Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • Achazja, koning van Israël
  • Josafat, koning van Juda
  • Derde oorlog met Aram
  • De wijngaard van Nabot
  • Tweede oorlog met Aram
  • Eerste oorlog met Aram
  • Elia op de Horeb
  • Elia en de profeten van Baäl
  • De profeet Elia
  • Achab, koning van Israël
  • Omri, koning van Israël
  • Zimri, koning van Israël
  • Ela, koning van Israël
  • Basa, koning van Israël
  • Nadab, koning van Israël
  • Asa, koning van Juda
  • Abiam, koning van Juda
  • Rechabeam, koning van Juda
  • Jerobeam gestraft
  • Profetie tegen Jerobeam
  • Jerobeam, koning van Israël
  • De scheuring van het rijk
  • Salomo’s dood
  • Salomo’s tegenstanders
  • Salomo’s ontrouw
  • Salomo’s rijkdom
  • Bezoek van de koningin van Seba
  • Andere ondernemingen van Salomo
  • Belofte aan Salomo
  • De inwijding van de tempel
  • Salomo’s paleis
  • De bouw van de tempel
  • Voorbereidingen voor de tempelbouw
  • Salomo’s grootheid
  • Salomo’s wijsheid
  • Davids laatste wilsbeschikking
  • Salomo tot koning gezalfd
  • De inrichting van de tempel
  • Salomo’s ambtenaren
    De Bijbel online lezen.
    1 Koningen
    De boeken 1 en 2 Koningen vormen samen een doorlopend verhaal dat het vervolg is op 1 en 2 Samuël. In bijbeluitgaven is het bijna altijd in twee boeken gesplitst. Zoals de titel al aangeeft, gaan deze boeken over de vier eeuwen dat in Israël en Juda koningen regeerden (van de tiende tot de zesde eeuw v.Chr.). In de Hebreeuwse bijbel hoort Koningen samen met Jozua, Rechters en Samuël tot de groep boeken van de Vroege Profeten. In deze boeken wordt verteld hoe de Israëlieten het land Kanaän in bezit nemen en er hun bestaan opbouwen. Profeten treden op om het volk te herinneren aan de wet van Mozes en te waarschuwen tegen het overtreden van de geboden. De koningen worden daar in het bijzonder op aangesproken. Op grond van de geschiedkundige inhoud worden 1 en 2 Koningen ook wel gerekend tot de historische boeken. Zij vormen samen met de verhalende gedeelten in Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Rechters en Samuël een min of meer doorlopende geschiedenis. Tegenwoordig nemen velen aan dat deze boeken in hun huidige vorm het resultaat zijn van een langdurig proces van overleveren en redigeren. Het redactieproces is al in de tijd van de koningen van Israël en Juda begonnen (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd pas afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de Joodse gemeenschap in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.).
    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s tegenstanders
    14 De HEER gaf Salomo een tegenstander: de Edomiet Hadad, een lid van het koningshuis van Edom. 15 Dat kwam zo: Toen Davids legeraanvoerder Joab tijdens de veldtocht tegen Edom de gesneuvelden ging begraven, had hij daar alles wat mannelijk was gedood. 16 Zes maanden was Joab met het leger in Edom gebleven, tot hij er alles wat mannelijk was had uitgeroeid. 17 Hadad, die toen nog heel jong was, was met enkele Edomieten, hovelingen van zijn vader, ontkomen. 18 Via Midjan en Paran, van waar ze een aantal mannen meenamen, vluchtte hij naar Egypte, waar de farao, de koning van Egypte, hem onderdak verschafte. Hij beloofde hem voedsel en gaf hem land. 19 De farao raakte zo op Hadad gesteld dat hij hem de zuster van zijn gemalin Tachpenes ten huwelijk gaf. 20 Deze zuster van Tachpenes baarde hem een zoon, Genubat. Nadat hij van de borst genomen was, werd de jongen door de vorstin persoonlijk in het paleis grootgebracht, samen met de zonen van de farao. 21 Toen Hadad in Egypte vernam dat David bij zijn voorouders te ruste was gegaan en dat legeraanvoerder Joab dood was, vroeg hij aan de farao verlof om naar zijn land terug te keren. 22 ‘Wat kom je bij mij tekort, dat je zo opeens naar je eigen land wilt terugkeren?’ vroeg de farao. ‘Niets,’ antwoordde Hadad, ‘maar laat me alstublieft toch gaan.’
    23 God gaf Salomo nog een tegenstander: Rezon, de zoon van Eljada. Deze was weggelopen van zijn heer, koning Hadadezer van Soba, 24 toen David Hadadezer en de zijnen een bloedige nederlaag toebracht. Rezon had een groep mannen om zich heen verzameld en was met zijn bende naar Damascus gegaan, waar ze zich vestigden en heersten als koningen. 25 Zolang Salomo leefde, was Rezon een vijand van Israël. Net als Hadad bracht hij het land veel schade toe, want hij had een afkeer van Israël. Hij heerste als koning over Aram.
    26 Een ander die tegen koning Salomo in opstand kwam, was een van zijn eigen ambtenaren, Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efraïmiet uit Sereda. Zijn moeder was weduwe en heette Serua. 27 De reden waarom hij tegen de koning in opstand kwam, was de volgende. Salomo liet het Millobolwerk bouwen om de laatste bres in de Davidsburcht te dichten. 28 Jerobeam toonde zich daarbij een flinke kracht. Omdat hij Salomo opviel door het werk dat hij verzette, stelde de koning hem aan als opzichter over alle werklieden uit het gebied van de nakomelingen van Jozef. 29 Toen Jerobeam in die tijd een keer de stad uit ging, kwam hij de profeet Achia uit Silo tegen. Achia droeg een nieuwe mantel. Ze waren helemaal alleen in het open veld. 30 Achia greep zijn nieuwe mantel en scheurde hem in twaalf stukken. 31 Toen zei hij tegen Jerobeam: ‘Neem tien van deze stukken, want dit zegt de HEER, de God van Israël: Hierbij scheur ik het koningschap van Salomo los en geef ik jou tien stammen. 32 Eén stam zal ik hem laten houden, omwille van mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die ik uit alle steden van Israëls stammen heb uitgekozen. 33 Ik breng deze scheuring teweeg omdat ze mij verlaten hebben en Astarte zijn gaan vereren, de godin van de Sidoniërs, en Kemos, de god van Moab, en Milkom, de god van de Ammonieten. Ze zijn mij ongehoorzaam geworden en hebben gedaan wat slecht is in mijn ogen, want ze hebben mijn voorschriften en rechtsregels niet nageleefd zoals Salomo’s vader David dat deed. 34 Toch zal ik Salomo het koningschap niet helemaal ontnemen. Omwille van mijn dienaar David, die ik had uitgekozen en die mijn geboden en voorschriften in acht heeft genomen, mag Salomo blijven regeren zolang hij leeft. 35 Maar zijn zoon zal ik het koningschap ontnemen. Tien stammen geef ik aan jou, 36 en zijn zoon zal ik één stam laten houden, opdat er bij mij in Jeruzalem, de stad die ik heb uitgekozen om er mijn naam te laten wonen, altijd iemand zal zijn die het licht van het koningshuis van mijn dienaar David brandend houdt. 37 Jou zal ik aanstellen tot koning over heel het gebied dat je verlangt. Jij zult koning van Israël zijn. 38 Als je luistert naar alles wat ik je opdraag, mij gehoorzaamt en doet wat goed is in mijn ogen door mijn voorschriften en geboden in acht te nemen zoals mijn dienaar David dat deed, dan zal ik je terzijde staan en je koningshuis bestendigen, zoals ik dat ook voor David heb gedaan. Ik zal Israël aan jou geven. 39 Zo zal ik de nakomelingen van David vernederen, maar niet voor altijd.’
    40 Salomo wilde Jerobeam doden, daarom week Jerobeam uit naar Egypte, waar hij bij koning Sisak zijn toevlucht zocht. Hij bleef daar tot Salomo gestorven was.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s ontrouw
    1 Koningen 11

    K
    oning Salomo beminde vele buitenlandse vrouwen: behalve de dochter van de farao beminde hij ook vrouwen uit Moab, Ammon, Edom en Sidon, en Hethitische vrouwen. Ze waren afkomstig uit de volken waarover de HEER tegen de Israëlieten had gezegd: ‘Jullie mogen je niet met hen inlaten en zij mogen zich niet met jullie inlaten, anders zullen zij jullie ertoe verleiden hun goden te gaan dienen.’ Juist tot die vrouwen voelde Salomo zich aangetrokken. Hij had zevenhonderd hoofdvrouwen en driehonderd bijvrouwen, en deze vrouwen maakten hem ontrouw: op zijn oude dag verleidden zij hem ertoe andere goden te gaan dienen en was hij de HEER, zijn God, niet meer met hart en ziel toegedaan zoals zijn vader David dat was geweest. Salomo zocht zijn heil bij Astarte, de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de gruwelijke god van de Ammonieten. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER en was de HEER niet zo trouw als zijn vader David. Zo liet hij op een heuvel in de buurt van Jeruzalem een offerplaats maken ter ere van Kemos, de gruwelijke god van Moab, en ter ere van Moloch, de gruwelijke god van de Ammonieten. Voor al zijn buitenlandse vrouwen maakte hij eigen offerplaatsen, zodat zij wierook konden branden en offers konden brengen voor hun goden.
    De HEER werd woedend op Salomo, omdat hij ontrouw was geworden aan hem, de God van Israël, die hem tot tweemaal toe was verschenen 10 en hem uitdrukkelijk had verboden zich met andere goden in te laten. Omdat Salomo zich niet hield aan wat de HEER hem bevolen had, 11 zei de HEER tegen hem: ‘Het is met jou zover gekomen dat je het verbond met mij niet in acht neemt en je niet houdt aan de bepalingen die ik je heb opgelegd. Daarom zal ik het koningschap van je losscheuren en het aan een van je ondergeschikten geven. 12 Maar omwille van je vader David zal ik wachten tot na je dood, en pas je zoon het koningschap ontnemen. 13 En omwille van mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die ik heb uitgekozen, zal ik je zoon niet het hele koninkrijk ontnemen; één stam zal ik hem laten houden.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s rijkdom
    14 Koning Salomo ontving jaarlijks zeshonderdzesenzestig talent goud, 15 nog afgezien van het goud dat de handelskaravanen meebrachten, de winst die zijn handelaars maakten en het goud dat de oosterse vorsten en de stadhouders van Israël afdroegen.
    16 De koning liet tweehonderd grote schilden maken van gedreven goud; in één zo’n schild werd zeshonderd sjekel goud verwerkt. 17 En ook nog driehonderd kleinere schilden van gedreven goud; in één zo’n schild werd drie mine goud verwerkt. Deze schilden liet hij opstellen in de hal die het Woud van de Libanon werd genoemd. 18 Van ivoor liet hij een grote troon maken, die werd overtrokken met zuiver goud. 19 Zes treden leidden naar de troon, die aan de bovenkant een ronde hoofdsteun had en armleuningen aan weerskanten van de zitting. Naast de armleuningen stonden twee leeuwen 20 en op de zes treden stonden twaalf leeuwen, één aan elke kant van iedere tree. In geen enkel koninkrijk was ooit zo’n troon gemaakt. 21 Al het drinkgerei van koning Salomo was van goud en al het andere vaatwerk in het Woud van de Libanon was verguld. Er werd geen zilver gebruikt, want aan zilver hechtte men in de tijd van Salomo geen bijzondere waarde. 22 De koning beschikte namelijk over een handelsvloot die samen met de vloot van Chiram de zeeën bevoer en eens in de drie jaar binnenliep met een lading goud, zilver, olifantstanden, apen en pauwen.
    23 Koning Salomo overtrof alle andere koningen op aarde in rijkdom en wijsheid. 24 Uit alle delen van de wereld kwamen mensen naar Salomo toe om te luisteren naar de wijsheid waarmee God hem vervuld had. 25 En allemaal brachten ze geschenken mee: zilveren en gouden voorwerpen, gewaden, wapens, reukwerk, paarden en muildieren. Dat ging zo jaar in jaar uit.
    26 Salomo schafte ook wagens en paarden aan. Hij bezat veertienhonderd wagens en twaalfduizend paarden, die hij deels in Jeruzalem bij zich hield en deels onderbracht in garnizoenssteden verspreid over het land.
    27 Dankzij koning Salomo was zilver in Jeruzalem even gewoon als steen, en was er aan cederhout net zo’n overvloed als aan wilde vijgenbomen in het heuvelland.
    28 Salomo’s paarden waren afkomstig uit Egypte, uit Kewe, waar ze door handelaars van de koning werden aangekocht. 29 Een wagen kostte in Egypte zeshonderd sjekel zilver, een paard honderdvijftig. Deze handelaars leverden ook paarden aan de koningen van de Hethieten en de Arameeërs.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bezoek van de koningin van Seba
    1 Koningen 10

    D
    e roem van Salomo, die de naam van de HEER tot eer strekte, was tot de koningin van Seba doorgedrongen. Ze ging naar hem toe om hem met raadsels op de proef te stellen. Ze kwam naar Jeruzalem met een grote karavaan kamelen beladen met reukwerk, een grote hoeveelheid goud, en edelstenen. Ze bracht Salomo een bezoek en legde hem alle vragen voor die ze had bedacht. En Salomo wist op al haar vragen een antwoord, er was er niet één waarop hij het antwoord schuldig moest blijven. Toen de koningin van Seba merkte hoe wijs Salomo was en ze het paleis zag dat hij gebouwd had, de gerechten die bij hem op tafel kwamen, de wijze waarop zijn hovelingen aanzaten, de kleding en de goede manieren van zijn bedienden, de dranken die werden geschonken en de offers die hij opdroeg in de tempel van de HEER, was ze buiten zichzelf van bewondering. Ze zei tegen de koning: ‘Het is dus echt waar wat ik in mijn land over u en uw wijsheid heb horen vertellen. Ik geloofde het niet, maar nu ik hierheen ben gekomen en het met eigen ogen gezien heb, moet ik toegeven dat ik nog niet de helft te horen heb gekregen. Uw wijsheid en welvaart zijn nog veel groter dan wordt gezegd. Wat zijn uw hovelingen, die voortdurend in uw gezelschap verkeren en al uw wijze woorden horen, bevoorrecht! Geprezen zij de HEER, uw God, die zo veel behagen in u schept dat hij u op de troon van Israël heeft gezet. Zijn liefde voor Israël is zo grenzeloos dat hij u als koning heeft aangesteld om recht en gerechtigheid te handhaven.’
    10 De koningin van Seba schonk Salomo honderdtwintig talent goud en een grote hoeveelheid reukwerk en edelstenen. Zo veel reukwerk als de koningin van Seba aan koning Salomo gaf, is later nooit meer aangevoerd. 11 De vloot van Chiram die het goud uit Ofir had meegebracht, voerde van daar ook een grote hoeveelheid sandelhout en edelstenen mee. 12 Uit het sandelhout liet Salomo balustrades maken voor de tempel van de HEER en het koninklijk paleis, en ook lieren en harpen voor de zangers. Het is tot op de dag van vandaag niet meer voorgekomen dat er zulk sandelhout werd aangevoerd. 13 Koning Salomo gaf de koningin van Seba de gebruikelijke koninklijke geschenken en daarbij nog alles wat ze verder maar vroeg. Daarna keerde ze met haar gevolg naar haar eigen land terug.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Andere ondernemingen van Salomo
    10 Twintig jaar had Salomo besteed aan deze twee bouwwerken, de tempel voor de HEER en het koninklijk paleis. 11 Koning Chiram van Tyrus had hem daarvoor ceders, cipressen en goud geleverd zo veel hij maar wilde. Na afloop van die twintig jaar schonk koning Salomo Chiram twintig steden in Galilea. 12 Maar toen Chiram uit Tyrus kwam om de steden die Salomo hem gegeven had te bekijken, was hij niet tevreden 13 en hij beklaagde zich: ‘Wat zijn dat voor steden die u me gegeven hebt, waarde vriend?’ Hij noemde die streek Eres-Kabul, en zo heet het daar tot op de dag van vandaag. 14 In totaal had Chiram honderdtwintig talent goud aan koning Salomo geleverd.
    15 Salomo liet de bouw van de tempel, het paleis, het Millobolwerk en de stadsmuur van Jeruzalem uitvoeren als herendienst, evenals de bouwwerkzaamheden in Hasor, Megiddo en Gezer. 16 De farao, de koning van Egypte, was indertijd tegen Gezer opgetrokken, had de stad ingenomen en in de as gelegd en alle Kanaänieten die er woonden gedood, en toen zijn dochter met Salomo trouwde, had hij haar deze stad als bruidsschat meegegeven. 17 Salomo had Gezer weer opgebouwd. Ook versterkte hij Laag-Bet-Choron, 18 Baälat, Tamar in de woestijn van Juda 19 en alle steden waar hij zijn voorraden opsloeg en zijn wagens en paarden stalde. Hij bouwde wat hij maar wilde, in Jeruzalem, in de Libanon of waar ook in zijn rijk. 20-21 Salomo legde aan alle bevolkingsgroepen die niet tot het volk van Israël behoorden herendienst op, dat wil zeggen aan de Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten die nog in het land woonden omdat de Israëlieten er niet in waren geslaagd ze te vernietigen. Deze maatregel geldt tot op de dag van vandaag.  22 De Israëlieten zelf werden door Salomo niet verplicht tot herendienst; zij deden dienst als soldaten, hofdienaars, aanvoerders, adjudanten en bevelhebbers van de wagenmenners en de ruiterij. 23 Vijfhonderdvijftig opzichters hielden voor Salomo toezicht op het werk en hadden de leiding over het werkvolk.
    24 Zodra de dochter van de farao van de Davidsburcht was verhuisd naar de vertrekken die Salomo voor haar in het paleis had laten bouwen, begon hij aan de bouw van het Millobolwerk.
    25 Nadat hij de tempel voltooid had, bracht Salomo driemaal per jaar brandoffers en vredeoffers op het altaar dat hij voor de HEER had laten maken; ook brandde hij wierook bij het altaar van de HEER.
    26 Koning Salomo had ook een vloot laten bouwen, in Esjon-Geber bij Elat, aan de kust van de Rode Zee, in Edom. 27 Chiram stuurde ervaren zeelieden met Salomo’s vloot mee om de bemanning bij te staan. 28 De vloot voer naar Ofir, van waar ze vierhonderdtwintig talent goud voor koning Salomo meebrachten.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Belofte aan Salomo
    1 Koningen 9

    T
    oen Salomo de bouw van de tempel voor de HEER en van het koninklijk paleis voltooid had, en ook al zijn andere bouwplannen ten uitvoer had gebracht, verscheen de HEER hem een tweede keer, zoals hij hem ook in Gibeon was verschenen. De HEER zei tegen Salomo: ‘Ik heb het smeekgebed dat je tot mij gericht hebt gehoord. Ik heb de tempel die je gebouwd hebt tot heilige plaats gemaakt, om er voor altijd mijn naam te laten wonen. Niets van wat daar gebeurt zal me ontgaan; ik zal alles ter harte nemen. En wat jezelf betreft, als jij mij met heel je hart oprecht toegewijd blijft, zoals je vader David dat was, als je alles doet wat ik je opdraag en je altijd houdt aan mijn bepalingen en rechtsregels, zal ik ervoor zorgen dat jouw troon in Israël nooit wankelt, zoals ik je vader David heb beloofd toen ik hem zei dat er altijd een van zijn nakomelingen op de troon van Israël zou zitten. Maar mochten jullie of je nakomelingen je van mij afwenden en je niet houden aan de geboden en bepalingen die ik jullie heb opgelegd, en in plaats daarvan andere goden gaan vereren, dan zal ik de Israëlieten verdrijven van het grondgebied dat ik hun gegeven heb en wil ik niets meer weten van deze tempel, die ik voor mijn naam heb geheiligd. Israël zal dan bij alle volken het mikpunt worden van hoon en spot, en van deze tempel zal alleen een puinhoop overblijven, .zodat ieder die er voorbijkomt zal huiveren en sissen van afschuw. En wie zich afvraagt waarom de HEER zo tegen dit land en deze tempel is opgetreden, zal als antwoord krijgen: “Omdat ze zich hebben afgewend van de HEER, hun God, die hun voorouders uit Egypte heeft geleid, en zich aan andere goden hebben vastgeklampt. Ze zijn andere goden gaan vereren, en daarom heeft de HEER hun al deze rampspoed bezorgd.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De inwijding van de tempel
    1 Koningen 8

    D
    aarna liet koning Salomo de oudsten van Israël, de stamhoofden, allen die aan het hoofd van een familie stonden, in Jeruzalem bij zich komen om de ark van het verbond met de HEER over te brengen vanuit de Davidsburcht, de bergvesting op de Sion. Alle Israëlieten kwamen in de maand etanim, de zevende maand, voor het feest naar koning Salomo.
    Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de priesters de ark op. De ark van de HEER, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de priesters en de Levieten. Koning Salomo hield met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden, een offerplechtigheid waarbij zo veel schapen, geiten en runderen werden geofferd dat hun aantal niet vast te stellen was. De priesters brachten de ark van het verbond met de HEER naar zijn nieuwe plaats in de achterste zaal van de tempel, het allerheiligste, en zetten hem neer onder de vleugels van de cherubs, zodat de gespreide vleugels van de cherubs zich beschermend over de ark en zijn draagbomen uitstrekten. Deze draagbomen staken een stuk uit, en vanuit het heilige, de grote zaal, kon men de uiteinden ervan alleen zien wanneer men vlak voor de toegang tot de achterzaal stond; van verder weg waren ze niet te zien. Ze bevinden zich daar tot op de dag van vandaag. De ark bevat niets anders dan de twee stenen platen die Mozes er op de Horeb in heeft gelegd, de platen waarop is vastgelegd wat de HEER voor de Israëlieten heeft bepaald tijdens hun uittocht uit Egypte. 10 Zodra de priesters uit het heiligdom naar buiten kwamen, vulde een wolk de tempel van de HEER. 11 De priesters konden hun dienst niet meer verrichten, want de majesteit van de HEER vulde de hele tempel.
    12 Toen sprak Salomo: ‘HEER, u hebt gezegd dat u in een donkere wolk wilde wonen. 13 Welnu, ik heb voor u een vorstelijk huis gebouwd, dat voor altijd uw woning kan zijn.’ 14 Hierna keerde de koning zich om en zegende de gemeenschap van Israël. Toen iedereen was gaan staan, 15 zei hij: ‘Geprezen zij de HEER, de God van Israël, die het niet bij woorden heeft gelaten maar zijn belofte aan mijn vader David daadwerkelijk is nagekomen. Hij heeft gezegd: 16 “Nooit, vanaf de dag dat ik mijn volk Israël uit Egypte heb weggeleid, heb ik een van de steden van Israëls stammen uitgekozen om er een tempel te laten bouwen waar mijn naam zou wonen. Wel heb ik David gekozen om mijn volk Israël te regeren.” 17 Toen nu mijn vader David het plan opvatte om een tempel te bouwen voor de naam van de HEER, de God van Israël, 18 zei de HEER tegen hem: “Je hebt er goed aan gedaan een huis te willen bouwen voor mijn naam. 19 Toch zul jij de tempel niet bouwen. Je zoon, die uit jou zal voortkomen, die zal voor mijn naam een huis bouwen.” 20 En de HEER heeft zijn woord gestand gedaan. Ik ben mijn vader David opgevolgd en zit nu op de troon van Israël, zoals de HEER heeft beloofd. En ik heb voor de naam van de HEER, de God van Israël, een tempel gebouwd 21 als verblijfplaats voor de ark die het verbond bevat dat de HEER met onze voorouders sloot toen hij hen uit Egypte wegleidde.’
    22 Toen wendde Salomo zich naar het altaar van de HEER, ten aanschouwen van de verzamelde Israëlieten, hief zijn handen ten hemel 23 en zei: ‘HEER, God van Israël, er is geen god zoals u, noch in de hemel daar boven, noch op de aarde hier beneden. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die u met heel hun hart toegewijd zijn. 24 U hebt u gehouden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd. U hebt het niet bij woorden gelaten, maar u bent vandaag uw belofte daadwerkelijk nagekomen. 25 Daarom vraag ik u, HEER, God van Israël, of u zich ook wilt blijven houden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd, namelijk dat u zijn nakomelingen de troon van Israël nooit zult ontzeggen, zolang wij tenminste op het rechte pad blijven door u toegewijd te zijn, zoals ook hij u toegewijd was. 26 Welnu, God van Israël, mogen alle beloften die u uw dienaar, mijn vader David, hebt gedaan, bewaarheid worden.
    27 Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd. 28 HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot u richt. 29 Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan u zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. 30 Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, aanhoor ons gebed vanuit de hemel, uw woonplaats, aanhoor ons en schenk ons vergeving.
    31 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 32 aanhoor hem dan vanuit de hemel en grijp in. Spreek recht over uw dienaren, verklaar de boosdoener schuldig en geef hem zijn verdiende straf, maar spreek de onschuldige vrij en herstel hem in zijn recht.
    33 Wanneer uw volk Israël door de vijand is verslagen omdat het tegen u gezondigd heeft, en wanneer zij dan naar u terugkeren, uw naam prijzen en tot u in deze tempel bidden en smeken, 34 aanhoor hen dan vanuit de hemel, vergeef uw volk Israël wat het heeft misdaan en breng hen terug naar het grondgebied dat u aan hun voorouders hebt gegeven.
    35 Wanneer de hemel gesloten blijft en er geen regen valt omdat het volk tegen u gezondigd heeft, en wanneer zij dan een gebed richten naar deze tempel, uw naam prijzen en hun leven beteren, antwoord hun dan. 36 Aanhoor hen vanuit de hemel en vergeef uw dienaren, uw volk Israël, wat ze hebben misdaan. Wijs hun de juiste levensweg en laat het regenen op uw land, dat u als erfdeel aan uw volk gegeven hebt.
    37 Wanneer er in het land hongersnood of pest uitbreekt, wanneer het gewas wordt getroffen door korenbrand, meeldauw of vraatzuchtige sprinkhanen, wanneer het volk in eigen land door vijanden bedreigd wordt, wanneer er kortom bij enige ramp of ziekte 38 ook maar iemand van uw volk Israël een smeekgebed tot u richt en zijn handen heft in de richting van deze tempel – ieder onder de druk van het leed dat hem persoonlijk treft –, 39 aanhoor hem dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en vergeef hem. Grijp in en geef hem wat hem toekomt, want u weet wat er in hem omgaat. U alleen immers kunt de mens doorgronden. 40 Dan zullen ze in het land dat u aan hun voorouders hebt gegeven hun leven lang ontzag voor u tonen.
    41 Ook wanneer een vreemdeling, die niet tot uw volk Israël behoort en die uit een ver land hierheen is gekomen om u te vereren 42 – want ook daar is de faam van uw sterke hand en opgeheven arm doorgedrongen –, wanneer een vreemdeling hierheen komt en een gebed richt naar deze tempel, 43 aanhoor hem dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en doe wat hij u vraagt. Dan zullen alle volken op aarde uw naam leren kennen en ontzag voor u tonen, zoals uw volk Israël dat doet, en zij zullen weten dat uw naam verbonden is aan deze tempel die ik heb gebouwd.
    44 Wanneer uw volk op uw bevel ten strijde trekt tegen de vijand en zij tot u bidden in de richting van de stad die u hebt uitgekozen en van de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 45 luister dan vanuit de hemel naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht.
    46 Wanneer ze tegen u zondigen – er is immers geen mens die niet zondigt – en u hen uit woede uitlevert aan vijanden die hen gevangennemen en meevoeren naar hun land, hetzij ver weg of dichtbij, 47 en wanneer ze dan in hun ballingsoord tot inkeer komen en zich in dat vreemde land smekend tot u wenden en belijden dat ze hebben gezondigd, dat ze verkeerd hebben gedaan en slecht hebben gehandeld, 48 wanneer ze zich in het land van de vijanden die hen gevangen hebben genomen weer met hart en ziel aan u toewijden en tot u bidden in de richting van het land dat u aan hun voorouders hebt gegeven, van de stad die u hebt uitgekozen en van de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 49 luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht. 50 Vergeef uw volk alle zonden en misstappen die het tegen u begaan heeft en wek het mededogen op van degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd.
    51 Zij zijn uw volk, HEER, mijn God, uw eigen volk, dat u uit die smeltoven van Egypte hebt weggeleid. 52 Wees opmerkzaam op de smeekbeden van uw dienaar en van uw volk Israël en luister naar hen wanneer ze u maar roepen. 53 Uit alle volken op aarde hebt u immers hen uitgekozen om uw volk te zijn, zoals u bij monde van uw dienaar Mozes hebt gezegd toen u onze voorouders uit Egypte wegleidde.’
    54 Tijdens dit hele smeekgebed lag Salomo geknield voor het altaar van de HEER, met zijn handen ten hemel geheven. Toen hij zijn gebed tot de HEER beëindigd had, 55 stond hij op en sprak met luide stem zijn zegen uit over de gemeenschap van Israël: 56 ‘Geprezen zij de HEER, die zijn volk Israël rust heeft gegeven, zoals hij heeft beloofd. Niet één van de beloften die hij bij monde van zijn dienaar Mozes heeft gedaan, is onvervuld gebleven. 57 Moge de HEER, onze God, ons bijstaan, zoals hij onze voorouders heeft bijgestaan. Moge hij zich om ons blijven bekommeren en ons niet in de steek laten. 58 Moge hij ervoor zorgen dat wij hem toegenegen en gehoorzaam blijven en ons houden aan de geboden, voorschriften en rechtsregels die hij onze voorouders heeft gegeven. 59 Moge mijn smeekgebed dag en nacht bij de HEER, onze God, zijn en moge hij zijn dienaar en zijn volk Israël recht verschaffen, telkens als dat nodig is.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s paleis
    1 Koningen 7

    S
    alomo liet ook een paleis voor zichzelf bouwen. Hij besteedde dertien jaar aan de bouw van het hele paleiscomplex. 2-3 Eerst bouwde hij een hal die het Woud van de Libanon werd genoemd. Deze was honderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. Het dak van cederhout rustte op vier rijen cederhouten zuilen, waarover cederhouten balken lagen. Daaroverheen lagen vijfenveertig dwarsbalken, vijftien per rij. [2–3] Er waren drie rijen vensteropeningen met vensters op drie passen afstand van elkaar. Alle kozijnen waren rechthoekig, en ze waren aangebracht op drie passen afstand van elkaar. Vóór deze ruimte, ervan afgescheiden door een hekwerk, liet hij een zuilenhal bouwen van vijftig el breed en dertig el diep. Hij liet ook een troonzaal maken, waarin hij rechtsprak. Het hele plafond van de rechtszaal was van cederhout. Achter deze zaal, aan een andere hof, lagen zijn woonvertrekken, die op dezelfde manier waren gebouwd. Voor zijn vrouw, de dochter van de farao, liet hij soortgelijke vertrekken maken. Al deze gebouwen, vanaf de buitenzijde van het complex tot aan de grote hof, waren van de fundamenten tot aan de daklijst opgetrokken van nauwkeurig op maat gezaagde blokken hardsteen. 10 De fundering bestond uit enorme blokken hardsteen, blokken van tien el en blokken van acht el. 11 De muren waren van behouwen hardsteen en cederhout. 12 De grote hof was ommuurd met drie lagen gehouwen steen met daar bovenop een laag cederhouten balken. Datzelfde gold voor de binnenhof van de tempel van de HEER en voor de voorhal.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bouw van de tempel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen





    1 Koningen 6

    I
    n het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel.
    De tempel die Salomo voor de HEER bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog. De voorhal voor de grote zaal was twintig el breed – hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw – en tien el diep. Salomo voorzag de tempel van vensters met kozijnen en traliewerk. Rondom de tempel, dat wil zeggen langs de gevels van de grote zaal en de achterste zaal, liet hij een galerij met verdiepingen aanbrengen. De onderste galerij was vijf el breed, de middelste zes el en de bovenste zeven el. Dat kwam doordat de muren van de tempel aan de buitenkant insprongen omdat hij er geen steunpunten in wilde uithakken. (Bij de bouw van de tempel werden alleen stenen gebruikt die al in de groeve waren afgewerkt; in de tempel was tijdens de bouw geen enkel geluid van hamers, houwelen of andere ijzeren gereedschappen te horen.) Aan de zuidkant van de tempel bevonden zich in de middelste galerij trapgaten; via trappen kwam men op de middelste en de bovenste verdieping. Toen de muren van de tempel voltooid waren, liet hij een dak aanbrengen van balken en panelen van cederhout. 10 De galerij, waarvan de verdiepingen vijf el hoog waren, was aan de tempel bevestigd met balken van cederhout.
    11 Toen sprak de HEER tot Salomo: 12 ‘Jij bouwt nu dit huis. Welnu, als jij je aan mijn voorschriften houdt, mijn rechtsregels volgt en mijn geboden strikt naleeft, zal ik nakomen wat ik je vader David met betrekking tot jou heb beloofd. 13 Ik zal te midden van de Israëlieten komen wonen en mijn volk Israël niet in de steek laten.’
    14 Toen de bouw van de tempel voltooid was, 15 liet Salomo tegen de binnenkant van de wanden een raamwerk van cederhouten latten maken, van de vloer tot aan het dak, waarop hout werd aangebracht. De vloer werd belegd met planken van cipressenhout. 16 Twintig el voor de achtermuur liet hij van cederhouten planken een wand optrekken vanaf de vloer tot aan het dak. Zo ontstond de achterste zaal van de tempel: het allerheiligste. 17 De ruimte ervoor, de grote zaal, was dus veertig el diep. 18 Het cederhout waarmee de tempel vanbinnen was afgewerkt, was versierd met houtsnijwerk van kolokwinten en bloemenranken. Alles was van cederhout; van de stenen was niets meer te zien.
    19 De achterzaal van de tempel werd door Salomo ingericht om er de ark van het verbond met de HEER in onder te brengen. 20 Deze zaal, die twintig el lang, twintig el breed en twintig el hoog was, liet hij vanbinnen met bladgoud bedekken. Ook het cederhouten altaar dat ervoor stond werd met bladgoud bedekt, 21 evenals de hele binnenkant van de tempel. Vóór de achterzaal, die zelf al geheel met bladgoud was bedekt, liet hij gouden kettingen spannen. 22 De hele tempel werd van onder tot boven met bladgoud bedekt, ook het altaar van de achterzaal.
    23 Van het hout van de aleppo-den liet hij twee cherubs maken van tien el hoog, die bestemd waren voor de achterzaal. 24 Elk van hun vleugels mat vijf el; de afstand van vleugelspits tot vleugelspits bedroeg tien el. 25-26 Dat gold voor beide cherubs, ze waren gelijkvormig en even groot, allebei tien el hoog en met een spanwijdte van tien el. [25–26] 26  27 Ze werden zo in de achterzaal geplaatst dat de vleugel van de ene cherub de ene muur raakte en de vleugel van de andere de andere muur. Hun andere vleugels raakten elkaar precies in het midden van de zaal. 28 Ook de cherubs liet hij vergulden.
    29 Alle wanden van de tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom versieren met houtsnijwerk van cherubs, bloemenranken en palmetten. 30 De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel in de voorste als in de achterste zaal. 31 De toegang tot de achterzaal liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. 32 Die twee deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken, en met bladgoud bedekken; ook het houtsnijwerk werd verguld. 33 De deurposten van de toegang tot de grote zaal werden eveneens van het hout van de aleppo-den gemaakt, met vierhoekige stijlen. 34 Hierin werden twee scharnierende deuren van cipressenhout gehangen, die elk twee panelen hadden. 35 Ook deze deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken, dat vervolgens werd verguld. 36 De ommuring van de binnenhof liet hij optrekken uit drie lagen op maat gehouwen steen, met daar bovenop een laag cederhouten balken.
    37 De fundering van de tempel voor de HEER werd gelegd in het vierde jaar van Salomo’s regering, in de maand ziw. 38 In zijn elfde regeringsjaar, in de maand bul, de achtste maand, was de tempel tot in de kleinste details geheel volgens plan voltooid. Salomo besteedde dus zeven jaar aan de bouw van de tempel.

    28-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorbereidingen voor de tempelbouw
    15 Toen koning Chiram van Tyrus hoorde dat Salomo als opvolger van zijn vader tot koning was gezalfd, stuurde ook hij afgezanten naar hem toe, want hij had met David altijd op vriendschappelijke voet gestaan. 16 Salomo liet hem de volgende boodschap overbrengen: 17 ‘Zoals u weet, heeft mijn vader David geen tempel kunnen bouwen voor de naam van de HEER, zijn God, omdat hij van alle kanten door vijanden werd belaagd, totdat de HEER ervoor zorgde dat koning David zijn voet in hun nek kon planten. 18 Maar mij gunt de HEER, mijn God, rust aan al mijn grenzen. Er zijn geen tegenstanders meer en er dreigt geen gevaar. 19 Daarom heb ik besloten om voor de naam van de HEER, mijn God, een tempel te bouwen, zoals de HEER mijn vader David heeft toegezegd: “Je zoon, die ik als je opvolger op je troon zal zetten, die zal een huis bouwen voor mijn naam.” 20 Wilt u daarom uw knechten opdracht geven om voor mij ceders te kappen op de Libanon? Mijn knechten zullen de uwe daarbij helpen. Ik zal uw knechten het loon betalen dat u mij vraagt, want zoals u weet beschikken wij niet over zulke goede houthakkers als de Sidoniërs.’
    21 Toen Chiram Salomo’s verzoek ontving, was hij zeer verheugd. ‘Geprezen zij de HEER,’ zei hij, ‘die aan David een verstandige zoon heeft gegeven om dit grote volk te besturen.’ 22 Hij liet Salomo de volgende boodschap overbrengen: ‘Ik heb uw verzoek ontvangen en ik zal u ceders en cipressen leveren zo veel u maar wilt. 23 Mijn knechten zullen ze van de Libanon naar de kust brengen. Ik zal er vlotten van laten maken om ze over zee te vervoeren naar de plaats die u me opgeeft. Daar zal ik ze weer uit elkaar laten halen, zodat u de stammen kunt meenemen. In ruil daarvoor verzoek ik u mijn hof van levensmiddelen te voorzien.’
    24 Chiram leverde Salomo zo veel ceders en cipressen als hij maar wilde, 25 en Salomo leverde Chiram elk jaar twintigduizend ezelslasten tarwe en twintig ezelslasten zuivere olijfolie voor het levensonderhoud van zijn hof. 26 De HEER schonk Salomo wijsheid, zoals hij hem had beloofd. Er heerste vrede tussen Chiram en Salomo en ze sloten een verdrag met elkaar.
    27 Uit heel Israël liet Salomo mensen komen om herendienst te verrichten, wel dertigduizend man. 28 Die stuurde hij in ploegen naar de Libanon, tienduizend man per maand: één maand werkten ze in de Libanon en twee maanden thuis. Adoniram was opzichter van de herendienst. 29 Verder had Salomo zeventigduizend sjouwers en tachtigduizend steenhouwers aan het werk in de bergen, 30 nog afgezien van de drieëndertighonderd opzichters die met de leiding over het werk waren belast en toezicht hielden op het werkvolk. 31 In opdracht van de koning hakten ze grote brokken hardsteen uit, die op maat werden gehouwen voor de fundering van de tempel. 32 Bijgestaan door vaklui uit Gebal maakten bouwlieden van Salomo en Chiram de balken en stenen pasklaar voor de bouw van de tempel.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s grootheid
    20 De bevolking van Juda en Israël was zo talrijk als zandkorrels aan de zee. De mensen hadden volop te eten en te drinken en waren gelukkig.

    1 Koningen 5

    Salomo had de heerschappij over alle koninkrijken tussen de Eufraat en het land van de Filistijnen, en tot aan de grens met Egypte. Zolang Salomo leefde, waren ze aan hem onderworpen en droegen ze hem schatting af.
    Aan Salomo’s hof werd dagelijks de volgende hoeveelheid voedsel gebruikt: dertig ezelslasten tarwebloem en zestig ezelslasten meel, tien gemeste runderen, nog twintig runderen, honderd schapen en geiten, en dan nog herten, gazellen, reebokken en gemeste hoenders.
    Salomo heerste over het hele gebied ten westen van de Eufraat, van Tifsach tot aan Gaza, over alle koninkrijken ten westen van de rivier, en hij leefde in vrede met alle omringende landen. Zolang Salomo leefde, konden de inwoners van Juda en Israël, van Dan tot Berseba, onbezorgd onder hun wijnrank en hun vijgenboom zitten.
    Voor zijn wagens beschikte Salomo over veertigduizend paarden in zijn stallen en twaalfduizend wagenmenners. De stadhouders moesten niet alleen om beurten een maand in het levensonderhoud van koning Salomo en zijn hofhouding voorzien, waarbij ze het hun aan niets mochten laten ontbreken; ieder van hen was bovendien verplicht gerst en stro voor de paarden en lastdieren bijeen te brengen in die plaats waarvoor hij verantwoordelijk was.
    God schonk Salomo zeer veel wijsheid en onderscheidingsvermogen en een veelomvattende kennis van zaken, zo overvloedig als zandkorrels op het strand langs de zee. 10 In wijsheid overtrof Salomo alle oosterlingen en alle Egyptenaren. 11 Hij was wijzer dan alle andere mensen, wijzer dan de Ezrachiet Etan en wijzer dan Machols zonen Heman, Kalkol en Darda; zijn roem drong door tot alle omringende volken. 12 Hij dichtte drieduizend spreuken en duizend vijf liederen, 13 over allerlei soorten planten, van de ceder op de Libanon tot de majoraan die uit de muur groeit, en over de lopende dieren, de vogels, de kruipende dieren en de vissen. 14 Uit alle omringende landen kwamen mensen om naar Salomo’s wijsheid te luisteren, afgezanten van de koningen die over zijn wijsheid hadden gehoord.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s wijsheid
    1 Koningen 3

    D
    oor de dochter van de farao tot vrouw te nemen, werd Salomo de schoonzoon van de koning van Egypte. Hij liet haar in de Davidsburcht wonen, totdat hij gereed was met de bouw van zijn paleis, de tempel van de HEER en de muur rondom Jeruzalem.
    Omdat er in die tijd nog geen tempel was gebouwd voor de naam van de HEER, bleef het volk zijn offers brengen op de offerplaatsen. Salomo zelf toonde zijn liefde voor de HEER door te handelen naar wat zijn vader David hem had voorgehouden, maar ook hij bracht zijn offers en brandde wierook op de offerplaatsen. Zo ging de koning op een keer naar Gibeon, de belangrijkste offerhoogte van het land, om er te offeren. Wel duizend dieren droeg hij daar op het altaar als brandoffer op. Die nacht verscheen de HEER hem daar in een droom. ‘Vraag wat je wilt,’ zei God, ‘ik zal het je geven.’ Salomo antwoordde: ‘U bent uw dienaar, mijn vader David, altijd goedgezind geweest, omdat hij u trouw toegewijd was en steeds eerlijk en oprecht was tegenover u. U hebt hem een grote gunst bewezen door hem een zoon te geven die nu op zijn troon zit. U, HEER, mijn God, hebt mij als opvolger van mijn vader David als koning aangesteld. Maar ik ben nog zo jong en ik heb geen ervaring. Ik sta nu voor de taak uw uitverkoren volk te leiden, een volk zo talrijk dat het niet te tellen is. Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Want hoe zou ik anders recht kunnen spreken over dit immense volk van u?’ 10 Het beviel de Heer dat Salomo juist hierom vroeg, 11 en hij zei tegen hem: ‘Omdat je hierom vraagt – niet om een lang leven of grote rijkdom of de dood van je vijanden, maar om het vermogen om te luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht – 12 zal ik je wens vervullen. Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen vóór jou en na jou overtreft. 13 Ook waar je niet om gevraagd hebt zal ik je geven: zo veel rijkdom en roem dat geen enkele andere koning je tijdens je leven zal evenaren. 14 En als je mij gehoorzaamt en je houdt aan mijn bepalingen en geboden, zoals je vader David dat deed, zal ik je een lang leven schenken.’ 15 Toen Salomo wakker werd, besefte hij dat hij een droom had gehad. Bij zijn terugkomst in Jeruzalem ging hij naar de ark van het verbond met de Heer, waar hij brandoffers en vredeoffers bracht. Hij nodigde al zijn hovelingen voor het feestmaal uit.
    16 Kort daarna vroegen twee hoeren bij de koning gehoor. 17 De eerste vrouw vertelde: ‘Staat u mij toe, heer, deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een kind ter wereld gebracht. 18 Drie dagen later kreeg ook zij een kind. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. 19 Maar haar kind is ’s nachts doodgegaan, want zij was erop gaan liggen. 20 Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep. Ze nam mijn kind in haar armen en legde mij haar dode kind in de armen. 21 Toen ik de volgende ochtend mijn kind wilde voeden, merkte ik dat het dood was. Maar toen ik het nog eens goed bekeek, zag ik dat het niet het kind was dat ik gebaard had.’ 22 ‘Dat is niet waar!’ zei de andere vrouw. ‘Het levende kind is van mij en het dode van jou.’ ‘Niet waar!’ zei de eerste. ‘Het dode is van jou en het levende van mij.’ Zo bepleitten ze ieder hun zaak bij de koning. 23 De koning nam het woord en zei: ‘De een zegt: “Mijn kind leeft en het jouwe is dood,” en de ander zegt: “Nee! Het dode kind is van jou en het levende van mij.”’ 24 En hij beval: ‘Breng mij een zwaard.’ Er werd hem een zwaard gebracht, 25 en toen zei hij: ‘Hak het levende kind in tweeën en geef hun ieder de helft.’ 26 De echte moeder van het levende kind kon de gedachte dat haar kind iets zou overkomen niet verdragen en riep uit: ‘Nee, heer, ik smeek u, geef het kind aan haar, maar dood het alstublieft niet!’ De ander zei: ‘Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!’ 27 Maar de koning deed de volgende uitspraak: ‘Het zal niet gedood worden. Geef het levende kind aan háár, want zij is de moeder.’
    28 Toen de Israëlieten hoorden welk vonnis de koning had geveld, kregen ze groot ontzag voor hem, want ze begrepen dat hij het recht handhaafde met goddelijke wijsheid.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Davids laatste wilsbeschikking
    1 Koningen 2

    T
    oen David zijn einde voelde naderen, droeg hij zijn zoon Salomo op: ‘Ik moet nu heengaan, net als iedereen. Wees sterk en laat zien dat je een man bent. Houd je aan je verplichtingen tegenover de HEER, je God: gehoorzaam hem en neem zijn bepalingen, geboden, rechtsregels en voorschriften in acht, zoals die zijn vastgelegd in de wetten van Mozes. Dan zul je slagen in alles wat je doet en onderneemt, en dan zal de HEER zijn woord aan mij gestand doen: Als je zonen het rechte pad houden en mij met hart en ziel toegewijd blijven, dan zal er altijd een van jouw nakomelingen op de troon van Israël zitten. En er is nog iets: je weet wat Joab, de zoon van Seruja, mij heeft aangedaan – wat hij de twee opperbevelhebbers van het leger van Israël heeft aangedaan, Abner, de zoon van Ner, en Amasa, de zoon van Jeter. Die heeft hij vermoord. Hij heeft nodeloos bloed vergoten in vredestijd en zo zijn soldateneer met bloed bevlekt. Laat je door je wijsheid leiden en gun hem geen vredige dood op zijn oude dag. Maar de zonen van Barzillai uit Gilead moet je goed behandelen. Laat hen aan je hof te gast zijn, want zij hebben mij gastvrij onthaald toen ik op de vlucht was voor je broer Absalom. Dan is er nog de Benjaminiet Simi, de zoon van Gera, uit Bachurim. Hij heeft me de vreselijkste verwensingen naar het hoofd geslingerd toen ik op weg was naar Machanaïm. Later is hij me bij de Jordaan tegemoet gekomen, en toen heb ik hem bij de HEER gezworen dat ik hem niet ter dood zou brengen. Maar jij moet hem niet ongestraft laten. Je bent een verstandig man, dus je weet wat je te doen staat: laat hem op zijn oude dag een gewelddadige dood sterven.’
    10 David stierf en werd begraven in de Davidsburcht. 11 Veertig jaar lang was hij koning van Israël geweest: zeven jaar in Hebron en drieëndertig jaar in Jeruzalem. 12 Salomo besteeg de troon van zijn vader David en regeerde met vaste hand.
    13 Op zekere dag wendde Adonia, de zoon van Chaggit, zich tot Batseba, de moeder van Salomo. ‘Kan ik u met een gerust hart ontvangen?’ vroeg ze. ‘Wees gerust,’ antwoordde hij, 14 ‘ik wil u alleen maar iets vragen.’ ‘Ga uw gang,’ zei Batseba. 15 Toen zei Adonia: ‘U weet dat het koningschap mij toekwam; heel Israël verwachtte dat ik koning zou worden. Maar de HEER besliste anders en het koningschap ging over op mijn broer. 16 Nu heb ik een verzoek aan u, alstublieft, weiger het me niet.’ ‘Ga verder,’ zei Batseba. 17 ‘Wilt u aan Salomo, de koning, vragen of hij me de hand schenkt van Abisag uit Sunem? U zal hij het immers niet weigeren.’ 18 ‘Goed,’ zei Batseba, ‘ik zal bij de koning voor u pleiten.’ 19 Batseba ging naar de koning om met hem over Adonia te spreken. De koning stond op, kwam haar tegemoet en knielde voor haar. Toen ging hij weer zitten en liet voor de koningin-moeder een tweede troon aandragen. Ze nam plaats aan zijn rechterhand 20 en zei: ‘Ik heb een klein verzoekje aan u, alstublieft, weiger het me niet.’ De koning antwoordde: ‘Vraagt u maar, moeder, ik zal het u niet weigeren.’ 21 Batseba vroeg: ‘Kan uw broer Adonia de hand krijgen van Abisag uit Sunem?’ 22 Koning Salomo antwoordde zijn moeder: ‘Waarom vraagt u voor Adonia de hand van Abisag? Dan kunt u net zo goed het koningschap voor hem opeisen! Hij is immers ouder dan ik. Als u voor hem pleit, pleit u ook voor Abjatar en Joab!’ 23 Toen zwoer de koning bij de HEER: ‘God mag met mij doen wat hij wil als Adonia dit verzoek niet met zijn leven zal bekopen! 24 Zo waar de HEER leeft, die mij heeft aangesteld en me op de troon van mijn vader David heeft geplaatst en die mijn koningshuis gevestigd heeft zoals hij had beloofd, zo waar zal Adonia vandaag nog sterven!’ 25 Benaja, de zoon van Jojada, werd door koning Salomo belast met de opdracht Adonia ter dood te brengen.
    26 Tegen de priester Abjatar zei de koning: ‘Ga terug naar Anatot, naar uw landerijen. Eigenlijk verdient u de doodstraf, maar voor deze keer zal ik u niet terechtstellen, omdat u de ark van God, de HEER, voor mijn vader David uit hebt gedragen en alle ellende met hem hebt gedeeld.’ 27 Salomo ontzette Abjatar uit het priesterambt en liet zo in vervulling gaan wat de HEER in Silo over Eli en zijn familie had verkondigd.
    28 Toen Joab hiervan hoorde, vluchtte hij naar het heiligdom van de HEER en greep de horens van het altaar vast. Hij had immers de zijde van Adonia gekozen, hoewel hij Absalom niet had gesteund. 29 Men vertelde Salomo dat Joab zijn toevlucht had gezocht in het heiligdom van de HEER en zich daar aan het altaar had vastgeklampt. Salomo gaf Benaja opdracht om hem ter dood te brengen. 30 Benaja ging naar het heiligdom van de HEER en zei tegen Joab: ‘De koning zegt: “Kom naar buiten!”’ ‘Nee!’ antwoordde Joab. ‘Hier zal ik sterven.’ Benaja bracht deze weigering aan de koning over: ‘Joab zegt: “Hier zal ik sterven.”’ 31 Toen zei de koning: ‘Doe zoals hij zegt: dood hem, maar zorg wel dat hij begraven wordt. Door hem te doden zuivert u mij en mijn koningshuis van het onschuldig bloed dat hij vergoten heeft. 32 De HEER zal het hem met de dood laten bekopen dat hij twee mannen heeft vermoord die allebei beter en rechtvaardiger waren dan hij. Buiten medeweten van mijn vader David heeft hij hen gedood: Abner, de zoon van Ner, de opperbevelhebber van het leger van Israël, en Amasa, de zoon van Jeter, de opperbevelhebber van het leger van Juda. 33 Moge hun bloed gewroken worden aan Joab en al zijn nakomelingen; de HEER geve dat de nakomelingen en het koningshuis van David in vrede voortbestaan.’ 34 Benaja ging terug naar Joab en bracht hem ter dood. Hij werd bijgezet in zijn familiegraf in de woestijn. 35 In Joabs plaats werd Benaja, de zoon van Jojada, door de koning benoemd tot opperbevelhebber van het leger; de priester Sadok was benoemd in de functie van Abjatar.
    36 Vervolgens ontbood de koning Simi, de zoon van Gera, en zei tegen hem: ‘U kunt in Jeruzalem voor uzelf een huis bouwen en er gaan wonen, maar u mag de stad niet verlaten om ergens anders heen te gaan. 37 Zodra u de stad verlaat en de Kidron oversteekt, bent u ten dode opgeschreven, wees daarvan verzekerd. U hebt uw dood dan aan uzelf te wijten.’ 38 Simi antwoordde: ‘Het is goed, mijn heer en koning, ik zal doen wat u zegt,’ en hij bleef in Jeruzalem wonen. 39 Maar na verloop van drie jaar liepen twee van zijn slaven weg naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gat. Toen Simi vernam waar zijn slaven waren, 40 zadelde hij zijn ezel en vertrok hij naar Gat, om ze bij Achis op te halen en terug te brengen naar Jeruzalem. 41 Toen koning Salomo vernam dat Simi van Jeruzalem naar Gat was gegaan en weer was teruggekomen, 42 ontbood hij hem en zei: ‘Heb ik u niet bij de HEER gezworen en gewaarschuwd dat u ten dode opgeschreven zou zijn wanneer u de stad zou verlaten om ergens anders heen te gaan? En hebt u toen niet geantwoord: “Ik heb het gehoord, het is goed”? 43 Waarom hebt u zich niet gehouden aan de eed die ik de HEER gezworen heb, en mijn bevel niet opgevolgd?’ 44 En de koning vervolgde: ‘U weet maar al te goed wat u mijn vader David hebt aangedaan. De HEER zal u uw wandaad vergelden; 45 maar ik, koning Salomo, ben gezegend, en Davids troon zal nooit wankelen voor de HEER46 De koning gaf Benaja opdracht om Simi ter dood te brengen.
    Zo kreeg Salomo de macht stevig in handen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo tot koning gezalfd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    1 Koningen 1


    K
    oning David was op hoge leeftijd gekomen. Hoewel men hem met dekens toedekte, kon hij het niet meer warm krijgen. Zijn hovelingen zeiden tegen hem: ‘Laat ons een jong meisje voor u zoeken, mijn heer en koning, dat u gezelschap kan houden en verzorgen. Laat haar in uw schoot slapen, dan zult u weer warm worden.’ Ze gingen overal in Israël op zoek naar een mooi meisje, en de keus viel op Abisag uit de stad Sunem. Haar brachten ze bij de koning. Ze was werkelijk bijzonder mooi. Ze verzorgde de koning en bediende hem, maar de koning had geen gemeenschap met haar.
    Intussen liet Adonia, een zoon van David en Chaggit, zich erop voorstaan dat hij koning zou worden. Hij schafte zich wagens en paarden aan en nam een escorte van vijftig man in dienst. Zijn vader viel hem toch nooit lastig met vragen over zijn doen en laten. Net als zijn oudere halfbroer Absalom was hij heel knap om te zien. Hij verzekerde zich van de steun van Joab, de zoon van Seruja, en de priester Abjatar, maar de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en de profeet Natan steunden Adonia niet, evenmin als Simi, Reï en Davids helden. Adonia hield een offerfeest in de buurt van de Slangensteen, bij de Rogelbron, waar hij vetgemeste schapen, geiten en runderen slachtte. Daarbij had hij al zijn broers, de koningszonen, uitgenodigd, en alle Judese hovelingen. 10 Maar de profeet Natan, Benaja en Davids helden had hij niet uitgenodigd, en zijn broer Salomo ook niet.
    11 Natan zei tegen Batseba, de moeder van Salomo: ‘Hebt u het gehoord? Adonia, de zoon van Chaggit, is buiten medeweten van onze heer David tot koning uitgeroepen. 12 Laat mij u raad geven: stel uw leven en dat van uw zoon Salomo in veiligheid! 13 Ga naar koning David en zeg hem: “Hebt u, mijn heer en koning, mij niet zelf gezworen dat mijn zoon Salomo na u koning zou zijn, en dat hij op uw troon zou zitten? Waarom is Adonia dan koning geworden?” 14 Terwijl u met de koning spreekt, zal ik binnenkomen en uw woorden aanvullen.’ 15 Batseba ging het vertrek binnen waar de oude koning werd verzorgd door Abisag uit Sunem. 16 Ze knielde voor de koning neer en boog diep voorover, en hij vroeg haar wat ze wenste. 17 ‘Mijn heer,’ antwoordde ze, ‘u hebt me bij de HEER, uw God gezworen: “Jouw zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten.” 18 Maar nu is buiten uw medeweten Adonia tot koning uitgeroepen. 19 Hij heeft een offerfeest gehouden en een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de priester Abjatar en opperbevelhebber Joab, maar uw dienaar Salomo niet. 20 Nu, mijn heer en koning, zijn de ogen van heel Israël op u gericht. Van u wil men horen wie er na u op uw troon zal zitten. 21 Anders zullen mijn zoon Salomo en ik na uw dood van hoogverraad beschuldigd worden.’ 22 Terwijl Batseba met de koning sprak, kwam de profeet Natan zijn opwachting maken. 23 Men kondigde de koning aan: ‘Natan de profeet!’ Natan knielde voor de koning neer, boog diep voorover 24 en vroeg: ‘Mijn heer en koning, hebt u niet gezegd: “Adonia zal koning zijn na mij, en hij zal op mijn troon zitten”? 25 Adonia is vandaag namelijk naar de Rogelbron gegaan om een offerfeest te houden. Hij heeft een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de bevelhebbers en de priester Abjatar. Nu zijn zij allen met hem aan het eten en drinken, en ze roepen: “Leve koning Adonia!” 26 Maar mij, uw dienaar, heeft hij niet uitgenodigd, evenmin als de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en uw dienaar Salomo. 27 Als dit van u is uitgegaan, mijn heer en koning, waarom hebt u mij dan niet laten weten wie er na u op uw troon zou zitten?’
    28 Koning David nam het woord en beval: ‘Laat Batseba hier komen.’ Batseba liep op de koning toe en ging voor hem staan, 29 en de koning zwoer: ‘Zo waar de HEER leeft, die mij steeds uit de nood heeft gered, 30 vandaag zal ik doen wat ik je bij de HEER, de God van Israël, gezworen heb: je zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal in mijn plaats op mijn troon zitten.’ 31 Batseba knielde neer, boog diep voorover en zei: ‘Moge mijn heer, koning David, leven tot in eeuwigheid.’
    32 Toen beval koning David: ‘Laat de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada, hier komen.’ Zij kwamen naar de koning toe 33 en deze zei: ‘Roep mijn hovelingen bijeen, laat mijn zoon Salomo op mijn eigen muildier rijden en begeleid hem naar de Gichonbron. 34 Daar moeten de priester Sadok en de profeet Natan hem zalven tot koning van Israël. Blaas vervolgens op de ramshoorn en roep: “Leve koning Salomo!” 35 Trek dan in zijn gevolg de stad weer binnen. Als hij hier aangekomen is, zal hij plaatsnemen op mijn troon en in mijn plaats koning zijn. Hem wijs ik aan als vorst over Israël en Juda.’ 36 Benaja antwoordde de koning: ‘Zo zij het! Moge de HEER, de God van mijn heer en koning, uw woorden bekrachtigen. 37 Moge de HEER Salomo terzijde staan zoals hij mijn heer en koning terzijde heeft gestaan, en moge hij zijn troon nog machtiger maken dan de troon van mijn heer, koning David.’ 38 De priester Sadok, de profeet Natan en Benaja met de Keretieten en Peletieten begeleidden Salomo, die op het muildier van koning David reed, naar de Gichonbron. 39 De priester Sadok nam de hoorn met olie, die hij uit het heiligdom had meegenomen, en zalfde Salomo. Toen werd er op de ramshoorn geblazen en iedereen riep: ‘Leve koning Salomo!’ 40 De hele menigte volgde hem terug naar het paleis. Ze bliezen op schalmeien en juichten zo luid, dat de aarde ervan dreunde.
    41 Adonia en al zijn gasten waren juist aan het einde van de maaltijd gekomen toen dit rumoer tot hen doordrong. Toen Joab het geluid van de ramshoorn herkende, vroeg hij: ‘Waarom komt er zo’n lawaai uit de stad?’ 42 Hij was nog niet uitgesproken, of daar kwam Jonatan aan, de zoon van de priester Abjatar. Adonia zei: ‘Kom eens hier, op jou kan ik vertrouwen, dus je zult wel goed nieuws brengen.’ 43 Maar Jonatan antwoordde: ‘Integendeel! Onze heer, koning David, heeft Salomo tot koning uitgeroepen. 44 Hij heeft de priester Sadok en de profeet Natan met hem meegestuurd, en ook Benaja met de Keretieten en Peletieten. Ze hebben hem op het muildier van de koning laten rijden, 45 en bij de Gichonbron hebben Sadok en Natan hem tot koning gezalfd. Daarna gingen ze onder gejuich weer terug naar het paleis, en nu gonst heel de stad van vreugde; dat is het lawaai dat u hoort. 46 Bovendien heeft Salomo plaatsgenomen op de koningstroon. 47 Hovelingen kwamen onze heer, koning David, gelukwensen met de woorden: “Moge uw God de naam van Salomo nog groter maken dan uw naam en zijn troon nog machtiger dan de uwe.” Hierop boog de koning diep voorover op zijn bed. 48 Ook zei hij: “Geprezen zij de HEER, de God van Israël, dat ik zelf nog heb mogen meemaken dat hij mij een troonopvolger heeft gegeven.”’ 49 De schrik sloeg de gasten van Adonia om het hart. Allen stonden op en gingen snel naar huis. 50 Ook Adonia was bang voor Salomo. Hij ging naar het heiligdom en greep de horens van het altaar vast. 51 Men vertelde Salomo dat Adonia zich uit angst voor de koning aan de horens van het altaar had vastgeklampt met de woorden: ‘Laat koning Salomo mij eerst zweren dat hij mij niet ter dood zal laten brengen.’ 52 En Salomo zei: ‘Als hij zich behoorlijk gedraagt, zal hem geen haar worden gekrenkt, maar zodra hij een misstap begaat, zal hij sterven.’ 53 Koning Salomo liet hem van het altaar af halen. Adonia verscheen voor koning Salomo en knielde voor hem neer, en Salomo zei hem: ‘Je kunt gaan.

    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De inrichting van de tempel

    Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt.  Het is gewoon zoals je het zélf wenst.  Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed.  Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.

    Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat.  Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard. 


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s ambtenaren

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs