Gisteren vierden we onze dertigste huwelijksverjaardag, heel bescheiden met een etentje thuis. Toevallig kwam een goede vriendin op bezoek, en onze zoon, vrij tussen twee jobs, had een motorritje gepland van Antwerpen naar huis. Dertig jaar geleden was de lente nog ver weg op 19 april. Gisteren daarentegen scheen de zon, de tulpen bloeien en de bomen kleuren in alle tinten zachtgroen.
Donderdag 24 april legde de boot 's avonds aan in Patras. We vonden een kamer voor 1000 drachmen (wat nu zo'n 3 euro zou zijn!). De volgende morgen namen we de veerboot naar Nafpaktos. Ik herinner me nog dat we in de stralende zon nog vroeg in de morgen aan de kade zaten en door het heldere water de vissen zagen zwemmen. Vanuit Nafpaktos reed een bus naar Delphi. Met de bus reizen in Griekenland was een avontuur. Je moest op voorhand kaartjes kopen, want de bus zat vol als alle zitplaatsen op waren. Dat de kaartjes dan ook genummerd waren volgens plaats, hadden wij niet begrepen. Wij gingen dus zitten op de eerste vrije plaatsen. Plots stond er een Griek naast ons die driftig naar zijn kaartje wees, waarop wij onze kaartjes te voorschijn haalden en er ook naar wezen. Van zijn Griekse woordenstroom begrepen we niets. En omdat wij niet reageerden, keek hij even naar onze kaartjes en ging met een zucht op de ons toegekende plaats zitten.
Na een rit van drie uur door een schitterend landschap stapten we uit in het moderne Delphi. Het oude Delphi ligt vijfhonderd meter verder. De eerste aanblik was overweldigend: de tempelruïnes, het amfitheater en nog hoger het stadion, daarachter een monumentale rotswand. Hoog in de lucht cirkelden arenden. De dag erop stelde Patrick voor om naar de zee te wandelen door de olijfgaarden. Vanuit onze kamer keken we uit op de zee, en die leek bedrieglijk dichtbij. Al vlug stelden we tot onze teleurstelling vast dat de afstand veel verder was dan gedacht. Patrick heeft wel de irrigatie en het onderhoud van de olijfgaarden bestudeerd, en hij kon de werkwijze goedkeuren.
Van Delphi namen we de bus naar Athene. We kwamen 's avonds laat aan op het Omoniaplein. Het was er chaotisch druk, lawaaierig, broeierig warm en het stonk naar uitlaatgassen (de beroemde smog van Athene in de jaren tachtig). Terwijl ik bij de rugzakken bleef, zocht Patrick een kamer. Die nacht sliepen we vierhoog in een stad die nooit stil werd. Eigenlijk viel Athene ons erg tegen. We bezochten zoals alle toeristen de Acropolis en omgeving. Het was er zo druk dat de enige foto die Patrick kon maken zonder anderen erop een klaproosje was tegen een omgevallen zuil...
We namen dan ook vlug de beslissing om Athene te verlaten en naar de eilanden te varen, van Piraeus naar Paros.
|