Er was eens een prinses. Haar naam was Marienna. Zij was heel mooi en heel jong. Zij wou graag ruiter worden. Ze had drie paarden. Daar reed ze elke dag op. Op regenboog reed ze het liefste omdat ze dan goed kon springen. Maan was veel te klein. Daarom trok ze de koets. Mariena woonde in een groot kasteel. Ze had een hele mooie tuin met vele hekken om over te springen. Ze had drie stallen. Een stal voor druppel, een stal voor Regenboog en natuurlijk ook een stal voor Maan. Op een dag werd Druppel van Mariena ziek. Mariena was heel erg ongerust. Er bestond maar één medicijn. Dit medicijn groeide in het bos. Mariena moest dus naar het bos. Maar druppel was veel te ziek. Alleen meneer Wolk kon haar helpen. Ze stapte in de lift en duwde op het knopje. Voefff
Op één, twee, drie was ze bij meneer Wolk. Hallo, zei meneer Wolk. Hij was heel vriendelijk. -Wat kan ik voor je doen? -Mijn paard is ziek! Kan jij mij naar het bos brengen? -Goed, zei meneer Wolk. Woefff
Meneer wolk stoof ervandoor. Hij ging veel te snel. Gelukkig kon Mariena ook nog vlug andere kruiden plukken. Die zouden zeker kunnen helpen. Even later vlogen ze terug naar het kasteel. Ze hield de kruiden voor de neus van Druppel. Meteen deed Druppel de ogen open. Iedereen was dolblij. Met Druppel ging het nu terug veel beter. Anna
|