De nieuwe job valt beter en beter mee. Het onderweg zijn minder en minder. Tijd om eens rustig een paar vervangende verplaatsingsmethodes uit te proberen. Twee busritten brengen misschien soelaas. In extremis neem ik de wagen, maar benzine betaalt de werkgever me niet terug.
Op deze dag van de arbeid ben ik om 6u30 spontaan springlevend. Het ochtendgloren is een ideaal blogmoment. Ik overdenk de dag van gisteren. Na de halve dag vruchtbare arbeid pikte mijn oom mij op om een hapje te gaan eten. Het gesprek was hartelijk, en hij bejubelde mijn vooruitgang in vergelijking met de periode in het ziekenhuis en de eerste weken revalidatie.
Toch wil ik de NAH niet loochenen. Het blijft een deel van mijn leven. In die zin overweeg ik om eens bij 'MOED-dig verder' te vragen of ze mij als vrijwilliger kunnen gebruiken. Dan draag ik mijn steentje bij in een zelfhulpgroep die bij me past. Dat is altijd beter dan een vreemde eend te zijn in de wereldwinkelbijt.
Mijn eerste halve werkdag zit er op. Het zijn fijne collega's en de baas valt goed mee. Hij maakt tijd voor mij. Het enige negatieve puntje is het onderweg zijn: bus tussen woonplaats en station, trein van station naar werkplek en vice versa. Het onderweg zijn vind ik nog het meest vermoeiende.
Over drie maanden mag ik hopelijk uitbreiden van halftijds naar voltijds of bijna voltijds. Dat is een normalere manier van doen. De namiddag vrijetijd jaagt mij de winkels in ter uitbreiding van mijn garderobe. Misschien had ik wat koopdrang in te halen, maar nu kan de bankkaart dergelijke uitspattingen niet echt meer aan. Een NAH is niet onoverkomelijk, maar een NAK is dat op termijn wel. De K staat voor koopletsel.
Laat ik - glimmend in mijn nieuwe outfits - genieten van het feit dat ik het hersenletsel te boven ben gekomen en 'gewoon' naar het werk kan gaan.