Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
WAT EEN BEESTENBOEL
beestjes , allemaal beestjes
20-02-2008
DE AALSCHOLVER
Er zijn meerdere soorten aalscholvers ook in België leven er aalscholvers. Zijn verspreidingsgebied strekt zich uit over Europa, geheel Azië (met uitzondering van het hoge Noorden), Midden- en Zuid-Afrika en het Oosten van Noord-Amerika, zowel aan de kust als bij binnenwater.
Als ze aan het oppervlak zwemmen, liggen aalscholvers opvallend diep. Onder water zwemmen ze met krachtige pootslagen en ingeklapte vleugels. Op het land staan ze vaak met hun vleugels wijd te drogen.
De Amazone-lamantijn is een zeekoe, maar hij leeft in zoetwater. Hij lijkt veel op de Caribische lamantijn maar is iets kleiner en heeft karakteristieke witte vlekken op de borst en buik.
In het verleden is op deze zeekoe gejaagd. De soort is nu beschermd, maar zijn leefgebied wordt nog wel bedreigd door de grootschalige houtkap in het Amazonegebied.
Dromedarissen zijn herkauwers die in Noord-Afrika en het Midden-Oosten voorkomen. Ook in Australië leven er een paar duizend. Zij zijn er aan het eind van de 19de eeuw door de mens. De dromedaris lijkt heel veel op zijn neefje uit Centraal-Azië, de kameel. Toch kun je ze gemakkelijk uit elkaar houden, want de dromedaris heeft maar 1 bult en de kameel heeft er 2. Die bulten zijn eigenlijk vetreserves. Dankzij zijn bult kan een dromedaris best een paar dagen zonder eten of drinken. De dromedaris heeft zich heel goed aangepast aan het leven in de woestijn. Door de vorm van zijn poten zakt hij niet weg in het zand, en hij heeft geen last van de hitte. Bovendien kan hij de stekelige woestijnplanten verteren. Hij kan ook zijn grote neusgaten afsluiten, zodat hij geen stof binnenkrijgt tijden een zandstorm. De dromedaris komt niet in het wild voor. Hij wordt gebruikt als rijdier (om mensen te vervoeren ) of als lastdier (hij kan lasten van wel 450 kilo dragen).
De aardwolf is familie van de hyena. Maar hij is een stuk kleiner en heeft een totaal andere levenswijze. Aardwolven zijn schuwe, solitaire nachtdieren. Overdag houden ze zich schuil in een hol. 's Nachts zoeken zij naar insecten, maden en andere larven die ze van de grond kunnen oplikken. Ze eten vooral oogsttermieten en trekken ook met deze bovengronds levende insecten mee, zodra die zich verplaatsen.
De dik-dik is 60 centimeter lang en 35 centimeter hoog.
Hij is een van de kleinste antilopen ter wereld.
Hij heeft zijn naam te danken aan het geluid dat hij maakt als hij zich bedreigd voelt.
Hij kan ook heel schel fluiten.
De dik-dik is een schuw dier dat er bij het minste verdachte geluid zigzaggend vandoor gaat.
Alleen het mannetje heeft hoorns;
In tegenstelling tot het vlees van veel andere antilopen is dat van de dik-dik niet echt lekker, dus hoeft hij zich geen zorgen te maken om jagers;
Als hij trouwens opgejaagd wordt door een roofdier, kan hij, doordat hij zo klein is, vaak wegduiken in doornige struiken, waardoor zij achtervolger het vaak opgeeft.
Daarom komt hij vaak voor in gebieden met veel kreupelhout.
Ondanks dit voordeel is hij op zijn hoede en wacht hij tot het avond wordt voor hij op zoek gaat naar voedsel.
Naast gras en acacias eet hij ook vruchten , waar hij bijna als zijn vocht uithaalt.
De baviaan leeft in troepen van 30 tot 100 dieren met een duidelijke rangorde.
Het is een intelligent dier dat veel kan leren.
Als hij een tent ziet aarzelt hij niet om erin te kruipen om alles te stelen wat hij vindt en daarna alles kapot te maken.
Hij voelt zich vooral thuis in de rotsachtige gebieden van de savanne.
Hij eet planten, vruchten, insecten en kleine reptielen, maar soms jaagt hij ook op kleine antilopen.
Hij heeft zich aangepast aan het leven op de grond; als hij loopt, steunt hij op zijn voetzolen en zijn hondpalmen (daarom behoort hij tot de zoolgangers).
Het mannetje is twee keer zo groot als het vrouwtje: hij kan meer dan een meter groot worden en wel 40 kilo wegen.
De dracht duurt zes maanden.
Daarna krijgt het vouwtje 1 jong dat bijna de hele tijd aan haar buik hangt.
Bavianen zijn ongelooflijk sterk en kunnen heel agressief zijn, zo agressief zelfs, dat hun ergste vijand, de panter, voor hen op de vlucht slaat.
Wat is zacht, superlief en kleiner dan een boterham? Een Washington-dwergkonijn!
Deze konijntjes die in je broekzak passen hopten een paar jaar geleden regelrecht naar hun ondergang. Door bosbranden en landbouw in de Amerikaanse staat Washington werd een groot deel van hun leefgebied vernield. Er was nog maar weinig voedsel. En ook hun schuilplekken waren verdwenen. Daardoor werden ze een makkelijke prooi voor roofdieren, zoals dassen en coyotes.
Al snel waren er nog maar dertig van deze pluizige wezentjes over. Experts grepen snel in. Ze kruisten de diertjes met dwergkonijntjes uit buurstaat Idaho die niet bedreigd werden. Het resultaat?
Een babybom!
In het voorjaar werden de eerste twintig konijntjes vrijgelaten in een beschermd gebied. De experts houden ze goed in de gaten. Als er gezonde babys in het wild worden geboren, zullen de dwergkonijntjes definitief op hun pootjes terecht komen!
Boven cirkelen een stel haaien. Langzaam glijden ze door het water, alsof ze in een enorme draaimolen zitten. Ze starren je aan met hun zwarte ogen die zo groot zijn als vuisten.
Het zijn tijgerhaaien. Misschien wel de gevaarlijkste haaiensoort, op den mensenhaaien na. Ze eten alles autobanden, andere haaien, kentekenplaten- echt alles. Een forse haai maakt zich los van de groep en zwemt recht op ons af. Vlak voor ons buit ze af. Rustig bijna vriendelijk. Je steekt je hand uit en laat die over haar zijkant gaan. het voelt ruw aan, als schuurpapier.
HAAIENGEBIED
We zijn in de oceaan voor de kust van Bimini, 1 van de zevenhonderd eilanden van de Bahamas. dat is een land ten zuidoosten van de Amerikaanse staat Florida. Er leven meer dan 35 soorten haaien. Behalve de tijgerhaai kun je hier de citroenhaai, de hamerhaai, de verpleegsterhaai en de walvishaai zien. De meeste haaiensoorten zijn ongevaarlijk. Ze lusten niet eens mensenvlees. Uit onderzoek blijkt dat haaien helemaal niet zo vaak mensen bijten. Je hebt meer kans om door een mens gebeten te worden dan door een haai! En elk jaar gaan er meer mensen dood doordat ze een kokosnoot op hun hoofd krijgen, dan door een aanval van een haai. De citroenhaai is een van die onschuldige soorten. In de ondiepe baai zwemmentientallen jonkies rond. Je ziet ze in het wateroppervlak happen als ze voorbij zwemmen. Als je er een vastpakt, bijt hij niet. De babycitroenhaai houdt zich juist helemaal stil. Net alsof hij dood is. Maar zodra je hem loslaat , komt hij weer tot leven.
DREIGING OF BEDREIGD?
Veel haaien lopen gevaar. Van de vierhonderd soorten die op de wereld voorkomen, wordt zeker een kwart met uitsterven bedreigd. En meer dan de helft neemt schrikbarend snel in aantal af. Zoals de witpunthaai. Zon vijftig jaar geleden was het een van de meest voorkomende haaiensoorten. Nu is het een van de zeldzaamste. Binnen tien jaar zijn de witpunt en achttien andere haaiensoorten misschien wel voor goed verdwenen. Hoe dat komt? Er wordt veel op deze haaiensoorten gevist. Mensen vanen haaien om hun vinnen. Daar maken ze haaienvinnensoep van. Alleen daarom al doden mensen elk jaar meer dan 73 miljoen haaien. De haaienvinnen zijn veel geld waard. In Azië betalen ze er soms wel 500 euro per kilo voor.
HAAI ZOEKT HUIS
Op de Bahamas is de jacht op haaien voor hun vinnen geen probleem. Die is al lang geleden verboden. Toch gaat het ook hier niet goed met de haaien. Ze dreigen hun leefgebied kwijt te raken. Er komen steeds meer mensen en steeds meer gebouwen. Daarbij gaan plekken verloren waar planten en dieren leven. Zoals de ondiepe baai waar de baby citroenhaaien leven.
De cheetah, oftewel de jachtluipaard, is het snelste landdier ter wereld. Hij kan snelheden bereiken van 110-120 kilometer per uur. Het jachtluipaard is compleet gebouwd op snelheid. Hij is klein en licht. Jachtluipaarden zijn zeer aggressief. Bij gevechten tussen mannetjes gaat het vaak tot op de dood. Jachtluipaarden jagen vaak midden op de dag als andere jagers liggen te slapen.
Net als andere wilde katten is de jachtluipaard één van de meest bedreigde diersoorten.
Snelheid
Het jachtluipaard is het snelste landzoogdier. Gedurende korte tijd en over kleine afstanden kan hij een snelheid ontwikkelen van ongeveer 110 km per uur. Zijn lichaam is daartoe aangepast. Het is lang, soepel en gestroomlijnd. De poten zijn eveneens lang en de nagels kunnen niet worden ingetrokken zoals bij andere katten. De poten van een jachtluipaard lijken meer op poten van een hond. De diep gewelfde borstkas duidt erop dat het dier tot enorme krachtsinspanningen in staat is. Anders dan de overige katten, kan het jachtluipaard niet zo goed sluipen, zijn poten zijn hiervoor te lang.
De jacht
De jachtluipaard achtervolgt zijn prooi met grote snelheid en bereikt het dier meestal na ongeveer een minuut. Hij bespringt de prooi en sleurt het met zijn voorpoten op de grond. Daarna wordt het slachtoffer gewurgd door de luchtpijp dicht te drukken. Dit doet de jachtluipaard met zijn scherpe kaken. Om de buit te beschermen tegen andere roofdieren sleept hij deze meestal naar een veilige plaats om hem daar op te eten.
Leefwijze
Mannetjes en vrouwtjes leven totaal verschillend. Het vrouwtje verzorgt soms tot 20 maanden lang haar jongen, maar verder leeft ze alleen. Tegenover soortgenoten is ze niet agressief. Ook verdedigt ze haar territorium niet.
Mannetjes leven en jagen in groepjes van een vijftal dieren. Iedere groep mannetjes verdedigt zijn territorium en markeert de grenzen ervan met urine. Wanneer andere mannetjes hun gebied binnendringen, worden ze aangevallen, en soms wordt daarbij een indringer gedood.
Voeding
Jachtluipaarden eten verschillende soorten gazellen. Ook hazen, kleine antilopen, impala's, gnoekalveren, knaagdieren en af en toe zebra's worden bejaagd.
De luipaard leeft het grootste deel van de tijd solitair (alleen) binnen een vast omlijnd territorium. Alleen de paartijd en de periode dat de vrouwtjes jongen hebben vormen uitzonderingen hierop. Bij een teveel aan luipaarden in een bepaald gebied zou op de lange termijn het gevaar van voedseltekort ontstaan door overbejaging of verdrijving van de prooidieren.
Net als andere vertegenwoordigers van de katachtigen markeert de luipaard de grenzen van zijn territorium met urine en voorziet bomen van krabsporen.
Op plaatsen waar veel wild leeft, zijn de territoria kleiner dan in wildarme gebieden. Territoria van mannetjes zijn groter dan van de vrouwtjes en snijden vaak die van een of meer vrouwtjes.
Voortplanting
De beide sexen komen gedurende zes of zeven dagen samen voor de paring. Het mannetje wordt aangelokt door de sterke geur van de urine die het vrouwtje tegen de bomen sproeit. Na de paring keert het mannetje naar zijn eigen territorium terug en bemoeit zich noch met de geboorte noch met het grootbrengen van de jongen.
De jongen komen na drie maanden op een goed verborgen schuilplaats ter wereld. De jongen zijn bij hun geboorte klein en hulpeloos en wegen slechts tussen de 430 en 570 gram.
Een worp kan uit maximaal zes jongen bestaan waarvan er slechts een of twee overleven. De dofblauwe ogen, die typisch zijn voor alle jonge katten, openen zich na negen dagen. Op dat tijdstip zijn de vlekken op het vel zo dicht bij elkaar geplaatst dat ze op het eerste gezicht een geheel vormen.
Voeding en jachtgewoonten
Gewoonlijk jaagt de luipaard in de ochtend- en avondschemering en gebruikt daarbij een gecombineerde sluip- en aanvalstechniek om zijn prooi te vangen. Soms ligt het dier doodstil in een hinderlaag klaar om te springen, bijvoorbeeld op de tak van een boom, maar meestal besluipt het zijn prooi met dodelijke rust en behendigheid. De prooi wordt gedood door een slag in de hals met de klauwen of door een beet in de nek. Vaak sleept de luipaard de prooi, die soms net zo zwaar is als de luipaard zelf, een boom in en hangt het daar hoog tussen de takken. Daar is het veilig voor eventuele prooidieven als jakhalzen en hyena's. Na te hebben gegeten gaat de luipaard naar een poel om te drinken.
De luipaard maakt jacht op een groot aantal diersoorten, van bavianen, knobbelzwijnen en middelgrote antilopen tot kleine zoogdieren en vogels. Sommige luipaarden ontwikkelen een speciale voorliefde voor een bepaalde diersoort.
Dolfijnen zijn zoogdieren die behoren tot de groep der tandwalvissen. Dolfijnen hebben zich in hoge mate aan de zee aangepast en bezitten daardoor vele eigenschappen die hen van andere dieren onderscheiden. Zowel de grote als de kleine soorten hebben de vorm van een uitgerekte torpedo, geheel gestroomlijnd vanaf het topje van de neus tot aan de slanke, ankervormige staart. Ondanks hun omvang bewegen ze zich gemakkelijk door het water. Hun staart golft in een rustige beweging op en neer en drijft hen zo voort met nauwlijks enige turbulentie in het water of verpilling van kracht. Dolfijnen halen 30 kilometer per uur. Dolfijnen dragen hun neusgaten boven op hun hoofd. Ze ademen uit door te 'spuiten', als ze aan de oppervlakte komen en ademen in voordat ze weer onderduiken. Dolfijnen brengen daarom het grootste deel van hun leven door aan het wateroppervlak of in de buurt daarvan. Alle tandwalvissen zien en horen goed en hebben een zachte en gevoelige huid die rimpelt als ze door het water zwemmen, waardoor de wrijving verminderd. De meeste zijn volledig onbehaard, hun onderhuids vet 'blubber' zorgt voor de isolatie.
Soorten
Er zijn maar liefst tachtig soorten, met grote verschillen in karakter. De meest bekende soort is wellicht de tuimelaar. Tuimelaars leven in vrijwel alle tropische en gematigde zeeën. Je ziet ze in grote scholen bij de kust en in de buurt van veel belangrijke scheepvaartroutes. De tuimelaar groeit tot een lengte van 3,6 meter en voedt zich met allerlei soorten vis. Hij heeft een middelgrote snavelbek met 40 tanden in iedere kaak. Op de rug kleurt hij gewoonlijk grijs tot bijna zwart. De buik, borst en keel zijn wit of bleekgrijs, zonder scherpe scheiding. Men kan hem vinden aan beide zijden van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middenlandse Zee. Tuimelaars zijn erg speels. Ze kunnen vier tot vijf meter hoog springen en ze maken salto's in alle richtingen.
Voortplanting
Dolfijnen zijn polygaam. Ze zoeken ieder paartijd een ander partner. Toch zijn de familiebanden zeer sterk, en de dieren helpen elkaar als er moeilijkheden zijn, vooral tijdens de voortplantingstijd. Tien maanden na de paring wordt één jong geboren. Onmiddellijk na de geboorte leidt de moeder haar jong naar de oppervlakte om adem te halen. De moeder zoogt het jong onder water. De twee tepels die in een huidplooi zijdeling van de geslachtsopening liggen, komen naar buiten en spuiten melk in de bek van het jong dat zelf niet kan zuigen.
De tijger (Panthera tigris) is de grootste kat van het Aziatische vasteland.
Op dit ogenblik zijn nog vijf verschillende soorten in leven.
De Bengaalse tijger Deze tijger die ook wel bekend staat onder de namen Indische tijger en Koningstijger, komt voor in Bangladesh, Bhutan, India, Myanmar, en Nepal. Alhoewel vrijwel alle witte tijgers Bengaals zijn is de witte tijger geen raszuivere soort, aangezien hij vaak met andere soorten is gekruist. Sommige witte tijgers hebben daardoor meer de fysieke eigenschappen van de Siberische tijger bijvoorbeeld. De Bengaalse tijger kan net zo lang worden als de Siberische tijger, maar is niet zo massief.
De Indo Chinese tijger Deze tijgersoort leeft vooral in: Cambodja, Laos, Maleisië, Myanmar, Thailand, Vietnam. De Indo Chinese tijger lijkt op de Bengaalse, maar is kleiner en de vacht is donkerder van kleur. Verder is de vacht in de buurt van het hoofd meer gevlekt dan gestreept. Deze soort werd pas als aparte tijgerondersoort erkend in 1968.
De Siberische tijger Deze tijger wordt ook wel Amur, Koreaanse of Manchureinse tijger genoemd en is de grootste en de zwaarste tijgerondersoort ter wereld. De zwaarste Siberische tijger ooit waargenomen had een gewicht van een kleine 500 kilo! De vacht is vrij licht van kleur en de strepen zijn meer donderbruin. De snuit van deze tijger is veel breder dan die de andere tijgerondersoorten. Je vindt hem vooral in: Rusland, Noord-Korea en Noordoost China.
De Zuidchinese tijger Deze tijger staat op de rand van uitsterven: minder dan 30 exemplaren zijn nu nog in leven. Door de Chinese overheid zijn er al verscheidene programma's opgezet om uitsterven te voorkomen, maar het ergste wordt gevreesd. Zoals zijn naam al vertelt leeft deze tijger in China.
De Sumatraanse tijger Het kenmerkende van deze tijger is het streeppatroon op de vacht: vaak zijn twee parallelle rijen strepen te zien. Verder is de vacht van een donker oranje kleur. Deze tijger is kleiner dan de Bengaalse tijger. Hij leeft op het Indonesische eiland Sumatra.
Solitair bestaan
De tijger leeft alleen en elke tijger heeft een eigen territorium. Het territorium van een vrouwtjestijger is gemiddeld zo'n 15 vierkante kilometer groot, terwijl die van een mannetjestijger veel groter is en vaak dwars door de territoria van meerdere vrouwtjes heen loopt. Ze bakenen hun territorium af met geursporen.
Het territorium is voor het overleven van een tijger van groot belang, want doordat hij steeds in hetzelfde gebied beweegt, raakt hij vertrouwd met zijn omgeving en weet hij waar hij het beste kan jagen of waar hij uit moet kijken voor rivalen. Vooral voor een tijgerin met jongen is een bekende omgeving van levensbelang. Zij weet waar ze zich het beste kan nestelen en ze kan meer tijd met haar jong doorbrengen, omdat ze minder tijd nodig heeft om te jagen. De jongen hebben dan weer een veilige plek om te spelen en hun jachttechnieken te oefenen.
Jongen
Een tijgerin werpt 2 á 3 jongen per keer. De jongen worden geboren na een draagtijd van 4 maanden. De eerste 2 maanden blijven ze in het nest dat bestaat uit een grot, een holle boom of een beschutte plek in het struikgewas. Daarna gaan ze af en toe met de moeder mee op jacht om het vak te leren en krijgen ze zo nu en dan al wat vlees. Wel blijft moeder ze nog 6 maanden zogen. Pas na een paar jaar gaan de jongen van hun moeder weg om een eigen bestaan op te bouwen.
De zon komt op in het woud. Op een dikke tak zitten vijf vreemde wezens. Met hun armen in de lucht, hun gezicht naar het oosten. Ze aanbidden de zon. Dat is in ieder geval wat de mensen van Madagaskar al eeuwenlang geloven. Dan begint er een te roepen. Een hikkend geluid: sie-fak, sie-fak! De dag van de sifakas begint.
Langzaam op gang
Sifakas komen alleen op Madagaskar voor. Het is een van de ongeveer 35 soorten halfapen van dit grote eiland bij Afrika. Een beetje vreemde naam voor een groep dieren die wel familie is van de apen maar waar niks halfs aan is. Buiten Madagaskar komen ook halfapen voor: zon 25 soorten, waaronder de loris uit Azië en de galagos uit Afrika. Maar op het vasteland van Azië en Afrika leven ook apen en die zijn halfapen de baas. Buiten Madagaskar zijn ze daarom nachtdier geworden. Maar op Madagaskar is een deel van de halfapen gewoon dagdier. De sifakas ook. Ze komen s ochtends maar heel langzaam op gang. Pas nadat ze zich in de zon hebben opgewarmd, komen ze los.
Sterke grijpers
Het lichaam van de sifaka is slank, zijn vacht is zacht. De kleur verschilt er van plaats tot plaats. In de warmere natte gebieden leven sifakas die helemaal zwart zijn, in de drogere koelere gebieden zijn ze bijna helemaal wit. Maar de vacht van de meeste sifakas is vooral wit met nog wat bruin en zwart. In ieder geval is hun gezicht altijd onbehaard en zwart. Daarin staan verbaasde geelbruine ogen. Het opvallendst aan deze halfapen zijn de armen en vooral de lange benen. De vingers zijn voor een groot deel aan elkaar gegroeid, net als de tenen. De duim en de grote teen zijn er lang. Handen en voeten zijn daardoor sterke grijpers en kunnen stevig om een kat geklemd worden. Je zult er niet raar van opkijken dat sifakas vooral in bomen te vinden zijn.
Dansen en springen
Meestal bewegen sifakas zich rustig door de bomen. Soms lopen ze over een tak: op vier poten of rechtop op hun achterpoten. Maar ze kunnen ook ongelooflijke sprongen maken. Van de ene naar de andere stam, soms 10 meter verderop. De sifaka zet zich met zijn sterke benen af een zweeft door de lucht. Dat zweven gaat hem heel goed af dankzij extra vel tussen zijn armen en zijn lijf. Het lijken wel vleugels! In de lucht draait hij zijn handen en voeten naar voren en grijpt de nieuwe stam klemvast. Op de grond komt de sifaka niet zo vaak. Maar àls hij er komt, is het een prachtig gezicht. Hij beweegt sierlijk over de aarde. Het is meer huppelen dan lopen. Dansen lijkt het zelfs met zijn armen in de lucht.
Bazinnen
Een sifaka zie je niet vaak alleen. Ze leven in een groep. Niet met erg veel, meestal een stuk of zes, hoogstens dertien. Maar altijd met mannen én vrouwen. Iedere groep heeft zijn eigen gebied. Daarin trekken de halfapen rond, een paar dagen hier, een paar dagen daar. Komen de buren te dichtbij, dan jagen ze die met zijn allen weg. Bij gevaar slaan ze alarm. Daarvoor hebben de sifakas een speciale taal: zien ze een roofvogel dan maken ze een raspend geluid, zien ze een roofdier op de grond dan klinkt een hikkende kreet door het regenwoud. Hoewel ze weinig ruzie maken , zijn de vrouwtjes tochduidelijk de bas? Zij zijn gemiddeld wat groter dan de mannetjes en krijgen het beste eten. Dat is ook nodig, wat als je zwanger bent en melk geeft, heb je meer nodig.
Kritische eters
Een pasgeboren sifaka-baby weegt minder dan een kippenei. Zijn vacht is nog niet zo vol maar hij heeft zijn ogen al wijd open. De eerste weken klemt hij zich stevig vast aan moeders
buik. Dat mag ook wel met zon springende ma. Later verhuist hij van de buik naar de rug. Na drie maanden begint het jong een hapje mee te eten. Sifakas zijn echte planteneters: ze eten vooral bladeren maar ook bloemen, vruchten en boombast. Ze zijn erg kritisch ze lusten maar een paar soorten planten.
Verdwenen bossen
De mensen maken het de sifakas niet gemakkelijk. Op Madagaskar wordt veel gekapt en gebrand. Meer dan driekwart van de bossen is de laatste vijftig jaar verdwenen. Er worden steeds meer gebieden beschermd, maar nog steeds verdwijnt er de natuur. Vooral omdat de mensen brandhout nodig hebben. Van jacht heeft de sifaka gelukkig geen last. Nog steeds zien de mensen van Madagaskar hem als de heilige zonaanbidder. Dus dat hij langzaam op gang komt; is voor de sifaka een voordeel.
Er zijn 3 soorten sifakas
1 De sifaka ook wel Verreax sifaka genoemd2 De diadeem sifaka. Leeft
Leeft in de droge bossen van in de regenwouden in het oosten
Zuidwest Madagaskar. van Madagaskar. Dankt zijn naam