For this blog to translate into language of your choice? Select your language below.
2 prachtige pps-jes hierboven van Godelieve en ook Mama rechts heeft ze gemaakt Klik op de banner en bekijk nog veel meer moois op haar blog
Klik op de banner hier beneden en ga eens langs bij Lenie voor nog meer moois Alle Ave Maria pps-jes hierboven zijn van haar
Gastenboek
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Wonder
15-02-2011
AAN ALLEN EEN GEZEGENDE DINSDAG TOEGEWENST.
N. ( M ).
AAN ALLE LEZERS VAN DIT BLOG.
Hele velen weten van op mijn blog,
inverband met de Man in het Wit die
ik zie, gisteren terwijl ik van het Ziekenhuis
kwam heb ik hem terug gezien velen weten
wat er ons dan te wachten staat.
********************************
Antwoord van mijn Beste Vriendin Hille Kok. *******************************************
Hallo nelly .. Wat een grote genade heb je van Jezus gekregen , wees maar niet bang het is echt Jezus zelf die met jou mee reist .... En beschermt ... Wat is hij blij dat je zijn kruisje draagt ... En naar hem hebt geluistert... Hij zal je nog wel meer verschijnen .. Hij kan zich in ieder persoon verschuilen .. En kijkt dan wat je er mee doet ... Dank god . Voor ZIJN BESCHERMING ... IK GELOOF JE , HIJ HOUD HEEL VEEL VAN JOU .. JE ZAL OOK NOG VEEL KADOOTJES'
ONTVANGEN .. EN JE WIJZEN WAT JE VOOR HEM NOG MAG GAAN DOEN ... GODS ZEGEN OVER JOU ..VEEL LIEFS HILLE KOK .. DANK ..GOD ...
Breng licht in de duisternis van mijn hart.
O allerhoogste, grote God,
breng licht in de duisternis van mijn hart
en geef me
een oprecht geloof,
een zekere hoop
en volmaakte liefde, inzicht en kennis, o Heer,
opdat ik uw heilige opdracht kan vervullen.
Amen.
Franciscus van Assisi.
Een eenvoudig gebed.
O God, ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.
Het ene moment
hef ik mijn handen in aanbidding naar U op
en het andere moment schud ik mijn vuist naar U.
Ik word heen en weer geslingerd
tussen groeiende hoop
en steeds dieper wordende wanhoop.
Ik heb een groot geloof, maar ook sterke twijfels.
Ik gun anderen het beste,
maar ben jaloers als ze het krijgen.
Toch wil ik niet voor U weglopen, o God.
En ik wil me ook niet beter voordoen dan ik ben.
Dank U dat U me accepteert
met al mijn tegenstrijdigheden.
Amen.
GEEF ONS LEVENDE TEKENS.
Het lied van de armen
en rechtelozen
willen we niet altijd horen.
Jij, Heer, woont echter
in het woord
van de landloze boer,
de baby met aids,
de kansloze jongere,
de vrouw die werkt
voor een hongerloon.
Schep kansen, schep momenten
van ontmoeting met hen.
Wek in ons het verlangen
om solidair te zijn
met het Zuiden.
Geef ons levende tekens,
mensen die hun noden begrijpen.
Amen.
DE INNERLIJKE VERTROOSTING.
De verachting van alle tijdelijke eer.
Mijn zoon, trek het u niet aan, als gij ziet dat anderen geëerd en verheven worden, maar gij veracht en vernederd. Verhef uw hart tot Mij in de hemel, dan zal verachting die van de mensen op aarde komt u niet zeer bedroeven.
Heer, wij zijn blind en door ijdele waan worden wij snel verleid. Als ik mijzelf goed beschouw, is mij nooit door enig schepsel onrecht aangedaan; daarom heb ik ook niet het recht bij U te komen klagen.
Maar omdat ik dikwijls en ernstig tegen U gezondigd heb, staat ieder schepsel terecht zo agressief tegenover mij.
Beschaming en verachting komen mij ten volle toe, maar U de lof, de eer en de roem.
En als ik er mij niet op voorbereid houd, graag door elk geschapen wezen te worden veracht, verlaten en voor volkomen onbenullig te worden aangezien, kan ik van binnen niet tot bevestiging en vrede komen en ook niet geestelijk verlicht of ten volle met U verenigd worden.
VERVOLG OPENBARINGEN VAN DE H. BRIGITTA VAN ZWEDEN.
BIJ HET GRAF VAN SINT-NICOLAUS TE BARI.
ZESDE BOEK, KAP. 103.
Toen de bruid van Christus de relikwieën van St. Nicolaus te Bari bezocht, begon zij bij zijn graf te denken aan de olie, die uit zijn lichaam vloeit, en toen zag zij in een geestelijk visioen iemand met olie besmeerd, die een heerlijken geur verspreidde en tot haar zeide: "Ik ben bisschop Nicolaus, die zich voor u vertoont in de gedaante, die mijn ziel had, toen ik leefde. Want al mijn ledematen waren even geschikt en lenig om God te dienen als een met vet ingesmeerd instrument geschikt is voor het werk.
En daarom was mijn ziel altijd verheugd en sprak mijn mond woorden tot glorie van God, en was ik geduldig. Boven alle deugden had ik vooral de kuisheid en de ootmoed lief. Maar omdat de beenderen van de meeste mensen droog zijn en geen goddelijk vocht inhouden, klinken zij hol en rinkelen als zij tegen elkaar aan slaan en zijn ongeschikt om de rechtvaardigheid te dienen en afschuwelijk voor God om aan te zien. Maar gij zult weten, dat evenals de roos geur geeft en de druif zoet is, God mijn lichaam de bijzondere genadegave gaf, dat er olie zou uitvloeien. Want, Hij eert niet alleen Zijn uitverkorenen in de hemel, maar Hij verheugt en verheft hen ook op aarde, opdat velen deel zullen hebben aan de genade, die hun gegeven is.
STILTE.
O stilte, hoe hemels groot ben je...
zo wijd als t firmament...
ik hoor je... ik voel je...
ik zie je...
n aards rumoer, lawaaierig en nerveus,
probeert je te doorbreken...
doch tevergeefs...
Je bent te groot voor al wat storen wil...
en ieder gerucht,
hoe hels dan ook,
wordt slechts een stofdeel in je schoot...!
O stilte... je bent mn vriend,
mn alles,... mn God!
Bij jou vind ik geluk en vrede...hemelse liefde...
Bij jou, mijn God...
Jij, Stilte, bent mn ganse leven...
n leven zonder smart of angst...
Ja, zonder ziek zijn...
zonder dood...
jij bent het leven...
Het Eeuwig Leven...
Bij Jou is noch begin,
noch eind dat stoort...
want Jij bent God
en ik de stilte. Amen.
TERUGZIEN NAAR HET LEVEN.
Ouder worden is terugzien naar mijn leven.
Dagen van voorheen keren terug in mij.
Soms doen ze verdiet en pijn
sommige dagen zou ik willen vergeten
over andere dagen praat ik graag nog eens
het doet me goed ze te herinneren.
Ik ben dankbaar voor mensen
die naar mij willen luisteren.
Ik zie terug op mijn leven en ik
probeer mijn leven te aanvaarden
zoals het was.
Ik vraag om vergeving als ik verkeerd deed,
tekort ben geschoten, verkeerd heb gekozen.
ik bid U, Heer, mij te aanvaarden
zoals ik geworden ben en dat ik niet
vastraak in eindeloos gepieker.
Schenk mij het vertrouwen
dat U een God van barmhartigheid bent;
groter dan ons hart. Amen.
Het bloed van Jezus reinigt ons van alle zonden.
"Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (1 Johannes 1:7).
"Allen hebben gezondigd" (Romeinen 3:23). De zonde heeft geestelijke onreinheid tot gevolg. Water en vele andere oplosmiddelen worden gebruikt om stoffelijk vuil weg te wassen, maar niets dan het bloed van Christus kan ons van zonde reinigen.
Velen begrijpen niet hoe bloed zonden kan wegnemen. Zonde is opstand tegen God. Dus God is de enige die kan bepalen hoe zonden worden vergeven.
God heeft bloed gegeven als het zoenmiddel waardoor zonden worden vergeven. In Leviticus 17:11 verklaart Hij: "De ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel." Verzoening is genoegdoening voor een overtreding met de herstelling van een gebroken relatie als gevolg. "Nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving" (Hebreeën 9:22).
Onder het Oude Verbond was er verzoening door het bloed van offerdieren. Dit was een voorafbeelding van het bloed van Christus, die het ultieme offer voor zonde zou brengen. "Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen" (Hebreeën 10:4).
"Niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed [is Hij] eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?" (Hebreeën 9:12 t/m 14). Christus was bevoegd de straf voor onze zonde te dragen omdat Hij zonder zonde was. Aangezien Hij niet onder hetzelfde oordeel was, kon Hij vrijwillig onze plaats innemen, "die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven" (1 Petrus 2:24).
Het bloed van Christus is het bloed van het Nieuwe Verbond. Jezus zei aan Zijn toehoorders: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij" (Johannes 6:53 t/m 57).
De betekenis van dit geheimenis werd bekendgemaakt toen Jezus de maaltijd des Heren instelde: "En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Matteüs 26:26 t/m 28). Paulus lichte toe: "Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?" (1 Korintiërs 10:16).
Wij kunnen nu de woorden van Johannes beter verstaan: "Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (1 Johannes 1:7).
Wij beginnen onze wandel in het licht wanneer wij tot het lichaam van Christus worden gedoopt (1 Korintiërs 12:13). Paulus kreeg de opdracht: "Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam" (Handelingen 22:16).
Wij blijven in het licht wandelen door Christus dag na dag te volgen en door op de eerste dag van de week samen te komen om bij de tafel des Heren aan het lichaam en bloed van Christus deel te nemen. Paulus zegt dat christenen zwak en ziekelijk worden indien zij niet op een juiste wijze aan de maaltijd des Heren deelnemen (1 Korintiërs 11:30).
Er is kracht in het bloed van Christus.
Het Oude Verbond werd aan het volk Israël gegeven. Het Nieuwe Verbond is voor de gehele wereld. Aan niet-joodse christenen schreef Paulus: "Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus" (Efeziërs 2:13).
Onder het Oude Verbond had alleen de hoge priester toegang tot de aller heiligste plaats in de tempel. Onder het Nieuwe Verbond mag iedere christen God in het hemelse heiligdom benaderen, daar wij "volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees" (Hebreeën 10:19,20). Jezus leed "ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen" (Hebreeën 13:12). Nu wij door het bloed van Christus heilig zijn gemaakt, mogen wij met vrijmoedigheid Gods genadetroon benaderen.
Het bloed van Christus is het ultieme bewijs van Gods liefde. "God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn" (Romeinen 5:8,9). Hij "die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed" (Openbaring 1:5).
God bewijst Zijn liefde door de prijs die Hij bereid was voor onze redding te betalen: "Wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap, wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam" (1 Peter 1:17 t/m 19). De gemeente werd door het bloed van Christus verworven (Handelingen 20:28).
Gods genade wordt door het bloed van Christus aangetoond. Wij "worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed" (Romeinen 3:24,25). "In Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade" (Efeziërs 1:7).
Het bloed van Christus bevrijdt ons van de satan en plaatst ons in het koninkrijk van God: "Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben [door Zijn bloed], de vergeving der zonden" (Kolossenzen 1:13,14). "En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood" (Openbaring 12:10,11).
Wegens het bloed van Christus, mogen wij in wit voor de troon van God staan: "En één van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams" (Openbaring 7:13,14). "En zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie" (Openbaring 5:9).
"Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (1 Johannes 1:7).
(Genesis 22:14)
"Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam de ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon. En Abraham noemde die plaats: De Here zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg des Heren zal erin voorzien worden" (Genesis 22:13, 14).
Dit was nadat Abraham bereid was Gods bevel te gehoorzamen om zijn zoon, Isaak, als een brandoffer te offeren. Hij was bereid dit te doen omdat hij op Gods belofte volledig vertrouwde dat Isaak de vader van zijn nakomelingen zou worden (Genesis 17:21).
Dit wordt in het Nieuwe Testament uitgelegd: "Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen" (Hebreeën 11:17 t/m 19).
In dit geloof zei Abraham aan zijn knechten, "Blijft gij hier met de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heengaan; wanneer we hebben aangebeden, zullen wij tot u terugkeren" (Genesis 22:5). Hoewel hij ten volle van plan was Gods bevel te gehoorzamen, was hij overtuigd dat zowel hij als Isaak terug zouden komen.
In dit geloof, toen Isaak hem vroeg, "Hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer?" antwoordde hij, "God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon" (Genesis 22:7, 8).
Volgens het geloof van Abraham, heeft God inderdaad in het Lam als offer voorzien. Zoals Abraham, mogen wij op Gods voorzienigheid vertrouwen. Abrahams offer van zijn zoon was een voorafbeelding van het geven van Gods Zoon als offer voor de zonden van de wereld.
Naast het voorzien in het offer voor onze zonden opdat wij gered kunnen worden, breidt Gods voorzienigheid zich uit tot alle aspecten van ons leven, "Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij" (Handelingen 17:28).
Zoals Elihu zegt: "Indien Hij ... zijn geest en zijn adem tot Zich terugnam, dan zou al wat leeft tegelijk de geest geven, en de mens zou wederkeren tot stof" (Job 34:14, 15).
Wat droevig dat zo velen hun vertrouwen in het drijfzand van de humanistische filosofie stellen i.p.v. in het woord van God. Zij geloven liever dat het leven door de voorzienigheid van een geesteloos, materialistische evolutie bestaat, dan door de voorzienigheid van God die in zes dagen de hemel en de aarde, de zee en al wat daarin is, gemaakt heeft (Exodus 20:11).
Zulke mensen hebben "de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper" (Romeinen 1:25).
God wordt toornig wanneer mensen, die Hij naar Zijn eigen geestelijk beeld geschapen heeft, ondankbaar zijn en Zijn voorzienigheid verloochenen: "Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart" (Romeinen 1:18 t/m 21).
Moest God Zijn Geest en Zijn adem tot Zich terugnemen, zou het leven op aarde ophouden te bestaan. God heeft het heelal niet als een opgewonden uurwerk geschapen, dat nu vanzelf loopt. De Zoon van God, door Wie de wereld geschapen werd, draagt alle dingen "door het woord zijner kracht" (Hebreeën 1:11 t/m 13).
Al het goede waarvan wij genieten, hebben wij door de voorzienigheid van God: "Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten" (Jakobus 1:17).
Hoewel God de mens een keuze tussen goed en kwaad heeft gegeven, en hoewel alle mensen verkiezen te zondigen, begeleidt God de aangelegenheden van deze wereld zodanig dat het goede de overhand zal krijgen. Hij heeft beloofd dat Hij "alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn" (Romeinen 8:28).
Zoals Jozef aan zijn broers zei, die hem in Egyptische slavernij verkocht hadden: "Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden" (Genesis 50:20).
Gods gebruik van hun kwade daad om iets goeds te bereiken, neemt hun verantwoordelijkheid voor hun keuze niet weg.
Van Jozef hebben zij om vergiffenis gevraagd: "Nu dan, vergeef toch de overtreding der dienaren van de God van uw vader" (Genesis 50:17). Jozef was bereid om te vergeven en hun uiteindelijk oordeel aan God over te laten: "Vreest niet, want ben ik in Gods plaats? ... Vreest dus niet, ik zal u onderhouden en ook uw kinderen. Zo troostte hij hen en sprak tot hun hart" (Genesis 50:19, 21).
Dit is een voorbeeld van de voorzienigheid van God ondanks het kwade. Degene die de slechte broers hebben verworpen en tot slavernij verkocht, werd door God gebruikt om in hun noden en de noden van hun kinderen te voorzien. Dit is een voorafbeelding van Gods reddende voorzienigheid door Christus.
Nadat Hij ons redt, helpt God ons ook het kwade te vermijden en in gerechtigheid te wankelen: "Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt" (1 Korintiërs 10:13).
God in Zijn goedertierenheid voorziet in alles wat wij nodig hebben om gered te worden: "Genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onze Here. Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht; door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst" (2 Petrus 1:2 t/m 4).
Gods voorzienigheid betekent niet dat er niets is dat wij in respons moeten doen. Petrus vervolgt: "Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht, door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde (jegens allen). Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus. Want bij wie zij niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten" (2 Petrus 1:5 t/m 9).
God voorziet in alles wat wij nodig hebben om behouden te worden. Het zal nooit de schuld van God zijn dat iemand wordt verloren. Let op het woord "als", "als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht".
Onze roeping en uitverkiezing leidt uiteindelijk tot redding uitsluitend indien wij gebruik maken van de geestelijke middelen die God voorziet. Petrus vervolgt met deze slotsom: "Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen. Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus" (2 Petrus 1:10, 11). Let weer op het woord "als", "als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen".
Wie beheerst uw leven? "Het hart des mensen overdenkt zijn weg, maar de Here bestiert zijn gang" (Spreuken 16:9). Indien uw gang anders is dan wat u zich voorgesteld had, wees niet bezorgd. God weet wel wat Hij doet.
Blijf plannen maken, maar vergeet niet dat God iets heel anders voor u in petto kan hebben. "Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken; gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt; in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen" (Jakobus 4:13 t/m 15).
Zoals Abraham, laten wij volledig op Gods voorzienigheid vertrouwen. "Op de berg des Heren zal erin voorzien worden" (Genesis 22:14).
In profetie stelt de berg des Heren de gemeente van Christus voor. Jesaja zei van het Messiaanse rijk: "En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen. En vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem" (Jesaja 2:2, 3 // Mica 4:1).
In de eerste eeuw ging dit in vervulling toen de gemeente ontstond en het evangelie ging vanuit Jeruzalem tot in de hele wereld.
"Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen" (Hebreeën 12:22, 23).
In de gemeente van Christus worden wij van alles voorzien wat wij nodig hebben om gered te worden, en God heeft beloofd dat, indien wij in ons leven Zijn koninkrijk en Zijn gerechtigheid boven alles zoeken, Hij ook in al onze dagelijkse noden zal voorzien (Matteüs 6:33).
"De HERE zal erin voorzien" (Genesis 22:14).
Gebed tot herstel van Israël ( Psalm 80 ).
Herder Israëls, neem ter ore! Gij, die Jozef leidt als schapen,
Gij, die op de cherubs troont, verschijn in lichtglans.
Wek uw sterkte op voor Efraïm, Benjamin en Manasse;
en kom tot onze verlossing.
O God, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden.
Here, God der heerscharen, hoelang brandt uw toorn tegen het gebed van uw volk?
Gij hebt hen tranenbrood doen eten, hen tranen doen drinken in overvloed.
Gij hebt ons tot een twistappel voor onze naburen gesteld,
en onze vijanden bespotten ons.
O God der heerscharen, herstel ons,
doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden.
Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven,
Gij hebt volken verdreven en hem geplant.
Gij hebt de grond voor hem toebereid, zodat hij wortelen schoot en het land vulde.
Bergen waren met zijn schaduw bedekt, en ceders Gods met zijn twijgen;
hij breidde zijn takken uit tot aan de zee, zijn scheuten tot aan de Rivier.
Waarom hebt Gij zijn muren doorbroken,
zodat ieder die langs de weg voorbijgaat, ervan plukt,
het everzwijn uit het woud hem afvreet, en wat op het veld zich roert, hem afweidt?
O God der heerscharen, keer toch weder,
aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok,
de stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij U hebt grootgebracht.
Als afval is hij met vuur verbrand; door uw dreigende aanblik gaan zij te gronde.
Uw bescherming zij over de man van uw rechterhand,
over het mensenkind dat Gij U hebt grootgebracht.
Dan zullen wij niet van U wijken; maak ons levend,
dan zullen wij uw naam aanroepen.
Here, God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten,
opdat wij verlost worden.
14-02-2011
AAN ALLE LEZERS VAN DIT BLOG EEN GEZEGENDE MAANDAG.
N. ( M ). Binnenkort antwoord ik al jullie mailtjes, ik zie mij genoodzaakt om alle dagen in het Ziekenhuis bij mijn Tante te zijn, die ernstig ziek is. Dank voor Jullie begrip. Nelly.
Prayer To Little Audrey With Her Mom.
Prayer To Little Audrey With Her Mom.
DAT HEILIGE MOMENT.
Jezus,
soms kijk ik wat verloren
naar Jouw handen aan het kruis.
Hoe zou ik de pijn van die nagels
willen wegnemen.
Ik herinner me de zorg
die Jouw handen
aan mensen gaven.
Daarom
Raak mij aan in mijn zwak geloof,
zodat ik weer geloven kan.
Raak mij aan
in al wat mijn ziel zo diep treft,
zodat ik bidden mag met woorden,
alléén voor Jou.
Omarm me als Jouw kwetsbaar kind.
Dit is een heilig moment.
Amen.
DE INNERLIJKE VERTROOSTING.
De mens heeft uit zichzelf niets goeds,
en kan zich nergens op beroemen.
Heer, wat is de mens dat Gij aan hem denkt? En de zoon des mensen dat Gij hem bezoekt?. Waaraan heeft de mens verdiend dat Gij hem uw gunst bewijst?
Heer, waarover zou ik kunnen klagen, als Gij mij verlaat? Of op welke grond mij iets aanmatigen, als Gij niet doet wat ik graag wil?
Zonder de minste twijfel kan ik dit in waarheid menen en zeggen: Heer, ik ben niets, ik kan niets, uit mijzelf heb ik niets goeds; maar in alles schiet ik te kort en richt mij altijd naar wat niets is. En als Gij mij niet helpt en inwendig met kracht bedeelt, ben ik volkomen lauw en ontredderd.
Maar uw Wezen, Heer, is altijd hetzelfde, in eeuwigheid blijft Gij goed, rechtvaardig en heilig: uw werking is in alles goed, rechtvaardig en heilig, Gij regelt alles met wijsheid.
Maar ik die eerder geneigd ben terug te vallen dan op te stijgen, ik ben niet blijvend in eenzelfde staat; want zeven tijden gaan over mij heen. Maar het gaat spoedig beter, zodra het U behaagd heeft mij uw helpende hand te reiken; want Gij alleen kunt zonder menselijke middelen helpen en mij in die mate bevestigen, dat mijn gelaatsuitdrukking niet meer voortdurend wisselt, maar mijn hart zich tot U alleen wendt en daar rust vindt.
Als ik dus goed de kunst verstond alle menselijke troost vaarwel te zeggen ofwel om vroomheid te verkrijgen ofwel omdat ik U noodgedwongen wel moet zoeken, omdat er geen mens meer is die mij hulp biedt, dan zou ik terecht op uw gunst mogen rekenen en opnieuw jubelen om het geschenk van de nieuwe vertroosting.
Dank zij U van wie alles komt zo dikwijls ik ergens goed in slaag.
Zelf ben ik ijdelheid en als niets voor U, een onstandvastig mens, een zwakkeling. Waar kan ik mij dan op beroemen of waarom verlang ik naar een grote naam? Om dat niets? Het is de reinste waan. Werkelijk, zinloze glorie is een kwaad soort pest, de allergrootste leegheid: want zij trekt van de ware glorie weg en berooft mij van de hemelse genade.
Immers, terwijl de mens behagen stelt in zijn eigen ik, mishaagt hij U; hunkerend naar menselijke lof, laat hij zich de ware deugd ontstelen.
De echte glorie daarentegen en de heilige opgetogenheid is: het roemen op U en niet op het eigen ik; zich verheugen in uw naam, niet in zijn eigen waarde, ook niet in het genieten van wat geschapen is, tenzij dat gebeurt om U.
Uw naam zij geprezen, niet de mijne, uw werk moet geroemd worden, niet wat ik doe; uw heilige naam moeten wij zegenen, maar niets mag ik mijzelf toeëigenen van de waardering die de mensen voor mij hebben. Gij zijt mijn roem, Gij de jubel van mijn hart. Op U zal ik roemen en mij verblijden de hele dag door; op mijzelf helemaal niet, behalve op mijn zwakheden
Laat Joden glorie zoeken, die ze van elkaar kunnen krijgen; ik zoek deze, die van God alleen komt. Want alle menselijke glorie, alle tijdelijke eer, alle wereldse grootheid is vergeleken bij uw eeuwige roem idioot en zonder zin.
Mijn waarheid en mijn barmhartigheid, mijn God, zalige Drieëenheid, aan U alleen lof, eer, kracht en roem in de oneindige eeuwen der eeuwen.
VERVOLG OPENBARINGEN VAN DE H. BRIGITTA VAN ZWEDEN.
ZUSTER RAMBORGS MOEDER.
ZESDE BOEK, KAP. 102.
Een vrouw uit Zweden lag lang ziek te Rome en zeide eens lachend en bij wijze van scherts in het nabijzijn van Birgitta: "Er wordt gezegd dat er in deze stad aflaten zijn voor zonden en pijnen. Hoewel voor God niets onmogelijk is, voel ik en lijd ik pijn en kwelling." Den volgenden morgen hoorde Gods bruid een stem in den geest, die tot haar zeide: "O, dochter, deze vrouw behaagt mij, want zij leefde zelf goed en voedde haar dochter op tot mijn glorie en tot mijn dienst.
Toch heeft zij in haar pijnen nog geen berouw gehad even groot als haar lust om te zondigen zou geweest zijn, ware zij niet door mijn liefde teruggehouden. Want, omdat ik een ieder gezondheid en ziekte zend, volgens wat ik zie dat een ieder behoeft, wens ik door niemand zelfs niet door het geringste woord vertoornd noch veroordeeld te worden, maar overal gevreesd en geëerd. Zeg haar ook dat de aflaten der Kerken te Rome hoger bij God staan aangeschreven, dan men zegt.
Want zij die zich van deze aflaten bedienen met een innig geloovig hart, zullen niet alleen vergiffenis hunner zonden verkrijgen, maar ook eeuwig Gods glorie genieten. Want al stierf de mensch ook duizend malen ter wille van God, toch is hij niet de glorie waardig, die de Heiligen genieten. En hoewel de mens zovele duizenden jaren niet leven kan, en toch eindeloos lijden uitgestaan moet worden voor de ontelbare zonden, die hij in dit leven niet kan uitboeten, worden vele zonden uitgeboet door aflaten, en wordt de zwaarste en langste straf veranderd in de geringste.
En hun, die den aflaat verkregen en de wereld verlieten met volmaakte liefde en volmaakt berouw, worden niet alleen de zonden kwijtgescholden maar ook de straf. Want ik, God, zal mijn uitverkorenen geven niet alleen om wat zij bidden, maar ik zal het drievoudig en honderdvoudig doen uit liefde. Vermaan daarom deze zieke vrouw tot geduld en standvastigheid, want ik zal doen met haar, wat het nuttigst is voor haar zaligheid.
VERKLARING.
De Heilige Birgitta zag de ziel van deze vrouw opstijgen als een vlam, door vele negers gevolgd. En toen de ziel de negers zag, werd zij bevreesd en beefde. En oogenblikkelijk kwam de schoonste maagd haar te hulp. En de maagd zeide tot de negers: "Wat wilt gij met deze ziel? Zij behoort tot het personeel van mijn Zoons nieuwe bruid." En dadelijk vluchtten de duivels en volgden haar slechts op groten afstand.
Toen de ziel voor het oordeel kwam, zeide de rechter: "Wie is verantwoordelijk voor deze ziel, of wie is haar hulp?" En dadelijk verscheen de H. Jacobus en zeide: "O! Heer, ik ben verantwoordelijk voor haar, want zij kwam tweemaal naar mijn stad, met groote moeite. O! Heer, erbarm U over haar, want zij wilde, maar kon niet." De rechter zeide: "Wat was het dat zij wilde, maar niet kon?" Jacobus zeide: "Zij wilde U dienen met heel haar hart, maar zij kon niet, want zij werd door ziekte verhinderd."
Toen zeide de rechter tot de ziel: "Ga, want uw geloof en uw wil zullen u redden." En dadelijk verdween de ziel uit het aanschijn des rechters, vol vreugde en stralende als een ster. En allen die in de nabijheid stonden, zeiden: "Gezegend, zijt Gij, God, die is en was en zijn zal, want Gij onthoudt Uw barmhartigheid niet aan hen, die op u hopen."
HET GOUDEN WEESGEGROET.
Ik groet U witte lelie
van de glorierijke en altijd
vreedzame
Heilige Drievuldigheid .
Ik groet U schitterende Roos aan
den hof der Hemelse vreugden .
Oh, Gij van wie de Koning des
Hemels heeft willen geboren
en gevoed worden,
vervul onze ziel met de
uitstortingen der
Goddelijke genade .
AMEN.
Geduld hebben met mensen.
God, onze Vader, wij danken U
omdat wij mogen leven in de
tijd van uw geduld. Het onkruid
groeit nog tussen de tarwe in de
wereld, in onze gemeenschappen,
in ons eigen hart. Gij gunt uw
mensen nog de tijd. Uit uw barmhartigheid leven wij. Maak