Als kind speelde mijn oom Marc al met poppen en verkleedde hij zich graag als vrouwtje.
Vermoedelijk lag het vroege overlijden van zijn moeder aan de basis van dit gedrag dat door zijn hoogmoedige stiefmoeder als verachtelijk gedoe werd beschouwd.
Marc was al vroeg heel creatief en had ook veel talent voor tekenen en schilderen en portretteerde dus zijn oudere broers en zussen. Hij was de jongste maar ook de plezantste thuis. Na zijn humaniora ging hij dan ook naar Sint-Lucas te Gent, waar hij veel waardering genoot van zijn tekenleraars, ze voorspelden hem een mooie toekomst.
Ondertussen waren de turbulente jaren '60 volop aan de gang en liet ook Marc zijn wilde haren groeien. Hij leidde een hippie-bestaan met alle zorgwekkende experimenten die ermee gepaard gingen, te weten: sex and drugs and rock 'n roll. Zo werd hij fan van The Stones en Boudewijn de Groot. Marc wist voorlopig zijn homoseksulateit goed te verbergen voor familie en buitenwereld.
Als afgestudeerde vond hij maar moeilijk zijn droombaan, hij wou dolgraag een job als restaurateur van oude kunstwerken. Maar na een tijdje zoeken nam hij met tegenzin een baan aan in een psychiatrie waar hij bezigheidstherapie zou geven. Dit hield hij echter niet lang vol, hij kon al die ellende daar niet verdragen. Hij werkte daarna als zelfstandige: het oplappen van oude lederen fauteuils.
Tot eind jaren '70 ging alles dus prima met Marc: hij huurde een ruim Duplex-appartement dat zich aan het Sint-Baafskathedraal bevond en dat hij heel artistiek had ingericht. Hij won in die wonderbaarlijke tijd zelfs een staatsprijs voor één van zijn tekeningen.
Maar verslaafd aan drank en drugs ging het begin 1980 bergaf met Marc. Hij verloor alle controle over zijn leven. Hij moest van armoe verhuizen naar een oud vervallen huisje in een Gentse artiestenbuurt: het Patershol.
Toen ik tien jaar later het bericht kreeg van mijn ouders dat Marc zonet onder dubieuze omstandigheden was overleden verwonderde me dat eigenlijk niet !
Hij zou en moest leven én sterven als Marcus van Gogh !
Mijn broer Tom was begin jaren '90 pas afgestudeerd als ingenieur. En ik was stikjaloers. Op een avond na de zoveelste ruzie pakte hij z'n biezen naar Brussel. Hij liet zich gedurende drie maanden niet meer horen of zien tot grote ongerustheid van mijn ouders.
Plots stond hij weer voor de deur. Hij was koel en afstandelijk, zei dat hij de vrouw van zijn leven had ontmoet, haar naam was Leonida. Hij zou bij haar op een studio gaan wonen, tijdelijk weliswaar want Leonida werkte als tolk op het oorlogstribunaal in Den Haag en moest veel reizen.De studio was gelegen in een residentiële wijk te Brussel waar veel ambassades waren.
Mijn ouders hadden er niet echt een goed gevoel bij, ze wantrouwden Leonida's bedoelingen.
Leonida had immers de oorlog in Bosnië meegemaakt en was allesbehalve gemakkelijk in de omgang. Misschien was ze erop uit om een goedgelovige Belg te trouwen teneinde de Belgische identiteit te verkrijgen ??
Maar van het één kwam het andere en voor iemand het wist was Tom met een chauffeur van de Corps Diplomatique op weg naar Sarajevo waar Leonida's ouders woonden.
Tom was onder indruk van het getroffen oorlogsgebied. Hij moest om veiligheidsredenen een hotelkamer huren en mocht geen contact met Leonida hebben. Ze wou trouwens hun relatie geheim houden voor haar ouders.
Plots ging de telefoon bij mijn ouders thuis. Het was Tom die in paniek vertelde dat hij door de douane was ondervraagd. Zijn verblijf in Bosnië zat erop maar hij mocht het land niet meer uit ! Bleek dat Leonida het vereiste visum niet had meegegeven aan Tom. Maar Tom mocht niet te lang praten met mijn ouders, hij zou later terugbellen.
Na meer dan twee uren ongerust afwachten kwam dan eindelijk het verlossende telefoontje.
Tom was reeds op de terugweg. Hij zei dat zijn vrienden lang hadden onderhandeld en dat de douane besloten had om hem te laten gaan.
Wat een mooi begin met die Leonida, dachten mijn ouders, dat belooft voor de toekomst !