Gisteren liep ik met m'n lief doorheen Torhout, we passeerden langs café de heksenketel.( café gemakt door en voor de marginale klasse.)
Achter de toog zag ik een klein meisje zitten, ik schatte haar 7 jaar oud. Ze had van die perfect bauwe ogen en van dat prachtig blond haar met 2 lange staartjes in, zo'n kind dat zou moeten stralen van geluk. Zo'n kind dat als ze lacht die lach je kaakspieren automatisch ook prikkelt waardoor je ook begint te lachen. Ze tuurde even naar buiten en toevallig kruiste haar ogen die van mij. Ik zag niet het geluk in haar ogen, ik zag geen mooie engelenglimlach, haar ogen waren dof.
Waren haar ogen dof omdat het al zo laat was? Was ze in elkaar geslagen door haar pa die daartoe in staat leek en waren haar ogen dof van de tranen? één ding was zeker, zij zat binnen tussen het ongeluk en ik zat buiten hun wereld te observeren met mijn geluk die naast mij stond.
"Een wonder is geschied, een wonder is geschied. Haar pruim is nat en het regent niet."
Ik zag dit kind dit niet meteen zingen maar dit ietwat grove gedachte schoot toch wel even door m'n hoofd. Ik zag haar haar pa doorheen de gevaarlijke straten van Torhout leiden. Daar thuis gekomen zou haar pa aan haar vragen om het pruimenlied te zingen, haar ma zou hierop uit haar slaap ontwaken en een welgemeende klap aan het kind verkopen. Hierop zou de vader woedend worden op zijn "vrouwmens" en haar met zijn dronken lichaam enkele klappen geven.
Zo is het leven, de ene loopt gelukkig buiten, de ander zit ongelukkig binnen, de helaasheid der dingen...
Wat kan ik verwachten van De helaasheid der dingen? Deze vraag spookt al sinds gisteren door m'n hoofd. Ik wist al dat ik me niet aan een pagina verslindend spannend epos kon verwachten, maar bij het lezen van de eerste pagina's kan ik enkel afleiden hoe het voorbeeld marginaal OCMW gezinnetje eruit ziet.
En hoe wordt de marginaliteit afgebeeld? Volgens mij heb je 2 soorten marginalen. De eerste soort is de soort die je elke dag onbewust tegenkomt, ze zien eruit als alledaagse beschaafde mensen maar vanbinnen blijken ze "zo dom als poppestront" zoals een mooi jongerenspreekwoord dit zegt. De tweede soort is het meer stereotype huis, tuin en keuken marginaal met de onverzorgde stinkende haren, sjofele kleren, slof sigaretten en bierflesje in hun handen. Dimitri Verhulst heeft het over de 2de soort, sterker nog hij heeft hun een hart, een ziel en een sterke lever.
Maar dan komt een andere vraag: kan je überhaupt wel een verhaal vertellen over marginaliteit? Ik dacht dat marginaliteit voortvloeit uit een serie van stommiteiten en dat er achter dit boek helemaal geen verhaal zit. Maar dan begrijp ik de titel: de auteur behoorde niet tot zijn familie en de dingen die zij deden. Hij leefde tussen de marginalen maar kon zich boven zijn familie uitduwen. Hij ontsnapte aan de alledaagse leefpatroon van z'n familie: Hij ontsnapte aan de helaasheid der dingen!
Na wat zoeken: (Bibliotheek: Oostende, Torhout en Brugge waren uitgehuurd) heb ik uiteindelijk gisteren het boek gevonden in het gezellige kuststadje Koksijde. Ik ga vanavond beginnen lezen en daarna m'n bevindingen hier plaatsen.