. Federaties en

    koepels algemene sociale dienstverlening

    02. LICHAMELIJKE GEZONDHEIDSZORG

    02.01. Dringende medische hulpverlening

    01. Dringende telefonische hulpverlening, 02. Dringend ziekenvervoer, 03.

    Wachtdiensten

    02.02. Gezondheidsbevordering

    01. Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, 02. Lokaal overleg

    gezondheidszorg

    02.03. Algemene dienstverlening gezondheidszorg

    01. Eerstelijnsgezondheidszorg, 02. Uitleendiensten medisch hulpmateriaal,

    03. Mediotheken, 04. Medische hulpdiensten [niet-dringend], 05.

    Ziekenfondsen, 06. Gezondheidsdiensten

    02.04. Specifieke gezondheidszorg

    01. Arbeid en gezondheid, 02. Specifieke gezondheidsthema's, 03.

    Alternatieve geneeskunde, 04. Ziekenbezoek

    02.05. Ziekenhuizen, poliklinieken en dispensaria

    01. Ziekenhuizen, 02. Zelfstandige poliklinieken, 03. Zelfstandige dispensaria,

    04. Zelfstandige hersteloorden, 05. Zelfstandige revalidatiecentra, 06.

    Wijkgezondheidscentra

    02.06. Palliatieve zorg

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    01. Palliatieve ondersteuning, 02. Dagcentra palliatieve zorg, 03. Palliatieve

    eenheid in een ziekenhuis

    02.07. Zelfhulp

    01. Fysische ziekte, 02. Operatieve ingreep

    02.08. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Federaties, koepels gezondheidszorg

    03. GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

    03.01 . Dringende hulpverlening

    01. Telefonische hulpverlening, 02. Psychiatrische urgentiediensten en

    crisisinterventie

    03.02. Ambulante diensten voor geestelijke gezondheidszorg

    01. Centra Geestelijke Gezondheidszorg, 02. Andere ambulante

    begeleidingsdiensten, 03. Centra voor dagbehandeling, 04. Arbeids- en

    woonrehabilitatie, 05. Beschut wonen

    03.03. Residentiële diensten voor geestelijke gezondheidszorg

    01. Psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, 02. Psychiatrische

    ziekenhuizen, 03. Psychiatrische verzorgingstehuizen, 04. Therapeutische

    gemeenschappen

    03.04. Specifieke doelgroepen

    01. Diensten voor kinder- en jeugdpsychiatrie, 02. Diensten voor

    psychogeriatrie

    03.05. Hulpverlening aan mensen met een verslaving

    01. Verslavingspreventie, 02. Spoedopname, 03. Dagcentra verslaving, 04.

    Residentiële lichamelijke ontwenning, 05. Residentiële behandeling

    verslaving

    03.06. Zelfhulp

    01. Psychosociale problemen, 02. Verwerking na verlies, 03.

    Verslavingsproblemen

    03.07. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg, 02. Federaties en koepels

    04. THUISZORG

    04.01. Thuiszorgmeldpunten [24 u. op 24 u.]

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    04.02. Lokale dienstencentra

    04.03. Regionale dienstencentra

    04.04. Diensten voor gezinszorg

    04.05. Oppasdiensten

    04.06. Opvang

    01. Dagverzorgingscentrum, 02. Centrum voor kortverblijf

    04.07. Specifieke dienstverlening

    01. Diensten warme maaltijden, 02. Poetsdiensten, 03. Klusjesdiensten, 04.

    Vervoerdiensten, 05. Ergotherapie aan huis, 06. Alarmcentrales, 07.

    Psychiatrische thuiszorg, 08. Thuisverpleging, 09. Palliatieve thuiszorg

    04.08. Zorgkassen

    04.09. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg thuiszorg, 02. Federaties en koepels thuiszorg

    05. RELATIES EN SEKSUALITEIT

    05.01. Dringende hulpverlening

    05.02. Diensten relaties en seksualiteit

    05.03. Seksualiteitbeleving

    05.04. Specifieke situaties

    01. Familiaal geweld, 02. Relatiebemiddeling

    05.05. Zelfhulp

    01. Alleenstaand en echtscheiding, 02. Relaties en seksualiteit

    05.06. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg relaties & seksualiteit, 02. Federaties, koepels relaties &

    seksualiteit

    06. OPLEIDING, WERKLOOSHEID EN TEWERKSTELLING

    06.01. Opleiding voor volwassenen

    01. Basiseducatie, 02. Tweedekansonderwijs, 03. Onderwijs voor sociale

    promotie, 04. Centra voor beroepsopleiding, 05. Opleidingscentra

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    06.02. Sociale partners en secretariaten

    01. Werkloosheidsuitkeringen, 02. Middenstandsorganisaties, 03. Sociaal

    verzekeringsfondsen, 04. Sociaal secretariaten, 05. Subregionale

    tewerkstellingscomités

    06.03. Invoegafdelingen en -bedrijven

    06.04. Sociaal interim-kantoren

    06.05. Bemiddeling, begeleiding, opleiding en werkervaring werkzoekenden

    01. Lokale werkwinkel, 02. Arbeidsbemiddeling, 03.

    Werkzoekendenwerkingen, 04. Trajectbegeleiding werkgelegenheid, 05.

    Opleidings- en werkervaringsinitiatieven, 06. Plaatselijk

    Werkgelegenheidsagentschap

    06.06. Zelfhulp - Persoonlijke vorming

    06.07. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg opleiding, werkloosheid en tewerkstelling, 02. Koepels en

    federaties opleiding, werkloosheid en tewerkstelling

    07. HUISVESTING

    07.01. Info en advies huisvesting

    01. Woonwinkel, 02. Gemeentelijke huisvestingsdienst, 03.

    Huisvestingsconsulent, 04. Huurdersverenigingen, 05. Toegankelijkheid en

    advies

    07.02. Huisvestingsinitiatieven

    01. Sociale huisvesting, 02. Sociale verhuurkantoren, 03. Stads-,

    gemeentewoningen en Ocmw - woningen

    07.03. Opvangmogelijkheden voor thuislozen

    01. Crisisopvang, 02. Opvangcentra jongeren, 03. Opvangcentra vrouwen en

    kinderen, 04. Opvangcentra mannen, 05. Opvangcentra gemengd publiek, 06.

    Woonbegeleiding jongeren, 07. Begeleid wonen, 08. Nood- en

    doorgangswoningen, 09. Andere

    07.04. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg huisvesting, 02. Federaties en koepels huisvesting

    08. RECHTSHULP EN JUSTITIE

    08.01. Rechtshulp en juridisch advies

    01. Wetswinkel, 02. Ocmw – Rechtshulp, 03. Consumentenorganisaties

    08.02. Justitiële hulpverlening

    01. Justitieel welzijnswerk, 02. Slachtofferbegeleiding, 03. Daderhulp, 04.

    Strafbemiddeling

    08.03. Federale en lokale politie

    08.04. Justitie en medewerkers gerecht

    01. Justitiehuizen, 02. Rechtbanken, 03. Advocaten, 04. Notarissen, 05.

    Gerechtsdeurwaarders, 06. Strafinrichtingen, 07. Preventiediensten

    [veiligheidscontracten], 08. Alternatieve maatregelen en straffen

    08.05. Informatie, overleg, koepels en federaties

    01. Lokaal overleg justitiële hulpverlening, 02. Koepels en federaties justitiële

    hulpverlening

    09. KINDEREN EN GEZINNEN

    09.01. Telefonische diensten

    09.02. Ontmoetingscentra voor ouders met kinderen

    09.03. Ambulante begeleiding van kinderen en gezinnen

    01. Prenatale zorgverlening, 02. Kraamzorg, 03. Consultatiebureaus, 04.

    Regiohuizen Kind en Gezin, 05. Inloopteam

    09.04. Kinderopvang

    01. Kinderdagverblijven, 02. Initiatieven buitenschoolse opvang, 03. Diensten

    voor opvanggezinnen, 04. Opvang voor kinderen met een handicap en zieke

    kinderen, 05. Andere dag- en nachtopvang kinderen

    09.05. Gezinsondersteuning

    01. Centra voor integrale gezinszorg, 02. Centra voor kinderzorg en

    gezinsondersteuning, 03. Andere residentiële gezinsondersteuning

    09.06. Adoptiediensten

    09.07. Specifieke gezinssituaties

    01. Gezinsplaatsingsdiensten, 02. Neutrale ontmoetingsruimtes, 03. Kinderverwaarlozing

    en -mishandeling

    09.08. Speel-o-theken

    09.09. Kinderbijslagfondsen

    09.10. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg kinderen- en gezinsbegeleiding, 02. Federaties en koepels

    kinderen- en gezinsbegeleiding

    10. ALGEMENE JEUGDHULPVERLENING

    10.01. Informatie

    01. Telefonische hulpverlening algemene jeugdhulpverlening, 02. Info,

    advies en begeleiding algemene jeugdhulpverlening

    10.02. Jeugdwelzijnswerk

    01. Jongerenorganisaties/jeugdvoorzieningen, 02. Initiatieven voor

    maatschappelijk kwetsbare jongeren

    10.03. Onderwijs

    01. Informatie, 02. Centra voor leerlingenbegeleiding, 03. Centra voor

    deeltijds onderwijs, 04. Studentenvoorzieningen en –begeleiding, 05.

    Naschoolse begeleiding, 6. Schoolopbouwwerk

    10.04. Buitenschoolse begeleiding

    10.05. Deeltijdse vorming

    10.06. Specifieke tewerkstellingsinitiatieven voor jongeren

    10.06. Woonbegeleiding jongeren

    10.07. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg jeugdzorg, 02. Federaties en koepels jeugdzorg

    11. BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND

    11.01. Aanmeldingspunten Bijzondere jeugdbijstand

    01. Comités bijzondere jeugdzorg

    11.02 .Bemiddelingscommissies

    11.03. Politionele jeugdbijstand

    11.04. Sociale diensten bij de jeugdrechtbanken

    11.05. Bijzondere jeugdzorg allochtonen

    11.06. Ambulant

    11.07. Residentiële BJB

    11.08. Alternatieve begeleiding jongeren

    12. OUDEREN

    12.01. Dienstverlening

    01. Telefonische hulpverlening, 02. Informatie- en bemiddelingsdiensten, 03.

    Aanvraag en toekenning pensioen, 04. Ouderenmis[be]handeling

    12.02. Ontmoeting - Vrije tijd – Vorming

    12.03. Woonmogelijkheden

    01. Rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen, 02. Serviceflats en andere

    residenties met serviceverlening, 03. Woonprojecten [zonder dienstverlening]

    12.04. Zelfhulp - Ouderengroepen

    12.05. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg ouderen, 02. Koepels en federaties ouderen

    13. PERSONEN MET EEN HANDICAP

    13.01. Informatie, advies en bemiddeling

    01. Telefonische informatie en hulpverlening, 02. Handicap en advies, 03.

    Zorgtrajectbegeleiding, 04. Vlaams Fonds

    13.02. Algemene diagnose en behandeling

    01. Centrum voor ontwikkelingsstoornissen, 02. Centrum voor observatie,

    oriëntering en behandeling van korte duur, 03. Centrum voor menselijke

    erfelijkheid, 04. Vroegtijdige revalidatiecentra en kinderdagverblijven

    13.03. Revalidatiecentrum

    13.04. Thuisbegeleiding personen met een handicap

    13.05. Verenigingen en vrijetijdsbesteding

    01. Vrije tijd personen met een handicap, 02. Sport voor personen met een

    handicap, 03. Speel-o-theken voor personen met een handicap, 04. Vorming

    personen met een handicap

    13.06. Buitengewoon onderwijs

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    01. Kleuter- en lager onderwijs, 02. Secundair onderwijs, 03. Centra voor

    leerlingenbegeleiding voor buitengewoon onderwijs

    13.07. Orthopedagogische internaten of semi-internaten

    13.08. Werkgelegenheid en dagbesteding voor meerderjarigen met een handicap

    01. Centra voor gespecialiseerde voorlichting bij studie & beroepskeuze, 02.

    Centrum voor Beroepsopleiding, 03. Atb-diensten, 04. Beschutte

    werkplaatsen, 05. Dagcentra personen met een handicap

    13.09. Woonvormen voor meerderjarigen met een handicap

    01. Ondersteuning van zelfstandig wonen, 02. Zelfstandig wonen, 03. Begeleid

    wonen, 04. Gezinsplaatsingsdiensten, 05. Beschermd wonen, 06. Tehuizen

    voor kort verblijf, 07. Tehuizen voor werkenden [gezinsvervangende

    tehuizen], 08. Tehuizen voor niet-werkenden – bezigheidshomes, 09.

    Tehuizen voor niet-werkenden – nursingtehuizen

    13.10. Specifieke dienstverlening

    01. Hulpmiddelen, 02. Assistentie

    13.11. Zelfhulp - Personen met een handicap

    13.12. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg Personen met een handicap, 02. Koepels en federaties

    Personen met een handicap

    14. ETNISCH-CULTURELE MINDERHEDEN

    14.01. Integratiecentra

    01. Lokale steunpunten en lokale integratiecentra, 02. Regionale

    integratiecentra, 03. Provinciale en grootstedelijke integratiecentra

    14.02. Dienstverlening aan minderheden

    14.03. Specifieke doelgroepen

    01. Vluchtelingen, asielzoekers en mensen zonder papieren, 02. Zigeuners,

    woonwagenbewoners en voyageurs

    14.04. Specifieke thema's

    01. Racismebestrijding, 02. Noord-Zuid-samenwerking

    14.05. Zelfzorg

    01. Organisaties van etnisch-culturele minderheden

    14.06. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg minderheden, 02. Koepels en federaties minderheden

    15. ARMOEDE EN KANSARMOEDE

    15.01. Algemene informatie en advies

    15.02. Materiële en sociale dienstverlening

    01. Kringloopcentra, 02. Sociale restaurants, 03. Materiële hulpverlening, 04.

    Inloopcentra

    15.03. Belangenverenigingen

    15.04. Maatschappelijk opbouwwerk

    15.05. Straathoekwerk

    15.06. Zelfzorg

    01. Verenigingen waar armen het woord nemen

    15.07. Informatie, overleg, federaties en koepels

    01. Lokaal overleg armoede en kansarmoede, 02. Federaties en koepels

    armoede en kansarmoede

    16. PROVINCIALE, VLAAMSE EN FEDERALE OVERHEDEN

    16.01. Provinciale diensten en gemeenschapscommissies

    16.02. Vlaamse gemeenschap

    01. Ministeries, 02. Administratie

    16.03. Federaal beleid

    01. Federale overheidsdiensten, 02. Rijksdiensten

    16.04. Parastatalen

    2.5 Handboeken & zakboekjes

    Handboeken [ook losbladige naslagwerken] presenteren stelselmatige syntheses van

    een vakgebied en volgen de actualiteit volledig en gerubriceerd. Handboeken gebruik

    je om een onderwerp te verkennen én uit te diepen. Visies, overzichten, inzichten,

    invalshoeken en samenhangen komen aan bod. Regelmatige heruitgaven, aanvullingen

    en correcties zorgen voor actualiteitswaarde. Om die reden zijn de meeste handboeken

    losbladig uitgegeven. Ze vermijden de complete herdruk. Handboeken bestaan vaak

    uit delen en slorpen een pak ruimte op, ze zijn omvangrijk, duur, arbeidsintensief en

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    moeilijk hanteerbaar. De meeste werken leer je pas na ervaring kennen. Dit kan je

    versnellen als je oog hebt voor:

    �� de titels met betrekking tot je onderwerp, de naam en de kwaliteiten van de auteurs.

    �� de inleiding en de handleiding [helpfunctie].

    �� de interne ordening, de inhoudsopgave, de [soorten] registers.

    �� de datum en de verschijningsfrequentie.

    Bovenstaande argumenten zorgen dat de werken enkel in vakbibliotheken aanwezig

    zijn. De ontwikkeling van elektronische versies enerzijds en zakboekjes anderzijds

    maken de naslagwerken toegankelijker. Kleine [goedkope] zakboeken en gidsen geven

    [fragmentarische] overzichten. Elektronische versies slorpen minder papier op en zijn

    handig bij het zoeken. Wetenschappelijke uitgeverijen, overheidsdiensten en

    universitaire instellingen verzorgen doorgaans de samenstelling, de publicatie en het

    uitgeven van handboeken.8

    2.6 Gisysteem

    Gis is de afkorting van een Geografisch informatie systeem en valt te omschrijven als

    een systeem dat locatiegebonden informatie beheert, bewerkt, analyseert en

    presenteert. Dit kan in de vorm van atlassen, kaarten, routebeschrijvingen,

    weerberichten, navigatiesystemen, als referentie naar een plaats [x,y, z coördinaat] of

    als een adres. Voorlopig is een Gis te onderscheiden van een adresgids [die

    telefoonnummers, functies en personen weergeeft]. In de toekomst kan zich een

    integratie van beide systemen voordoen. Andere termen voor Gis zijn locatiegebonden

    informatie, geo info, ruimtelijke informatie of geo-ict.

    2.7 Periodieken

    Wetenschappelijke tijdschriften ontstonden uit de behoefte zich snel te documenteren

    en om ongestructureerde communicatie per brief te formaliseren.9 Boeken komen

    daartoe te traag tot stand en het duurt lang eer je ze doorneemt. Kranten zijn te

    ongenuanceerd en hebben geen synthese karakter. Hun thematisch karakter, hun

    periodiciteit en hun resumerende aard maken tijdschriften en vaktijdschriften,

    nieuwsbrieven, rapporten en congresverslagen tot het instrument om de actualiteit rond

    een onderwerp te volgen. Deze gids beperkt zich tot vaktijdschriften. Veel

    organisaties stellen een nieuwsbrief ter beschikking met informatie over trends, nieuws

    en wijzigingen aan de site. De nieuwsbrief houdt je via mail op de hoogte en heeft het

    voordeel dat je zelf het net niet dient af te surfen. Je laat de actualiteit op je af komen.

    De inspanning om je te abonneren rendeert, maar doe het bedachtzaam. Wie zich op

    alles abonneert zit zo met een overvolle mailbox. De digitale krant verschilt met de

    ‘gewone’ krant, niet alleen in kwaliteiten maar ook in gebreken.

    De ‘gewone’ krant De digitale krant

    Je krijgt de krant één keer per dag. Het nieuws is

    actueel als de krant gemaakt wordt.

    De digitale krant wordt continu bijgewerkt. Het

    nieuws is actueel als je de krant leest

    Nieuwsselectie gebeurt door redactie: je krijgt

    ‘relevant’ en ‘irrelevant’ materiaal, maar

    belangrijk nieuws mis je niet.

    Je kan de onderwerpen kiezen. De krant kan op

    maat, samengesteld op basis van je voorkeur,

    belangrijk nieuws kan worden buitengesloten.

    Het nieuws en de artikels ‘staan op zich’, of, met

    andere woorden: de krant is een momentopname.

    Dat ene bericht verwijst naar aanverwante info.

    Dit maakt het makkelijk berichten in hun context

    te plaatsen.

    Beperkt tot tekst en foto’s Video en geluid mogelijk

    Een stapel vergeelde kranten of een map

    persknipsels zijn ofwel ontoegankelijk of vragen

    tijd om die toegankelijk te maken.

    Veel kranten beschikken over een digitaal

    archief. Een zoekfunctie geeft je toegang tot het

    nieuws uit het verleden.

    Eenrichtingscommunicatie van auteur naar lezer,

    maar basis voor conversatie met anderen.

    Lezers kunnen reageren op artikels [dialoog met

    auteur], maar je weet niet wat anderen lezen en

    andersom.

    Flexibel formaat [groot en klein] Vast formaat

    De krant op papier is overal te lezen.

    Besmeuren, beschadigen en nota’s nemen mag.

    De krant op je beeldscherm kan enkel in de

    nabijheid van een stopcontact en een

    internetaansluiting. Voorzichtig zijn met digitaal

    apparaat is een must.

    Schema 17. Overzicht van voor en nadelen van digitale en gewone kranten. Een digitale krant biedt

    voordelen. Evenwel is het onwaarschijnlijk dat de digitale krant de gewone krant zal vervangen.

    Omwille van de nadelen van de digitale krant zullen beide media elkaar ondersteunen [cfr. HUIZINGH

    E. Wat doe je met internet en wat doet internet met jou? Nieuwezijds, Amsterdam, 2001, p. 42.].

    2.8 Beeldbanken

    Ben je bezig met scheepvaart en wil je weten wat een astrolabium is? Woordenboeken

    kunnen een voorwerp gedetailleerd omschrijven, soms ben je makkelijker af met een

    figuur. Visuele elementen komen voor bij het zoeken van informatie: grafieken,

    zwartwit- en kleurenfoto’s, tekeningen, symbolen, logo’s, verkeersborden... Ze maken

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    in een oogopslag duidelijk wat je bedoeld. Afbeeldingen zoeken is lastig vermits een

    afbeelding diverse namen kan dragen: de naam van de maker, de naam van het object

    of een titel zoals bij een kunstwerk. Google afbeeldingen zet je op weg maar volstaat

    niet omdat het niet in de beeldbanken zoekt.10 Beeldwoordenboeken zijn papieren

    voorlopers de beeldbanken, tonen afbeeldingen en richten zich op jargon.11

    Beeld[woorden]boeken en beeldbanken zijn alfabetisch en thematisch geordend via

    een inhoudstafel en een register. Als je de beelden hebt, kun je ze als bestand opslaan

    [via het icoontje in de linkerbovenhoek van de afbeelding] of je kan een screenshot

    maken [via PrintScreen]. Achteraf werk je het beeld bij. Dit is echter tijdrovend.

    Gadwin PrintScreen [www.gadwin.com] versnelt dit door met één toets een screenshot

    te maken en het op te slaan in een extensie die je voorkeur geniet.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-01-2008, 11:11 geschreven door 1BaOA  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 2

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    HOOFDSTUK 2. Primaire informatie

    1. Internet… [voor wie?]

    Ben Tiggelaar beschrijft internet vanuit vijf perspectieven: 1. als technische

    infrastructuur [kabels, servers, pc’s…]; 2. als organisatieprincipe [protocollen als http,

    wap…]; 3. als gebruiksactiviteit [sociaal, economisch, politiek, cultureel…] 4. als

    toepassing [e-mail, nieuwsgroepen, www…] en 5. als dienstverlening [informatie,

    formulieren,…]. Hier bekijk je toepassingen en dienstverlening dat internet biedt op

    het vlak van de informatieverzameling. Internet is ongetwijfeld het omvangrijkste

    informatiekanaal, maar niet het meest overzichtelijke noch het meest toegankelijke

    zoals men soms laat uitschijnen. Hoe sociaal is internet? ‘Wereldomspannend’ neem

    je het best met een korrel zout. Internet is vooral Westers. Aansluitingen bevinden

    zich vooral in Noord-Amerika, Japan, Australië en Noord-Europa. De in 1992

    opgerichte Internet Society [Isoc, Vinton G. Cerf] heeft als slogan “The internet is for

    everyone”, verwijzend naar idealen van internetpioniers. Dat internet gelijkheid ten

    aanzien van kennis en informatie realiseert, is natuurlijk een illusie. Een beperkte

    groep benut de mogelijkheden en behoudt op diverse manieren zijn voorsprong. In

    2001 gebruikt geen zeven procent van de wereldbevolking internet en meer dan

    negentig procent van de wereldbevolking geen toegang, kan het medium niet

    gebruiken of toont geen interesse [aan te nemen is dat de laatste twee categorieën een

    minderheid vormen]. In dit opzicht wordt gesproken van digitale kloven. Het gaat

    niet alleen om de kloof tussen rijk en arm [welvaart] maar evenzeer om een kloof

    tussen stad en platteland [urbanisatiegraad], tussen mannen en vrouwen [geslacht],

    tussen gediplomeerden en niet gediplomeerden [scholingsgraad] en tussen jong en oud

    [leeftijd]. Het aandeel 60-plussers in Vlaanderen stijgt volgens prognoses van 22

    procent in 2000 tot 34 in 2050. Hoewel toekomstige senioren hoger geschoold zijn

    dan de huidige, verwacht men bij de ouder wordende bevolking terughoudendheid ten

    aanzien van toekomstige Ict. In Vlaanderen zijn er initiatieven die zich richten naar

    niet-bezitters. Scholen en bedrijven stellen pc’s, computerklassen en vrije software

    ter beschikking.1 In openbare bibliotheken kan iedereen het net op. Soms draag je bij

    in de kosten, soms is de service gratis. Een andere oplossing kan een cybercafé zijn

    [lijst cybercafés op http://cybers.bel21.com]. Soms kan je pc’s huren. De huurprijs

    ligt al eens aan de hoge kant, maar het voordeel is dat je met een snel, krachtig en

    onderhouden apparaat werkt. Eind 2004 surfte ongeveer 40 procent van de Belgen

    nooit op internet en telt het land iets meer dan vier miljoen regelmatige gebruikers.

    Hiervan is 45% vrouwen, 55% mannen. Een op drie Belgische gezinnen beschikken

    niet over een pc. Van de gezinnen die wel een pc hebben, beschikt 84% over internet.

    Vlaamse gezinnen bezitten vaker een pc dan Brusselse en Waalse. De "digitale kloof"

    volgt de taalgrens niet in Waals-Brabant, een provincie die wél hoog scoort qua pc- en

    internetbezit. Socio-economische factoren liggen aan de basis van de verschillen

    tussen het noorden en het zuiden van België.2

    Verder tref je bij de niet gebruikers blinden, personen met een verminderd

    gezichtsvermogen of slechtzienden aan. Initiatieven pogen internet toegankelijk te

    maken. Een organisatie die internet op toegankelijkheid test is www.w3.org. De

    meeste toegankelijkheidsrichtlijnen zijn hiervan afgeleid [www.sonneheerdt.nl]. Wil

    je een website testen op toegankelijkheid kan dit op www.blindsupport.be.

    Vermeldswaard is www.gent.be/braillenet dat personen met een visuele handicap

    informeert via Braillenet [persmededelingen in audio en mp3, aangepaste lettertypes]

    en dat de vereniging Blindenzorg licht en liefde toegankelijke websites bekroont met

    het label “Blindsurfer” [oranje surfplank met blindenstok als mast].

    1.1 De browser bedienen

    Het geheel van publicaties dat oorspronkelijke, originele gegevens en bevindingen

    weergeeft, primaire literatuur genoemd [verslagen, kranten, tijdschriften, boeken] is op

    internet te definiëren als het ongeordende geheel van websites en hun inhoud. De

    logische opbouw van een url [www.naamorganisatie.landcode] laat toe om personen of

    organisaties te vinden. Websites bieden allerhande documenten aan.

    Computers communiceren via de “tcp / ip” taal [transmission control protocol /

    internet protocol] die gegevens opdeelt en transporteert. Opdat de info zou

    terechtkomen, heeft elke pc een [moeilijk] adres. Deze adressen zijn te vervangen

    door een domeinnaam, zoals bijvoorbeeld www.katho.be.

    Wie op internet wil, heeft software nodig: een browser of een navigatieprogramma.

    Net zoals Word een hulpmiddel is bij het maken van teksten, helpt een browser je bij

    internetacties. Met de browser ‘navigeer’ je, bekijk je en blader je door webpagina’s.

    Courante browsers zijn Netscape en Internet explorer. Beide zijn gratis en verschillen

    nauwelijks. De werkbalk bevat besturingselementen.

    �� Adresbalk: ................... Noteer hier het adres. Het pijltje toont bezochte sites

    �� Vorige: ........................ Blader naar eerdere locaties

    �� Volgende: .................... Blader naar volgende locaties

    �� Start: ........................... [Home] bevat een gekozen site als vertrekpunt

    �� Favorieten: .................. [Bookmarks] koppelt favoriete sites

    �� Stop:............................ Breekt laden af [gebruik bij verkeerd adres];

    �� Vernieuwen: ................ Helpt opnieuw inladen

    2 De cijfers zijn bekend: www.tijd.be/ondernemen/t-zine/artikel.asp?Id=1727838 & http://statbel.fgov.be/press/fl060_nl.asp.

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    �� Geschiedenis: .............. Waar was je gisteren, vorige week…

    �� Zoeken: ....................... Een zoekrobot

    �� Koppelingen: ............... Productinformatie en koppelingen

    Een website is de verzameling pagina’s van één persoon of organisatie en bestaat

    doorgaans uit een hoofdpagina [home], een inhoud, pagina’s en hyperlinks. Door een

    hyperlink [andere kleur, de onderlijning en je muisaanwijzer verandert in een hand]

    aan te klikken, word je doorgestuurd naar een andere plaats op internet. Hypertext

    duidt op de mogelijkheid om te klikken op een woord en zo te navigeren naar een

    andere positie in het document of naar een andere positie op internet. Hyper staat

    tegenover het begrip lineair. Met andere woorden: in cyberspace hoef je de dingen

    niet te beginnen bij het voorziene startpunt en te eindigen bij het geplande einde, in

    tegenstelling tot een boek, een theatervoorstelling of een film.

    1.2 Websites zoeken

    Als je een site van een organisatie zoekt, gis dan de url. Een adres ziet er doorgaans

    zo uit http://www.organisatie.topdomein [topdomein of landcode]. Het voorzetsel

    http:// tik je niet. Dit hyper text transfer protocol duidt op de mogelijkheid naar een

    andere locatie te navigeren. Andere codes die gebruikt worden zijn www [world wide

    web]; de organisatie [de organisatie of een afkorting] en het topdomein of de landcode.

    Er zijn organisaties die alle logische namen gebruiken, anderen houden het bij één.

    Wil je weten of er plaatselijke versies van de site bestaan, vervang dan .com door .be.

    De pagina past zich soms aan. Probeer maar: Rode kruis: www.red-cross.org of

    www.redcross.org of www.red-cross.int of www.rodekruis.be of www.redcross.be?

    Internationale Belgische bedrijven: www.belgacom.com of www.belgacom.be?

    Landcodes bestaan uit twee karakers, topdomeinen uit drie karakters. Voorbeelden

    zijn: .be voor België, .nl voor Nederland, .de voor Duitsland, .fr voor Frankrijk, .ie

    voor Ierland, .it voor Italië, .lu voor Luxemburg, .pl voor Polen, .ru voor Rusland, .es

    voor Spanje, .gb voor het Verenigd Koninkrijk. Bij de universiteiten plaats je voor de

    landcode ac.: www.kuleuven.ac.be, www.kulak.ac.be, www.vub.ac.be,

    www.ucl.ac.be... Topdomeinen bestaan uit drie letters:

    �� .Com voor bedrijven Bv. www.autismecentraal.com

    �� .Edu educatieve instellingen Bv. www.stanford.edu

    �� .Gov Amerikaanse overheid Bv. www.whitehouse.gov

    �� .Int Internationale organisaties Bv. www.europa.eu.int

    �� .Mil Amerikaanse defensie Bv. www.army.mil

    �� .Net Internetproviders en netwerken Bv. www.dyslexie.net,

    www.kanker.net, www.pesten.net, www.tegenkanker.net, www.vorming.net,

    www.welzijn.net...

     

    �� .Org Non-profit: Bv. www.adoption.org,

    www.aids.org, www.aidskids.org, www.cancer.org, www.diabetes.org,

    www.downsyndroom.org, www.greenpeace.org, www.logopedie.org...

    Nieuw zijn de domeinen .job en .travel. Let op voor informatie op Nederlandse sites!

    .nl is – zeker wat het sociaal-agogisch werk betreft - niet relevant voor Vlaanderen!

    Het startscherm van Google.be laat je de keuze tussen uitsluitend zoeken in Belgische

    pagina’s en uitsluitend zoeken in het Nederlands. Uiteraard krijg je bij de eerste

    categorie Franstalige en Duitstalige teksten, bij de tweede categorie blijf je niet

    uitsluitend in Vlaanderen, maar kom je in Nederland en de Antillen terecht. In beide

    gevallen dien je dus kritisch te zijn.

    Na de eerste schuine streep [slash] komen de namen van de folders, mappen of

    directory’s. Als een link zoals www.cass.be/wet/wetco.htm niet [meer] werkt, probeer

    dan www.cass.be. Verder kan je de naam van een deelsite raden: wat heeft de

    overheid te vertellen over holebi? Probeer www.vlaanderen.be/holebi of

    www.vlaanderen.be/infolijn… Als je de gewenste informatie niet kan raden, surf je.

    Surfen is ongestructureerd doorklikken via hyperlinken.

    1.3 Sites lezen

    Het mentaal model van een website ziet er op het eerste zicht anders uit dan dat van

    een papieren uitgave. De website lijkt onbegrensd, onafgerond door de vele

    beginpunten, middens en eindes. Overzicht krijgen is frustrerend. Je komt er niet

    achter of je de site volledig hebt doorgenomen [laat staan de interessante sites rond je

    onderwerp]. Elektronisch zoeken is onzekerder en krachtiger dan zoeken in folio.

    Hoe lees je een website? Lees van links naar rechts en van boven naar onder zonder

    overdonderd te raken door de kleuren, afbeeldingen, klikvakjes... Beginners ervaren

    dat de perceptie alle richtingen uitgaat waardoor het overzicht en de structuur

    vertroebelt, hoofd- en bijzaken verdwijnen en het lezen van links naar rechts wordt uit

    het oog verloren. Doe het dus systematisch: begin bovenaan, van links naar rechts en

    vervolgens van boven naar onder. Probeer structuur te zien in een site en scheid hoofden

    bijzaken. En bedenk, sommige documenten in folio zijn ook onleesbaar.

    Beginners dienen te weten dat de pagina niet ophoudt onderaan het computerscherm.

    Pin je niet vast op de inhoud, maar kijk naar de structuur. Websites bevatten

    doorgaans zoekinstrumenten zoals een inhoud [tabbladen boven en in de marge], een

    index, een sitemap [opbouw van de site], een e-archief, een e-bibliotheek of een ecatalogus

    en een fulltext zoeker. Indien die niet specifiek aanwezig is, zoek je dit met

    de knop bewerken, zoeken op deze pagina.

    2. Tekstdocumenten

    2.1 Fulltext en pdf

    Primaire publicaties worden vaak fulltext op het net aangeboden.3 Als je over een

    uitgekiende set trefwoorden beschikt, is het mogelijk specifieke passages te vinden

    met een kleine tijdsinvestering. Hoe specifieker, hoe recenter, hoe localer je

    zoektermen, hoe meer de zoekwijze aangewezen is. Fulltext zoeken houdt geen

    rekening met de inhoud van het gezochte woord of document. Fulltext zoeken levert

    geen afkortingen op [Clb levert geen Centrum voor leerlingenbegeleiding], geen

    bredere termen of smallere termen [zoeken naar sociaal werk levert geen

    personeelswerk], houdt geen rekening met homofonen [gelijkklinkend maar

    verschillend in betekenis: kan levert het werkwoord maar ook het vaatwerk], houdt

    geen rekening met spellingsvarianten, spellingsfouten, synoniemen [suikerziekte of

    diabetes], verbuigings- en vervoegingsvarianten. Kortom, bij fulltext zoeken is de

    precisie is laag en de ruis hoog. Om te functioneren bevat een degelijk profiel termen

    die de or-operator verbindt en is truncatie of maskering wenselijk.

    De meest verspreide standaard voor de elektronische documentendistributie is Acrobat

    reader [pdf-bestanden].4 De voordelen zijn divers: Pdf is platform- [Windows-, Linuxen

    Mac-omgevingen] en printeronafhankelijk [de afdruk is bij alle printers gelijk],

    ideaal om documenten door te geven aan drukkerijen [prepress] en het formaat is

    kleiner dan het origineel. Pdf’s zijn te beveiligen om het auteursrecht te beschermen.

    In een niet-beveiligde Pdf selecteer je tekst en afbeeldingen. Daarna plak je ze in een

    andere toepassing. Verder kan je tekstaanpassingen doen [Touchup text tool] als de

    Pdf niet beveiligd is. Wil je een Pdf lezen, dien je enkel over Acrobat reader te

    beschikken en niet over de toepassing die de Pdf creëerde. Nadelen zijn dat je traag

    zoekt en er is geen garantie dat de volgende versie zal aansluiten bij de vorige.5 Om

    Pdf-documenten te maken heb je Acrobat nodig. De betaalsoftware installeert een

    virtuele printer en als je een afdruk naar deze printer stuurt, wordt een Pdf-document

    gemaakt. Dit bestand kun je in Acrobat bewerken en aanpassen. Maak een

    onderscheid tussen de Writer en de Distiller. De Writer bestaat voor Pc en voor Mac:

    een snelle afdruk met een lage kwaliteit van afbeeldingen. De Distiller bestaat enkel

    voor Windows en is ideaal bij grafische toepassingen.

    2.2 Tekst in folio

    Tekstdocumenten in folio gebruiken strategieën om zichzelf toegankelijk te maken.

    Als lezer heb je verschillende mogelijkheden om literatuur snel door te nemen. Je kan

    zoeken via het voorwerk, de kern of het nawerk van een publicatie. Wie de kern van

    het boek zoekt doet dit door te bladeren en diagonaal te lezen. Lees de hoofdstukken

    en paragraaftitels na, bekijk de schema’s en organogrammen én vergeet de noten niet.

    2.2.1 VOORWERK

    Het voorwerk bestaat uit de Franse pagina [met alleen de titel], de titelpagina [met

    titel, auteur, uit

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    22-01-2008, 11:07 geschreven door 1BaOA  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Belangrijke dingen uit Hoofdstuk 1

    De Informatiepiramide
    1. De piramide structureert informatie in niveaus waarbij

    het ene niveau het andere ontsluit. Op het primaire niveau vinden we websites, nieuwsbrieven,

    periodieke publicaties, monografieën, thesissen, wetteksten… al dan niet digitaal. Op het secundaire

    niveau situeren zich de naslagwerken die verwijzen naar het primaire niveau of er een synthese van

    maken. 2. Hoe hoger je op de informatiepiramide klimt hoe minder details je ziet en hoe groter het

    panorama over het informatielandschap. 3. Op het tertiaire niveau bevinden zich de overzichten van

    naslagwerken en metazoekers. Op het quartaire niveau wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen

    digitale en analoge informatie. Of het nu gaat om digitale informatie of informatie op papier, centraal

    staat de gedachte van informatiebemiddeling.

    4.1 EEN DESKUNDIGE OPSPOREN

    Internet kan de belangrijkste informatiebron lijken, maar zou doen vergeten dat er

    andere en even efficiënte kanalen bestaan zoals een mail, een telefoongesprek of een

    interview… Uiteindelijk hebben alle elementen te maken met het ontwikkelen van een

    netwerk. Wie een netwerk uitbouwt [en daar assertief en communicatief mee omgaat]

    zal zijn professie ontwikkelen. Informatie sprokkelen heeft dus een affectieve of

    sociale component: wees assertief, communicatief en sta open voor opmerkingen.

    Vaak ben je tijdens een onderzoek gefocust op een infodeel dat je de waarde van

    reacties uit je omgeving niet opvangt of niet verwerkt. Communiceer met collega’s,

    studenten, docenten, bibliothecarissen... Je weet immers nooit op voorhand welke

    informatie zij kennen of leren kennen. Ga meer dan eens een bieb binnen. De eerste

    keer vertel je de bibliothecaris waar je mee bezig bent en voor je het weet heb je

    interessante insteken.16 Ben je verder gevorderd in je onderzoek, volstaan collega’s of

    vrienden niet. In deze fase is het goed om een deskundige aan te spreken. Je spreekt

    dus geen deskundige aan bij het begin van je onderzoek, tenzij het je promotor betreft.

    Maak je eerst de terminologie eigen en verken het onderwerp. Dan zal de deskundige

    je in een paar uur tijd meer vooruit helpen dan dagenlang boeken zoeken.

    Deskundigen kennen een onderwerp ten gronde, weten wat haalbare kaarten zijn,

    wegen voor- en nadelen af enzovoort. Een deskundige opsporen is niet makkelijk.

    Een naam kom je te weten via:

    �� catalogi [zoek auteurs van boeken over je onderwerp]

    �� bibliografieën in standaardwerken [tel de publicaties van potentiële deskundigen]

    �� docenten en bibliothecarissen [vraag of ze deskundigen in de omgeving kennen,

    voor zover zij dat niet zelf zijn natuurlijk]

    Aan hogescholen en universiteiten hebben docenten en professoren doorgaans een

    specialisatie of een thema dat zij koesteren. Eerstejaars weten dit vaak niet. Een

    willekeurige docent of professor zal je op het spoor zetten. Als je de deskundigen ken

    bij naam is de volgende stap het vinden van zijn of haar mailadres. Het simpelste is de

    naam in Google te tikken. Levert dit niets op ga je na bij welke organisatie de

    deskundige werkt. Instellingen organiseren het mailadres van hun personeelsleden

    uniform en bieden adreslijsten aan. Een mailadres van een medewerker aan Katho

    bestaat uit de voornaam en de volledige achternaam van de docent, van elkaar

    gescheiden door een punt [dot]. Vervolgens komt er @katho.be. Het mailadres van

    een docent ziet dan er uit als voornaam.naam@katho.be. Voor de studenten is de

    formule voornaam.naam@student.katho.be. Je kan ook de organisatie opbellen. Lukt

    het niet met de bovenstaande methoden, dan kun je het adres zoeken in

    www.four11.com, www.skynet.be, www.infobel.be, www.goudengids.be,

    www.scoot.be en www.directo.be. Je zal het adres enkel aantreffen als de persoon zijn

    referentie doorgaf. Verder kan je toetreden tot een mailinglijst, een nieuwsgroep of

    een discussieforum of zoeken naar betalende diensten waar je vragen kan stellen. Als

    je de deskundige contacteert is het niet zeker of die je wil helpen. E-mail verlaagt de

    drempel om deskundigen aan te spreken, soms tot groot ongenoegen van de

    deskundige. Wees niet opdringerig. Deskundigen zijn druk bezet, hebben geen zin of

    kennen je onderwerp bij nader toezien niet. Hoe je e-mail gebruikt, lees je hieronder,

    hoe je een e-mail schrijft lees je in het schrijfboek.

    Een E-mail [Electronic mail] is een tekst aan een correspondent. Er bestaat veel

    mailsoftware. Welk pakket je ook gebruikt [outlook, outlook-express…], doorgaans

    zie je dezelfde onderdelen. Een “postvak in” voor de inkomende post, een vak “uit”

    voor de te versturen berichten. Verder vind je in de map “verzonden items” verstuurde

    boodschappen en in de map “verwijderde items” [recent] verwijderde berichten. Elk

    bericht wordt voorgesteld door één regel. Selecteer die om de inhoud te zien. Je kan

    de boodschap lezen, kopiëren, versturen, beantwoorden, opslaan of verwijderen. Er

    zijn sites met gratis mail zoals www.mail.be, www.yahoo.com, www.advalvas.be,

    www.hotmail.com. Organisaties en scholen geven hun personeel of studenten een

    gratis mailadres.

    Dat adres bestaat uit twee delen, gescheiden door een @ [apenstaartje]: enerzijds is er

    het userid, anderzijds de servernaam. Een boodschap aan

    benedict.wydooghe@katho.be wordt verstuurd naar de server Katho.be [het punt wordt

    dot uitgesproken]. benedict.wydooghe is het userid. De boodschap komt in

    Wydooghes bus. Versturen en ontvangen duurt van seconden tot uren. Als de server

    de gebruiker niet kent, kan het dat het mailadres niet bestaat of dat je de naam

    verkeerd spelde. Verzendingen die niet aankomen melden een foutboodschap. Als je

    geen foutmelding krijgt, ga je er van uit dat de boodschap aankwam. De boodschap

    bestaat uit twee of drie delen: een hoofd, een corpus en soms een attachment. Het

    hoofd bevat administratieve data:

    �� Aan: het mailadres van de correspondent [adressen sla je op in je adresboek];

    �� Cc: adressen van wie een kopie krijgt;

    �� Bcc: adressen van wie een kopie krijgt zonder dat de eersten dit weten;

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    21

    �� Onderwerp: samenvatting van de boodschap;

    �� Attachment: toe te voegen via paperclip-knop en bladeren;

    Het corpus bevat de boodschap en het attachment is een bijlage. Attachments zijn

    documenten die je aan je mail hangt als bijlage. Een mailbox kan meestal slechts

    enkele megabytes aan. Zware bestanden doorsturen kan via Ftp [vereist software en is

    niet zonder risico] of via www.dropload.com [gratis alternatief voor bestanden tot 50

    megabyte]. Via een mail verwittig je de ontvanger die het binnen twee dagen ophaalt

    op een geheim adres. Een betalende mogelijkheid: www.send2store.com. De

    boodschappen die je stuurt beperken zich niet tot het klassieke witte blad dat je vol

    pent. E-cards zijn postkaarten die je verstuurt bij een verjaardag of een huwelijk. Je

    verstuurt een leuke kaart via www.apple.com [klik .Mac en kies I-card].

    4.2 TELEFOONLIJNEN

    Ook telefoonlijnen helpen je op weg. www.1299.be toont via een telefoonnummer het

    netwerk waartoe het behoort.

    �� Aidstelefoon 078/15.15.15

    �� Alzheimertelefoon 078/15.29.11

    �� Antigifcentrum 070/245.245

    �� Antiroddelactie 015/51.18.49

    �� Autisme infotel 078/152.252

    �� Blauwe kruis 03/353.94.53

    �� Childfocus 110

    �� Diabetes infolijn 0800/96.333

    �� Druglijn 078/15.10.20

    �� Gecofoon 0800/141.87

    �� Gezondheidslijn kanker 070/34.41.44

    �� Infolijn onderwijs 0800/30.20.3

    �� Jolijn, bijzondere jeugdbijstand 0800/900.33

    �� Kankerinfolijn 0800/15.800

    �� Kinderen en jongeren telefoon 078/15.14.13

    �� Luizenfoon 0800/40515

    WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.

    22

    �� Meldpunt gezondheid & milieu 078/15.55.70

    �� Milieutelefoon 0800/160.80

    �� Opvoedingstelefoon 070/222.330

    �� Ouders verongelukte kinderen 03/8874797

    �� Rode kruis 105

    �� Rusthuisinfofoon 078/15.25.25

    �� Similes 016/23.23.82

    �� Teleblok 0800/13.144

    �� Urineverlies infolijn 016/23.80.73

    �� Vereniging verlegen mensen 03/239.96.38

    �� Vlaamse kankertelefoon 070/22.21.11

    �� Vlaamse infolijn 0800.302.01

    �� Wegentelefoon 0800/122.66


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    22-01-2008, 11:03 geschreven door 1BaOA  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proficiat!
    Proficiat!

    Uw blog is correct aangemaakt en u kan nu onmiddellijk starten! 

    U kan uw blog bekijken op http://www.bloggen.be/ieseetee

    We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen.  Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.

    U kan dit zelf helemaal aanpassen.  Surf naar http://www.bloggen.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'.  Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.

    Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt.  Surf naar http://www.bloggen.be/  en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord.  Druk vervolgens op 'Toevoegen'.  U kan nu de titel en het bericht ingeven.

    Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'.  Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!').  Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd.  U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.

    Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://www.bloggen.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op.  Klik vervolgens op 'Instellingen'.  Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.

    WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
    De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
    - Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.

    WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
    Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.

    WAT IS DE "WAARDERING"?
    Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.


    Het Bloggen.be-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!

    Met vriendelijke groeten,
    Bloggen.be-team

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - ( Stemmen)
    22-01-2008, 10:43 geschreven door  
    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De woordenlijst

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-09-2005, 16:32 geschreven door 1BaOA  
    Archief per week
  • 21/01-27/01 2008
  • 26/09-02/10 2005
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs