HOOFDSTUK 4. Refereren, evalueren &
conserveren
1. Refereren
De bibliografie op het eind van zijn boek was dan ook een bezemhok van
wetenschappelijke vakliteratuur. Alles lag er schots en scheef. Referenties waren
inconsequent, onvolledig en slecht geordend. De lijst eindigde bijvoorbeeld met de b:
Bequaert [Dr. J.] Termites du Katanga. Daar had je wat aan. Geen jaartal, geen
uitgever, geen plaats van uitgave. Alles had er de schijn van dat het rap, rap, rap in
elkaar geflanst was.1
In het eerste deel van deze paragraaf komt de theorie van het refereren aan bod: het
waarom, de verschillende mogelijkheden en de achterliggende gedachten. Wie niet de
tijd heeft om zich hiermee in te laten en onmiddellijk aan de slag wil, krijgt een
praktisch kader om te refereren in 2.6. Of, met andere woorden, wie dit leest aan de
vooravond van het examen bladert nu snel door. Anderen blijven even hangen.
Als je een tekst schrijft haal je ideeën bij anderen. Het is eerlijk én praktisch om bij te
houden waar je de info vond. Praktisch omdat je de bron zonder tijdsverlies opnieuw
kan consulteren. Eerlijk omdat je referentie plagiaatdiscussies vermijdt. Zo
onderscheidt de lezer je uitspraken van die van anderen. Je kan op drie manieren naar
een bron verwijzen. Een citaat is de woordelijke weergave van een korte tekst, een
synthese is een samenvatting van een langere tekst en een parafrase is een
herformulering. Van Dale omschrijft plagiaat of letterdieverij als het overnemen van
stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk
of een van anderen overgenomen deel van een geschrift.2 Doe je dit opzettelijk dan is
dit een hoofdzonde. De meeste auteurs doen dit uit slordigheid. Ze kennen de regels
niet, vergeten de bron of bewerken de tekst onvoldoende. Lange en talrijke passages
cursief tussen aanhalingstekens en met bronverwijzing zijn strafrechterlijk geen
plagiaat maar zijn methodologisch af te keuren. Ze tonen dat je niet zelfstandig
analyseerde.
Het achterhalen van plagiaat is eenvoudig en kost de lezer minder werk dan het
grondig beoordelen van de tekst. Plagiaatscanners www.mydropbox.com,
www.turnitin.com en http://plagiarism.phys.virginia.edu/links.html scannen je werk en
tonen welke delen letterlijk van het net komen. Plagiaat is met het blote oog
herkenbaar omdat plagiërende auteurs vormelijke en inhoudelijke fouten maken. Wie
niet met Ict overweg kan, verraadt plagiaat via de vorm. Een vreemde lay-out
illustreert dat het origineel in de tekstverwerker is geplakt en uitgeprint: de lay-out is
niet coherent, paginanummers kloppen niet, lege regels en onverwacht nieuwe
paginas. Werkstukken rechtstreeks geprint uit de browser zijn het snelst te
herkennen. Tenslotte kan er inhoudelijk gecontroleerd worden via de bibliografie. Als
die verwijst naar werken die niet in de omgeving van de student te vinden zijn, doet dit
een belletje rinkelen.
Wie correct wil refereren, onderscheidt enerzijds de complete bronnenlijst op het einde
van de tekst [het bibliografisch apparaat] en anderzijds de ideeën en citaten in de tekst,
waarbij een noot hoort [het voet- of eindnotenapparaat].
1.1 Citeer in de tekst met noten
Citaten of exacte overnamen van andermans woorden zijn wenselijk in je tekst.
Beperk ze in omvang én in aantal, kies ze raak en met een functie.
Ter illustratie van een opvatting of zwaarwegend element. Dit kan een
typerende, een a-typische of unieke uitspraak zijn.
Als uitgangspunt of besluit van een analyse
Ter aanvulling op, inkleuring of ondersteuning [niet bewijs!] van je tekst.
Gebruik citaten enkel als de auteur een idee niet te evenaren uitdrukt. In dit geval doe
je beroep op de autoriteit van de auteur om je argumentatie kracht bij te zetten. Bij
samenvattingen, parafrasen of citaten verwijs je naar één uitgave. Citeer liever niet uit
de tweede hand. Gebruik het oorspronkelijke werk. Vaak kan dat echter niet. Dan
toon je in je noot de oorspronkelijke auteur, titel en andere gegevens met de
toevoeging geciteerd in:
Volgens Umberto Eco is het beter niet te verwijzen naar
algemeenheden en gemeengoed of onnodige citaten te creëren, zoals je hier kan zien.3
Maatschappelijke veiligheid is volgens Goethals en Walgrave een van de meest in het oog
springende fenomenen van de eenentwintigste eeuw. Vergeten we niet dat volgens Lavaski in
ons land twee op drie mensen met het fenomeen in aanraking komen. Dit is een incorrect
en onzinnig citaat. Waarom? 1. Het is evident dat dit fenomeen in het oog springt.
Dat sluit niet uit dat Goethals en Walgrave het niet ergens schreven. Ik heb dit niet
gecontroleerd, ik bedacht het gewoon, maar het is overbodig een autoriteit in te roepen
voor een evidentie. 2. Wat volgt kan exact zijn, echter is Lavaski geen autoriteit maar
een denkbeeldig figuur. Ofwel kies je om een autoriteit zoals het Nationaal instituut
voor de statistiek of Goethals in te roepen of je schrijft dat je ervan uitgaat dat twee op
drie mensen enzovoort. Let op dat je geen ideeën toeschrijft aan een auteur dat hij zelf
bij een ander haalt! Maak geen collage citaten, vermijd parafraseringen. In een
parafrase volg je de redenering, de argumenten en de feiten van een ander en wijzig je
woorden en de uitdrukkingswijze. Soms leunt dit dicht aan bij plagiaat.
Citaten onderscheiden zich typografisch van de standaardtekst. Cursiveer in een
tekstverwerker of onderstreep bij een handgeschreven tekst. De lezer attenderen dat de
typografie afwijkt van het origineel is overbodig tenzij er in het citaat een
onderstreping of cursivering voorkomt. Signaleer dat in de voetnoot. Korte citaten
staan in de tekst gecursiveerd tussen aanhalingstekens. Vergeet de aanhalingstekens niet
te sluiten. Lange citaten isoleer je als blokcitaat. 'Blokcitaten' tonen andere
typografische kenmerken dan de standaardtekst.
Als in het origineel aanhalingstekens
voorkomen, verander je die in je tekst in
. Leestekens van je eigen tekst die op het citaat volgen, plaats je na het sluitende
aanhalingsteken, tenzij het citaat of je tekst eindigt op een punt. Een citaat stemt
woordelijk overeen met het origineel [woorden, cursiveringen, spelling, leestekens]
tenzij je ellipsen of interpolaties gebruikt. Een ellips laat een deel van het origineel
weg en vervangt het door een beletselteken [
] dat niet mee gecursiveerd is . Als je
lange tekstdelen weglaat, werk je beter met afzonderlijke citaten die je
becommentarieert. Interpolatie of het toevoegen van woorden die niet voorkomen in
het origineel gebeurt met [rechte] haken. Ze verduidelijken het origineel of tonen dat
de auteur een fout maakte. Een ander correctiemiddel is het toevoegen van [sic] na de
foudt [sic]. Het origineel: De volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek had
bij Demetrios berust. kan er in je tekst zo uitzien: Volgens Luciane Canfora [beruste]
de volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek [
] bij Demetrios.4
1.2 Zes soorten noten of verwijzingen
Voor sommigen zijn de noten het toonbeeld van erudiet snobisme en een poging om je
af te leiden van de inhoud. Anderen gebruiken ze omwille van drie redenen. 1. Om te
verwijzen naar een externe locatie zoals een bron. 2. Om te verwijzen naar een
interne locatie zoals een andere plaats in de tekst. 3. Om extra uitleg te geven.
Voetnoten staan onderaan de pagina in numerieke volgorde. Slechts een uitzonderlijk
lange voetnoot loopt door op de volgende pagina. Eindnoten verschijnen op het einde
van de tekst. Voetnoten lijken het meeste voordelen te hebben. De tekstverwerker
4 LUCIANE CANFORA. Het ware verhaal van de Alexandrijnse bibliotheek. Sun, Nijmegen, 1990.
Blokcitaten zijn te lang om in de doorlopende tekst op
te nemen. Je kan ze een andere kantlijn geven, ze
scheiden van de tekst door een witte ruimte of zelfs in
een ander lettertype plaatsen.
nummert ze doorlopend en maakt geen verdelingen per hoofdstuk. Kies je voor
eindnoten, hou er dan rekening mee dat een noot opzoeken achteraan een werk
omslachtig is, zowel elektronisch als op papier, zowel voor de schrijver als voor de
lezer.
1. DE EXTERNE NOOT
De externe noot geeft de bron van je citaat aan, verschaft extra bibliografische noten
over het onderwerp en geeft aan waar je een idee haalde. De externe noot wordt
doorgaans bibliografische noot genoemd. De essentie is de verifieerbaarheid van je
verhandeling zodat anderen kunnen nagaan wat je beweert en waarop je conclusie
steunt. Verwijzingen naar werken van diverse auteurs kan je in één noot
samenbrengen. Verwijs je de eerste maal naar een werk dan geef je andere info dan de
volgende keren. De eerste externe noot geeft de volle referentie zoals die in de
bibliografie voorkomt mét het paginanummer [en eventueel volume]. In de volgende
noten volstaat de familienaam van de auteur en de pagina [en eventueel het volume].
Bij passages die intensief verwijzen naar één werk plaats je niet om de haverklap een
noot. Voorzie aan het begin van de passage een globale verwijzing naar dat basiswerk.
2. DE ZELFSTANDIGE NOOT
De zelfstandige noot is een tekst in je betoog [beweringen, discussiepunten, meningen,
kritische commentaren, vertalingen enzovoort] die de lezing stoort. Dit soort noten
beschrijven materiaal dat niet "organisch" tot de hoofdtekst behoort, bijzaken en
nevenaspecten, minder relevante of uitvoerige citaten die niet zó volumineus zijn om
in bijlage te plaatsen. De zelfstandige noot wordt ook inhoudsnoot genoemd. Vergeet
bij de noot niet de bron te vermelden.
3. DE INTERNE NOOT
Tenslotte zijn er noten die verwijzen naar je eigen tekst. Deze interne of verwijzende
noten worden ook cross-referentienoten genoemd. Soms worden ze in de tekst
geplaatst. Voorbeelden zijn: Zie hoger of cfr. supra, p. 66, cfr. infra, p. 66, cfr. infra,
bijlage 6, cfr. infra, 6.6, p. 66-99.
Als je de plaats van de noten combineert met hun functie, bekom je zes soorten noten.
Voetnoten Eindnoten
Bibliografische voetnoot Bibliografische eindnoot
Inhoudelijke voetnoot Inhoudelijke eindnoot
Verwijzende voetnoot Verwijzende eindnoot
Schema 18. Zes soorten noten.
Je pc nummert de voet- en eindnoten doorlopend [geen identieke nummers, ook al is
het gebruikte werk hetzelfde] ongeacht hun vorm [zelfstandige, interne en externe
noten door elkaar] zodat ze in numerieke volgorde terechtkomen in het voet- of
eindnotensysteem. Op de titelpagina, in titels en in de bibliografie plaats je geen
noten. Het cijfer in de tekst dat naar een noot verwijst, plaats je bij een zin, na het
punt en bij een citaat na het afrondende haakje.5 De stelling dat geciteerde werken in
een noot staan en dus niet in de bibliografie moeten, gaat niet op. De bibliografie
geeft een andere functie. Ze laat toe om snel een indruk te krijgen van de literatuur.
Het is onbehoorlijk de lezer te dwingen tot naslag van de voetnoten.
1.3 Nootsystemen
Er bestaan diverse systemen om noten aan te brengen in je tekst. Voor de meeste
gebruikers biedt systeem 1, waarbij je noten onderaan het blad plaatst meest
voordelen. Dit systeem wordt trouwens in deze boeken gebruikt. De overige
categorieën zijn gesorteerd van eenvoudig naar complex.
1. VOETNOTEN, NIETS DAN VOETNOTEN
Dit systeem plaatst externe-, interne- en inhoudsnoten onderaan de bladzijde. Het
voordeel is dat de lezer in een oogopslag de inhoud van de noot ziet. De eerste keer
dat je naar een werk verwijst, neem je alle gegevens op: auteur, titel, uitgever, plaats,
jaartal én pagina. Vanaf de tweede keer dat je naar een werk verwijst, kunnen de naam
van de auteur en het paginanummer volstaan. Gebruik je van deze auteur
verschillende werken, dan neem je naast de auteur telkens de titel op. Er is echter
niets op tegen om zoals in dit werk telkens de volledige referentie te tonen. Met wat
knip en plakwerk is dit zo gebeurt. Zorg wel dat je de juiste en correct gespelde
referentie knipt en plakt. Anders vermenigvuldig je ook de fouten.
2. EINDNOTEN, NIETS DAN EINDNOTEN
Dit systeem is even eenvoudig als het bovenstaande. Het plaatst externe-, interne- en
inhoudsnoten op het einde van de tekst. Indien het om een uitgebreid werk gaat,
kunnen de eindnoten op het einde van een hoofdstuk. Het voordeel is dat je
bladspiegel niet doorkruist wordt door noten en de leesbaarheid dus hoger is. Het
nadeel ligt voor de hand. Het napluizen van referenties neemt zowel voor de lezer als
de schrijver meer tijd in beslag.
3. VOETNOTEN & IN-TEKST
Dit systeem plaatst inhoudsnoten en interne noten onderaan de pagina. Bibliografische
referenties beperk je tot de familienaam van de auteur, publicatiedatum en de
pagina[e]-vermelding tussen ronde haken in de hoofdtekst. Meer bibliografische
gegevens krijg je in de bibliografie.
4. VOET- & EINDNOTEN: COMBINATIE 1
Inhoudsnoten en interne noten plaats je onderaan en de bibliografische noten
achteraan. Dit [complexe] systeem nummert de inhoudsnoten en interne noten als
voetnoot en de externe noten als eindnoot. Ook mogelijk is de inhoudsnoten en interne
noten te nummeren per pagina en de bibliografische noten door te laten lopen in de
tekst.
5. VOET- & EINDNOTEN: COMBINATIE 2
Dit systeem neemt de inhoudsnoten en interne noten op in één lijst achteraan en plaatst
de externe noten onderaan de pagina. De nummering van de inhoudsnoten en interne
noten loopt door de tekst terwijl je de externe noten per pagina genummerd zijn.
1.4 Bouwstenen van de referentie
Ervaring leert dat wie geen referenties maakt bij de informatieverzameling in de
schrijffase een pak tijd verliest met het opnieuw opsporen van de bronnen. Via
elektronische catalogi kom je uiteraard snel de auteur, de titel, de uitgever, de plaats
en het jaartal op het spoor. Vertik je het om de pagina te noteren waar je het citaat
vond, kom je zonder twijfel in de problemen. Zorg dus van in het begin voor een
correcte, volledige en consequente bronvermelding. Hoe doe je dat? Correct wil
zeggen: inhoudelijk juist [let op de schrijfwijze
]. Volledig wil zeggen dat je alle
gegevens opneemt: de auteur of de redacteur [Editor], de titel, de uitgever of de
organisatie verantwoordelijk voor de website en de url. Je rondt af met de datum of de
updatedatum van de site en de pagina van het boek. Bij een website kun je
aanwijzingen geven waar het citaat te vinden is. Klik hier, klik daar of wijs op een
eventuele onder- of tussentitel.
COLOFON
Copyright © 2001 David Van Reybrouck
J.M. Meulenhof bv, Amsterdam
Vormgeving omslag Neno/Cees van den Oever
Foto achterzijde omslag Lieve Blancquaert
Meulenhoff Editie 1921
www.meulenhoff.nl
ISBN 90 290 7060 0 / NUGI 321,672
De bibliografische gegevens van een boek neem je niet van de voor- of achterflap,
maar uit de colofon. De colofon neemt alle noodzakelijke gegevens op. Als dat niet
zo zou zijn, kijk je op de kaft. De colofon vind je doorgaans op de achterkant van de
titelbladzijde of achteraan het boek.
1. AUTEUR
Is de auteur bekend, plaats je eerst de familienaam. Vervolgens kan je de voornaam of
voornamen voluit schrijven of kiezen voor het initiaal. Opdat de auteursnaam
zichtbaar zou zijn kan je de naam in kapitalen plaatsen of de tweede regel van de
vermelding laten inspringen. Neem geen academische titels [doctor, professor
] op.
Als er twee of drie co-auteurs zijn, geef je de namen in de volgorde waarin ze op de
titelpagina voorkomen. Zijn er meer dan drie auteurs, vermeld je enkel de eerste en
laat je die volgen door [Ea.] wat staat voor et al of et alii. Bij co-auteurs met gelijke
familienamen herhaal je de familienaam. Voor een reader geef je de naam van de
editor[s] of redacteuren en laat die volgen door [Ed.] of [Eds.] Als de titelpagina
van het boek behalve de auteur de vertaler opgeeft, kan je de vertaler na de titel
voorafgegaan door Vertaald door plaatsen. Is het onmogelijk is om de auteurs of
siteverantwoordelijken te vinden [een bijsluiter, een helpdesk, een patent], plaats je
niets. Is dat werk uitgegeven door een instelling of vereniging, plaats je die als auteur.
Wordt de auteur of editor niet genoemd, maar toch ken je die, plaats je de naam tussen
rechte haken.
2. TITEL
Voor een boek worden titel en ondertitel gecursiveerd overgenomen van de titelpagina.
Voor een artikel vermeld je titel en ondertitel zoals ze boven het artikel staan. Daarop
laat je een punt volgen met daarna In: naam tijdschrift of krant volgen. De naam
van het tijdschrift wordt gecursiveerd.
3. UITGEVER
De uitgever is de verantwoordelijke die de informatie bekend maakt. "Uitgeverij",
"The" en "De" laat je weg. Als er meerdere uitgeverijen zijn, noteer je de meest
nabije. Als het werk gepubliceerd is in opdracht van een instelling of een organisatie
en als de titelpagina de uitgeverij en de opdrachtgever vermeldt, kan je beide
overnemen. Op internet is de verantwoordelijke uitgever doorgaans de instelling of
organisatie die de website beheert. Kun je niet achterhalen welke organisatie
verantwoordelijk is, dan moet dit een belletje laten rinkelen. Uiteraard zijn van veel
websites auteur en uitgever gelijk.
4. PLAATS EN DATUM
Plaatsnamen schrijf je in het Nederlands. Als de titelpagina twee plaatsen opneemt,
kies je de meest nabije. Als er geen plaats van publicatie wordt vermeld, plaats je
"s.l." [sine loco]. Websites zijn ook locaties. Vermeld het jaar van uitgave. Als je het
jaar van uitgave niet vindt, zet je "s.d." [= sine die] of "s.a." [= sine anno]. Als de
colofon de datum niet vermeldt, maar je die toch kent, plaats je die tussen rechte
haken. Voor een website zoek je de datum van de laatste update. Sites die zichzelf
serieus nemen vermelden wanneer ze zijn bijgewerkt. Is dit niet het geval noteer je de
datum van raadplegen tussen rechte haken. Bij een boek volstaat het jaartal, bij een
tijdschrift noteer je de jaargang, het nummer en de datum. Omwille van de
veranderlijkheid van internetinfo vermeld je bij een website een datum met dag en
maand. Zorg voor een uniform systeem: 06.06.06 of 6 juni 2006, enzovoort
5. PAGINA EN VOLUME
Een bibliografische vermelding [behorend tot je bibliografie achteraan] neemt het
aantal paginas op van het geraadpleegde werk op, terwijl de bibliografische noot
[onderaan pagina, verwijzend naar een nummer in je tekst] verwijst naar één of
meerdere paginas in het geraadpleegde werk. Noten zonder paginavermelding zijn
waardeloos, tenzij er geen nummering is. Dan schrijf je geen pagina. Noteer een
pagina als p. 369 of een reeks als p. 69-93, maar niet als p. 369 ev. Verwijs je naar
een volume van een werk laat je in de noot de pagina voorafgaan door het
volumenummer in Romeinse cijfers. Bijvoorbeeld: vol. III, p. 36-63.
1.5 De referentie bouwen
Hier volgt een nootmodel. Als je wil afwijken doe gerust. Doorgaans hebben
hogescholen, universiteiten en organisaties eigen afspraken. Zorg voor consequentie.
Kies voor het initiaal of de volle voornaam van de auteur, plaats de elementen in
dezelfde volgorde, maak geen nodeloze scheidingen met punten, kommas of andere
leestekens en zet niet te pas en te onpas stukken tekst cursief of in kapitalen. Vermeld
in je noot uitsluitend wat je raadpleegde. Heb je een volledig boek gelezen, laat dit
merken. Heb je enkel een bijdrage in een werk doorgenomen, wees eerlijk en toon dat.
Hieronder zie je de meest voorkomende gevallen. Probeer de logica te zien en die toe
te passen bij niet opgenomen bronnensoorten. Als je informatie hebt maar geen
gegevens over de herkomst, dan gebruik je de info best niet. Heb je een
aanknopingspunt kan je zoeken om je data te vervolledigen. Je weet bijvoorbeeld dat
een boek gedrukt is bij Lannoo, maar de plaats ontbreekt. Het is niet moeilijk om te
ontdekken dat Lannoo in Tielt ligt. De [
] rechte haken tonen dat jij elementen
toevoegde. Kun je er niet achter komen, duid je dit met een blanco of een afkorting.
Kies een uniform systeem van afkorten: ofwel het Latijnse ofwel het Vlaamse.
Auteur ontbreekt: laat dit vak blanco en begin met de titel.
Titel ontbreekt: gebeurt niet vaak, maar het kan dat een tekst geen titel heeft. Ook
hier laat je het vak blanco.
Uitgever ontbreekt: controleer of het gaat om een uitgave in eigen beheer. Indien
ja: schrijf Publicatie in eigen beheer. Anders schrijf je ongepubliceerd eindwerk,
ongepubliceerde cursus, ongepubliceerd verslag... Zie punt 9 hieronder.
Plaats ontbreekt: schrijf sl. [sine loco] of zp. [zonder plaats].
Datum ontbreekt: schrijf sd. [sine dato] of zd. [zonder datum].
Paginering ontbreekt: schrijf sp. [sine pagine] of zp. [zonder pagina].
1. BOEK
Bij een boek zet je eerst en vooral de auteur in kapitalen gevolgd door het initiaal in
een kapitaal en daarna een punt. Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel
cursief eindigend op een komma, de Uitgever beginnend met hoofdletter, komma,
Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma en het jaartal eindigend met
een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan je het totaal
aantal paginas opnemen maar het hoeft niet. Voorbeeld:
WYDOOGHE B. Nieuwe tijden, nieuwe noden, nieuw oplossingen, 1948-2000. Een
halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan de katholieke sociale hogeschool in
Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000, 200 p.
2. BOEK MET TWEE AUTEURS
Auteur A in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Het & teken. Auteur
B in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Hoofdtitel cursief eindigend
op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma, Uitgever [beginnend met
hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma, jaartal
eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan
je het aantal paginas opnemen. Onderstaand voorbeeld neemt geen plaats van uitgave
op. Dit kan als volgt:
LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, Sl., 1990. Of beter:
LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, [Turnhout], 1990.
3. BIJDRAGE UIT BOEK
Een bijdrage kan een artikel zijn, of een voor- of een nawoord, een inleidende of
afrondende tekst waarbij de schrijver niet verantwoordelijk is voor het boek zelf. Dit
systeem van refereren houdt het midden tussen de referentie van een bijdrage uit een
redactiewerk en een referentie van krant of tijdschrift. Begin je referentie met de
auteur van de bijdrage in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Daarna
volgt de titel van zijn bijdrage cursief en eindigend op een punt. Eventueel vul je aan
met de ondertitel cursief eindigend op een komma. Daarna komt het woord In:
[beginnend met een hoofdletter en eindigend op een dubbele punt. Hierna komt de
basisreferentie: de Auteur in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt.
Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma,
Uitgever [beginnend met hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met
hoofdletter], komma, jaartal eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de
pagina. In de bibliografie kan je het aantal paginas opnemen.
BREYNE P. Een volwassen kijk op jongeren. In: WYDOOGHE B. Nieuwe tijden,
nieuwe noden, nieuwe oplossingen. Een halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan
de katholieke sociale hogeschool Ipsoc in Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000.
4. REDACTIEWERK
Een redactiewerk is een werk waarvan één of meerder personen instaan voor het werk,
maar anderen hebben aangesproken om te schrijven. De redacteur wordt ook editor
genoemd, vandaar de afkorting [Ed.], maar [Red.] kan eveneens. Na de afkorting
tussen haakjes volgt een punt.
CORNILLIE P. [Ed.]. t Vertelde Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring,
Lichtervelde, 2001.
5. REDACTIEWERK MET TWEE REDACTEURS
VANMARCKE V. & WYDOOGHE B. [Eds.] Handinfo. Handige informatie voor
personen met een handicap, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling
Algemeen Welzijnsbeleid, Brussel, 2001.
6. BIJDRAGE UIT REDACTIEWERK
WYDOOGHE B. De.homo.religens.be. In: CORNILLIE P. [Ed.]. t Vertelde
Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring, Lichtervelde, 2001.
7. KRANT
Indien je de naam van de journalist kan achterhalen schrijf je zijn achternaam voluit.
Vind je enkel de initialen, dan volstaat dit. Let op dat de titel én de naam van de krant
cursief zijn. Na de naam van de krant komt een komma en de datum. In de noot plaats
je de pagina. In de bibliografie is dit onnodig.
WYDOOGHE B. Jeugdhuis opent deuren voor Andere Geslacht. In: Het Volk, 15
februari 1995.
8. [VAK]TIJDSCHRIFT
Lijkt sterk op het bovenstaande, met dit verschil dat je van een tijdschrift geen datum
opneemt maar de jaargang en het nummer. Het jaartal of een datum toevoegen is
echter handig om de actualiteit van je bron te illustreren, maar om het terug te vinden
is dit niet nodig. In de voetnoot vermeld je ook de pagina die je gebruikte. In de
bibliografie is dit onnodig.
WYDOOGHE B. Heemkunde in cyberspace. Lines of light ranged in the non space of
the mind. In: Ons Heem, jg. 57, nr. 1, 2004.
9. ONUITGEGEVEN MATERIAAL
Bij onuitgegeven materiaal [er is geen uitgever] zoals een eindwerk of een cursus, past
het de lezer hierop attent te maken. Zo weet die dat het document niet te koop is in de
handel. Je plaatst erbij om welk soort document het gaat: een cursus, een eindwerk,
een verslag
WYDOOGHE B. Politieke, sociale en economische geschiedenis. Ipsoc-Katho,
ongepubliceerde cursus, Kortrijk, 2005.
WYDOOGHE B. De bal. Een scenariowedstrijd als middel tot audiovisuele vorming?
Katho-Ipsoc, ongepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 1994.
WYDOOGHE B. Verslag projectvergadering sociaal cultureel werk. Ipsoc-Katho,
ongepubliceerd verslag, Kortrijk, 6 juni 2006.
10. ANDERE
Denk logisch na. Bij een film volg je het schema zoals hierboven: de regisseur, titel
film, producent, plaats, jaartal en eventueel speelduur. Van een toneelstuk, een lied
vallen gelijkaardige reeksen te bedenken.
2. Evalueren
Kritische zin en belangstelling zijn niet tegengesteld. Het loont de moeite internet te
confronteren met het sociaal werk en vice versa. Dat die confrontatie tot vragen leidt, tot
discussiepunten, tot reflectie
mag geen beletsel zijn.6
In het eerste deel van deze paragraaf komt de theorie van het evalueren aan bod: het
waarom, de mogelijkheden en de achterliggende idee. Wie aan de slag wil, krijgt een
praktisch kader, een tekstkritiekmodel om te evalueren in 2.4.
Voor je de info gebruikt, evalueer je. Ik heb de pest aan informatie, je kunt je eigen
vooroordelen niet meer vertrouwen schrijft Jan Blokker ergens. Het citaat is in een
mum van tijd gevonden, geknipt en geplakt in dit document. Zo bouwt een cybernaut
verhandelingen. De referentie is uiteraard vergeten, want er is zoveel te vinden en de
tijd ontbreekt om de locatie te registreren. En noteer je die, dan is de locatie bij een
eerstkomende consultatie stellig bijgesteld. Deze laatste zin is met de elektronische
synoniemenlijst bewerkt om plagiaat te vermijden.
Niet alleen het sociaal-agogisch werk, maar elke discipline evalueert informatie.
Uiteraard vereist de doorlichting voorkennis, maar ongeacht je voorkennis bestaan er
typevragen die ongeacht het onderwerp en ongeacht de drager [papier of digitaal]
gelijk zijn. Zo dient de informatie betrouwbaar en controleerbaar, nauwkeurig,
volledig, redelijk en eerlijk, relevant en actueel te zijn. Dit is de inhoudelijke
evaluatie. Uiteraard volstaat het niet gegevens puur inhoudelijk te bekijken. Omdat
vorm en inhoud niet los te koppelen zijn, krijg je criteria aangereikt om de vorm te
evalueren. Deze vormelijke evaluatie heeft oog voor toeters en bellen, structuur,
overzichtelijkheid en lay-out die al dan niet toelaten te vinden wat je zoekt. Tenslotte
speelt bij elektronische informatie het technische proces een rol in het al dan niet
beschikbaar maken van de gegevens. Dit is de technische evaluatie.7
2.1 Inhoud
In welke mate is de inhoud betrouwbaar en controleerbaar, nauwkeurig en volledig,
redelijk, relevant en actueel?
1. BETROUWBAARHEID EN CONTROLEERBAARHEID
Betrouwbare info is op haar juistheid gecontroleerd of kan dat worden. Van moeilijk
te controleren informatie daalt de betrouwbaarheid. Gebrek aan betrouwbaarheid is
vaak uit de context af te leiden: anonieme info is onbetrouwbaar [geen auteur, geen
organisatie]. Een cartoon uit The NewYorker toont twee honden voor een monitor,
waarvan de ene zegt: Op internet weet niemand dat je een hond bent. Webinformatie
is lastiger te controleren dan info in boeken. Het ontbreken van een redactie maakt het
moeilijk om de betrouwbaarheid van sites in te schatten. Een goede site bevat net als
een boek de naam van de maker en zijn functie, de naam van de organisatie, een
contactadres, liefst meer dan een mail, het doel van de organisatie en een datering van
de info.
Het controleren begint dus met de vraag naar de auteur, de maker van de pagina. Dit
maakt het mogelijk een mail te sturen naar de auteur met de vraag om meer uitleg. Je
kunt de auteursnaam in een zoekmachine of in de sociale kaart [je zoekt naar de
werkplek] tikken of via www.bib.vlaanderen.be zoeken naar een bibliografie. Zoek uit
wat de expertise van de auteur is, door zijn opleiding, werkomgeving of andere
documenten te vinden. Verder kan de maker de controleerbaarheid vergemakkelijken
door zijn gegevens, het cijfermateriaal of zijn stellingen te onderbouwen met kritische
linken, een bibliografie of voetnoten. Van informatie die een redactionele controle
onderging of geverifieerd is door een onafhankelijke instantie stijgt de
betrouwbaarheid. In die zin is er een verschil tussen de informatie van een officieel
kanaal [overheden en hun instanties, persbureaus
] en de linken die je krijgt na het
intikken van een trefwoord. In het eerste geval is er een kwaliteitscontrole, in het
tweede geval [nog] niet. Eindigen sites op .ac.be of .edu, .org of .gov zijn het
respectievelijk universiteiten, organisaties en staatsinstellingen.
De vereisten hoeven je niet te beletten om 'slechte' sites te gebruiken. Info uit deze
sites kunnen je naar goede sites leiden of je op ideeën brengen. Bovendien is het
mogelijk de gedeeltelijke waarheid te spreken door geen leugens te vertellen maar door
een feitenselectie het totaalbeeld te verdraaien.
Een manier om de betrouwbaarheid na te gaan, is trianguleren.8 Dit is het vergelijken
van de informatie met minstens twee andere [relevante] bronnen. Twee is
noodzakelijk, want op internet wordt veel overgenomen. Een mogelijkheid dient zich
aan bij het complexe zoeken van Google en AltaVista. Tik als zoekterm
link:www.naamsite.be in en je krijgt sites die naar de site verwijzen. Zo bepaal je
de relatieve waarde van de site. Relatief betekent twee zaken. 1. Als meerdere
webpaginas hetzelfde zeggen over een onderwerp, werkt dit geruststellend. Maar let
op, dit kan vals zijn. Citeren is eenvoudig. Met kopiëren en plakken zorg je voor
exacte citaten. Het gemak van het knip en plakwerk, verhoogt het risico op plagiaat en
verlaagt het controleren van de info. Wie zich in een onderwerp inwerkt, merkt snel
dat diverse sites [gemaakt door andere auteurs, andere organisaties] gelijke zinsneden,
bewoordingen of tekststructuren gebruiken. Zoveel toeval is onmogelijk en illustreert
een klakkeloos overnemen van data. 2. Een site die beweert een autoriteit te zijn in
een vakgebied, maar waar slechts vijf sites naar verwijzen, is vermoedelijk niet zo
sterk. Wil je meer zekerheid, dan is het nodig om ofwel de site goed te bestuderen, te
vergelijken of de commentaren op verwijspaginas te lezen.
Bij tegenstrijdige informatie is het belangrijk te weten welke auteur het meeste
autoriteit heeft. Is het document afkomstig van een kritisch wetenschapper, is het
uitgegeven bij een gerenommeerde uitgeverij [overzicht uitgevers op
www.lights.com/publisher], staat het in een gezaghebbend tijdschrift of is het
afkomstig van een onderzoeksinstelling, een hogeschool, een universiteit of van een
overheid? Laat in je studie niet na om te wijzen op botsende visies en tegenstrijdige
ideeën. Dit helpt bij het ontwikkelen van je eigen mening.
2. NAUWKEURIGHEID EN VOLLEDIGHEID
Als je evalueert op nauwkeurigheid ga je na in welke mate er slordigheden of
onnauwkeurigheden voorkomen. Verkeerd taalgebruik en tikfouten tonen aan dat de
auteur weinig aandacht schenkt aan de inhoud. Let op voor vage of algemene
omschrijvingen zoals men beweert dat er veel wordt
Dit zijn teksten die lucht
verkopen. Op internet verschijnt regelmatig onvolledige info [de under contruction].
Andere info is bewust onvolledig en werkt als smaakmaker of zet aan tot kopen,
sommige bronnen behandelen het onderwerp oppervlakkig of wekken de indruk het
onderwerp volledig te dekken, maar stellen na consultatie teleur.
3. REDELIJKHEID EN EERLIJKHEID
Redelijkheid? Objectiviteit bestaat niet. De werkelijkheid in taal gieten is
ontzettend moeilijk: gewild of ongewild, steeds kijk je door filters van voorkennis,
afkomst, behoeften, verwachtingen... Wat je ziet is cultureel bepaald. De discussie
subjectief en objectief is hier aan de orde. Daarom is het onredelijk een auteur te
vragen objectief te zijn. Verwacht van de auteur dat hij afstand doet van
vooringenomenheid, een redelijke argumentatie gebruikt en eventueel uiteenlopende
visies poneert. Vraag je af welk belang de auteur bij het onderwerp heeft. Zo
rapporteert Greenpeace anders over een olietanker dan de eigenaar. Hoe redelijk is de
informatie? Worden de ingenomen standpunten geëxpliciteerd? Wordt de website
gesponsord? Hoe evenwichtig worden tegengestelde standpunten gepresenteerd?
FEITEN ≠ TAAL
REALITEIT ≠ JE MENING
FEITEN ≠ JE MENING ≠ TAAL
Schema 19. In hoeverre weerspiegelen gedachten realiteit? En, in welke mate zijn we in staat om de
realiteit die we feiten noemen, te beschrijven?
Eerlijkheid? Eerlijkheid is het al dan niet bewust manipuleren, verdraaien of
verzwijgen. Worden de standpunten eerlijk gepresenteerd? Neemt de auteur een
standpunt in? Is de partijdigheid acceptabel? Wordt dat standpunt gepresenteerd als
een mening of als een feit? De discussie tussen waarnemen en interpreteren is hier aan
de orde. Er bestaan aspecten die niet onmiddellijk in de tekst te vinden zijn, maar
essentieel zijn om een verschijnsel te begrijpen. Je interpretatie moet die afzonderen
en je onderzoek moet oorzaken, ritmes, tegenstellingen, paradoxen, gevolgen,
krachtsverhoudingen of paradigmas uitklaren. Leugens en vervalsingen zijn bewuste
manipulaties die minder voorkomen dan indirecte censuur. Zo ziet www.theonion.com
er uit als een serieuze internetpublicatie. De teksten geven aan dat het om een parodie
gaat. Toen The Onion in september 2002 schrijft dat Al-Qaeda zich met telemarketing
inlaat, neemt een sheriff de waarschuwing serieus. Hij verspreidt een bericht dat
waarschuwt voor gevaarlijke telefoonoproepen. Als je niet weet wie de auteur of de
organisatie is achter de info, is het risico op een blunder reëel.9 Door de professionele
vorm lijkt www.martinlutherking.com serieus. De maker is lid van een
neonaziorganisatie, wat een ander licht werpt op de inhoud. Autoriteitscontroles
kunnen op verschillende manieren. Personen of organisaties verantwoordelijk voor
een site zijn te traceren. Wie een domeinnaam aanvraagt geeft zijn gegevens [de
contactpersoon of beheerder] aan de toegankelijke database www.allwhois.com. Tik
het adres van de te onderzoeken site en je ziet na even scrollen de organisatie
Stormfront en de naam Don Black. Als de namen je niets zeggen, tik je ze in Google
en je weet voldoende. Alternatieven [tweede keuze] als www.allwhois.com niet werkt
zijn: www.whoisfinder.com en http://centralops.net/co. Via www.dns.be achterhaal je
adressen uit het .be domein.
Een feit is aanvaard omdat men ziet dat die zaak zus of zo is, of omdat dit bleek,
bijvoorbeeld uit onderzoek of omdat het algemeen aanvaard is. In het alledaags
taalgebruik is een feit zeker en kan het geobserveerd of gedetecteerd worden. Als
het feit een tijd bestaat, is dit een situatie of een structuur. Als het om een verandering
van structuur gaat, is dit een proces [industrialisatie, emancipatie]. Een kortstondig
proces is een gebeurtenis. Dit in tegenstelling tot een mening.
Een mening is bediscussieerbaar. Een mening neemt verschillende vormen aan: een
waardeoordeel of vooroordeel, een voorkeur en verwachting, een veronderstelling of
een stelling. De nuances zijn subtiel. Een waardeoordeel berust op een interpretatie
die je aanvaardt maar niet met feiten te ontzenuwen is, omdat de feiten verschillend
worden uitgelegd. Bij een vooroordeel is men zich niet bewust van het waardeoordeel.
Een veronderstelling en een stelling liggen dicht bij elkaar, net als een voorkeuren en
verwachtingen. Een veronderstelling berust op een indruk of interpretatie, een stelling
wordt gevolgd door een argumentatie en gaat vooraf aan een redenering [want,
immers, daaruit volgt]. Een voorkeur leidt je aandacht [af]. Bij een voorkeur kan je
kiezen, bij een verwachting [hoop] hoeft het object niet eens aanwezig te zijn.
Volgend schema brengt duidelijkheid in dit labyrint definities.
Informatie / realiteit
Feit of observatie
- Object > voorwerp bv:
..
- Plaats > ligging bv:
..
- Gebeurtenis > kwestie bv:
..
- Structuur of situatie > toestand bv:
..
- Proces > evolutie bv:
..
Mening of interpretatie
- Vooroordeel > mening bv:
..
- Waardeoordeel > interpretatie bv:
..
- Stelling > positie bv:
..
- Veronderstelling > hypothese bv:
..
- Voorkeur > neiging bv:
..
- Verwachting > hoop bv:
..
Schema 20. Onderscheid tussen feiten en meningen en hun gradaties.
Dat feiten en meningen te onderscheiden zijn is evident. Nog belangrijker is dat
meningen niet als een feiten worden voorgesteld of omgekeerd. Soms laten
journalisten of andere tekstproducenten hun mening in de tekst klinken zoals in het
citaat: De scheiding der machten werd pas in de zeventiende eeuw geproclameerd door
John Locke. Het woordje pas zorgt dat een feit als mening voorgesteld wordt. Ook
het omgekeerde is mogelijk, zoals deze uitspraak: Een vondelingenschuif is moreel
verwerpelijk en een welvaartsstaat onwaardig. Dit is een mening die als feit wordt
omschreven. Beter zou zijn Ik vind een
Is het moeilijk om feiten en meningen te
scheiden? Neen, het is mogelijk om een schrijfstijl te ontwikkelen die de lezer niet
bedriegt. Feiten zijn eerder makkelijk neer te schrijven. Gedachten zijn moeilijker op
papier te zetten.
4. RELEVANTIE EN ACTUALITEIT
Relevant wil zeggen betrekking hebben op je onderwerp en hangt af van de context
van je zoekvraag. Het is nuttig om je op een site of in een boek niet te beperken tot
paginas die relevant lijken. Rondneuzen kan geen kwaad. Stel vragen. Wat kan je
aanvangen met de informatie die je krijgt? Is het onderwerp en de begrenzing
omschreven? Wanneer is de info gepubliceerd? Wanneer is de site gemaakt en voor
het laatst aangepast? Hoe actueel zijn de links? Zijn er buiten werking? Is er
gearchiveerde info beschikbaar?
Het constant bijwerken van sites, het uitbreiden van de inhoud is tijdrovend. Makers
schatten dit niet altijd goed in. Webpaginas van bedrijven en blogs zijn vaak beter
onderhouden dan paginas van thuisgebruikers. Sommige sites zoals tijdsafhankelijke
bronnen [dienstregelingen] vereisen courante updates. Andere met statische info of
wetteksten dienen ongewijzigd te blijven. Voor diverse documenttypes gelden dus
diverse criteria. Een mogelijkheid om de relatieve relevantie te meten, is na te gaan
hoe vaak surfers die site aanklikten. Dit kan via www.complete-planet.com.
2.2 Vormvereisten
Er zijn vijf basiseisen voor de vormgeving van rapporten en verslagen. Hou ze rustig
[geen te drukke lettertypes], luchtig [voldoende witruimte], functioneel, verzorgd en
consequent.10 Let bij een document op de consequentie van de:
Marges [boven, onder, links, rechts en rug]
Paginanummers [plaats, lettertype, Arabisch
] en kop en voetteksten
Lettertypes [beperk de variaties] en regelafstand [alinea]
Titelkoppen en markeringen
Opsommingen en opsommingstekens
Tabellen en illustraties
Noten
Een aantrekkelijke lay-out en een overzichtelijke navigatie bewijzen aandacht voor de
paginaontwikkeling. Dit kan er op wijzen dat er aandacht is voor de inhoud. Maar de
redenering is niet absoluut. Het kan dat een grafisch talent een fijne inhoudloze
pagina maakt, of dat vorsers geen grafisch verstand hebben. De inhoud is
belangrijker dan de vorm klinkt het argument dan. Maar toch. Schreeuwerige
paginas duiden op een informatietekort, op een vingeroefening of verdoezelen de
onkunde van de maker. Vragen over de esthetica en het tekstgebruik helpen bij de
vormelijke evaluatie.
Esthetica: Hoe verzorgd zijn tekst en afbeeldingen? Worden er
compositieprincipes gevolgd? Is het ontwerp complex? Oogverblindend?
Gebruik: Is de tekst gebruiksvriendelijk? Is de structuur overzichtelijk? Is de layout
of de interface [menus, grafisch, taalkeuze, helpfunctie] duidelijk? Beperkt de
vormgeving de bruikbaarheid voor doelgroepen?
Is de esthetica afgestemd op het gebruik? Zijn er animaties aanwezig? Storen ze
of zijn ze functioneel? Leidt het ontwerp de aandacht af van de inhoud? Creëren
de afbeeldingen een toegevoegde waarde of zijn ze decoratief? Is de navigatie
duidelijk [index, inhoudsopgave, logisch, structuur, zoekfaciliteit,
bladermogelijkheden,
]?
2.3 Technisch
Voor het mogelijk is elektronische teksten inhoudelijk en vormelijk te evalueren, dien
je ze op te sporen, in te laden en te lezen. De vindbaarheid en het gemak bij het
inladen is niet alleen afhankelijk van je zoektermen, het is mee afhankelijk van de
instellingen van de maker [metatags]. Eenmaal de site gevonden, kan het irritant zijn
lang te wachten. Evaluatievragen klinken als volgt. Wordt de site snel gevonden?
Verloopt het laden snel? Zijn er spiegelsites? Is het document niet nodeloos zwaar?
Gebruikt de site gebruiksvriendelijke systemen zoals html, .doc, .pdf
of heb je extra
software nodig? Worden links en downloadinstructies gegeven? Is de site
browseronafhankelijk? Betreft het een betaalsite? Bevat de site hinderende reclame of
publiciteit? Verandert de Url regelmatig? Is de site toegankelijk of worden er
voorwaarden gesteld [cookies, lidmaatschap]? Hoe zit het met de ondersteuning [Faq,
instructies, helppagina]. Dr. Watson test webpaginas gratis op technische processen.
Html-fouten, gebroken links en downloadsnelheid spoor je op via
http://watson.addy.com.
2.4 Tekstkritiekmodel
Hier krijg je een model dat je in staat stelt om een site of een tekst kritisch te
evalueren. Het oefenboek neemt oefeningen op waarbij je dit schema gebruikt.
1. HERSTELLINGSKRITIEK
De herstellingskritiek gaat na of informatiebronnen in hun juiste, originele, versie tot
ons komen. Dat geldt voor oude vervalste of aangepaste documenten of valse
schilderijen, maar ook voor gemanipuleerd beeldmateriaal, websites of e-mails.
2. OORSPRONGSKRITIEK
De oorsprongskritiek gaat na of de informatie betrouwbaar en controleerbaar is en stel
zich de vraag: wat is de oorsprong van deze uitspraak.
Is de informatie betrouwbaar en controleerbaar?
Wie is de maker van de pagina?
Is er een redactionele controle?
Wordt er verwezen naar de bronnen of plagieert men?
Welke bronnen zijn er: literatuur, ooggetuigen, interviews, geruchten
3. INTERPRETATIEKRITIEK
De interpretatiekritiek bekijkt de inhoud van de tekst en hoe de auteur hiermee omgaat.
Stelt de auteur de informatie redelijk voor?
Draagt hij voldoende en redelijke argumenten aan?
Zorgt hij voor een evenwicht tussen pros en contras?
Neemt de auteur een standpunt in? Welk?
Presenteert de auteur dat standpunt als een mening [ik denk
] of een
feit [gebeurtenis, proces of situatie]?
Nuanceert de auteur of praat hij in zwart wit termen, clichés of
stereotypen?
Is het verhaal niet overdreven, opgeklopt, verfraaid, ontkend? Is er een
correcte selectie van argumenten en feiten?
Worden kritieken van de tegenpartij weerlegd?
4. BEVOEGDHEIDSKRITIEK
Op welke manier is de auteur betrokken partij?
In welk opzicht is de problematiek belangrijk voor de auteur?
Is de auteur een deskundige inzake de materie?
Kan de auteur met inzicht en voorkennis rapporteren?
WYDOOGHE BENEDICT. Sadan-informatiesysteem. Katho-Ipsoc, Kortrijk, 2007.
5. RECHTZINNINGHEIDSKRITIEK
Zijn er gegevens die de auteur bewust niet belicht of achterhoudt?
Liegt hij bewust? Wil de auteur misleiden?
3. Conserveren
Je houdt informatie bij om er iets mee te doen. Met de meeste data die je onder ogen
krijgt, doe je niets wegens oninteressant, irrelevant, te evident of omdat je niet kan
inschatten dat de data relevant zullen zijn. Van de gegevens die je denkt te gebruiken
hou je iets bij. Je kan ze uit het hoofd leren, ze overschrijven, uitprinten, kopiëren
en plakken. Ga selectief te werk en beperk je tot fragmenten, bladzijdes,
Af en toe
kan je de site bewaren of een boek kopiëren. Het voordeel ligt voor de hand. Je wint
tijd maar het wekt de indruk dat je veel werk verzette, terwijl de inhoud niet grondig
gelezen is. Het uitkiezen van trefwoorden en fragmenten heeft het voordeel dat je
verwerkt. Het bewaren van webpaginas en uitprints beperk je best tot lange,
essentiële of noodzakelijke passages, wettelijke en reglementaire bepalingen,
cijferreeksen,
die precisie vereisen.
Ongeacht de informatiedrager [digitaal of papier] is het comfortabel dat je structuur
aanbrengt en alle informatie samenhoudt. Anders is het risico reëel dat je door het bos
de bomen niet ziet. Naarmate je meer tijd besteedt aan het opbergen van een
document, is er minder tijd nodig om het terug te vinden. Als je informatie digitaal
bewaart kan je dit met Windows Verkenner. Maak in de map mijn documenten een
submap met je project. Benoem je bestanden duidelijk [namen mogen lang zijn] en
nummer je versies.11
Wie meerdere pcs gebruikt [kot, thuis, de bieb, school
] is alert voor valkuilen.
Diskettes zijn geen sterke dragers en begeven het op vervelende momenten.
Bovendien is hun opslagcapaciteit beperkt. Een Cd-rom of Dvd behoort ook tot de
mogelijkheden. Een mail naar jezelf voorkomt gevloek maar het gebruik van
programmaversies stuurt je lay-out in de war
Het elektronisch bijhouden van de notas kan je in de problemen brengen, zeker als het
onderwerp veel zoekwerk vereist. Na een tijd zoeken op internet, na wat kopie- en
plakwerk, het overbrengen van gegevens naar Word, Excel, PowerPoint sta je voor een
onoverzichtelijke berg bestanden in de map mijn documenten waar je geen lijn meer
in ziet. Je pc helpt je structureren: sorteren op datum, alfabetisch op de titel, op de
datum van wijzigen en op de grootte van je bestand behoren naast een tekstzoeker tot
de mogelijkheden. Dit neemt het gissen en missen bij het verwerken van de informatie
echter niet weg. Enkele strategieën die je kan combineren.
3.1 OFF LINE STRATEGIE 1
Om al dit geduvel te vermijden, maak je bij het begin van je onderzoek thematische
mappen. Een website, een tekst of een fragment belichten verschillende aspecten van
het onderwerp. Download de bestanden naar een thematische map en sla de
documenten op onder een duidelijke naam. De werkwijze bespaart je energie bij het
[her]klasseren van de gegevens en bij het schrijven van je eindproduct. Als je niet op
voorhand weet hoe je onderwerp te thematiseren, gebruik je een andere strategie.
3.2 OFF LINE STRATEGIE 2
Knip en plak alle relevante gegevens uit een tekst onder elkaar in één document. Voor
het gebruiksgemak ontdoe je de tekst van alle opmaak en frames. Dit kan op twee
manieren. Ofwel doe je dit door de geselecteerde tekst van het internet eerst een bad
te geven in je kladblok [.txt]: selecteer een tekst op internet, kopieer die en plak ze in
je kladblok. Druk daarna terwijl je cursor in de kladblok staat op de toetsen Ctrl en A.
Klik op de rechtermuisknop en kies knippen of kopiëren en plak nu je tekst in een
Worddocument. Deze werkwijze ontdoet de tekst niet alleen van alle opmaak, je
computer zal effectief minder foutmeldingen geven. Een andere methode is sneller.
Selecteer een tekst, kopieer die en in Word kies je Bewerken/plakken_speciaal/niet
opgemaakte tekst. Nu ziet je tekst er uniform en makkelijk hanteerbaar uit. Elke
gedachte scheid je van een andere door tweemaal Enter. Codeer elke gedachte met een
cijfer. Codeer elke deelgedachte met een deelcijfer. De functie Tabel/sorteren of de
functies Bewerken/Zoeken met Bewerken/knippen/kopiëren/plakken besparen tijd en
creëren soms nieuwe inzichten. Bovendien heb je een handige toegangspoort tot je
verzameling én breng je het origineel samen. Uiteraard kijk je uit voor letterlijke
passages en ideeën die je bij anderen haalt. Daarom is een referentiesysteem
noodzakelijk.
3.3 OFF LINE STRATEGIE 3
Google desktop search zoekt naar alle documenten in je pc [niet op netwerkschijven].
Je kan het vergelijken met de functie zoeken [via start], maar dan snel en complexloos.
Na het downloaden van de Desktop search voert Google éénmaal een scan uit,
waardoor de machine precies weet wat er in je pc steekt. Google Desktop Search
zoekt fulltext in de mailberichten, bestanden van Word, Acrobat, Excel, PowerPoint,
afbeeldingen, muziek- en videobestanden... Het volstaat dus om de juiste
trefwoordencombinatie voor een document te bedenken om het te vinden.
3.4 ON LINE STRATEGIE 4
Als je informatie on line wil structureren kan dit door je favorieten te beheren in de
browser. Het is tijdrovend en helaas is je browser daar niet voor uitgerust.
Hulpprogrammas bieden extras. Van Favorites Inspector [www.candlelight.com]
kun je een beperkte versie gratis [vijftig favorieten] downloaden. Het programma test
je favorieten: rood betekent dat de pagina niet meer bestaat, geel dat de webpagina niet
tijdig bereikt wordt en groen dat de link ok is of dat er nieuwe info op staat. Andere
zijn: www.handyarchive.com/free/favorites, [betalend], www.abcshortcuts.com
[gratis].
|