Gouden Ring
Alleen en in stilte dwaalt hij door lege straten,
t Is de bij dag verborgen paladijn die daar bij nachte gaat,
Roerloos voorbij emoties maar zeker niet doelloos vervolgt hij,
Bij tijden verhalend over verslagen draken aan zij die horen kunnen,
Doch nimmer versagend laat hij zich niet verleiden langer dan nodig te blijven,
Hij die weet dat men wacht op zijn reisverslag is niet gebonden aan plichtplegingen.
De paladijn leeft de stilte die hem verbind,
Schijnbaar altijd alleen maar nooit eenzaam loopt hij,
Zijn zwaard veilig geborgen in zijn diepste centrum ik,
Het hart behoedend als de schede die voorkomt dat hij zich verwond,
Van verloren tijden heeft hij geen weet de paladijn die in het nu leeft,
Hij die onderweg de dingen aanschouwt als ware erin geheimen geschreven.
Zo dan gekomen aan t einde van zijn verborgen Queeste,
Het licht van de nacht overgaat in de zon die schijnt tijdens de dag,
De paladijn eerlangs aankomt bij het huis gebouwd op gouden grond,
Hier waar hij planten zal zijn boom die paladijns zoete vruchten draagt,
Waar plaats vind de ontmoeting met de vrouwe die hier thuis is als in zichzelf,
Hij die door haar met een open hart ontvangen is kan hier zijn leven neerschrijven.
Met de vrouwe van het Huis Guldenboom zal hij bouwen duizend kamers tot één,
Waar t open en stil is om te ontvangen zij die ook pelgrim zijn van het Leven,
Sober zal deze gastenkamer zijn maar vol van gouden dromen en verlangens,
Maagdelijke muren vol van de hier gezongen vreugdevolle levenliederen,
Trillende vloer van de innerlijke ritmisch gedanste hartecadans,
Gevuld met gebolde zwangere sferen in baringsvreugde.
Daar in de tuin van paladijntjes geboortehuis omringt door t geurend gouden koren,
Waar de verborgen waterval klatert in het door het zonlicht beschenen kleurenpalet,
En al overspoelen die vreugdevol het bloemenlied dansen en zingen van t leven,
Waar de bergwind die langs de heuvel het park in glijd levensadem is,
Alzo in t éne velen in hemelse aarde verbinden zal,
Het leven wonder is.
(ortwyn)
|