De temperaturen waarbij water van vorm verandert zijn zeer hoog. Het smeltpunt het punt waarop ijs overgaat in vloeibaar water ligt op 0°C en wordt ook wel het vriespunt genoemd. Het kookpunt het punt waarop vloeibaar water overgaat in waterdamp ligt op 100°C. Er is dus veel warmte-energie nodig om ijs de doen smelten en water te doen koken.
Een ander belangrijk kenmerk van water is dat ze in vaste toestand een lagere dichtheid bezit dan in vloeibare toestand. Bij de meeste stoffen is dit namelijk juist andersom. Op deze manier is ijs in staat om op vloeibaar water te blijven drijven. De moleculen van ijs zijn namelijk veel losser met elkaar verbonden dan moleculen van vloeibaar water, die sterk geordende groepjes vormen.
Terwijl vloeibaar water in staat is om grote hoeveelheden warmte-energie van de zon te absorberen, zal ijs deze juist in sterke mate terugkaatsen in de ruimte. Dankzij deze eigenschap helpt ijs dus mee aan het stabiel houden van het wereldklimaat (zonder het ijs op de polen zou de oceaan dus te veel warmte absorberen).

IJs houdt met behulp van waterstofbindingen haar moleculen samen in een vaste structuur. In vloeibaar water zijn deze moleculen gebonden in beweeglijke groepen, en in waterdamp zijn de waterstofbindingen verbroken door toedoen van warmte-energie.
|