en jij laat me lachen, met je woorden die je altijd anders zegt
voor jou zijn al mijn woorden nooit genoeg, voor jou kan ik geen dingen schrijven,
ik naar je warme lijf, in je schoot, en bijt een stukje van je vinger, bewaar het naast mijn bed,
onverzonnen zinnen ik kan voor jou geen woorden vinden, hoe moet ik je dan wel zeggen?
over straten loop ik, door de steegjes, langs de huizen, gestapelde verhalen aan elkaar gebreeën bakstenen vertalers van een geschiedenis, verhullers van een ongekend, nooit verteld verhaal, ik dwaal verdwaal zonder het plan van mijn gevoelens te verlaten,
hoe vreemd niet te verwoorden kunnen, hoe vreemd voor mij die anders schrijven kan, zonder te bedenken wat, nu zo onbeschrijfelijk, gevaarlijk zacht
wat ben je mooi
en ik, ik kan alleen maar zeggen dat het niet te zeggen valt en dat ik liever zwijg, en liefst nog in je kruip en je arm rond mij en je lijf mijn hoofdkussen, mijn steun om op te dromen
en je bent zo goed, ik kan niets anders zeggen
verhaaltjes gaan over prinsen en erwten en veel te grote tanden, meisjes met strikken en je nestels veel te los, verhaaltjes gaan over ons en wij twee, nooit alleen, ergens in mijn gangen dwaal je rond in die gedachten, zelden verder weg dan juist maar om de hoek in de kamer van mijn hart, meestal dicht,
dicht in je lichaam staat de nacht in brand
gloedrode drijfkracht
tedere gedrochten schuimen langzaam langs de kraan die ons voorgoed herinnert aan de voorspoed
in de golven van je lijf voel ik dat je nader komt, vooruit in de gang de overkant trekt grijze sporen in een lichtblauw zomerkleed
kleffe nachten, lenteschachten
zacht zoenen goed dromen en hard zoenen en slapen en blij dat je het deken nam. en morgen morgen en jij en ik en en een doos vol dromen en veel slaap slaap
achter de gordijnen kruipt een donker grijs verhaal, antraciet mysterie van zonder hem geen leven ongeduld zo vol donders ongeduld
en ik naast je en kijkend naar je naar hoe je zachtjes je lijf beweegt, je lippen laat trillen tuiten om je zacht prievelend je op je zij te draaien en te keren en nu heb ik het koud