Het was nog nacht toen ik vanuit de ambulancepost werd opgeroepen. Een vrouw, buitenbewustzijn, half uit de auto. Meer informatie kregen we niet via de radio. Zoals gewoonlijk overliep ik de hele procedure die me werd aangeleerd toen in nog studeerde. Aangezien ik nog steeds in mijn proefperiode zit, kan ik het me niet veroorloven om fouten te maken. Eens we toekwamen ging alles vanzelf. De samenwerking tussen de twee aanwezige agenten en de ambulanciers ging goed. Meestal werk ik op automatische piloot. Snelheid en efficiëntie zijn onze kernwoorden. Maar deze vier- of vijfentwintig jarige vrouw trok onmiddellijk mijn aandacht. Haar lange glanzende haren hingen inderdaad, samen met haar bovenlichaam uit de auto. Voor het eerst sinds al die tijd dat ik al werkzaam was, betrapte ik mezelf er op dat ik aandacht had voor het vrouwelijk schoon dat ik in mijn handen had.
Terwijl we haar uit de auto probeerden te krijgen zag ik dat ze, wat op het eerste zicht niet al te ernstig leek, wat bloed had verloren aan de buikzijde. Ik voelde iets scherps en donzig ter hoogte van haar broekriem. Ik maakte voorzichtig haar riem los. Deze kwam samen met een sleutelbos en een pluizig konijnenpootje te voorschijn. Ik besteedde er weinig aandacht aan en smeet het over mijn schouder, in het natte gras. Maar een uitstekende metalen plaat was de boosdoener. Om haar zonder verdere verwondingen uit de auto te krijgen, zou haar broek er aan moeten geloven. Ik sneed de broek los tot net onder haar heupen en dwong mezelf gefocust te blijven op hetgeen waar ik mee bezig was.
Ondertussen trok agent Nye haar handtas van onder de wagen vandaan. Nu wisten we ook hoe ze heet: Sheila Arsenault. Eindelijke kwam ze los uit de greep van de verwoeste wagen. Toen pas merkte ik hoe hard ze stonk. En mijn vermoeden werd al snel bevestigd eens ze de ambulance werd binnenreden voor de eerste onderzoeken. Een alcoholpromillage van 2,8! Razend was ik! Razend! Ze had wel dood kunnen zijn en zij niet alleen. Maar ja, ik weet het wel, dergelijke frustraties waren op dat ogenblijk niet aan de orde, we moesten zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.
Natuurlijk veel te laat besefte ik dat ik haar sleutelbos in het gras had laten liggen! Het leek wel een voorteken: dit ongeval wou me maar niet loslaten! Hoe kon ik zo stom zijn!? Er zat niets anders op dan zelf, op hand en voeten in de donkere morgen, de sleutels te gaan zoeken, nadat we haar veilig tot in het operatiekwartier hadden gebracht. Gelukkig vond ik ze na enige tijd. Ik was moe, mijn kleren werden vochtig van de opkomende dauw. Het was tijd om naar huis te gaan.
Ik woon trouwens nog steeds in bij mijn ouders. Zo kan ik geld sparen voor een stuk grond dat ik graag zou willen kopen. Maar goed, terug naar de gebeurtenis van afgelopen nacht. Deze jonge dame liet me echt niet los. Ik moest haar zo snel mogelijk terugzien! Meteen na het ontbijt ging ik naar het ziekenhuis. Na enig aandringen mocht ik van de balieverantwoordelijke even bij Sheila op de kamer. Nog steeds lag ze er als een hoopje ellende. Maar toch zag ik nog steeds hoe mooi ze was. Ze reageerde niet toen ik me voorstelde. Enkel, toen ik zei dat het geen haar scheelde of ze was begonnen aan haar reis naar het hiernamaals, schrok ze wakker, zei ze: "Helemaal niet!" en sliep vervolgens rustig verder. Ik schrok van de ruwheid die haar schoonheid overschaduwde. Ik besloot me om te draaien en weg te gaan.
18-02-2012 om 00:00
geschreven door Peter Webster
|