Aan uwen boezem einden alle tochten, mijn vrouw die mij met God en mens verbindt. Altijd ontbloeid en nimmer vrij gevochten, troost zich mijn ziel aan u en aan ons kind.
Met u en bruinen Herfst in dezen huize, de appels geblonken op de schouw in rij, wachtende boeken, vuur en vlammend suizen, is 't hart, hoe droef ook, toch onzegbaar blij.