Het was lente en fris. Ondanks een helblauwe lucht en een rijpe zon was het bijzonder kil en koud. Vanuit het noordoosten blies een gure, snokkende wind nu en dan recht en vinnig het kerkportaal binnen. Ruisend zocht hij zijn weg boven de aanschuivende menigte en verdreef als een vreemde geest de geur van wierook en tranen. De nog brandende kaarsen flakkerden even op van consternatie. Waar tot voor kort de kist had gestaan was het nu leeg en troosteloos. Alleen vier hoge koperen kandelaars markeerden als statige, trouwe wachters de hoeken van de intieme plek die voor zovele katholieken de voorlaatste halte is in hun aardse bestaan...
Er hing een stilte in de kerk die je enkel in gebedshuizen aantreft: het geluid van ontzag, nietigheid, devotie. De stilte van bezinning en machteloosheid ook. Hier en daar pinkte iemand een traan weg of verjoeg manhaftig de krop in zijn keel met een ingehouden kuch. Zakdoeken werden voorzichtig opgediept en weer weggestopt. Het schuifelen van schoenzolen over de oude arduin deed me denken aan het zachte knerpen van wandelaars op een nieuw, zanderig trottoir. Een ingetogen sniffen begeleidde de slinkende mensenmassa, die zich geduldig en devoot door de middengang naar de sobere, bruinhouten kist in het voorportaal wurmde. Iedereen wilde immers nog een laatste groet brengen aan de man die veel te jong gestorven was...
Vanuit de zijgang schoof ik de mensenslang in. Ritsen heet dat op de autosnelweg. Voordien had ik even het interieur van dit kleine west vlaamse parochiekerkje gemonsterd. Een mooi kerkje is het, goed onderhouden en aangekleed met heel veel echte bloemen in opvallende paaskleuren. In een zeer streng katholieke geloofsgemeenschap kan dat, beter gezegd moet dat. Het zou een ware dorpsschande zijn als dat niet het geval was. Nee, het kerkje was kraaknet, alsof het onlangs een grote beurt had gehad. Jawel, ik was er al eerder eens geweest, ook naar aanleiding van een begrafenisdienst, maar nu pas nam ik de tijd om de schoonheid even te bewonderen. In een amerijtje sloop ik rond, al beken ik dat het in de eerste plaats was om mijn opwellende emoties te bedwingen...
Mooie schilderijen hangen er van mensen die lang geleden geleefd hebben en nu wellicht als plaatselijke heilige vereerd worden. Was het Landrada, Amelberga of Amor die me vanuit de hoogte gadesloegen? Of waren het andere grootheden die een stukje lokale geschiedenis schreven? Ik moet het eens aan Geert vragen. Die kent immers West Vlaanderen en zijn geschiedenis als geen ander ...
Aan het sculptuur van de Heilige Familie (met een H) brandden twee noveenkaarsen, wellicht van gelovige dorpsbewoners die een of andere gunst wilden bekomen. Ja, dat is het voordeel van een echte katholiek: hij kan bidden tot zijn God of zijn heiligen en hem gezondheid en geluk afsmeken ... maar hij kan hem ook de schuld geven als het fout gaat en in dat geval zelfs verwijten dat hij zich niet vertoonde of niet ingreep. Gods wegen zijn - net als die van zijn mannelijken schepsels - ondoorgrondelijk zegt men ...
In de reliekenkast stond aardig wat zilverwerk als kristal te schitteren in het kleurrijke zonlicht dat door de glasramen viel. Op het oksaal was het opvallend stil geworden. Het oude pijporgel zweeg, de banken waren verlaten. Vermoedelijk hadden de koorleden zich na hun taak ook bij de afscheidnemende massa gevoegd. Een CD met gepaste, zachte achtergrond muziek verving hen en sloot de mooie maar droevige plechtigheid op een waardige manier af. Sentimenteel als ik ben liet ik mijn emoties de vrije loop bij het naderen van de uitgang. Onderdrukken had geen zin. Stilletjes wenend bracht ik een laatse groet aan de lieve bescheiden gast, die voor zijn gezin een hele grote kerel was. In voorspoed en tegenspoed stond hij er, zolang hij kon, zolang zijn gezondheid het toeliet. Groots in kleine dingen was hij tot twee dagen voor zijn 30 ste verjaardag ...
In het kerkportaal vormden zijn naasten heel toepasselijk een erehaag: zijn echtgenote, zijn onbegrijpende kinderen, zijn broers en zussen, ouders, en schoonfamilie... De grijze, opgewolde knuffel van zoontje Robin bungelde losjes in zijn linkerhandje. Uit herkenning glimlachte het kereltje me heel even toe, niet beseffend dat hij voor het laatst in zijn leven op nauwelijks twee meter van zijn stoere papa, zijn 'paps' stond. Toen ik iedereen gegroet had en buitenkwam huilde ik van diepe ontroering.