Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • Dood van Jozua en Eleazar
  • Volksvergadering in Sichem
  • Afscheidsrede van Jozua
  • Bouw van een altaar aan de Jordaan
  • Steden voor de Levieten
  • Vrijplaatsen
  • Een stad voor Jozua
  • Het grondgebied van de stam Dan
  • Het grondgebied van de stam Naftali
  • Het grondgebied van de stam Aser
  • Het grondgebied van de stam Issachar
  • Het grondgebied van de stam Zebulon
  • Het grondgebied van de stam Simeon
  • Het grondgebied van de stam Benjamin
  • Volksvergadering in Silo
  • Efraïm en Manasse beklagen zich
  • Het grondgebied van de tweede helft van de stam Manasse
  • Het grondgebied van de stam Efraïm
  • Het grondgebied van de nakomelingen van Jozef
  • De steden van de stam Juda
  • Het grondgebied van de stam Juda
  • Toewijzing van Hebron aan Kaleb
  • Verdeling van het land ten westen van de Jordaan
  • Het grondgebied van de eerste helft van de stam Manasse
  • Het grondgebied van de stam Gad
  • Het grondgebied van de stam Ruben
  • Verdeling van het land ten oosten van de Jordaan
  • Nog te veroveren gebieden
  • Lijst van verslagen koningen
  • Overzicht van de veroveringen
  • Verovering van het noorden
  • Verovering van het zuiden
  • Slag bij Gibeon
  • List van de Chiwwieten
  • Vernietiging van Ai
  • Schending van de ban
  • Vernietiging van Jericho
  • Overtocht over de Jordaan
  • Spionnen in Jericho
  • Opdracht van de HEER aan Jozua
  • Plechtigheid op de Ebal
  • Besnijdenis en Pesach
    De Bijbel online lezen.
    Jozua
    Het boek Jozua ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon Jozua, de opvolger van Mozes. Het boek sluit onmiddellijk aan bij de verhalende gedeelten in Deuteronomium. In de Hebreeuwse bijbel hoort Jozua met Rechters, Samuël en Koningen tot de boeken van de Vroege Profeten. Daarin wordt verteld hoe de Israëlieten het land Kanaän in bezit nemen en er een bestaan opbouwen. Profeten treden op om het volk te herinneren aan de wet van Mozes en te waarschuwen tegen het overtreden van de geboden. Op grond van de geschiedkundige inhoud wordt Jozua ook wel tot de historische boeken gerekend. Het boek vormt samen met de verhalende gedeelten in Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Rechters, Samuël en Koningen een min of meer doorlopende geschiedenis. Tegenwoordig nemen velen aan dat deze boeken in hun huidige vorm het resultaat zijn van een langdurig proces van overleveren en redigeren. Het redactieproces is al in de tijd van de koningen van Israël en Juda begonnen (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd pas afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de Joodse gemeenschap in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.).
    27-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toewijzing van Hebron aan Kaleb
    Er kwamen enige mannen van de stam Juda bij Jozua in Gilgal. Een van hen was Kaleb, een Kenizziet, een zoon van Jefunne. Hij zei tegen Jozua: ‘U weet wat de HEER aan Mozes, de godsman, in Kades-Barnea over ons beiden heeft gezegd. Ik was veertig jaar oud toen Mozes, de dienaar van de HEER, mij er vanuit Kades-Barnea op uit stuurde om dit land te verkennen. Ik bracht hem naar eer en geweten verslag uit. Mijn metgezellen joegen ons volk de schrik op het lijf, maar ik bleef volledig op de HEER, mijn God, vertrouwen. Mozes beloofde me toen: “Omdat je op de HEER, mijn God, bent blijven vertrouwen, zweer ik je dat de hele streek die je hebt verkend voor altijd het grondgebied van jou en je nageslacht zal zijn.” 10 Welnu, de HEER heeft mijn leven gespaard, zoals hij had beloofd. Het is nu vijfenveertig jaar geleden dat hij Mozes die belofte gaf, toen Israël nog door de woestijn trok. Ik ben nu vijfentachtig jaar oud, 11 maar nog altijd even sterk als op de dag dat Mozes me op verkenning stuurde. Ik ben nog even goed als toen in staat te vechten en het bevel te voeren. 12 Geef me dus dit bergland dat de HEER me indertijd heeft beloofd. U hebt toen toch gehoord dat er Enakieten wonen, in grote en versterkte steden? Als de HEER me maar bijstaat zal ik ze wel meester worden, zoals hij heeft beloofd.’ 13 Nadat Kaleb dit had gezegd, zegende Jozua hem en gaf hem Hebron als grondgebied. 14-15 Hebron heette destijds Kirjat-Arba, naar Arba, de grootste reus onder de Enakieten. Omdat Kaleb, een Kenizziet, een zoon van Jefunne, op de HEER, de God van Israël, was blijven vertrouwen, kregen hij en zijn nageslacht Hebron als grondgebied, tot op de dag van vandaag. Hiermee eindigde de oorlog.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Juda
    Jozua 15

    H
    et grondgebied dat door loting aan de families van de stam Juda werd toegewezen, lag in het uiterste zuiden. Het strekte zich uit tot in de woestijn van Sin, waar de grens met Edom liep.
    De zuidgrens begon bij het zuidelijkste punt van de Zoutzee, liep vervolgens zuidelijk langs de Schorpioenenpas, ging verder naar Sin en liep daarna ten zuiden van Kades-Barnea omhoog. Vervolgens liep de grens naar Chesron en ging hij verder omhoog naar Addar. Hij boog af naar Karka, ging naar Asmon en bereikte de wadi die de grens met Egypte vormde. Van daar liep hij rechtstreeks naar de zee. (Deze grens moet voor heel Israël de zuidgrens zijn.)
    De oostgrens werd gevormd door de Zoutzee tot aan de monding van de Jordaan.
    De noordgrens begon bij de noordkant van de Zoutzee, bij de monding van de Jordaan. Hij liep naar Bet-Chogla, passeerde Bet-Araba aan de noordkant en ging omhoog in de richting van de rots van Bohan. (Bohan was een nakomeling van Ruben.) Vervolgens liep hij vanuit het Achordal omhoog naar Debir en boog in noordelijke richting af naar Gilgal, dat tegenover de Adummimpas ligt, ten zuiden van de wadi. Hij ging naar de Semesbron en van daar rechtstreeks naar de Rogelbron. Vervolgens liep de grens via het Ben-Hinnomdal om het zuiden van de heuvelrug waarop Jebus lag (het huidige Jeruzalem). Daarna ging hij omhoog naar de top van de berg die westelijk van het Hinnomdal en noordelijk van de vallei van Refaïm ligt. Van daar liep hij in een lichte bocht naar de bron van Me-Neftoach, daarna naar Ijjim in het berggebied van Efron, en vervolgens in een lichte bocht naar Baäla (het huidige Kirjat-Jearim). 10 Bij Baäla boog de grens af naar het westen, naar de bergen van Seïr. Vervolgens passeerde hij de noordkant van de beboste heuvelrug waarop Kesalon ligt, daalde naar Bet-Semes en liep door naar Timna. 11 Hij passeerde de noordkant van de heuvelrug van Ekron, maakte een lichte bocht naar Sikkaron en liep via de berg van Baäla naar Jabneël en van daar rechtstreeks naar de zee.
    12 De westgrens werd op natuurlijke wijze gevormd door de Grote Zee.
    Dit waren de grenzen van het grondgebied van de families van de stam Juda.

    13 Jozua wees, zoals de HEER hem had opgedragen, een deel van Juda’s grondgebied toe aan Kaleb, de zoon van Jefunne: hij kreeg Hebron, dat toen nog Kirjat-Arba heette, naar Arba, de vader van Enak. 14 Kaleb verdreef er de drie zonen van Enak: Sesai, Achiman en Talmai; 15 vervolgens trok hij op tegen Debir, dat toen nog Kirjat-Sefer heette. 16 Kaleb beloofde: ‘Wie Kirjat-Sefer verovert zal ik mijn dochter Achsa tot vrouw geven.’ 17 Otniël, een zoon van Kalebs broer Kenaz, veroverde de stad en kreeg Achsa tot vrouw. 18 Bij haar aankomst spoorde Achsa hem aan om aan haar vader een stuk vruchtbaar land te vragen. Toen ze van haar ezel was afgestegen, vroeg Kaleb haar wat ze verlangde. 19 ‘Geef me toch een geschenk waar ik wat aan heb,’ antwoordde ze. ‘U hebt me dit dorre stuk land gegeven, geef me dan ook bronnen.’ Hierop gaf Kaleb haar zowel de hoog- als de laaggelegen bronnen.

    20 Dit was het grondgebied van de families van de stam Juda.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De steden van de stam Juda
    21 In het gebied van de stam Juda lagen de volgende steden:
    In het uiterste zuiden bij de grens met Edom, dus in de Negev: Kabseël, Eder, Jagur, 22 Kina, Dimona, Adada, 23 Kedes, Chasor, Jitnan, 24 Zif, Telem, Bealot, 25 Chasor-Chadatta, Keriot-Chesron (dat ook Chasor genoemd wordt), 26 Amam, Sema, Molada, 27 Chasar-Gadda, Chesmon, Bet-Pelet, 28 Chasar-Sual, Berseba met de omliggende dorpen, 29 Baäla, Ijjim, Esem, 30 Eltolad, Kesil, Chorma, 31 Siklag, Madmanna, Sansanna, 32 Lebaot, Silchim, Aïn en Rimmon. In totaal negenentwintig steden met de omliggende dorpen.
    33 In het heuvelland: Estaol, Sora, Asna, 34 Zanoach, En-Gannim, Tappuach, Enam, 35 Jarmut, Adullam, Socho, Azeka, 36 Saäraïm, Aditaïm, Gedera en Gederotaïm. Veertien steden met de omliggende dorpen.
    37 Verder Senan, Chadasa, Migdal-Gad, 38 Dilan, Mispe, Jokteël, 39 Lachis, Boskat, Eglon, 40 Kabbon, Lachmas, Kitlis, 41 Gederot, Bet-Dagon, Naäma en Makkeda. Zestien steden met de omliggende dorpen.
    42 Verder Libna, Eter, Asan, 43 Jiftach, Asna, Nesib, 44 Keïla, Achzib en Maresa. Negen steden met de omliggende dorpen.
    45 Verder Ekron met de omliggende dorpen en gehuchten, 46 alle dorpen tussen Ekron en de zee, alle dorpen en gehuchten rond Asdod, 47 Asdod en Gaza met de omliggende dorpen en gehuchten tot aan de wadi die de grens met Egypte vormde, en verder tot aan de Grote Zee, die een natuurlijke grens vormde.
    48 In het bergland: Samir, Jattir, Socho, 49 Danna, Kirjat-Sefer (het huidige Debir), 50 Anab, Estemoa, Anim, 51 Gosen, Cholon en Gilo. Elf steden met de omliggende dorpen.
    52 Verder Arab, Ruma, Esan, 53 Janum, Bet-Tappuach, Afeka, 54 Chumta, Kirjat-Arba (het huidige Hebron) en Sior. Negen steden met de omliggende dorpen.
    55 Verder Maon, Karmel, Zif, Jutta, 56 Jizreël, Jokdeam, Zanoach, 57 Kaïn, Gibea en Timna. Tien steden met de omliggende dorpen.
    58 Verder Chalchul, Bet-Sur, Gedor, 59 Maärat, Bet-Anot en Eltekon. Zes steden met de omliggende dorpen.Tekoa, Efrata (dat is Betlehem), Peor, Etam, Kulon, Tatam, Sores, Kerem, Gallim, Beter en Manachat. Elf steden met de omliggende dorpen.’
    60 Verder Kirjat-Baäl (het huidige Kirjat-Jearim) en Rabba. Twee steden met de omliggende dorpen.
    61 In de woestijn: Bet-Araba, Middin, Sechacha, 62 Nibsan, Ir-Hammelach en Engedi. Zes steden met de omliggende dorpen.
    63 Maar de inwoners van Jeruzalem, de Jebusieten, konden door de stam Juda niet worden verdreven; ze wonen tot op de dag van vandaag te midden van de nakomelingen van Juda in Jeruzalem.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de nakomelingen van Jozef
    Jozua 16

    H
    et lot wees de nakomelingen van Jozef het volgende grondgebied toe: de zuidgrens begon bij de Jordaan, ter hoogte van Jericho. Hij liep vervolgens oostelijk langs de bronnen van Jericho, ging door de bergen van de woestijn en kwam bij Betel. Van daar liep hij naar Luz en vervolgens naar Atarot, dat in het gebied van de Arkieten ligt. Daarna daalde de grens naar het westen: hij liep eerst door het gebied van de Jafletieten, daarna door de streek rond Laag-Bet-Choron, vervolgens kwam hij bij Gezer en ten slotte eindigde hij bij de zee.
    Dit was het grondgebied dat de nakomelingen van Jozef, de stammen Manasse en Efraïm, in bezit kregen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Efraïm
    De families van de stam Efraïm kregen het volgende grondgebied:
    De zuidgrens begon ten oosten van Atrot-Addar, liep naar Hoog-Bet-Choron en eindigde bij de zee.
    De oostgrens begon bij Michmetat in het noorden. Hij liep in zuidoostelijke richting naar Taänat-Silo, passeerde die stad in het oosten en liep verder naar Janoach. Vervolgens daalde hij naar Atarot en Naära, ging vlak langs Jericho en eindigde bij de Jordaan.
    De noordgrens liep vanaf Tappuach via de wadi Kana naar het westen. Hij eindigde bij de zee.
    Dit was het grondgebied van de families van de stam Efraïm. Verder kregen ze nog enkele steden in het gebied van Manasse, met inbegrip van de omliggende dorpen. 10 Maar de Kanaänieten uit Gezer konden ze niet verdrijven; die bleven in hun midden wonen, tot op de dag van vandaag. Ze werden echter gedwongen tot herendienst.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de tweede helft van de stam Manasse
    Jozua 17

    H
    et lot werd ook geworpen voor de stam Manasse. Manasse was Jozefs oudste zoon. De oudste zoon van Manasse zelf was Machir, de vader van Gilead. Omdat Machir een krijgshaftig man was, had hij al eerder de streken Gilead en Basan gekregen. Het lot wees nu ook grondgebied toe aan de overige mannelijke nakomelingen van Manasse en hun families. Het waren Abiëzer, Chelek, Asriël, Sechem, Chefer en Semida. Zij, de mannelijke nakomelingen van Jozefs zoon Manasse, zijn de stamvaders van de families van Manasse. Maar Selofchad, die een zoon was van Chefer, de zoon van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse – Selofchad had geen zonen, maar alleen dochters. Hun namen waren Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. Ze verschenen voor de priester Eleazar, voor Jozua, de zoon van Nun, en voor de stamhoofden en zeiden tegen hen: ‘U bent toch niet vergeten dat de HEER aan Mozes heeft opgedragen om ons net als onze ooms een deel van het land te geven?’ Jozua gaf hun toen vanwege deze opdracht van de HEER een deel van het land, net als hun ooms. Zo werd het grondgebied van Manasse – uitgezonderd het oostelijk van de Jordaan gelegen Gilead en Basan – in tien stukken verdeeld, want de vrouwen van die stam kregen net als de mannen een deel van het land. Maar Gilead was voor de overige nakomelingen van Manasse.
    Het grondgebied van Manasse liep van het gebied van de stam Aser tot aan Michmetat, dat bij Sichem ligt. Van daar liep de zuidgrens naar Jasib en En-Tappuach. De streek bij Tappuach behoorde aan Manasse, maar Tappuach zelf, dat precies op de grens van Manasse lag, behoorde aan Efraïm. 9-10 De grens daalde vervolgens naar de wadi Kana, liep via de zuidkant ervan verder en eindigde bij de zee. Dus het gebied ten zuiden van de wadi Kana behoorde aan Efraïm, het gebied ten noorden ervan aan Manasse. Er lagen echter tussen de steden van Manasse ook enkele steden die van Efraïm waren.
    Het gebied van Manasse grensde in het westen aan de zee, in het noordwesten aan het gebied van Aser en in het noordoosten aan dat van Issachar. 
    11 Verder kreeg Manasse in het gebied van Issachar en Aser een aantal steden met de omliggende dorpen: Bet-San, Jibleam, Dor, met een deel van de kust,Endor, Taänach en Megiddo. 12 Maar Manasse kon zich niet van deze steden meester maken; in dit gebied wisten de Kanaänieten zich te handhaven. 13 Toen de Israëlieten sterker werden, legden ze de Kanaänieten herendienst op, maar ze konden hen niet verdrijven.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Efraïm en Manasse beklagen zich
    14 De nakomelingen van Jozef kwamen zich bij Jozua beklagen. ‘Waarom,’ vroegen ze, ‘hebt u voor ons het lot maar één keer geworpen en ons slechts het gebied van één stam toebedeeld? Wij zijn toch met zeer velen, omdat de HEER ons tot nu toe altijd heeft gezegend?’ 15 Jozua antwoordde hun: ‘Als het bergland van Efraïm te klein voor u is omdat u met zo velen bent, ga dan naar de bossen van de Perizzieten en de Refaïeten. Daar kunt u voor uzelf land ontginnen.’ 16 De nakomelingen van Jozef zeiden echter: ‘Ook dan is het bergland niet groot genoeg voor ons. En in de laagvlakte wonen de Kanaänieten. Die hebben allemaal ijzeren strijdwagens, zowel die uit Bet-San en de dorpen eromheen als die in de vallei van Jizreël.’ 17 Hierop antwoordde Jozua de twee stammen die Jozef als voorvader hadden, de stammen Efraïm en Manasse: ‘U bent met zo velen en zo sterk, dat u uw gebied makkelijk kunt uitbreiden. 18 U hebt toch bergen? En die bergen hebben toch bossen? Rooi die dan eerst! Dan krijgt u ook de uitlopers van het gebergte. En op den duur zult u ook de Kanaänieten kunnen verdrijven, ook al hebben die ijzeren strijdwagens en zijn ze sterk.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volksvergadering in Silo
    Jozua 18

    D
    e hele volksvergadering van Israël kwam bijeen in Silo. Daar werd ook de ontmoetingstent opgezet. Het land was al veroverd, maar er waren zeven stammen overgebleven die hun grondgebied nog niet hadden verdeeld. Jozua zei tegen de Israëlieten: ‘Hoe lang moet die besluiteloosheid nog duren? Wanneer neemt u nu eindelijk het land in bezit dat de HEER, de God van uw voorouders, u geschonken heeft? Wijs per stam drie mannen aan. Die zal ik dan naar dat gebied sturen om het te verkennen en te beschrijven, zodat het kan worden verdeeld. Wanneer ze bij me teruggekomen zijn, moeten ze het in zeven gebieden verdelen. Het gebied van Juda in het zuiden moet echter blijven zoals het is, evenals dat van de nakomelingen van Jozef ten noorden daarvan. Daarna moet u een beschrijving van die zeven gebieden maken en die aan mij geven. Ik zal dan hier in Silo ten overstaan van de HEER, onze God, het lot voor u werpen. Maar de Levieten zullen niet zoals u delen in het land; hun is het toebedeeld priesters van de HEER te zijn. Gad, Ruben en de eerste helft van Manasse hebben al eerder het grondgebied ontvangen dat Mozes, de dienaar van de HEER, hun ten oosten van de Jordaan heeft toegewezen.’ Jozua herhaalde deze opdracht tegen de mannen die het gebied gingen verkennen. Toen zij zich gereedmaakten om te vertrekken, zei hij tegen hen: ‘Verken het gebied, beschrijf het en kom bij mij terug. Dan zal ik hier in Silo ten overstaan van de HEER het lot voor u werpen.’ De mannen verkenden toen het gebied, maakten een lijst van de steden, verdeelden het gebied in zeven stukken en gingen terug naar het kamp in Silo, naar Jozua. 10 Deze wierp daar ten overstaan van de HEER het lot en verdeelde het land onder de Israëlieten volgens de indeling in stammen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Benjamin
    11 Het eerste lot viel op de stam Benjamin. Het grondgebied dat aan de families van deze stam werd toegewezen, lag tussen de gebieden van Jozef en Juda.
    12 De noordgrens begon bij de Jordaan. Hij ging langs de noordkant van de heuvelrug bij Jericho omhoog, liep door de bergen naar het westen en kwam uit bij de woestijn van Bet-Awen. 13 Hij liep vervolgens naar Luz (het huidige Betel), ging zuidelijk langs de berg bij die stad, daalde naar Atrot-Addar en liep verder over de berg die ten zuiden van Laag-Bet-Choron ligt. 14 Daar maakte hij een bocht, waarmee hij overging in de westgrens.
    De westgrens liep vanaf de berg die ten zuiden van Bet-Choron ligt naar het zuiden tot aan de grens met Kirjat-Baäl (het huidige Kirjat-Jearim), een stad die aan de stam Juda toebehoorde. Zo liep de westgrens.
    15 De zuidgrens begon boven Kirjat-Jearim en liep van daar via Ijjim naar de bron van Me-Neftoach. 16 Hij daalde naar de voet van de berg die westelijk van het Ben-Hinnomdal en noordelijk van de vallei van Refaïm ligt, en daalde vervolgens verder naar het Hinnomdal. Via dat dal liep hij om het zuiden van de heuvelrug waarop Jebus lag. Hij daalde naar de Rogelbron 17 en liep in een lichte bocht naar het noordoosten. Daarna ging hij in een rechte lijn naar de Semesbron en vervolgens naar Gelilot, dat tegenover de Adummimpas ligt, en daalde af naar de rots van Bohan. (Bohan was een nakomeling van Ruben.) 18 De grens liep vervolgens langs de noordkant van de heuvelrug die ter hoogte van Bet-Araba ligt, daalde naar de Jordaanvallei, 19 liep langs de noordkant van de heuvelrug die bij Bet-Chogla ligt en ging daarna in zuidelijke richting verder tot aan de monding van de Jordaan. Daar, bij de noordkant van de Zoutzee, eindigde hij. Zo liep de zuidgrens van de stam Benjamin.
    20 De oostgrens werd gevormd door de Jordaan.
    Dit waren de grenzen van het grondgebied dat aan de families van de stam Benjamin toebehoorde.

    21 In het gebied van de stam Benjamin lagen de volgende steden:
    Jericho, Bet-Chogla, Emek-Kesis, 22 Bet-Araba, Semaraïm, Betel, 23 Awwim, Para, Ofra, 24 Kefar-Haämmoni, Ofni en Geba. Twaalf steden met de omliggende dorpen.
    25 Verder Gibeon, Rama, Beërot, 26 Mispa, Kefira, Mosa, 27 Rekem, Jirpeël, Tarala, 28 Sela, Elef en Jebus (het huidige Jeruzalem), Gibea en Kirjat-Jearim. Veertien steden met de omliggende dorpen.

    Dit was het grondgebied van de families van de stam Benjamin.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Simeon
    Jozua 19

    H
    et tweede lot viel op de stam Simeon. Het grondgebied dat aan de families van deze stam werd toegewezen, lag binnen het gebied van Juda. Het omvatte Berseba, Sema, Molada, Chasar-Sual, Bala, Esem, Eltolad, Betul, Chorma, Siklag, Bet-Hammarkabot, Chasar-Susa, Bet-Lebaot en Saruchen. Dertien steden met de omliggende dorpen. En verder Aïn, Rimmon, Eter en Asan. Vier steden met de omliggende dorpen. De dorpen rond al deze steden reikten helemaal tot aan Baälat-Beër en Ramat-Negev.
    Dit was het gebied dat toebehoorde aan de families van de stam Simeon. Het vormde een afgescheiden deel van het gebied van Juda, dat voor die stam te groot was. Daarom kreeg Simeon een gebied binnen dat van Juda.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Zebulon
    10 Het derde lot viel op de stam Zebulon. De zuidgrens van het grondgebied dat aan de families van deze stam werd toegewezen, begon bij Sarid. 11 Hij liep vervolgens in westelijke richting omhoog naar Marala, ging vlak langs Dabbeset en kwam precies uit bij de wadi die tegenover Jokneam ligt. 12 De grens liep vanaf Sarid in oostelijke richting langs de streek rond Kislot-Tabor, ging rechtstreeks naar Daberat, ging omhoog naar Jafia 13 en liep van daar verder naar het oosten. Hij passeerde Gat-Hachefer en Et-Kasin en liep rechtstreeks naar Rimmon. Vervolgens boog hij af naar Nea.14 Daarna boog de grens opnieuw af ten noorden van Channaton, waarna hij uitkwam in de vallei van Jiftach-El. 15 Andere steden zijn Kattat, Nahalal, Simron, Jidala en Bet-Lechem. Twaalf steden met de omliggende dorpen.
    16 Dit was het gebied dat met alle steden en dorpen toebehoorde aan de families van de stam Zebulon.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Issachar
    17 Het vierde lot wees de families van de stam Issachar het volgende grondgebied toe: 18 De steden Jizreël, Kesullot, Sunem, 19 Chafaraïm, Sion, Anacharat, 20 Rabbit, Kisjon, Ebes, 21 Remet, En-Gannim, En-Chadda en Bet-Passes. 22 De grens van hun gebied liep vlak langs de Tabor, passeerde vervolgens Sachasim en Bet-Semes, en eindigde bij de Jordaan. Het omvatte zestien steden met de omliggende dorpen.
    23 Dit was het gebied dat met alle steden en dorpen toebehoorde aan de families van de stam Issachar.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Aser
    24 Het vijfde lot wees de families van de stam Aser het volgende grondgebied toe: 25 De steden Chelkat, Chali, Beten, Achsaf, 26 Allammelech, Amad en Misal. De grens van hun gebied liep helemaal langs de Karmel, via de rivier de Libnat, naar de zee. 27 De andere kant op, in oostelijke richting, liep hij naar Bet-Dagon; daarna viel hij even ten noorden van het dal van Jiftach-El samen met de grens van Zebulon. Vervolgens ging hij in noordelijke richting naar Bet-Haëmek, Neïël en Kabul. 28 Andere steden daar zijn Abdon, Rechob, Chammon, Kana en Groot-Sidon. 29 Vanaf Groot-Sidon liep de grens terug in de richting van Rama, hij passeerde de vestingstad Tyrus, boog af naar Chosa en eindigde ten slotte bij de zee. Dit gebied omvatte verder de steden Machaleb, Achzib, 30 Akko, Afek en Rechob. Tweeëntwintig steden met de omliggende dorpen.
    31 Dit was het gebied dat met alle steden en dorpen toebehoorde aan de families van de stam Aser.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Naftali
    32 Het zesde lot wees de families van de stam Naftali het volgende grondgebied toe: 33 De zuidgrens liep vanaf Chelef, vanaf de eik in Saänannim, via Adami-Nekeb en Jabneël naar Lakkum, waarna hij eindigde bij de Jordaan. 34 De andere kant op, in westelijke richting, liep de grens vanaf Chelef naar Aznot-Tabor; van daar liep hij naar Chukok. Hij viel in het zuiden samen met de grens van Zebulon, in het westen met de grens van Aser, en in het oosten eindigde hij bij de Jordaan, bij Jehuda. 35 Dit gebied omvatte de vestingsteden Siddim, Ser, Chammat, Rakkat, Kinneret, 36 Adama, Rama, Hasor, 37 Kedes, Edreï, En-Chasor, 38 Jiron, Migdal-El, Chorem, Bet-Anat en Bet-Semes. Negentien steden met de omliggende dorpen.
    39 Dit was het gebied dat met alle steden en dorpen toebehoorde aan de families van de stam Naftali.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grondgebied van de stam Dan
    40 Het zevende lot wees de families van de stam Dan het volgende grondgebied toe: 41 De steden Sora, Estaol, Ir-Semes, 42 Saälabbin, Ajjalon, Jitla, 43 Elon, Timna, Ekron, 44 Elteke, Gibbeton, Baälat, 45 Jehud, Bene-Berak, Gat-Rimmon, 46 Me-Hajjarkon en Rakkon met het gebied tegenover Jafo. 47 Maar de Danieten verloren hun gebied. Ze ondernamen daarom een veldtocht naar Lesem, namen die stad in en doodden iedereen die er woonde. Ze namen Lesem in bezit, vestigden zich in die stad en noemden haar Dan, naar hun stamvader.
    48 Dit was het gebied dat met alle steden en dorpen toebehoorde aan de families van de stam Dan.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een stad voor Jozua
    49 Toen de Israëlieten de verdeling van het land hadden voltooid, wezen ze ook een gebied toe aan Jozua, de zoon van Nun. 50 Overeenkomstig de opdracht van de HEER gaven ze hem de stad waarom hij had gevraagd: Timnat-Serach in het bergland van Efraïm. Jozua bouwde die stad weer op en ging er wonen.

    51 Tot zover de gebieden die de priester Eleazar, Jozua, de zoon van Nun, en de stamhoofden van Israël in Silo, voor de ingang van de ontmoetingstent, ten overstaan van de HEER, door loting hebben toegewezen. Daarmee was de verdeling van het land voltooid.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijplaatsen
    Jozua 20

    D
    e HEER zei tegen Jozua: ‘Zeg tegen het volk van Israël dat het de vrijplaatsen moet aanwijzen waarover ik al bij monde van Mozes met jullie gesproken heb. Iemand die per ongeluk, zonder enige opzet, een ander heeft gedood, kan daarheen uitwijken voor de bloedwreker. Hij kan naar een van die steden vluchten en in de stadspoort zijn zaak aan de oudsten voorleggen. Ze moeten hem in hun stad opnemen en een plek geven waar hij kan wonen. Als de bloedwreker hem dan achterhaalt, mogen ze hem niet uitleveren. Tenslotte heeft hij zijn slachtoffer niet opzettelijk gedood en hem nooit gehaat. Hij kan in de stad blijven tot hij voor de volksvergadering moet verschijnen, en wanneer hij vrijgesproken wordt mag hij er blijven wonen tot aan de dood van de dan zittende hogepriester. Daarna kan hij rustig huiswaarts keren naar de stad waaruit hij was gevlucht.’
    De Israëlieten verklaarden de volgende steden tot vrijplaats: Kedes in Galilea, in het bergland van Naftali; Sichem in het bergland van Efraïm; Kirjat-Arba (het huidige Hebron) in het bergland van Juda; Beser op het onontgonnen deel van de hoogvlakte ten oosten van de Jordaan, ter hoogte van Jericho, op het grondgebied van Ruben; Ramot in Gilead, op het grondgebied van Gad; en Golan in Basan, op het grondgebied van Manasse. Dit waren voor alle Israëlieten en voor de vreemdelingen die bij hen woonden de aangewezen vrijplaatsen, waarheen iedereen kon vluchten die per ongeluk iemand had gedood. Zo zou hij niet door de bloedwreker kunnen worden gedood voordat hij voor de volksvergadering terechtgestaan had.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Steden voor de Levieten
    Jozua 21

    D
    e familiehoofden van de Levieten kwamen in Silo, in Kanaän, bij de priester Eleazar, bij Jozua, de zoon van Nun, en bij de stamhoofden van Israël. Ze zeiden tegen hen: ‘De HEER heeft u bij monde van Mozes opgedragen ons steden te geven om in te wonen en weidegronden voor ons vee.’ Hierop stonden de Israëlieten van hun eigen grondgebied een reeks steden en weidegronden af aan de Levieten, overeenkomstig deze opdracht van de HEER.
    Er werden door loting eerst steden toegewezen aan de Levitische families die van Kehat afstamden. Hiervan kregen de nakomelingen van de priester Aäron dertien steden; deze kwamen van de stammen Juda, Simeon en Benjamin. De overige nakomelingen van Kehat kregen door loting tien steden toegewezen; deze kwamen van de families van de stammen Efraïm en Dan en van de tweede helft van de stam Manasse. Vervolgens kregen de nakomelingen van Gerson door loting dertien steden toegewezen; deze kwamen van de families van de stammen Issachar, Aser en Naftali en van de eerste helft van de stam Manasse in Basan. De families die van Merari afstamden kregen twaalf steden toegewezen; deze kwamen van de stammen Ruben, Gad en Zebulon. Zo wezen de Israëlieten door loting aan de Levieten een reeks steden en weidegronden toe, zoals de HEER hun bij monde van Mozes had opgedragen.
    9-10 Het eerste lot viel op de families van de Kehatieten die nakomelingen waren van Aäron. Deze Levieten kregen de volgende, hieronder opgesomde steden van de stammen Juda en Simeon: [9–10] 10  11 Kirjat-Arba met de omliggende weidegronden, in het bergland van Juda. (Arba was de vader van Enak; Kirjat-Arba is het huidige Hebron.) 12 De Israëlieten gaven echter de akkers rond deze stad en de omliggende dorpen aan Kaleb, de zoon van Jefunne. 13 De nakomelingen van de priester Aäron kregen behalve Hebron (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers) eveneens Libna, 14 Jattir, Estemoa, 15 Cholon, Debir, 16 Asan, Jutta en Bet-Semes. Negen steden van de stammen Juda en Simeon, elk met de omliggende weidegronden. 17 En van de stam Benjamin kregen ze Gibeon, Geba, 18 Anatot en Almon. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. 19 In totaal kregen de priesters, de nakomelingen van Aäron, dertien steden met de omliggende weidegronden.
    20 Het lot wees de overige Levitische families die van Kehat afstamden de volgende steden van de stam Efraïm toe: 21 Sichem in het bergland van Efraïm (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers), Gezer, 22 Kibsaïm en Bet-Choron. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. 23 Van de stam Dan kregen ze Elteke, Gibbeton, 24 Ajjalon en Gat-Rimmon. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. 25 En van de tweede helft van de stam Manasse kregen ze Taänach en Jibleam. Twee steden, beide met de omliggende weidegronden. 26 In totaal kregen de overige families die van Kehat afstamden tien steden met de omliggende weidegronden.
    27 De Israëlieten gaven aan de Levitische families die van Gerson afstamden de volgende steden van de eerste helft van de stam Manasse: Golan in Basan (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers) en Astarot. .Twee steden, beide met de omliggende weidegronden. 28 Van de stam Issachar gaven ze Kisjon, Daberat, 29 Jarmut en En-Gannim. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. 30-31 Verder Misal, Abdon, Chelkat en Rechob van de stam Aser. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. [30–31] 31  32 En van de stam Naftali gaven ze Kedes in Galilea (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers), Chammot-Dor en Kartan. Drie steden, elk met de omliggende weidegronden. 33 In totaal kregen de families die van Gerson afstamden dertien steden met de omliggende weidegronden.
    34 De Israëlieten gaven aan de families die van Merari afstamden, de Levieten die nog resteerden, de volgende steden van de stam Zebulon: Jokneam, Karta, 35 Dimna en Nahalal. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. (Tussen de verzen 35 en 38 hebben sommige Hebreeuwse handschriften en oude vertalingen nog de volgende tekst: ‘[36] Van de stam Ruben gaven ze Beser op het onontgonnen deel van de hoogvlakte, Jahas, [37] Kedemot en Mefaät. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden.) 38 En van de stam Gad gaven ze Ramot in Gilead (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers), Machanaïm, 39 Chesbon en Jazer. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. 40 In totaal kregen de families die van Merari afstamden, de nog resterende Levitische families, door loting twaalf steden toegewezen.
    41 Tot zover de steden die de Levieten op het grondgebied van Israël kregen toegewezen. In totaal achtenveertig steden met de omliggende weidegronden. 42 Bij al deze steden moesten de omliggende weidegronden worden meegerekend; dit gold voor elke stad.

    43 Zo schonk de HEER Israël het hele land, zoals hij hun voorouders onder ede beloofd had. De Israëlieten namen het in bezit en gingen er wonen. 44 En de HEER gaf hun vrede aan al hun grenzen, precies zoals hij hun voorouders beloofd had. Geen van hun vijanden kon tegen hen standhouden, de HEER leverde al hun vijanden aan hen uit. 45 Hij brak niet één van de beloften die hij Israël had gedaan. Hij deed ze alle gestand.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouw van een altaar aan de Jordaan
    Jozua 22

    J
    ozua liet de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse bij zich komen. Hij zei tegen hen: ‘U hebt alles gedaan wat Mozes, de dienaar van de HEER, u heeft opgedragen en u bent ook mij in alles gehoorzaam geweest. U hebt uw broeders al die jaren nooit in de steek gelaten, maar de opdracht die de HEER, uw God, u gegeven heeft getrouw uitgevoerd, tot op de dag van vandaag. Nu heeft hij uw broeders vrede gegeven, zoals hij hun heeft beloofd. Ga daarom terug naar uw eigen woonplaatsen, ga naar uw eigen gebied dat Mozes, de dienaar van de HEER, u heeft toegewezen ten oosten van de Jordaan. Maar houd u altijd aan de geboden die hij u in zijn onderricht gegeven heeft: heb de HEER, uw God, lief en volg de weg die hij u wijst, leef zijn geboden na, wees hem toegedaan en dien hem met hart en ziel.’ Hierna zegende Jozua hen en nam afscheid, waarna ze huiswaarts gingen. (Aan de eerste helft van Manasse had Mozes al grondgebied in Basan toegewezen. Jozua wees aan de tweede helft een grondgebied toe bij dat van de andere stammen ten westen van de Jordaan.) Jozua zegende hen bij het afscheid met de woorden: ‘Ga terug naar huis, beladen met vele rijkdommen, met zeer veel vee, met zilver en goud, koper, brons en ijzer, met kleding in overvloed, en deel deze oorlogsbuit met uw stamgenoten.’ Hierop verlieten de nakomelingen van Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse de andere Israëlieten; vanuit Silo in Kanaän gingen ze terug naar Gilead, hun eigen gebied, om zich daar te vestigen, zoals de HEER hun bij monde van Mozes had opgedragen.
    10 Toen ze bij de Jordaan waren gekomen bouwden ze, nog op de westelijke oever in Kanaän, een opvallend, groot altaar. 11 Dit kwam de andere Israëlieten ter ore. Ze hoorden dat Ruben, Gad en half Manasse op de oever van de Jordaan, aan de grens van Kanaän, een altaar hadden gebouwd. 12 De volksvergadering werd bijeengeroepen in Silo en er werd besloten om tegen Ruben, Gad en half Manasse ten strijde te trekken. 13 De Israëlieten stuurden echter eerst een afvaardiging naar hen toe. Deze bestond uit Pinechas, de zoon van de priester Eleazar, 14 en tien vooraanstaande Israëlieten: familiehoofden die ook aan het hoofd van een stam stonden.
    15 Toen ze in Gilead waren aangekomen, bij de nakomelingen van Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse, zeiden ze tegen hen: 16 ‘Wij spreken namens het volk van de HEER. De volksvergadering wil weten waarom u de God van Israël ontrouw bent geworden door dat altaar te bouwen. Vanwaar deze ontrouw waarmee u zich van de HEER hebt afgekeerd en tegen hem in opstand bent gekomen? 17 Waren de wandaden bij de Peor nog niet rampzalig genoeg voor ons? Daar hebben we ons tot op de dag van vandaag nog niet van gereinigd, en het volk van de HEER heeft er zwaar onder te lijden gehad. 18 En nu wilt u zich opnieuw van de HEER afkeren? Zodra u tegen hem in opstand komt, treft zijn woede onmiddellijk het hele volk. 19 Is uw eigen land soms onrein? Kom dan naar het land van de HEER, waar hij zijn tabernakel heeft; kom bij ons wonen. Maar kom niet in opstand tegen de HEER; en kom ook niet in opstand tegen ons door nog een tweede altaar te bouwen, naast het altaar van de HEER, onze God. 20 Heeft Achan, de nakomeling van Zerach, zich soms niet vergrepen aan goederen waarop de ban van de HEER rustte? Trof de woede van de HEER toen niet het hele volk? Achan was niet de enige die om die misdaad stierf.’
    21 De stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse antwoordden de stamhoofden van Israël: 22 ‘Maar de God der goden, de HEER, weet toch ... En ook Israël moet weten dat wij beslist niet tegen hem in opstand zijn gekomen en hem niet ontrouw zijn geweest. Als het wel zo is ... HEER, God der goden, trek dan onmiddellijk uw handen van ons af. 23 Als wij dit altaar inderdaad zouden hebben gebouwd om ons van de HEER af te keren, om er brand- of graanoffers op te brengen of vredeoffers, dan mag de HEER ons daarvoor laten boeten. 24 We hebben het alleen maar uit voorzorg gedaan. We wilden voorkomen dat uw nakomelingen tegen die van ons zouden zeggen: “Wat hebt u eigenlijk met de HEER, de God van Israël, te maken? 25 De HEER heeft immers tussen u, nakomelingen van Ruben en Gad, en ons de Jordaan als grens gesteld. U hoort helemaal niet bij de HEER.” Kortom, we waren bang dat uw nakomelingen die van ons zouden beletten de HEER te dienen. 26 Daarom zeiden we tegen elkaar: “Laten we een eigen altaar bouwen.” Het is geen altaar voor brandoffers en vredeoffers, 27 maar een altaar dat kan getuigen van de afspraak tussen u en ons en onze nakomelingen. Want ook wij willen de HEER dienen bij zijn tabernakel en hem daar onze brandoffers en vredeoffers brengen. Dan kunnen uw nakomelingen nooit tegen die van ons zeggen dat ze niet bij de HEER horen. 28 En als ze dat later toch zeggen, dan kunnen die van ons hun antwoorden: “Kijk, hier staat een kopie van het altaar van de HEER dat onze voorouders hebben gebouwd. Het dient niet voor brandoffers en vredeoffers, maar getuigt van de afspraak tussen u en ons.” 29 Werkelijk, het is verre van ons om tegen de HEER in opstand te komen en ons nu van hem af te keren door nog een tweede altaar voor brand- en graanoffers en vredeoffers te bouwen, naast het altaar van de HEER, onze God, dat voor zijn tabernakel staat.’
    30 Deze verklaring van Ruben, Gad en half Manasse stelde de priester Pinechas en de hoofden van de volksvergadering, de stamhoofden van Israël, gerust. 31 Pinechas, de zoon van de priester Eleazar, zei tegen hen: ‘Nu weten we dat de HEER in ons midden is, want u bent hem niet ontrouw geweest. Met deze verklaring hebt u het volk van Israël voor zijn ingrijpen behoed.’ 32 Hierop namen Pinechas, de zoon van de priester Eleazar, en de stamhoofden afscheid van de Rubenieten en Gadieten en gingen van Gilead terug naar Kanaän, naar het volk van Israël. Ze brachten verslag uit, 33 en ook de Israëlieten waren gerustgesteld. Ze prezen God en zagen ervan af tegen de Rubenieten en Gadieten ten strijde te trekken en hun gebied te verwoesten.
    34 De Rubenieten en Gadieten noemden het altaar ‘Getuige’. ‘Want,’ zeiden ze, ‘het getuigt er voor u en voor ons van dat de HEER onze God is.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afscheidsrede van Jozua
    Jozua 23

    1-2 D
    e HEER had Israël aan alle grenzen rust gegeven door het volledig van zijn vijanden te verlossen. Vele jaren later riep Jozua, die toen op hoge leeftijd was gekomen, heel Israël, de oudsten, stamhoofden, rechters en griffiers bijeen. Hij zei tegen hen: ‘Ik heb niet lang meer te leven. U hebt zelf kunnen zien wat de HEER, uw God, met al die volken heeft gedaan. Hij was het immers die voor u streed. Ik heb voor uw stammen door loting het land verdeeld van de volken die ik heb uitgeroeid, van de Jordaan tot aan de Grote Zee in het westen; en eveneens het land van de volken die nog zijn overgebleven. Die zal de HEER, uw God, zelf voor u uit hun land verdrijven. Dan kunt u het in bezit nemen, zoals hij heeft beloofd. Wees daarom zeer standvastig met betrekking tot de voorschriften van Mozes. Wijk daar op geen enkele manier van af. Vermeng u niet met die vreemde volken die nog bij u overgebleven zijn. Neem de naam van hun goden niet in de mond en zweer er nooit bij, dien die niet en buig u nooit voor ze neer. U moet alleen de HEER, uw God, zijn toegedaan, zoals u dat tot nu toe bent geweest. De HEER verdreef grote en machtige volken voor u, niemand kon tegen u standhouden, tot op de dag van vandaag. 10 Hoe vaak kwam het niet voor dat slechts een van u wel duizend man achtervolgde? Dat kwam doordat het de HEER was, uw God, die voor u streed, zoals hij had beloofd. 11 Daarom is het voor u van levensbelang hem lief te hebben. 12-13 Weet dat wanneer u zich van hem afwendt en bevriend raakt met die volken die nog bij u overgebleven zijn, wanneer u zich daarmee vermengt door huwelijken met ze aan te gaan, dan zal de HEER, uw God, die volken niet meer voor u verdrijven. Dan worden ze voor u een klapnet en een valstrik, een zweep die u geselt en een doorntak die u de ogen uitsteekt, net zolang tot u allemaal bent weggevaagd uit dit goede land dat de HEER, uw God, u gegeven heeft. 14 Luister. Nu ik de weg moet gaan die ieder mens wacht, moet u goed beseffen dat de HEER, uw God, geen van de beloften heeft gebroken die hij u heeft gedaan. Hij heeft ze alle gestand gedaan, hij heeft er niet één gebroken. 15-16 Maar zoals hij u de voorspoed heeft geschonken die hij had beloofd, zo zal hij elk mogelijk onheil over u brengen wanneer u de regels van het verbond overtreedt die hij u heeft opgelegd. Wanneer u andere goden gaat dienen en u voor ze neerbuigt, zal hij u wegvagen uit dit goede land dat hij u gegeven heeft. Dan zal zijn woede tegen u losbarsten en zult u heel snel worden weggevaagd uit dit goede land, dat u van hem gekregen hebt. 



    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs