Rond de Oost-Hongaarse stad Debrecen worden momenteel miljoenen gestoken in wegen en spoorwegen. Aanleiding: een nieuwe BMW-fabriek die duizend arbeidsplaatsen naar de arme regio moet brengen. De eerste steen moet dit jaar worden gelegd. Maar de Duitse auto-industrie heeft het moeilijk en dat is geen goed nieuws voor Hongarije, dat economisch nog afhankelijker is van Duitse autobedrijven dan Duitsland zelf.
Volgens het Duitse Handelsblatt aarzelt BMW nu over de Hongaarse nieuwbouwplannen. Het bedrijf ontkent dat en in Debrecen gaan de voorbereidende werkzaamheden van de gemeente gewoon door, waaronder de aankoop van een bedrijfsterrein van 400 hectare. Maar BMW kampte vorig jaar wereldwijd met teruglopende vraag, met dalende winst en aandelenkoersen en recent eisten de hoofdaandeelhouders een totaal nieuwe bedrijfskoers. Dat zet ook eerdere investeringsbeslissingen op de tocht.
Een andere Duitse autofabrikant, Mercedes, kondigde in mei al aan dat de uitbreiding van een fabriek in het Hongaarse Kecskemét voorlopig wordt uitgesteld. Ook daarmee was een miljard euro gemoeid en het wegvallen daarvan zet de Hongaarse groeiprognose van 3,6 procent op losse schroeven.
Belangrijkste exportproduct
Autos en auto-onderdelen zijn Hongarijes belangrijkste exportproducten. In topjaar 2017 waren Mercedes, Audi, General Motors, Suzuki en hun toeleveringsbedrijven met een gezamenlijke omzet van ruim 25 miljard euro goed voor zon kwart van het Hongaarse bruto nationaal product. Al met al werken er ruim 170.000 mensen in de sector.
Die cijfers zijn vooral opmerkelijk, omdat Hongarije in de communistische tijd als vrijwel enig Oost-Europese land geen eigen auto-industrie had. Dat veranderde in de jaren negentig, dankzij lage lonen, ruime aanwezigheid van goed opgeleide arbeidskrachten en aantrekkelijke belastingvoordelen. Ook voortvarende investeringen in het verouderde wegennet maakten het land interessant voor productiebedrijven.
Premier Orbán vindt productiebedrijven belangrijker voor de economie dan diensten en services. Dat heeft hij vanaf het moment dat hij aan de macht kwam, duidelijk gemaakt. Terwijl buitenlandse investeerders in de dienstensector te maken kregen met extra belastingen en staatsovernames, worden autoproducenten warm onthaald. Zij kunnen rekenen op een financiële voorkeursbehandeling en op ruimhartige steun op andere terreinen. Zo zei minister van buitenlandse zaken Péter Szijártó vorige maand dat Hongarije geen EU-milieumaatregelen steunt die de auto-industrie schaden.
400 uur per jaar overwerken
Toen de regering vorig jaar een wet invoerde die het mogelijk maakt werknemers 400 uur per jaar te laten overwerken en hen daarvoor pas na drie jaar uit te betalen, veronderstelden veel oppositiepartijen en vakbonden dat die wet op verzoek van BMW tot stand was gekomen. Maar BMW ontkent er iets mee te maken te hebben, en ook Audi heeft de nieuwe overwerkregeling niet opgenomen in de cao van dit jaar.
Ze hebben juist enorm last van arbeidstekorten door de vergrijzing en vertrek van goed opgeleide werknemers naar beter betalende EU-landen. Dat heeft de afgelopen jaren voor een enorme braindrain gezorgd. In een enquête van PwC meende 78 procent van de werkgevers uit de autosector vorig jaar dat die arbeidstekorten hun groei bedreigen.
Om de tekorten op te vangen, haalt de helft van de ondernemingen arbeiders uit het buitenland, vooral uit de buurlanden. De autobedrijven zeggen ook meer heil te zien in verbetering van werkomstandigheden en loonsverhogingen, om zo te voorkomen dat goed opgeleide arbeidskrachten vertrekken.
Robotisering
Daarnaast is robotisering ook in het goedkope Hongarije voor autobedrijven het antwoord op de arbeidstekorten. De uitgestelde uitbreiding van Mercedes in Kecskemét had s werelds eerste full-flexfabriek moeten opleveren, waar op bestelling willekeurig ieder model in kleine aantallen geproduceerd zou kunnen worden. Zulke fabrieken hebben minder, maar wel hoger opgeleid en beter betaald personeel in dienst.
Ironisch genoeg kan dat er volgens deskundigen toe leiden dat Hongaarse jongeren die nu naar het buitenland gaan, vaker thuis blijven, omdat ze daar straks ook goed betaald, interessant werk kunnen vinden. Aan de andere kant: als het salaris minder telt, wordt het voor Duitse bedrijven makkelijker om gewoon in Duitsland te blijven.