Dramatherapie maakt gebruik van drie middelen: spel, fantasie en doen alsof.
Spel is in het algemene gedeelte over creatieve therapie al even aan de orde geweest. Spelen is een manier om ervaring op te doen. Opgaand in het gewoon-zomaar-zonder-reden lekker bezig zijn geeft volop mogelijkheden om te ontdekken en te onderzoeken. Spelen kan een fysieke activiteit zijn: het ontdekken van bewegingen, het imiteren van anderen; maar dat hoeft niet zo te zijn.
Fantasie geeft een mens de mogelijkheid zich dingen voor te stellen of te herinneren en symbolen te creëren. Fantasie zal bij het kind een rol spelen in het fysieke spel, maar voor volwassenen kan de fantasie zich ook steeds meer alleen intern afspelen. In fantasie zijn de mogelijkheden onbegrensd. Fantaseren geeft je ook de mogelijkheid om dingen uit te proberen; in je eigen hoofd. Hoe zou het zijn als... Fantasie geeft je de mogelijkheid om andere werkelijkheden te verkennen.
Dat brengt ons dan bij het "doen alsof". In het doen alsof gebruiken we onze fantasie om een nieuwe werkelijkheid te verzinnen. Een werkelijkheid waar we in kunnen gaan spelen en experimenteren. Omdat het niet echt is, omdat we alleen maar doen alsof, worden er dingen mogelijk die in het dagelijks leven niet mogen of niet kunnen, of die je niet durft...
Door het creëren van een illusie ontstaat er een vrijheid om te mogen experimenteren met emoties, met gedrag, met motieven. Het is maar spel, het is alleen maar doen alsof. Ik ben wel lief, maar als ik doe alsof ik een boze heks ben, mag ik gemeen zijn. Ik ben niet gemeen, dat is die heks. Er ontstaat een spel-werkelijkheid, waarin andere regels gelden dan in de normale werkelijkheid.
Doordat je je in een andere wereld / een andere rol begeeft, krijg je de ruimte om dingen te doen die in deze wereld, in je rol van alledag niet aan de orde kunnen komen. Omdat het toch niet echt is, wordt er een gevoel van veiligheid gecreëerd.
Ervaringen die opgedaan worden in die spelwerkelijkheid, die ontstaat vanuit spel, fantasie en doen alsof, kunnen wel worden meegenomen naar de wereld van alledag, net zoals aspecten van de 'echte' werkelijkheid een plaats kunnen krijgen in het spel. Dat is een mechanisme waar de dramatherapeut gebruik van maakt. Pijnlijke dingen uit het dagelijks leven kunnen een plaats krijgen in een spelwerkelijkheid en daar wel geconfronteerd worden, omdat het toch niet echt is. Gedrag waar in een rol mee geoefend wordt, kan uiteindelijk zijn weerslag krijgen in het dagelijks leven. De dramatherapeut kan dit gebruiken om de cliënt te begeleiden in het veranderingsproces.
In drama kunnen vier verschillende posities onderscheiden worden namelijk de auteur, de acteur, de toeschouwer en de regisseur. Zij verhouden zich allemaal op een andere manier tot de spelwerkelijkheid. Deze posities kunnen door de dramatherapeut worden gebruikt om de cliënt op verschillende manieren in en op de spelwerkelijkheid en daarmee op zichzelf en zijn omgeving te betrekken.
De auteur is vooral bezig met zijn fantasie. Hij geeft nieuwe impulsen bij het creëren van de spelwerkelijkheid en geeft richting aan het 'verhaal'. De auteur staat buiten de handeling, maar bepaalt wel wat er gebeurt.
De invulling wordt gegeven door de acteur. Vanuit de acteurspositie treedt vereenzelviging met de rol op en wordt het handelen vormgegeven. De acteur zet zichzelf volop in het spel.
Afstand nemend van het spel kijkt de toeschouwer naar wat er gebeurt en naar wat dit voor effecten heeft. De toeschouwerspositie biedt mogelijkheden voor zelfreflectie, maar ook voor ontspannen achterover leunen en het maar even over je heen laten komen.
Als je de handeling hebt bekeken, kun je hem bijsturen. De regisseur stelt vragen bij en geeft richting aan het hoe en waarom van de handeling.
Deze vier posities hebben alle vier hun eigen mogelijkheden. Als dramatherapeut hanteer je de posities zowel voor jezelf als om richting te geven aan de cliënt, zodat de cliënt optimaal gebruik kan maken van de spelwerkelijkheid. De verschillende posities hebben een verschillende relatie en afstand tot de spelwerkelijkheid en geven daarmee de mogelijkheid te variëren in de mate waarin iemand opgaat in het spel of er afstand van neemt.
|