De tijd is gekomen dat we elkaar al het goede wensen voor het jaar 2020. In Nederland/Vlaanderen gaat dat meestal op twee manieren: Gelukkig Nieuwjaar! Of de beste wensen voor het nieuwe jaar! De stichtelijken onder ons maken daar ook wel gezegend nieuwjaar! van. Vooral op de biblebelt of in Spakenburg, of Barneveld, of Katwijk of op Urk. In deze laatste vissersplaats nemen de jongeren er meteen maar een snuifje coke bij.
In Hongarije is sinds jaren de afkorting BÚÉK ingeburgerd. Lekker gemakkelijk bij het sturen van een e-mail, SMS of messengerbericht op Facebook. Boldog Új Évet Kívánok. Letterlijk: ik wens een gelukkig nieuwjaar. Ja, maar wie wens je dan een gelukkig nieuwjaar? De geadresseerde kan dat er zelf bijbedenken. De verzender van de goede wensen ontwijkt hiermee de kwestie of hij/zij de geadresseerde met U of jou wil aanspreken. Bovendien, je hoeft maar 4 letters in te toetsen. Twee vliegen in één klap dus. Wie zei dat de Hongaren geen efficiënte lieden zijn?
In het nieuwe jaar beginnen we in Nederland bij menig bedrijf of overheidsinstantie met de traditionele nieuwjaarsreceptie. Ik heb er zelf heel wat meegemaakt in de polder. Meestal geen pretje moet ik U zeggen, het is een beetje een verplichte samenkomst gepaard gaand met een opgeblazen gevoel van de oliebollen! en een lichte hoofdpijn veroorzaakt door de geconsumeerde alcoholische versnaperingen. Als je pech hebt komt die Jan Doedelchef ook nog aan het woord die mislukt enthousiast roept dat we er weer tegenaan gaan dit jaar. De eventueel geserveerde champagne mag die naam eigenlijk niet dragen: veel te zoete bubbeltjes-spumante .
In mijn mistige geheugen gravend kan ik me geen nieuwjaarsreceptie in Hongarije herinneren. Nogmaals: wie zei ook maar weer dat Hongaren niet efficiënt zijn? Een ieder wenst de ander op de werkvloer het beste en zet zich weer zuchtend aan het werk. Of begint met een computerspelletje uit het zicht van de chef. De ongeschreven gewoonte schrijft voor dat het geoorloofd is om de gehele maand januari den ander een gelukkig nieuwjaar te wensen. Ik heb het na de eerste week van januari maar zelden meegemaakt. Maar ja, dat komt misschien wel door het feit dat ik die beste wensen zelf al in een koffertje heb opgeborgen.
Waar gaan we in het nieuwe jaar naar toe? Naar het Oosten, naar het Westen of naar de kerk in t midden? Dit waren de eerste zinnen van een liedje dat de Grote Wim Kan zong tijdens zijn oudejaarsconference van 1973. Misschien had Wim Kan bij leven in deze tijd de tekst een beetje aangepast. Bijvoorbeeld door het niet over de kerk in t midden maar over de moskee in midden te reppen. Allitereert ook lekkerder. Maar of het nu kerk of moskee was geworden, op de sociale media zouden de meningen wel kenbaar zijn gemaakt. Waarschijnlijk op niet al te genuanceerde wijze ..
Hoever stond Nederland in 1973 wel niet van de huidige (im)migatie- en integratieproblemen af? Er was nog sprake van een zuilenmaatschappij, de kerken werden nog redelijk bezocht. Er waren in de grote steden wel wat Joegoslavische en Turkse gastarbeiders waar te nemen, maar dat was het dan. Gastarbeider, interessante uitdrukking, nietwaar? De bedoeling was dat deze mensen weer terug zouden keren naar hun vaderland. Maar ja, die Hollanders/Vlamingen waren toen al te beroerd om hun eigen WC potten te reinigen. En asperge steken was er ook al niet bij. Kreeg je maar hernia van .
En in Hongarije? Kon men daar op straat gastarbeiders signaleren? Arbeiders natuurlijk wel, dat was eigenlijk iedereen in de visie van de communistische Hongaarse supervisor, Sovjet-Unie genaamd. En iedereen moest natuurlijk kameraad zijn van elkaar. In het Hongaars: elvtárs. Letterlijk vertaald betekent deze uitdrukking beginsel-metgezel. Maar ja, die beginselen waren zo verrot als oud ijzer en die metgezel was eerder een verklikker van de communistische partij. Gastarbeiders waren er wel degelijk in de communistische heilstaten, ze kwamen meestal uit broederlanden van de Komintern communistische Internationale bijvoorbeeld Vietnam. In de jaren 70 bezocht ik Hongarije regelmatig maar een vietnamese loempia heb ik nooit ergens kunnen kopen. Tja, culinaire genoegens waren iets voor de snobistische westerse imperialisten, niet voor de staalarbeiders natuurlijk. En ook niet voor de geknechte kameraden werkzaam op een kolchoz (collectieve boerderij).
Er is veel veranderd, Hongaren genieten rond oudjaarsdag van een deftige punch op de nog open zijnde kerstmarkt en bestellen er een hamburger met hertenvlees bij. En Nederlanders? Die smullen op nieuwjaarsdag nog steeds van een Vegters rolletje.(zie foto boven) Met verse slagroom uiteraard.
Op het (jaar)einde zou ik het graag efficiënt en kort willen houden:
BÚÉK!
Bron: Keek op de Week