Elk weekend doorkruis ik bijna heel de Antwerpse kempen. Dit doe ik al meer dan 3 jaar lang. Zo'n 160km per dag, drie dagen achter elkaar, op verschillende uren van de dag. Elke keer rij ik dezelfde route, maar in die periode ben ik nog nooit, maar echt nog geen enkele keer alcoholcontrole of flitscontrole tegen gekomen. En dan is men verwonderd dat er zoveel doden vallen bij weekendongevallen?
Terwijl ik zelf goed weet op welke routes regelmatig mensen rijden die gedronken hebben, zie ik toch geen enkele alcoholcontrole. Zelfs tijdens de grootschalige BOB-campagnes zie ik er nergens. Wordt het niet eens tijd dat dat wordt aangepakt? Hoe kan men nu verwachten dat mensen in het weekend een BOB inschakelen en niet zelf rijden als ze gedronken hebben als de kans op betrapt te worden minimaal is?
Ik ben van mening dat men net meer agenten moet inschakelen 's nachts in de weekends om te controleren. Minstens één controle per weekend per gemeente die begint om 23u en loopt tot 3u. Dan zal er iets aan weekendongevallen gedaan kunnen worden. Maar het is gemakkelijk hé. We steken het op de rijopleiding. We gaan alles via de rijschool verplichten terwijl dat dat niet de oorzaak is.
Het is niet de vrije begeleiding die slechte chauffeurs op de baan toelaat. Ik zal het zelfs groffer zeggen. De meeste ongevallen gebeuren met mensen die hun rijopleiding via de rijschool hebben gehad. Zelfs bij de personen die nog hun voorlopig rijbewijs hebben is het aantal ongevallen het grootst bij zij die via de rijschool zijn gegaan. Hoe dat komt? Wel, dat is zeer gemakkelijk. Men volgt 20 uur rijopleiding en krijgt de toelating om alleen te mogen rijden. De jongere zegt tegen zijn ouders naar vrienden te rijden, onderweg gooien ze de L in de kofferbak en pikken vrienden op. Hen kan niets overkomen want zij hebben leren rijden via de rijschool.
Mensen die van thuis uit leren rijden hebben meer controle. Er zit tijdens de hele duur van de rijopleiding iemand naast hen, want zij mogen niet alleen rijden. Zij moeten een begeleider erbij hebben. Vaak hebben deze personen ook nog geen eigen auto, waardoor zij niet stiekem weg kunnen gaan met hun auto, maar dan de auto van hun ouders al moeten 'stelen'.
Het is ook zo dat men na 3 maanden al mag gaan voor hun rijbewijs. Ikzelf ben op mijn 17de verjaardag mijn theoretisch examen gaan afleggen. Ik was geslaagd en ben direct beginnen oefenen, met als resultaat dat ik minstens 1 jaar heb moeten rijden met mijn L, met een begeleider. Dat is voldoende tijd. Ik had in totaal 15.000km afgelegd vooraleer ik mijn examen ben gaan doen.
Dus met andere woorden, indien men de weekendongevallen wil aanpakken zijn er een aantal kleine details die moeten aangepast worden:
Meer controles, liefst 1x per week per gemeente tussen 23u en 3u. Indien dit effect heeft kan het afgebouwd worden naar 1x per 2 weken.
Geen toelating om alleen te rijden, ook al heeft men 20 uur met de rijschool leren rijden. Pas vanaf men het volwaardig rijbewijs heeft mag men alleen de aan op.
Iedereen verplicht 1 jaar met een begeleider de baan op. Ook na de rijopleiding via de rijschool.
Binnenkort meer over mijn visie op rijopleidingen.
De economie omvat het beleid voor alle
ondernemingen en inkomens en uitgaven van de staat, maar ook andere
geldzaken vallen onder economie. Deze zijn gelijk in heel Europa.
Hier mag geen enkel gewest van afwijken.
Ondernemingen
Om te beginnen zullen we streng moeten
zijn voor de banken. Banken hebben een belangrijke functie binnen
onze economie. We kunnen niet tolereren dat zij ons in gevaar
brengen. Daarom is elke bank verplicht om een vzw te zijn. Op die
manier kunnen zij geen risicos meer nemen met het geld van de
klant. Natuurlijk mogen zij winst maken, maar de winst moet voor 10%
verdeeld worden onder de klanten, voor 70% terug in de bank
geïnvesteerd worden, 5% van de winst mag uitgekeerd worden aan de
aandeelhouders, en de overige 15% gaat naar een bonus voor het
personeel. Deze bonus moet voor elke werknemer gelijk zijn.
De rente die banken aanrekenen voor
hypotheekleningen mag niet hoger liggen dan 40% van het geleend
kapitaal. Dit wil dus zeggen dat men bij een lening van 200.000 euro
maar maximaal 80.000 euro extra mag ontvangen aan rente. Dit bedrag
telt bij de langst mogelijke termijn. Dus het rentepercentage blijft
gelijk bij eender welke termijn. In het geval van dit voorbeeld is
dit dus 0,111% rente per maand of 1,333% rente per jaar. Voor
andere leningen mogen zij een rente tot 5% aanrekenen.
De rente van de spaarboekjes zal
bijgevolg natuurlijk ook niet zeer hoog liggen, met een maximaal
percentage van 2%. Dit lijkt natuurlijk laag, maar een bank heeft
maar één functie: het beheren van het geld van de klant, zonder
enig risico. Indien men geld wil verdienen moet men een job beoefenen
of investeren in ondernemingen.
De lonen van bedrijfsleiders van
overheidsbedrijven en banken zijn gelijkgesteld aan de lonen van de
voorzitters van de gewestelijke regeringen. De bonussen die zij
kunnen ontvangen zijn maximaal 10% van het jaarloon. De
bedrijfsleiders moeten die functie dan ook niet vervullen vanwege het
hoge loon, maar zij moeten bekwaam en betrouwbaar zijn.
Alle andere ondernemingen mogen zelf
beslissen hoe zij hun bedrijfsleiders verlonen, maar indien het
bedrijf moet besparen, is men verplicht eerst te besparen op de
kosten voor de bedrijfstop. Het kan niet getolereerd worden dat een
onderneming ook maar één werknemer ontslaat of loonsverlaging
verplicht zonder dat de bedrijfstop ook maar één eurocent minder
verdient of uitgeeft aan eigen kosten. Indien men toch denkt zichzelf
een dikke bonus te geven terwijl zij de werknemers hun loon verlagen
of iemand de deur wijzen vanwege de besparingen, kunnen zij gestraft
worden. Deze straffen zijn vastgesteld op 5 tot 15 jaar
gevangenisstraf of een overname door de bevoegde overheid zonder ook
maar één eurocent hiervoor te moeten betalen.
Behalve op het vlak van verloning van
de bedrijfstop, worden overheidsbedrijven en banken gezien als een
gewone onderneming.
Natuurlijk moeten de loonkosten ook
realistisch zijn. Daarom is dit zeer gemakkelijk. Op elke werknemer
betaalt de werkgever 5% belastingen, berekend op het bruto jaarloon
van de werknemer, en 15% RSZ. Op die manier heeft de werknemer per
werknemer 20% extra kosten te betalen.
Ook de ontslagpremie wordt streng
gereglementeerd. Voor bedrijven moet de werkgever 5% van het jaarloon
uitbetalen per jaar dat de werknemer in het bedrijf werkt met een
maximaal van 15 jaar. Het percentage stijgt met 2,5% per 5 jaar met
een maximum van 4 stijgingen.
Inkomsten
en uitgaven van de overheid
Uiteraard moet de overheid ook
inkomsten hebben. Daarom is er een vlaktaks voor ondernemingen van
25% op de winst. Voor de rest vallen alle subsidies en aftrekposten
voor ondernemingen weg. Enkel vzws die zich inzetten voor cultuur
en sociale aangelegenheden (jeugdbewegingen, muziekscholen,
tekenscholen ) kunnen beroep doen op subsidies. Deze subsidies zijn
begrensd op 250 euro per lid.
Ook de bevolking moet zijn duit in het
zakje doen natuurlijk. Ook zij hebben een vlaktaks, maar deze ligt op
22,5% van het jaarloon voor de werkende mens. Een werkloze burger
moet 27,5% belastingen betalen op zijn werkloosheidsuitkering, maar
per gewerkt half jaar genieten zij een maand van de belasting voor
een werkende burger. Voor studenten geldt dan weer een percentage van
15% belastingen op hun jaarloon. Van dit percentage kan niets
afgehouden worden. Wie wegens gezondheidsredenen niet kan werken,
betaalt hetzelfde percentage als studenten.
Voor de sociale zekerheid geldt een
percentage van 7,5% op het maandloon dat zij per maand aan de
overheid afstaan. Bij werklozen gaat er 10% van hun
werkloosheidsuitkering af voor de sociale zekerheid, en bij studenten
5%.
Dit wil dus zeggen dat een werknemer
30% van zijn loon moet afstaan aan de overheid, een werkloze
daarentegen verliest 37,5% van zijn werkloosheidsuitkering. Een
student geeft 20% af aan de staat.
Met ander woorden: een werknemer die
bruto 2000 euro verdient uiteindelijk 2000 euro 150 euro RSZ
450 euro belastingen = 1400 euro per maand verdient. Dit kan
natuurlijk aangevuld worden met extralegale voordelen. Ook is er op
het einde van het jaar geen eindafrekening van de belastingen meer.
De inkomsten die een burger verdient
via spaarrekeningen worden belast met 10%. De inkomsten via aandelen
hebben daarentegen een belasting van 15%. Wie inkomsten krijgt via
obligaties of kasbons moet hierop 12,5% belastingen betalen, net
zoals de inkomsten op het verhuren van vastgoed. Wie bedrijfsvastgoed
verhuurd, moet 25% belastingen betalen. Deze belastingen worden
onmiddellijk verrekend bij de inning.
Ook zijn er extra belastingen, zoals
btw, wegentaks, BIV, taksen op brandstof, milieutaks, grondtaks,
registratierechten, successierechten/giftentaks en
administratiekosten. Elke andere vorm van belastingen is niet
toegestaan. Wat wel mag, is onkostenvergoedingen vragen, zoals de
kosten voor het produceren van identiteitskaarten en rijbewijzen.
Deze kosten mogen enkel de kosten van de productie bevatten en niet
de administratiekosten. Deze kosten worden apart berekend.
De btw is een rechtstreekse inkomst op
de aankoop van goederen. De algemene regel is 10%, maar voor
levensbelangrijke zaken (voeding, energie, water) is dit percentage
5% en luxegoederen hebben een percentage van 20%. Administratiekosten
zijn kosten die gemaakt zijn voor administratieve zaken. Deze kosten
bedragen 2 euro per keer dat u ergens administratieve zaken hebt te
regelen voor de overheid. Deze kosten worden bijgehouden door een
registratie met de identiteitskaart. Elk jaar krijgt u een afrekening
voor deze kosten. Ook moet er natuurlijk gedacht worden aan het
milieu, daarom is een milieutaks belangrijk. Op die manier is er de
mogelijkheid om voor een gezond milieu te zorgen. Hiervoor wordt het
principe van de verbruiker betaalt ingevoerd. Dit houdt in dat
men uw afval weegt en per kilo afval wordt er op volgende manier
getaxeerd: groenafval kost 0,01 euro/kilo, restafval en PMD kost 0,05
euro/kilo, KGA kost 0,50 euro/kilo. Hoe erg het ook is, ook op
erfenissen en giften zullen taksen geheven worden. Deze taksen zijn
geen vlaktaksen. Op een erfenis/gift ter waarde van maximaal 50.000
euro wordt 10% taks geheven. Bij een erfenis tussen de 50.000 euro en
250.000 euro gaat er 20% naar de staat. Nog een trapje hoger,
begrensd op 1 miljoen euro gaat er 25% naar de overheid, en alles
boven 1 miljoen wordt belast met een percentage van 35%. De
grondtaks wordt berekend aan de hand van de grondoppervlakte en het
soort grond. Voor elke m² bouwgrond betaalt men 0,20 euro aan
taksen. Landbouwgrond en bosgrond daarentegen kost maar 0,05 euro per
vierkante meter. Maar op industriegrond betaalt men 0,30 euro/m².
Recreatiegrond moet natuurlijk ook belast worden. Deze soort grond
kost 0,15 euro/m². De taks op brandstof telt voor elke brandstof
die nodig is om een wagen te laten rijden, uitgezonderd
milieuvriendelijke brandstoffen. Op deze brandstoffen wordt een taks
van 75% geheven. De wegentaks is een uitzonderlijke regeling. Deze
belasting wordt berekend op verschillende zaken. Ten eerste is er de
CO²-uitstoot die meetelt, maar ook het aantal kilometer dat gereden
is, telt hierin mee. Per 1000 kilometer per jaar betaalt men 4 euro.
Voor de wegentaks op het gebied van de CO²-uitstoot is de formule
zeer gemakkelijk: CO²-uitstoot x 2,2. De BIV is net zo
gemakkelijk te berekenen als de wegentaks. De CO²-uitstoot x
cilinderinhoud/1000. Aangezien de BIV een belasting is voor
inverkeersstelling, moet deze enkel betaald worden op een nieuwe
wagen. De inschrijving van een wagen, tweedehands of nieuw, kost 100
euro. Deze kost wordt bij een nieuwe wagen bij de BIV geteld.
Ook op de aankoop van een huis worden
taksen betaald. Deze taksen bedragen 5% van de prijs. Of het nu klein
of groot beschrijf is.
De munteenheid is de euro. De euro mag
niet schommelen in waarde, waardoor de Nationale Bank van Europa een
zeer zware taak op de schouders krijgt. Ze moet er namelijk voor
zorgen dat bij een daling in waarde minder euro's op de markt terecht
komen, maar bij een stijging in waarde, dat er meer euro's op de
markt komen. Een munteenheid mag, net zoals levensnoodzakelijke
producten, geen speculatiemiddel zijn. Indien dit wel het geval is,
zal de schuldige opdraaien voor alle schade die geleden wordt door de
burgers.
Natuurlijk zijn er ook uitgaven die
moeten gebeuren door overheden, zoals onderhoudswerken, betalingen
van pensioenen, uitkering van werkloosheid etc. Deze uitgaven worden
geclassificeerd in verschillende onderdelen:
Levensnoodzakelijk: Pensioenen,
werkloosheid, ziektezorg, lonen van overheidspersoneel.
Levensnoodzakelijke uitgaven zijn de belangrijkste uitgaven. Indien
een crisis zich voordoet, zijn dit de laatste kosten waarin bespaard
mag worden. Indien men hierin wil besparen mag men maximaal 10% van
de kosten proberen te vermijden, maar deze mogen niet ten koste gaan
van de laagste bevolkingsklasse. Indien men hierin wil besparen,
zijn het de burgers die het hoogste bedrag ontvangen die zullen
moeten inleveren.
Noodzakelijk maar niet van
levensbelang: Onderhoudswerken aan wegen, onderhoudswerken aan
overheidsgebouwen, natuurbehoud... Deze kosten moeten ook zoveel
mogelijk beschermd worden tegen besparingen, maar kunnen uitgesteld
worden indien nodig. Deze kosten mogen een maximale besparing van
15% kennen.
Normale kosten: terugbetaling van
onkostenvergoedingen aan ministers, hulp aan derde wereld,
investeringen in overheidsbedrijven. Deze kosten zijn de eerste die
moeten verminderd worden bij een crisis. De maximale besparing is
50%.
Zoals u kunt zien is de indeling van de
klasses gezien vanuit het standpunt van de burger. De burgers hebben
geen baat bij onkostenvergoedingen aan ministers of hulp aan de derde
wereld. Hoe hard het ook klinkt, is deze hulp van geen belang voor de
burgers van Europa. Zij moeten dan ook niet opdraaien voor de
budgetten die de overheid hieraan wil uitgeven. Ook de investeringen
in overheidsbedrijven wordt gezien als normale kost, omdat deze
bedrijven zelf winst maken. Zij kunnen dus zelf met hun eigen winst
investeren waardoor de burger hier wederom niet voor moet opdraaien.
Bankgeheim
Het
bankgeheim wordt opgeheven. Banken zijn
verplicht om alle gegevens in een algemene databank te plaatsen waar
de overheid ten allen tijde zaken kan uit opvragen. Dit zal u
misschien zien als schending van de privacy, maar indien u niets
onwettigs doet, zult u ook geen schrik moeten hebben dat u iets ten
laste gelegd zal worden.
Door de banken alles in een algemene
databank op te slagen, kan er wel voor gezorgd worden dat bij
onwettigheden in uw nadeel sneller ingegrepen kan worden. Natuurlijk
zal zwartwerk niet meer mogelijk zijn, of toch in mindere maten, maar
met een eerlijk belastingstelsel is dit ook niet nodig.
Veel mensen dromen van een eigen huis, zelf gebouwd, of een oude
woning verbouwd. Dit is perfect mogelijk. We moeten nu eenmaal
onderdak hebben. Maar is een wildgroei van woningen wel een goed
idee? En is het wel een goed idee om allemaal bakstenen op elkaar te
plaatsen als woning? We zijn het zo gewoon, maar het is absoluut niet
goed. Daarom moeten er zeer structurele aanpassingen gebeuren.
Woningen die te koop komen te staan die niet in een woonkern liggen,
moeten afgebroken worden. Hetzelfde geldt voor andere gebouwen dan
woningen. Deze gebouwen moeten zich op de juiste plaats bevinden, of
afgebroken worden vanaf zij leeg komen te staan.
Indien u een woning koopt en deze wil verbouwen, moet u beginnen met
de buitenbekleding van de woning. Een stenen constructie is
toegelaten, maar de buitenkant moet bestaan uit een milieuvriendelijk
product dat geen warmte opslaat en afgeeft indien de lucht afkoelt.
Hout is hier bijvoorbeeld beter voor dan steen. Ook nieuwbouwwoningen
mogen geen stenen buitenkant meer hebben.
Elke woning moet voorzien worden van een systeem waarmee regenwater
gebruikt wordt voor onder andere de wasmachine, de wc, de
tuinsproeier en de afwas. Bij weinig regenval moet de mogelijkheid
nog wel bestaan om ander water te gebruiken. Dit is noodzakelijk om
zoveel mogelijk gezond drinkwater te behouden. Natuurlijk moeten de
mensen ook gezond drinkwater ter beschikking hebben in huis om te
koken of warme dranken te kunnen maken zonder fleswater te moeten
kopen, maar deze aanvoer moet beperkt worden, zodat men niet
verspillend kan omgaan met dit water.
Ook moet elk huis voorzien zijn van een natuurlijke energiebron,
hetzij een windmolen, een watermolen, een biogascentrale.
Zonnepanelen moeten wel zoveel mogelijk vermeden worden. Deze zijn
zeer milieuvervuilend tijdens de productie en voor afbraak. Indien
het niet mogelijk is of goedkoper is om een gemeenschappelijke
natuurlijke energiebron te plaatsen, is dit ook toegelaten.
Maar niet enkel op het land moeten er serieuze aanpassingen gebeuren.
Ook moet er meer nagedacht worden over leven op het water. Landen die
het risico lopen om te verdwijnen bij stijging van de zeespiegel
moeten hier zeker op inspelen. Hiervoor kan men beroep doen op
woonboten of drijvende huizen. Deze drijvende huizen hoeven niet
noodzakelijk op water te staan, maar moeten zo gebouwd worden dat bij
mogelijke stijging van de zeespiegel het huis blijft drijven. Een
variant hierop kan ook een paalwoning zijn. Deze paalwoning hoeft ook
niet op het water te staan, maar kan al op een redelijke hoogte
gebouwd worden op het land. Dit is natuurlijk zeer onpraktisch zo
lang de zeespiegel niet stijgt, maar is wel een goede
voorzorgsmaatregel. De drijvende woningen moeten vastgelegd worden
aan een ponton dat mee stijgt indien de zeespiegel stijgt. Op die
manier kan er steeds gezorgd worden voor een connectie met vast land
om niet opgesloten te zitten.
Woningen die voorzien zijn op een mogelijke stijging van de
zeespiegel is een goede vooruitgang, maar ook bedrijven moeten hier
over nadenken. Zeker de landbouw moet een mogelijkheid zoeken om toch
te kunnen produceren bij het verdwijnen van land. Zo kunnen
vrachtschepen omgebouwd worden tot varende weilanden.
De prijzen van huizen moeten ook gecontroleerd worden door de
overheid. Een eigen huis moet een basisrecht zijn en geen voorrecht
voor de rijken. Ieder huis dat gerenoveerd is, of nieuw gebouwd
wordt, moet verplicht een controle krijgen om een kadastraal inkomen
vast te leggen. Dit kadastraal inkomen is een berekening naar wat een
huis zou mogen opbrengen indien het verhuurd wordt. Deze prijs wordt
bepaald naargelang de ligging, de grootte en de luxe van het huis.
Een rijhuis van 3 slaapkamers, een zolder, een badkamer met ligbad,
een woonkamer, een keuken met eetkamer, een garage, een tuin van 75m³
en een kelder dat over een normale luxe beschikt, gelegen in een
dorpskern zal als kadastraal inkomen ongeveer 400 euro hebben. Dit
kadastraal inkomen wordt wel geindexeerd. Voor de waarde van de
verkoop wordt er gekeken naar het kadastraal inkomen van het huis.
Een huis mag geen standaardwaarde hebben die meer dan 250 keer het
kadastraal inkomen is. 250 keer het kadastraal inkomen lijkt veel
natuurlijk, maar voor het huis dat ik hier boven opnoem, komt dat
neer op een waarde van 100.000 euro. Natuurlijk zijn sommige huizen
niet zwaar gerenoveerd na aankoop, maar zijn ze wel licht aangepast.
Daarom is er een speelruimte van 20% van de waarde van het huis.
Indien ik dus het huis dat ik hierboven heb beschreven wil verkopen,
maar ik heb de keuken met een iets meer luxueuze inbouwkeuken
uitgerust, kan ik besluiten om de prijs met 5% te doen stijgen. Heb
ik een tuinhuis geplaatst, kan ik de prijs met nog eens 2% omhoog
brengen.
Er zijn ook mensen die geen behoefte hebben aan een eigen huis, of
zich geen eigen huis kunnen permitteren waardoor zij een huis gaan
huren. Dit kost ook geld, en als ik naar de huidige huurprijzen kijk,
is dit soms zelfs gewoonweg onbetaalbaar. Daarom moeten er strengere
regels komen voor verhuurders. Zo is het verplicht om als verhuurder
een prijs te vragen die maximaal 1,5 keer het kadastraal inkomen is
van het huis. Indien de huurders al zo lang het huis huren dat zij de
waarde van het huis aan de eigenaar betaald hebben, is de verhuurder
verplicht om de huurders de kans te geven het huis aan te kopen aan
een prijs die maximaal 15% de waarde van het huis is. Op die manier
heeft de huurder toch de kans om een huis aan te kopen indien zij
niet hebben kunnen sparen, maar moeten zij ook niet meer op zoek naar
een huis dat aan hun eisen voldoet indien het huurhuis perfect
geschikt is voor hen.
De kosten voor grote renovaties zijn ook altijd voor de verhuurder.
Toch kan de huurder aan de verhuurder vragen voor een grote renovatie
die hij of zij zelf uitvoert of laat uitvoeren. Indien dit het geval
is, is de verhuurder verplicht om met de huurder een overeenkomst af
te spreken waarin staat dat de kosten voor deze renovatie volledig of
gedeeltelijk worden afgetrokken van de huurprijs.
Indien een eigenaar een huis verhuurt dat niet in goede staat
verkeert, zal er een inspectie uitgevoerd worden als de huurder een
klacht indient. Indien de huurder in zijn gelijk gesteld wordt, ,mag
de huurder gratis in het huis wonen tot de nodige aanpassingen
gebeurd zijn. Indien de woning onbewoonbaar verklaart wordt, moet de
verhuurder alle huurkosten terugbetalen aan de huurder en de eerste
drie maanden huur van een nieuw huis betalen. Natuurlijk kan het
zijn dat de huurders zelf de woning naar een onbewoonbare staat
hebben gebracht. Indien dit het geval is, zal de huurder verplicht
zijn alle renovatiekosten te betalen. Maar hoe kan de verhuurder
of huurder nu bewijzen wie de schuldige is? Dit kan op basis van
foto's die zij zelf trekken en per aangetekend schrijven naar
zichzelf sturen, maar kan ook doordat de eigenaar een controle laat
uitvoeren alvorens het huis te huur aan te bieden. Deze controle kost
maximaal 200 euro, maar kan wel een hoop kosten voor de eigenaar
vermijden.
Als burger van Europa hebben we, even
snel gerekend, 6 overheden die beslissen over ons doen en laten. Die
belastingen innen op onze inkomsten. 6 overheden die geld betaald
moeten worden, samen met hun personeel. Een beetje overdreven. Vindt
u ook niet? Waarom hebben we 6 overheden nodig die beslissen over ons
leven? Kan dat niet eenvoudiger?
Natuurlijk kan dat! Europa moet geen
continent zijn met verschillende landen, maar een land met
verschillende staten. Met de VS als voorbeeld. Eén groot land, één
sterke macht. Door van Europa één land te maken, kunnen we ook
ineens een aantal regeringen dumpen. Waarvoor zouden we nog een
gemeentebestuur moeten hebben? Het provinciebestuur is de laagste
bestuursvorm per staat. Boven de provincie staat het bestuur dat we
nu de gewestelijke regering noemen. Dus met andere woorden, de
Vlaamse en de Waalse regering. Dat is de hoogste bestuursvorm per
staat. De enige hogere regering is de Europese regering. Zij
beslissen wat nodig is voor ons.
De Europese regering is ook het enige
bestuur dat inkomsten kan creëren aan de hand van belastingen.
Vanuit Europa wordt het geld dan verdeeld aan de staten. Deze staten
krijgen een bepaald budget, berekend aan de hand van de inkomsten die
hun bevolking bezorgt aan Europa. De staten en provincies hebben
natuurlijk wel het recht om bedrijven op te richten die zorgen voor
extra inkomsten voor hen. Maar voor dat deze bedrijven opgestart
worden, moet men de bevolking raadplegen of er wel nood is aan het
bedrijf dat ze willen oprichten. De bedrijven die opgericht worden,
zullen dan naamloze vennootschappen moeten zijn. Van deze bedrijven
krijgen alle inwoners, ouder dan 18 jaar en in het bezit van hun
burgerrechten, samen 60% van de aandelen. Dit aandeel is een
persoonlijk bezit, maar kan op de beurs verkocht worden. Deze
aandelen mogen maximum 150 euro per aandeel aan dividenden
opbrengen. Door de bevolking zelf 60% van de aandelen in het bezit
te geven, zal de overheid altijd hun mensen moeten raadplegen
vooraleer zij immense bonussen geven aan het bestuur. Ook bij
momenten van besparingen zullen zij hierdoor eerst de mensen moeten
raadplegen of een afvloeiing wel de correcte oplossing is.
Natuurlijk is er een democratie in ons
Europa, dus hebben we een regering, bestaande uit ministers en een
voorzitter. De voorzitter per provincie krijgt de naam burgemeester,
het gewest wordt geleid door een eerste minister of premier en Europa
staat onder leiding van de president. Op zich is dit geen echte
verandering tegenover de huidige tijd, maar er mogen ook maximaal 20
ministers per bestuursvorm zijn. De verkiezingen vallen allen
gelijktijdig om de 5 jaar en verkiezingscampagnes mogen maar 3
maanden duren. Vanaf een half jaar voor de verkiezingen tot en met 3
maanden voor de verkiezingen. Ook is het campagnebudget begrensd.
Elke partij mag maximaal 250.000 euro gebruiken voor hun campagne.
Dit is geld van de partijleden zelf. De partijen krijgen geen geld
van de overheid om campagne te voeren, maar elke beginnende partij
krijgt 500.000 euro, met een maximum van 8 partijen in Europa. Als
zij willen blijven bestaan, moeten zij zelf voor hun verdere
inkomsten zorgen. Iedereen heeft het recht om deel te nemen aan de
verkiezingen, indien zij 500 handtekeningen kunnen verkrijgen van
meerderjarige provinciegenoten en geen enkel mensenrecht schenden in
hun programma. Men moet namelijk geen lid zijn van een partij om deel
te nemen aan de verkiezingen. Onafhankelijk verkiesbare personen
vallen onder de categorie onafhankelijk. Zij moeten wel alles zelf
financieren.
De verkiezingen zelf gebeuren ook niet
op de huidige manier. De verkiezingen worden ingedeeld in rondes. In
de eerste ronde worden de partijen verkozen die deelnemen aan de
regeringsvorming. Elke partij die deel wil nemen aan de vorming van
de regering moet minstens 20% van de stemmen hebben. Indien er geen
enkele partij meer dan 20% van de stemmen behaalt, zullen de drie
partijen met de meeste stemmen het tegen elkaar opnemen in ronde
twee. Tussen deze twee stemrondes zitten maximaal 2 weken. Als de
grootste partijen gekozen zijn, zal er één maand later een derde
ronde volgen waar men mag stemmen op de persoon die men als minister
van een bepaalde bevoegdheid wil hebben. Op die manier is er geen
enkele partij die zelf beslist wie welke post krijgt. Nadien volgt
ronde vier waarbij de president van Europa wordt verkozen. De
president moet één van de ministers van de vorige regeringstermijn
zijn. Elke minister mag maar maximaal 2 termijnen minister van de
regeringsvorm zijn waarin zij zetelen. Maar er is ook een opvolgende
trap. De ministers van Europa worden gekozen uit de ministers van de
vorige termijn van het gewestelijke bestuur. De gewestelijke
ministers worden dan weer verkozen uit de ministers van de
provinciale regering. Enkel indien de verkozen partij niet in de
vorige regering zetelde, mag zij een nieuwe minister naar voren
schuiven voor een hogere bestuursvorm. De lonen van de ministers zijn
op de volgende manier ingedeeld: - Voorzitter: Maximaal 10% meer
dan de ministers - Ministers van Europa: Maximaal 25% meer dan de
ministers van de gewesten. - Ministers van de gewesten: Maximaal
20% meer dan de ministers van de provincies. - Ministers van
provincies: Maximaal 15% meer dan het gemiddelde van de burgers in
Europa. Elke minister beschikt over een auto van maximaal 50.000
euro, een chauffeur en een onkostenvergoeding van 50%. In de
onkostenvergoeding vallen verplaatsingskosten, kledijkosten en
overnachtingskosten. Maaltijden mogen maximaal voor 25% terugbetaald
worden. De onkosten mogen maar maximaal 25.000 euro bedragen per
jaar. Verplaatsingen moeten hoofdzakelijk op de goedkoopste en
snelste manier gebeuren. Indien men minder dan 2000 kilometer ver
moet zijn, is de minister of voorzitter verplicht de wagen te
gebruiken.
De burgers zijn niet verplicht om te
gaan stemmen, maar wie wel stemt krijgt per stemronde een dag extra
vrijaf. Stemmen kan thuis via de computer en met de elektronische
identiteitskaart. Iedere burger kan maximaal één keer stemmen.
Indien men geen computer heeft, is er de mogelijkheid om in het
stembureau te gaan stemmen.