information professional ceramic artists, artworks, exhibitions, etc. Waar amateurisme eindigt en kunst begint is vaak zeer moeilijk in te schatten en zorgt ongetwijfeld voor grote controversen. Maar smaakvolle keramiek zoeken op het net, is al zo vaak bijzonder ontmoedigend gebleken, dat ik me heb voorgenomen een alternatief te bieden. Door een te groot aanbod worden de prachtige resultaten die men met klei/porselein, glazuren en de verschillende uiteenlopende bakprocedés kan bereiken, uit het oog verloren. Smaak is en blijft subjectief, maar het meesterschap, de kennis, en m.a.w. het professionalisme dat nodig is om een kunstwerk tot meesterstuk te maken, ontbreekt bij deze selectie niet.
23-07-2009
Monique Muylaert: The poetry of contrasts
Monique Muylaert has the rare ability to communicate through her visual creations with her audience who, depending on their art historical background and their personal associations, feel an alliance with the artist. She rarely talks about her work because she does not want to take the risk of ruining the individual experience of the viewer.
Although Monique works from a world of emotions in which everything that is intuitive plays an important part, she always looks for internal tensions. She seeks unity and balance and time after time she achieves this by aligning diverse elements.
In this exploration clay plays an essential role. For Moniques way of working no other medium has so many qualities and possibilities.
Not only can she, starting from a two-dimensionality, reach out to space without actually joining the three-dimensional, but just as much she can realise counterbalances that are only possible thanks to the plasticity of clay. With cut-out clay forms, flimsy, fragile clay strips, undulating layers and height and depth contrasts she realises balanced compositions expressing her ideas in a very striking way. There is always an antithesis between a sober, mature and meditative colouring and the fierce, destroying powers, denoting culture and referring to nature.
In earlier works she tried to expose the hardness of the material by playfully pressing lace patterns into the clay that was still wet. In this way a confrontation comes into being between the robust earthly material and a detailed, carefully composed antipole, that finds its origin in nature as well.
Later, a similar contrast was set forth. By assimilating small, soft downs in the ceramic work a confrontation was achieved between the soft materials on the one hand and the hard materials on the other.
Also the experiments with fragile, fine chinaware placed on the clay body indicate her search for that blend of opposites. Often, ceramics are viewed upon as a cheap material for utensils, whereas chinaware, which, in fact, has the same genesis, is treated with much more care.
In her recent works, this urge for a new approach is ever present. She now possesses an exceptional sensitivity as far as the composition of forms and colours is concerned. Subtle graduations between colour contrasts, the alternate uses of glazes shiny and mat - prove that she has a sharp perception for construction and form. ,
From the constant search for balance between extremities the stories, notions or dreams that take shape in her works of art, get a surplus value without however dominating the actual message for the viewer.
During the two years I (her daughter) was writing my essay on the iconography of heavenly Jerusalem, Monique continuously gathered new information on the subject. Although she didnt like this theme at first, the idea of using this information started growing. Two years later, by the time I had finished my writing, she had created some beautiful reliefs with the most inspiring visions of a new world. Those who are familiar with the story of the Apocalypse and its final vision of a new world descending from above, will recognize the subtle symbols that were written down in the verse many centuries ago, and that are now cautiously transposed into ceramics. Those who dont know the story will still experience the serenity and the mysticism revealed in these beautiful scenes. Next to a few complete views of heavenly Jerusalem (The new world) some of them abstract with a grid-like pattern through which the divine light shines brightly, others figurative with churches, angels and lambs waiting to enter the city gates Monique has also made two remarkable series of twelve panels referring to the twelve gates of the Heavenly City. The first series consists of twelve views upon beautiful city gates in different architectural styles: Romanesque, Gothic, Mozarabique, etc , ,
The second series is a more elaborate one: one must be acquainted with the symbolism in order to understand the real meaning of what is illustrated. This series is characterized by soberness: only a few colours have been used here. All the attention is drawn to one central point where other significant elements have been applied onto the clay slab. There is for example the panel with a broken lock in the middle: the gates will and can never be closed again, no one needs protection from evil anymore, agony no longer exists. There is also the panel with the watch that has stopped ticking, as if it wants to tell us time has stopped, eternity has begun. All of it is very subtle, and it is all the more significant. But that is how all Monique Muylaerts work must be appreciated.
The clear composition, the use of magnificent colours, the formal limitations as well as the dynamism of linear drawing together with the artists vivid imagination make every single work of art more than worth looking at.
Evoluerende architectuur bij een kunstenaarskoppel
In een rustig, doodlopend straatje bevindt zich helemaal aan het einde, nog net voor het woekerende groen de overhand neemt, de woning van het kunstenaarsechtpaar Monique Muylaert en Herman Muys. Het lage wooncomplex, met het accent op een horizontaal lijnenspel,ligt net iets dieper in een hellend domein. Een blinde muur in oude baksteen, laat niets vermoeden van wat er achter schuilgaat. Wanneer de brede houten voordeur opengaat, en men verrassend genoeg weer buiten staat, is het niet perse de architecturale strakheid dieoverweldigt, maar eerder de combinatie van moderne structuren met een gemoedelijke huiselijkheid.
Met oude rode bakstenen, recuperatie van de vroegere boerderij, werd eind jaren zeventig een moderne woning gebouwd, die tot heden de tand der datering heeft doorstaan. De woning werd opgedeeld in een werk- en woongedeelte, van elkaar gescheiden door een rustgevende, soms bijna contemplatieve binnentuin. Zowel de voorbouw als de eigenlijke woning bestaan uit een skeletstructuur van brede betonnen balken, waarop een sterk overstekend plat dak rust. Ondanks het hellende bouwperceel, werd alles gelijkvloers gebouwd. Niveauverschillen werden opgevangen door brede treden, zowel buiten als binnen de woning. De ervaring van ruimtelijkheid is cruciaal in het hele bouwconcept. De creatie van doorzichten; de afwisseling van gesloten en open wandvlakken en het bijna naadloos doorlopen van vloeren, binnen en buiten heeft geleid tot een soms paradoxale, maar ingenieuze architectuur.
,,
Een van de eerste voorontwerpen van deze woning had een zeer hoog James Bond gehalte, twee betonnen platen met glas er tussen. Omdat er ondergrondse bronnen in het bouwperceel aanwezig waren, droomde de architect van stromend water doorheen de woning.
Omwille van praktische, esthetische, wettelijke en financiële redenen werd al heel vlug afgezien van dat ontwerp. Toch bleef de sfeer en de grandeur van dit eerste ontwerp ook in de latere ontwerpen doorleven.
Monique en Herman hoopten de woning midden in de tuin te kunnen bouwen, iets verder in de diepte, zodatje vanaf de straatzijde over het huis heen keek. De bouwvoorschriften bepaalden echter dat er direct aan de straatzijde gebouwd moest worden.
Door het atelier vooraan aan de straatzijde te bouwen, kon de woning toch nog te midden van een groene omgeving gebouwd worden. De idee om de architectuur in het groen te laten verdwijnen, lieten ze varen en omdat het uiteindelijk gekozen ontwerp nog steeds de budgettaire mogelijkheden overtrof, werd ook daar nog één en ander geschrapt.
Hier groeide de idee om de bakstenen van de oude boerderij te hergebruiken, een beslissing die de woning een groot deel van haar huiselijke, gemoedelijke sfeer schonk. Ook werd besloten de betonnen daken te schrappen en te vervangen door een houten constructie, wat veel voordeliger was en wat nu, dertig jaar na datum, de juiste beslissing is gebleken. Vele huizen uit de zeventiger jaren waar betonnen daken werden gelegd, kregen later condensatieproblemen met schimmelvorming, als gevolg van koudebruggen. Door de houtconstructies en massaal veel isolatie is deze woning van dergelijke problemen gespaard gebleven.
Volgens het oorspronkelijke plan zou de hele woning onderkeldert worden, ook daar werd van afgezien. Pas twintig jaar later en een grote verzameling rijker, werd uiteindelijk besloten de kelder te vergroten en een ruime ondergrondse garage bij te bouwen.
Het algemene concept werd zowel tijdens als na de bouwfase nog flink gewijzigd. Ook nu nog worden nieuwe plannen gemaakt. Ditbewijst niet alleen de dynamiek en creativiteit van haar bewoners, maar is waarschijnlijk ook de reden waarom de woning jong blijft.
Het atelier
In het atelier , zijn er nagenoeg geen vaste elementen in de ruimte. De zuidelijke wand is volledig gesloten en geeft de grens aan met de straat. De noordelijke zijde daarentegen is vrijwel een volledige glaswand, wat het noordelijke, heldere licht vrije toegang heeft.Hoewel het noordelijke licht vooral bij schilders enorm geapprecieerd wordt, is de zuivere lichtinval ook voor Monique zeer waardevol, wanneer ze met een dunnen naald heel fijne tekeningen in de klei krast.
Het noordelijke licht wordt dan wel met grote halen binnen gehaald, het zomerse zonnelicht wordt op inventieve manier buitengehouden. Overal, ook in de eigenlijke woning, werd het dak zo geconstrueerd dat de overstekende dakrand breed genoeg is om de zon in de zomer buiten te houden, maar in de winter, wanneer de zon lager staat,wordt de gezellige warmte van de zonnestralen binnen gelaten.
Oorspronkelijk was het atelier één grote ruimte, inmiddels werd de ruimtedoor toevoeging van een glazen schuifwand opgedeeld. Een grote open ruimte vooraan en een kleinere ruimte achteraan.Het is opvallend dathet kloppende hart van deze hele onderneming, de plaats waar de meest intense arbeid wordt verricht, slechts enkele vierkante meter van het geheel betrekt. Helemaal achteraan, drie treden hoger op een klein platform waar de watertoevoer zich links en de warmtebron, de elektrische ovens, zich rechts bevinden, werken Monique en Herman rug aan rug aan lange tafels.
Het is hier dat men al een eerste keer geconfronteerd wordt met de paradoxale verwezenlijkingen in het architecturale concept. Enerzijds staat het streven naar openheid en ruimtelijkheid centraal, anderzijds is de drang naar geborgenheid en geslotenheidniet weg te cijferen.
,
Het woongedeelte en omringende tuinen
Ook in de relatie tuin woning wordt deze tweestrijd van ruimtelijkheid versus geborgenheid verder gezet. Niet alleen vervaagd de grens binnen- buiten door de vensters tot op grondniveau te brengen, ook de inhammen tussen woongedeelten versterken de ruimtelijkheid. Minituinen worden als het ware in de woning naar binnen gezogen.
Het tuingedeelte tussen het atelier en de eigenlijke woningis langwerpig met twee open einden, waar op een gemoedelijke manier verschillende sferen in elkaar overvloeien. Van een warme zomerse- mediterrane sfeer naar Japans meditatief, daar waar de schaduw meester blijft.
Het Japans geïnspireerde deel van de binnentuin wordt visueel afgesloten door een vrijstaand muurvlak, waarachter een uit de kluiten gewassen magnoliaboom nog een andere, meer intieme tuinkamer laat vermoeden. Het is een gesloten, geborgen tuin, waarop men uitkijkt vanuit de slaap en badkamer.
De meest geslaagde doorkijk is ongetwijfeld die aan de inkomhal, waar in de binnentuin eengroot venstervlak van grond tot dak een zicht biedt naar de grote tuin achteraan de woning.Het tropische hout binnen in de woning ,als vloerbedekking en plafondbedekking gebruikt, vormt een donkere corridor, die het oog leidt naar een gelijkaardig vensterpartij achteraan, die de achterliggende tuin omkadert.
De tuin achteraan biedt dankzijhet hellende vlak en de centrale grote vijver een groots en wijds uitzicht, nog versterkt door de kolossale sequoia bomen, die ondanks hun prille leeftijd ( circa 30 jaar oud)toch geleidelijk aan hun majestueuze grootsheid ten toon spreiden.
,
Het woongedeelte werd groots opgevat: ruimtes met verschillende functies vloeien naadloos in elkaar over. Deuren zijn zeldzaam. Enkel niveauverschillen, een trapje naar beneden in de eetkamer en keuken en een ietwat verlaagd plafond in de zithoek nabij het haardvuur zijnminimale indicaties van begrenzing. De indeling is bewust simpel gehouden. Het westelijke deel wordt als woongedeelte gebruikt, het oostelijke deel wordt voornamelijk ingepalmd voorintiemere doeleinden. Een lange gang aan de noordelijke zijflank biedt enerzijds uitzicht op dehellende tuin, anderzijds geeft hij toegang totslaap- en badkamers.
Door een goede materiaalkeuze wordt een goed evenwicht behouden tussen een bijna museale opzet en huiselijke gemoedelijkheid. Hoewel het smetloze wit als kleureenheid bij binnenkomst overweldigt, moet men bij nader inzicht vaststellen dat wit niet de boventoon heeft in de ruimte.
Het huis, in wezen niet meer dan twee horizontale platen door pijlers gestut, werd voor het overgrote deel met glas winddicht gemaakt. Op het witte plafond en de lichte tapijtkleur na, blijft slechts hier en daar een wit muurvlak over. Afgewisseld met de rode recuperatiebakstenen, wordt de steriliteit, die vaak met moderne woningbouw gepaard gaat, doorbroken. Anekdotisch, zo werd de woning al eerder omschreven, misschien is dat ook zo, dankzij de eigenzinnigheid van zijn bewoners. In dit huis wordt geleefd, de woning is en blijft in evolutie. Nog steeds wordt nagedacht over verbeteringen, nieuwe of gewijzigde visies worden uitgewerkt. Herinneringen worden opgeslagen, ervaringen worden uitgewerkt en de persoonlijke karakters worden zoals in vele kunstenaarswoningen met de jaren krachtiger vastgelegd in de woonomgeving. Daar waar in oorsprong de financiële middelen ontbraken, werd op inventieve manier een oplossing gezocht. In continuïteit met de verdere vervolmaking van een thuis, werden minder geslaagde neveneffecten met de tijd weggewerkt, waardoor dit een prachtig voorbeeld werd van hoe dromen niet per se op beperkingen moeten stuklopen.
Via een universele vormgeving, de komsculptuur,slaagt Mieke Everaet er in de meest essentiële kenmerken van porseleinklei weer te geven. De veelzijdigheid van het materiaal wordt dankzij een eigen ontwikkelde techniek in schijnbaar pure eenvoud tot één geheel versmolten.
Een schaaltje uitgehouwen in agaatsteen, doorschijnend en lichtend, getoond op een tentoonstelling over de schatten van St. Marcus van Venetië (1984) was doorslaggevend voor de ontwikkeling van Mieke Everaets persoonlijke stijl.
Net zoals bij dit schaaltje wou ze komsculpturen creëren waar vorm, structuur, kleur en transparantie één zijn.
De kleuren zouden in haar opvatting de bouwstenen worden van de structuur en moesten aldus aanwezig zijn bij de opbouw van de kom en niet nadien worden aangebracht met glazuren. De kleuren versmelten in de opbouw en vormen de structuur, wat ook tactiel wordt waargenomen.
Vroege pogingen, waarin ze klei met oxides mengde, hadden niet het gewenste resultaat. Vanaf het moment dat porseleinklei zijn intrede deed, opende zich een nieuwe wereld. Dankzij de porselein zijn de kleuren veel helderder en zuiverder.
Via intarzia ( inlegwerk), een techniek die Mieke naar haar behoefte perfectioneerde, wordt vooraf geprepareerde gekleurde porseleinklei heel dun uitgerold en tot linten, staafjes en blokjes versneden. Vervolgens worden deze porseleinfragmenten in een mal samen gelegd in de gewenste structuur. Met gekleurde vloeibare porseleinslib worden de fragmenten met elkaar verbonden. Nadien wordt het werk uit de vorm (de mal) gehaald, afgewerkt en afgeschraapt. Na een eerste bakproces op 1000°C worden de kommen geschuurd en gepolijst en vervolgens nog een laatste keer op hoge temperatuur gebakken in zandmallen.
Deze manier van werken zorgt ervoor dat de meest unieke en prachtige kwaliteiten van het materiaal optimaal tot hun recht komen. Door de hoge baktemperaturen worden objecten fragiel en transparant. Het lijkt alsof het licht geabsorbeerd wordt. Het kleurbereik is apart en bijzonder zuiver.
En door de intarzia-techniek, waarbij kleurfragmenten als bouwelementen worden aangewend, wordt ook recht gedaan aan een tactiele gevoeligheid. Kortom een samenhang tussen vorm, kleur, lijn en licht.
Mieke Everaet is gebiologeerd door structuren: organische structuren, zoals ze in de natuur te vinden zijn, maar evenzeer architecturale structuren. Ze zoekt naar verhoudingen en harmonie, maar vooral naar de sensatie van het repetitieve karakter: hoe deze ontstaat in evolutie en hoe deze voor samenhang zorgt, van nature of door de mens opgelegd. Haar eigen creaties zijn doordrongen van deze idee en haar werkwijze wordt er grotendeels door bepaald. Het is uiteraard vanzelfsprekend dat een kom geen gebruiksfunctie heeft, maar er enkel naar verwijst.
Doris Kaiser, geboren in Trier (1958) creëert al ruim twintig jaar minimalistische architecturale reliëfs. Gips en klei, haar basismaterialen, zijn bepalend voor de vormgeving: strak, minimaal en afgemeten maar toch opmerkelijk veelzeggend.
Eenvoudige vormen, perfect gelijnd, scherpe hoeken, schakeringen in wit en hier en daar een gevoelige kromming tonen haar meesterschap in het weergeven van broze stiltes. Ieder object lijkt kinderlijk eenvoudig, maar dat is het niet.
Haar hele oeuvre is een tweestrijd, uitgevochten op eenzame hoogtes. De korrelige kleistructuur gaat steeds weer opnieuw de concurrentiestrijd aan met de ijzig strakke vlakken; en de zachte gebakken aardetonen doorbreken het evenwicht van het maagdelijk witte gips. Een met de losse hand getrokken potloodlijn zorgt ervoor dat de wedloop naar perfectie op een natuurlijke manier wordt afgeremd.
Het is eigen aan de mens perfectie na te streven, de kunst is dit proces tijdig een halt toe te roepen. Want perfectie is tenslotte zeer eentonig: geen spanning, geen onvolkomenheden noch onverwachte wendingen. Maar Doris Kaiser heeft dit tijdig ingezien. Koelbloedig en uitdagend danst zij op de dunne lijn die haar scheidt van perfectie. MM
In Antwerpen, in de schaduw van de kathedraal, werden in galerie Artworks tien internationaal gerenommeerde kunstenaars samengebracht die zich, de één duidelijker dan de andere, profileren via keramische sculpturale weergaven van de menselijke figuur. De ruggengraat van deze tentoonstelling was reeds te zien bij Galerie Kunstforum in Solothurn (Zwitserland). Bij ieder van deze kunstwerken gaat het niet zozeer om de fysische gelijkenis met de realiteit, maar wel om de beleving van het mens-zijn. Zij geven hun visie op het leven en de maatschappij waarin ze functioneren.
Ieder individu ondergaat impulsen, doet ervaringen op en reageert anders. Zo wordt een individu gevormd: het is de evolutie van ontdekken en doorgronden die zorgt voor uniciteit van ieder individu.
Er zijn verschillen, gelukkig maar, verschillende themas worden aangehaald, maar zowel jonge als meer ervaren kunstenaars, uit welk werelddeel ook, lijken begaan met humanitaire kwesties. Hoe ervaart men elkaar en hoe leeft men samen in een wereld die steeds meer tot een dorp transformeert? Er wordt een poging ondernomen om de reële toestand bespreekbaar te maken en gelijktijdig ook kritiek te leveren op wantoestanden. Het komt er uiteindelijk op neer de toeschouwer bewust te maken van feiten die anders door de vanzelfsprekendheid der gewoonte over het hoofd worden gezien.
De Australische kunstenaar Alan Peascod (2007) geeft met zijn porseleinfiguren een sociale commentaar op de hedendaagse maatschappij. Ook het werk van Herman Muys (B) kan hier gesitueerd worden en in zekere mate ook dat van de nog jonge Krista Grecco (USA)
Zwaar onder de indruk van een confrontatie met de armoede in derde wereld landen, en het onnoemelijke contrast met welvarende staten, besloot Peascod keramische sculpturen te maken, waarin hij de menselijke natuur probeert te doorgronden. Hij onderzocht hoe het komt dat de mens zijn waardigheid verliest, zelfgenoegzaam, hebzuchtig en egocentrisch wordt, meer nog naarmate de welvaart in de gemeenschap toeneemt. Hij toont de toeschouwer de menselijke fragiliteit en is er als geen ander in geslaagd subtiele momentopnamen te maken van gezichtsuitdrukkingen en van vluchtige houdingen, die ongedwongen het karakter vastleggen.
Ook Herman Muys (B) wil de fragiliteit van de mens en het mens -zijn bespreekbaar maken. Anders dan bij Peascod die via satire en parodie tot de toeschouwer tracht door te dringen, portretteert Muys strakke figuren, die hun waardigheid tegen elke kost trachten hoog te houden. Geen van zijn figuren is gerelateerd aan de werkelijkheid en toch voelt de toeschouwer zich verbonden met hun lot. Muys creëert getormenteerde figuren, die vaak gelaten, onderuit geschoven in een stoel of troon zetelen, maar bij wie arrogantie littekens heeft nagelaten. Er heerst dualiteit: een troeblerende tweestrijd van uitersten schept verwarring en zet de toeschouwer tot nadenken. Enerzijds wordt verval en kwetsbaarheid getoond, waardoor medelijden wordt opgewekt, maar anderzijds zijn er sporen van macht en hoogmoed, wat herinnert aan moordzuchtige tirannie. Vergankelijkheid van het leven en het aanvaarden van de fragiliteit van het leven, zijn moeilijke themas waar velen liever niet over nadenken en het als een vanzelfsprekendheid aan zich willen laten voorbijgaan. Muys ageert, want door bewustwording, koestert men dat wat men bezit.
Herman Muys, Troon, 2008 Krista Grecco, White dot dress, 2007
De liefelijke vrouwenfiguurtjes van Krista Grecco (USA), voorspellen luchtigere bedenkingen dan de existentiële vraagstellingen van weleer, maar bezitten desondanks een kern van waarheid en herkenbaarheid. Men noemt het waarschijnlijk een luxeprobleem, typisch voor de hedendaagse maatschappij, toch streven veel het na : uiterlijke perfectie. Wat dat innerlijk te weeg brengt wordt vaak onderschat. Grecco creëert kleine keramische meisjesfiguren, niet groter dan 50cm, steeds in keurige pastelkleurige jurkjes met een fysische, intellectuele en technische perfectie, die de realiteit dient bij te sturen. Maar bij nader inzicht blijft weinig van die oorspronkelijke indruk overeind. Onder het suikerzoete oppervlak van gekrulde haren en zeemzoete jurkjes verschuilen een stel lelijke benen en een alles behalve delicaat figuur. De naïeve engelachtige gezichtjes tonen eigenlijk eerder schaamte, om de leugen die ze in stand trachten te houden. Er ontstaat een echo tussen het attractieve en het verwerpelijke. In de ideale lichamen verschuilen zich vaak de onperfecte geheimen van de realiteit. Haar doel is om via de heersende naïeve schoonheidsidealen aan te tonen dat de wereld niet perfect is en dat iedereen wel ergens onvolmaaktheden probeert te verbergen.
Dan zijn er ook de liggende figuren van Akio Takamori (Jap), van wie het denkproces ongetwijfeld beïnvloed wordt door de moeizame relatie tussen Oost en West, tussen zijn geboorteland (Japan) en gekozen land (USA). Uit zijn benaderingen blijkt dat niet alleen gedragspatronen een belangrijke rol spelen, maar dat ook hier weer de positie van het individu ten overstaan van de buitenwereld van doorslaggevend belang is. Verstilt, met een minimum aan gebaren en gedetailleerd beschilderd, als waren de keramische figuren zijn persoonlijke canvas, speelt hij met de idee van omkeerbare denkpatronen. Het tonen van machtsposities impliceert meteen ook de onmacht die eraan verbonden is; sterkte versus zwakte, insider versus outsider etc. Kwetsbaarheid verwoordt hij visueel door de weergave van argeloos slapende figuren. Met gesloten ogen in een onbewaakte pose denken ze volkomen beschut te zijn tegen de buitenwereld en toch worden ze zonder het te beseffen steeds opnieuw bekeken door de outsider, die inmiddels ook wel insider is geworden.
Akio Takamori, Sleeping mother with child, 2007
Van een volledige andere orde zijn de schaars geklede vrouwenfiguren van Gundi Dietz (A). Waar andere kunstenaars trachten te choqueren door het lelijke te accentueren, probeert Dietz op een eerder licht erotiserende wijze rust en eenvoud aan haar figuren mee te geven. Iets te grote hoofden, de Aziatische oogsnede en het rode pruilmondje, maar ook de houding van de armen en de mudra houding van de handen brengen een bijna boeddhistische mediterende rust over haar figuren. Ze bezitten een enorme bagage aan details en vaak worden contrasterende elementen samengebracht wat spanning creëert, maar evengoed verwarring wekt. Er is slechts een vaag gegeven en het is precies deze status van het niet kunnen doorgronden, wat blijft intrigeren. Als vrouw geeft zij een correcte hedendaagse weergave van de doorsnee vrouw in al haar complexiteit.
Gundi Dietz, Sophie, 2005 Claire Curneen, standing Figure, 2003 Hans Fischer, Ganz Nähe,
De ascetische witte figuren van Hans Fischer (D) staan in scherp contrast met de sensuele vrouwenfiguren van Dietz. In zijn beelden is slechts een vage verwijzing naar de menselijke figuur herkenbaar. Door een sterk doorgedreven abstrahering wordt enkel de essentie behouden. Het beeld is naakt, ontdaan van iedere bijkomstigheid en heeft een staat van puurheid bereikt, die een aangrijpende emotionele verbondenheid mogelijk maakt. Ook Claire Curneens (UK) figuren zijn wit, naakt en grenzen bijna aan een ascetisch puurheid, maar toch houdt zij het bij herkenbare mensenfiguren. Figuren, die hoewel vrouwelijk, toch steeds een eerder mannelijke uitstraling hebben en met een zachte melancholische blik de ruimte in staren. Hun houding ademt gemoedloosheid uit. Het is alsof de figuren berusten in hun lot, zoals de voorstelling van martelaren bij Italiaanse renaissanceschilders. De gulden middenweg tussen abstractie en figuratie wordt bewandeld door Maria Hooft(NL) die met een heldere, breekbare sensibiliteit figuren creëert die ondanks hun reductie, vol uitdrukking en overgave op de bühne verschijnen. De intense pose van tangodansers straalt innige warmte uit. Zonder gezichtsuitdrukkingen, zonder de aanwezigheid van voeten of handen; figuren niets meer dan twee dunne laagjes klei die de leegte omhullen, en toch overdonderen ze door hun sensualiteit.
Marja Hooft Esther Shimazu, women with bal Michael Flynn, Figure of Calot
Een vrolijke noot brengen de werken van Michael Flynn, Esther Shimazu en Peter Hiemstra. Impulsieve, turbulente keramische figuren,een vluchtige herinnering aan commedia dellarte figuren, grotesk gebarend en toch steeds in perfecte balans, zo kan men het gehele oeuvre van Michael Flynn (UK/Ier)definiëren. Hij werkt impulsief, wat niet enkel af te leiden is uit zijn constructiemethode, de klei wordt met de vingers gekneed in herkenbare vormen, maar dat blijkt ook uit de ver doorgedreven vervaging van de meest essentiële details. Het is als kijken naar een schaduwspel, waar alle overtuigingskracht gebundeld zit in de vorm en in zijn gracieuze bewegingen. De intensiteit die uitgaat van deze doorgaans kleine figuren is bijzonder sterk. De menselijke figuur, zijn fysieke bewegingsmogelijkheden en de daaraan verbonden, vaak verborgen , innerlijke karakteristieken van zijn personages, lijken in een handomdraai vervaardigd, en precies daarin zit zijn kwaliteit: het nonchalant, maar trefzekere weergeven van de emotionele gemoedstoestand van personages. Esther Shimazu (USA) werd geboren in Honolulu, maakte haar studies af in Amerika en bleef er, maar de Aziatische trekjes, die in al haar figuren terug te vinden zijn, verraden haar oorspronkelijke Japanse wortels. Ze creëert kale, naakte, mollige Aziatische vrouwtjes, met een onnoemelijk precieze uitwerking van details. Zelfs een doffe glans op tong en tanden wordt niet achterwege gelaten. Haar figuren met groteske gebaren, uitgelaten en goedlachs geven de toeschouwer meteen een goed gevoel. Ook de figuren van Peter Hiemstra (NL)brengen spontaan een glimlach op het gezicht. Hij schept beeldverhalen, vaak geestig en bizar, maar soms ook triestig en integer. Zijn doel is het onvoorstelbare aanschouwelijk te maken en het ongrijpbare tastbaar.
Tentoonstelling afgelopen. Werk van verschillende bovengenoemde kunstenaars nog te zien via www.artworks.be
Herman Muys behoort tot één van de meest toonaangevende kunstenaars in zijn vakgebied en is gerenommeerd omwille van zijn verrassende creaties. Bekendheid verwierf hij door de trefzekerheid en de fragiliteit waarin zijn keramische figuren uitblinken. De combinatie van eindeloze creativiteit en een meesterlijke techniek maken van ieder kunstwerk een waar huzarenstuk.
Zo ook met de containers die hij sinds enkele jaren maakt. Elke container is uniek, maar allen zijn gebaseerd op eenzelfde principe: doosjes van 10 bij 10 cm. Het strakke, de schijnbare eenvoud en de virtuositeit van de constructies spreken tot de verbeelding.
Verzamelen is bewaren.
Bewaren is opbergen.
Opbergen noodzaakt ruimte.
Ruimte wordt gecreëerd.
Herman Muys creëert:
Doosjes:
om te plaatsen in de ruimte;
om in op te bergen;
om te bewaren
en tenslotte, als het even mee zit, om te verzamelen.
Herman Muys is beeldend kunstenaar en maakt voornamelijk keramische sculpturen. De containers zijn in wezen een spielerei en kennen een zeer aparte oorsprong.Naast het artistieke werk, doceerde Herman jaren aan de academie. Een van de studentenopdrachten hield in om op creatieve wijze kubussen van 10 bij 10 steeds vernieuwend anders te creëren. De basis bleef identiek, maar het patroon verandert door de experimenten. Via deze opdracht konden de leerlingen kennis maken met de mogelijkheden van glazuren: glazuren in hun algemeenheid, maar ook in relatie tot andere omstandigheden. Hoe reageren glazuren op metaaloxides? wat gebeurt er wanneer glazuren op verschillende temperaturen worden gebakken? Hoe gedraagt glazuur zich op een gladde dan wel op een ruwe ondergrond? Is er een verschil tussen glazuren op een vertikaal of op een horizontaal vlak? Al doende moeten de leerlingen tot het besef komen dat de mogelijkheden met klei en glazuur quasi onuitputtelijk zijn. Ligt het überhaupt wel in ons vermogen de materie dusdanig te manipuleren of blijft het uiteindelijke resultaat toch steeds een verrassend nieuwe vinding?Om zich ten volle te kunnen concentreren op al deze facetten van het werken met klei, en om op relatief eenvoudige wijze empirisch onderzoek te kunnen verrichten, werd gekozen voor een eenvoudige vorm als basis: de kubus. Er kwam protest. Het leek een saaie opdracht, met weinig uitdaging. Herman ging in de aanval en zou bewijzen dat precies hierin de creatieve geest tot nadenken genoodzaakt werd en dat precies met een zo schijnbaar eenvoudige opdracht het creatieve leerproces tot het uiterste wordt gedreven en de superioriteit van de maker wordt beproefd. Hij besloot de uitdaging aan te gaan om honderd verschillende en steeds vernieuwende containers te maken. Inmiddels zijn we al enkele jaren verder en hebben, dankzij het aanhoudend succes, reeds meer dan honderd containers het daglicht gezien. Eind 2005 werd een prachtig kijkboek uitgegeven, waarin de honderd meest recente containers worden voorgesteld.
Herman Muys is een creatieve duizendpoot, die zich niet enkel toelegt op de creatie van keramische figuren, maar die even graag een interieur of tuin creëert, die meubels ontwerpt, passende in kleine ruimtes, die zijn hersens pijnigt over de perfecte inpakmethode van zijn kunstwerken. Jaren geleden doceerde Herman o.a. vorm en kleurenleer aan de Antwerpse academie en ook dat heeft zijn invloed laten gelden doorheen zijn creatieve loopbaan. Hij heeft oog voor geometrische vormgeving, denkt perfect in drie dimensionaliteit en is verbazend goed in het opwekken van sfeer. Hij bezit de gave om gemoedstoestanden te creëren. Bij de keramische sculpturen is dat meteen herkenbaar dankzij ons referentiekader van uitdrukkingen en poses. Bij de containers is dit op een andere wijze gerealiseerd: via een abstracte, geometrische vormentaal wordt sfeer gecreëerd. Onbewust wordt de toeschouwer gefascineerd door de architecturale expressie. Het strakke, de schijnbare eenvoud en de virtuositeit van de constructies spreken tot de verbeelding.
Herman werkt gevoelsmatig. Doorheen de jaren is een emotionele verbondenheid ontstaan met de materie. Al bij een eerste behandeling van de kleiplaat wordt een nieuwe identiteit vastgelegd. Met één vloeiende beweging manipuleert hij het oppervlak. Hij rolt de klei tot gewenste dikte; de kleurschakeringen in de klei worden schijnbaar willekeurig gevormd, net als de fijne nivelleringenin het kleioppervlak. Niets is echter willekeurig. Alles, iedere afdruk van het mes, ieder scheurtje in de klei , iedere kleibraam op het oppervlak, is daar aanwezig omdat Herman het goed vond. Vertrekkend van een zuivere vorm creëert hij een nieuw universum van vlakken en bewegingen. Vormen worden in elkaar gepast en uit elkaar getrokken. Strikt noodzakelijk bestaat de container uit zes vlakke zijden, zij aan zij in kubusvorm, maar de virtuositeit bestaat erin steeds weer opnieuw, soms met slechts kleine alternaties iets geheel nieuw te creëren. Daarenboven wordt met ruimte geëxperimenteerd. Schaduw en lichtinval krijgen een substantiële rol toebedeeld. Externe factoren worden in het geheel betrokken. De ruimte maakt deel uit van het kunstobject. Lichtinval legt accenten. Schaduwen brengen meer diepte. Zijden worden weggelaten: openheid wordt gecreëerd. Zijden worden open geplooid: een nieuwe dimensie wordt toegevoegd.
Honderd containers, speciaal gecreëerd voor de realisatie van het boek, allen gemaakt in een relatief korte tijdspanne, en toch is er evolutie merkbaar.
Bij de eerste containers wordt nog vastgehouden aan het oorspronkelijke plan: de vier zijden van de kubusvorm worden gerespecteerd en er wordt vooral aandacht geschonken aan de variaties in het deksel. Het doosje kan in deze eerste fase, ook nog werkelijk dienst doen als opbergobject.
Van een solide vormgeving gaat het geleidelijk over naar lucide creaties. Het gesloten karakter maakt plaats voor openheid en wordt in zijn uiterste vorm tot transparantie gedreven.
Vlakken worden weggesneden, doorkijkjes worden gerealiseerd. Geometrische patronen worden uitgewerkt, om luciditeit tot het uiterste te drijven. Het is tijdrovend om op minutieuze wijze het ene gaatje naast het andere uit te snijden in het kleioppervlak, en bijzonder enerverend te weten dat iedere stukje klei dat te veel wordt weggesneden, kan leiden tot kromtrekking van het oppervlak tijdens het latere bakproces.
Bij ieder doosje wordt gestreefd naar nog grotere transparantie. Herman Muys bereikt zijn doel door het inschakelen van andere materialen. Glas wordt gebruikt als drager van de inmiddels zeer fragiele keramische constructies. Soms wordt een vierkante metalen raster toegevoegd om het doosje het effect van zweven mee te geven. Hoewel het bij deze serie doosjes vaak moeilijk wordt een verwijzing te vinden naar het oorspronkelijke concept, is bij iedere container een oppervlakte van 10X10 in acht genomen
De realisatie van deze recente containers toont de virtuositeit van Herman Muys. Dit is een perfect voorbeeld van constante herbronning: Romaanse vesting, verlichte kathedraal, volkse rituelen, fabelachtige constructies, warme kleuren, gouden toetsen, minutieuze vormgeving, meestal abstract, met hier en daar herkenbare symboliek. Het is als wandelen door de geschiedenis, van fabel naar realiteit en weer terug.
Monique Muylaert maakt keramische reliëfs die doorheen de jaren tot het uiterste verfijnd werden. Hoewel ze aanvankelijk eerder interesse had in het grafisch tekenen, hebben de vele toepassingsmogelijkheden van klei uiteindelijke de doorslag gegeven. In de jaren zeventig, kort na haar afstuderen oogstte zij veel succes met grote keramische reliëfs. Samen met haar echtgenoot Herman Muys realiseerde zij verschillende monumentale werken voor o.a. de feestzaal en de raadszaal van het Antwerps Provinciehuis, electrabel etc. De grote opdrachten waren fysiek uitputtend en daarom besloot ze kleiner te gaan werken.
Op dunne keramische kleiplaten, doorgaans niet groter dan 1 meter in het vierkant, brengt ze een hele wereld aan nieuwe vormen en kleuren tot leven. Vroeger zorgden de golvende kleilagen en de toegevoegde driedimensionale figuurtjes voor een gezellige barokke sfeer, maar door de jaren werd alles strakker, fijner en vooral fragieler. Fijne strookjes porselein worden met elkaar verweven in abstracte motieven, die in golvende bewegingen hoogtes en dieptes aangeven. Door het strategisch plaatsen van fijne kleifragmenten worden bewegingen geïnsinueerd. Soms worden razende kolkende bewegingen van verwoestende natuurfenomenen gerealiseerd, een andere keer is het de volkomen rust, een broze stilte die voelbaar wordt door de fragiliteit van de porseleinen constructies. Haar kunstwerken zijn niet enkel creaties van vlak versus ruimtelijk of ruw versus breekbaar, maar zijn evenzeer meesterlijk in de weergave van een sterke emotionele gevoeligheid.
Met slechts een beperkt aantal geometrische vormen slaagt Michael Cleff er in compacte, krachtige objecten te creëren, die hoewel minimalistische van uitvoering toch bijzonder veelzijdig zijn. Eenvoudige vormen worden op verschillende manieren gecombineerd. En hoewel de sculpturen duidelijk refereren aan architecturale vormgeving, is het voornamelijk de daaraan gekoppelde gevoelswereld die de meerwaarde van deze sculpturen bepaald. Het zijn net watertorens, kathedralen, auditoria, ruimtes met sociale, culturele of meditatieve doeleinden. Het gaat over bouwvormen die refereren aan onze relatie met anderen, met de gemeenschap, die een link leggen met geborgenheid, maar die evenzeer status en grootmoedigheid in zich meedragen.
Soms open, soms gesloten, futuristisch maar gelijktijdig ook archaïsch; de plaatsing van ieder element , van iedere structuur, ieder kleursegment is bepalend. Uitsnijdingen in zwart op een wit vlak is mysterieus als daar waar het licht niet binnendringt; dat wat voor het oog verborgen blijft. de plaatsing van die uitsnijdingen, hoog en onbereikbaar is bijna contemplatief.
Er heerst ook steeds een dualiteit in zijn werk:glad versus ruw; afgerond versus hoekig, lijnen versus ruimtes, licht versus donker en toch zorgt het contrast voor eenheid. Het zijn en blijven strikte vormen, maarze zullen nooit dogmatisch zijn. MM
Monique Muylaert; Mieke Everaet; Gundi Dietz & Doris Kaiser
In het verleden werd klei/keramiek vooral gegeerd omwille van zijn degelijkheid; duurzaamheid; waterresistentie, manipuleerbaarheid,... kortom eigenschappen die massaproductie tegemoet komen. Als gebruikskeramiek is klei al eeuwen bijzonder populair!
Sinds een aantal decennia wint klei ook terrein op artistiek niveau. Men heeft een heel gamma aan nieuwe eigenschappen ontdekt, voor de kunstenaar kwaliteiten, voor de ambachtsman misschien eerder futiliteiten. Maar de broosheid, de veranderbare structuur, de warme uitstraling, het bijzondere kleurenbereik alsook de doorzichtigheid en lichtdoorlatendheid van een flinterdunne keramiekhuid zijn onweerlegbare kwaliteiten die een intrinsieke meerwaarde kunnen bieden.
Vier kunstenaars, hier in deze tentoonstelling samengebracht, beseffen dit en vullen een hiaat binnen de keramiekgeschiedenis.
Via innovatieve technieken slagen ze er elk op hun manier in om die eigenschappen in hun werk te integreren, meer zelf deze deelgenoot te maken van de inhoud. Dankzij hun technische meesterschap en de aandacht voor vormelijke aspecten, heeft elk van hen een eigen herkenbare stijl gecreëerd : van komsculptuur tot figuratieve vormgeving, van driedimensionale bas-reliëfs tot strakke, uiterst minimalistische benaderingen.
Vanuit de traditionele vormgeving, de oervorm, creëert Mieke Everaet (B), komsculpturen. Hoewel ze haar vorm uitpuurt tot de essentie, spreekt men hier al lang niet meer van gebruiksvoorwerp. Vol van kleur of net in overwegend grijzen, haar porseleinsculpturen zijn uiting van een broze, maar toch sterke, evenwichtige gevoelswereld.
Gundi Dietz (A) creëert schaars geklede volslanke porseleinen vrouwenfiguren, die wars van ieder gangbaar schoonheidsideaal erotiek uitstralen. Ze spiegelt een herkenbare realiteit, die men misschien liever niet meteen als de zijne wenst te beschouwen. Haar oeuvre is een zoektocht naar de impact van de gevoelswereld.
Gundi Dietz, Hoofd voor aan wand, 2007, fotograaf:Melissa Muys
Bij Monique Muylaert (B) daarentegen refereren emoties zelden naar een intermenselijke gevoelswereld. In haar reliëfs, een mix van abstract en figuratief, deels in de klei gekrast, deels ruimtelijk, gaat alle aandacht naar het ondoorgrondelijke, bevreemdende, vaak ook chaotische en onvoorspelbare van een grotere samenhangend geheel, dat continu evolueert.
Doris Kaiser(D) creëert minimalistische reliëfs, waar eenvoudige vormen, scherpe hoeken, schakeringen in wit en hier en daar een gevoelige kromming de weg naar perfectie voorbereiden. Door de klei te combineren met de hardheid en rechtlijnigheid van het spierwitte gips, worden de zachte, warme, gevoelige eigenschappen van de klei nog sterker benadrukt.
Doris Kaiser, wandobject 07-10-20, 2007, fotograaf Klaus Hoefges Een tentoonstelling waar de typische vrouwelijke intuïtie de bovenhand neemt, waar kennis, materie, vormgeving en inhoud als vanzelfsprekend in elkaar vloeien. Een parel van een tentoonstelling, het bezoeken meer dan waard!
M.M.
Tentoonstelling Vier vrouwen, vier visies 23 April 2009 tot 24 mei 2009
Galerie Van Campen & Rochtus, Antwerpen Organisator tentoonstelling: Melissa Muys