Inhoud blog
  • § 12.2 Elementaire Plantkunde met Eildert Reinders
  • § 12.1 Elementaire Biologie met de Vis
  • § 11.1 Elementaire Scheikunde met de Vis
  • § 10.6 Elementaire Natuurkunde met Alvin Halpern
  • § 10.5 Elementaire Natuurkunde met Delaruelle en Claes (II)
  • § 10.4 Elementaire Natuurkunde met Delaruelle en Claes (I)
  • § 10.3 Elementaire Natuurkunde met Dessart en Jodogne
  • § 10.2 Elementaire Natuurkunde met de Poes
  • § 10.1 Over oude schoolboeken en.... elementaire wetenschappen
  • § 8.4 Kennismaking met de Hogere Calculus
  • § 8.2 Calculus met de "Muis"
  • § 4.4 Klassieke Vlakke Meetkunde met de Snor (II)
  • § 4.3 Klassieke Vlakke Meetkunde met de Snor (I)
  • § 4.2 Klassieke Deductieve Meetkunde met de Snor
  • § 4.1 Wat is Deductieve Meetkunde?
  • § 3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra
  • § 3.3 Klassieke Algebra met Ir Van Houte
  • § 3.2 Newton's -Arithmetica Universalis-
  • § 3.1 Wat is Klassieke Algebra?
  • § 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte
  • § 2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
  • § 2.1 Wat is Arithmetiek ?
  • § 1.2 Over Hollandse uitgevers
  • § 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool
  • Ten Geleide
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Blog als favoriet !
    Science & Bioscience (II)
    an alternative point of view
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 3.1 Wat is Klassieke Algebra?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool")

    § 3.1 Wat is Klassieke Algebra?

    Begin de jaren vijftig vroeg ik aan mijn oudste broer, die enkele jaren voor mij zijn broek had versleten op de harde schoolbanken van het Sint Lodewijkscollege, wat nu eigenlijk “Algebra” was en i.h.b. wat nu eigenlijk het verschil was met Rekenkunde. Dit was “überhaupt” naar aanleiding van mijn klein conflict met Meester Jules Berghmans in het zevende studiejaar, waar deze brave man mij verboden had “algebra” te gebruiken voor het oplossen van zijn rekenkundige vraagstukken.

    Na lang en herhaaldelijk aandringen gaf hij mij ietwat korzelig volgend kort antwoord: “Algebra dat is… gewoon spelen met letters… !!” “Arithmetiek is… gewoon spelen met cijfers!!... ”

    Ik geloofde hem maar half en besloot toch ook maar eens deel X “Lexicon en Register” van de E.N.S.I.E. te raadplegen, want in deel IV, dat over wis-, natuur- en scheikunde handelde, werd met geen woord gerept over « algebra ». Wel was er in deel IV een uitvoerig artikel over « Groepentheorie en Abstracte Algebra » maar daar begreep ik geen snars van.

    1° Algebra volgens de E.N.S.I.E. (1949) en volgens de Bordas (1985):

    In Deel X van de E.N.S.I.E. vond ik nu volgende omschrijvingen:

    “Algebra (Arab.), stelkunde, leer der vergelijkingen, onderdeel der wiskunde, waarbij men letters gebruikt om getallen voor te stellen:

    - lagere algebra omvat de theorie der positieve en negatieve getallen, complexe getallen en vergelijkingen tot de tweede graad

    - hogere algebra omvat vergelijkingen van hogere graad, de theorie der determinanten, reeksen, transformaties en eenvoudige functies

    Algebra wordt toegepast in alle takken van de wiskunde.”

    En verder:

    “Algebra, abstracte, systeem, waarbij de letters niet meer noodzakelijk getallen hoeven voor te stellen

    Voor zover ik deze omschrijving begreep was “stelkunde” een ander woord voor algebra, term die inderdaad door Simon Stevin (1) voorgesteld is geworden, maar die weinig ingang heeft gevonden.

    Met de uitspraak “onderdeel van de wiskunde, waarbij men letters gebruikt om getallen voor te stellen” had ik wel enkele bedenkingen. Ik wist immers al sinds de Broedersschool dat ook in de Rekenkunde of Arithmetiek letters getallen voorstellen en dat dus ook andere onderdelen van de wiskunde letters gebruiken. Waar lag dan eigenlijk het verschil tussen Arithmetiek en Algebra?

    Verder was duidelijk dat er twee soorten algebra bestonden: algebra (met getallen) en abstracte algebra. Algebra (met getallen) werd, zoals ik enkele jaren later kon vaststellen, ook nog elementaire of klassieke algebra genoemd (2) .

    Wat Abstracte algebra was, interesseerde mij op dat ogenblik nog geen moer. Het volstaat hier aan te duiden dat deze Abstracte Algebra van meer recente datum is en men daarom kan spreken over klassieke en moderne algebra (voor meer details over abstracte of moderne algebra: zie cursiefje « Over het New Math experiment »).

    Algebra werd in de E.N.S.I.E. omschreven als zijnde in de eerste plaats de leer of de theorie van de vergelijkingen. Bleef dan echter het probleem “wat werd bedoeld met vergelijkingen?”.

    In de “Oosthoeks” had ik nu volgende definitie van “vergelijking” gevonden:

    (wisk.) gelijkstelling van twee wiskundige uitdrukkingen (met bekende en onbekende grootheden), door het teken = verbonden dienend om uit gegeven grootheden een of meer onbekenden te berekenen.

    M.a.w. een vergelijking was een gelijkheid, waarin zowel bekende getallen (voorgesteld door de beginletters a, b, c.. van het alfabet) als onbekende getallen (voorgesteld door de laatste letters x, y, z) voorkomen. Deze onbekenden konden ook in de tweede, derde en n- de macht voorkomen (bvb x², x³ en xn ). De hoogste macht bepaalde de graad van de vergelijking.

    Natuurlijk was het aangewezen indien er zeer veel onbekenden waren (en er dus niet genoeg laatste letters in het alfabet waren om deze aan te geven) deze onbekende getallen aan te duiden als x1, x2, x3… xn … Deze subscriptnotatie kon ook gebruikt worden om de bekende getallen aan te geven a1, a2, a3 ,… an… maar in eenvoudige gevallen volstond de (a, b, c.. x, y, z)- notatie en werd de meer omslachtige indexnotatie vermeden.

    Het is de bedoeling deze getallen x, y.. te bepalen door ze af te zonderen in één lid van een gelijkheid, waarbij dan het andere lid van de gelijkheid alleen bekende getallen (a, b,..) bevat. Bij het “afzonderen” worden dan de eigenschappen van gelijkheden gebruikt (bvb regels voor het overbrengen van een term naar een ander lid).

    Hetzelfde kan men nu doen met “ongelijkheden” en een ongelijkheid werd gedefinieerd als:

    (wisk.) Een ongelijkheid is een betrekking of relatie die iets zegt over de relatieve grootte van twee getallen. Ongelijkheden berusten op de relatie "kleiner dan", genoteerd als "<", die aangeeft dat wat links van het ongelijkteken staat kleiner is dan wat rechts staat of op de relatie “groter dan, genoteerd als “>”, teken dat aangeeft dat wat links van het ongelijkteken staat groter is dan wat rechts staat.

    In feite was de - bij het haar gegrepen - omschrijving “Algebra.. dat is spelen met letters.. Rekenkunde is... spelen met cijfers” van mijn oudste broer nog niet zo dwaas… Het volstond het woord "spelen" te vervangen door "rekenen"...

                                                                    *                   *                   *

    Vele jaren later vond ik in de « Bordas » (3) , een encyclopedie, die ik speciaal voor mijn kinderen gekocht had, nu volgende definitie voor algebra:

    … Algèbre, au sens général du terme: moyen de représenter les rapports et les propriétés des nombres par des symboles, généralement des lettres, des signes d’opération (+, - , x), des signes de rapport (= , < , >….). Le mot algèbre vient de l’arabe al-djarb, qui désigne le passage de termes d’un membre à l’autre d’une équation. L’algèbre fut introduite en Europe par les Arabes à la fin du 15ème siècle. L’algèbre est un prolongement de l’arithmétique….

    Het voorstellen van relaties en eigenschappen van getallen door letters gekoppeld aan het gebruik van bewerkingstekens (plusteken +, minteken -, vermenigvuldigingsteken “x “ of “.”) en relatietekens (gelijkheidsteken =, “kleiner dan” <, “groter dan” >) werd door de “Bordas” als “algebra” beschouwd en deze algebra lag in het verlengde van de gewone rekenkunde.

    Deze manier van voorstellen van relaties tussen getallen was er niet op een dag gekomen en dit symbolisme van tekens en letters had zich geleidelijk ontwikkeld:

    De tekens “+” en “–“ werden door Johannes Widman (4) (1486) ingevoerd, het “x” teken door William Oughtred (5) (1631), het “=” teken door Robert Recorde (6) (1557) en John Napier (7) (1618). In de geschriften van François Viète (8) respectievelijk René Descartes wordt een gelijkheid echter door andere tekens aangegeven. De ongelijkheidstekens “>” en “<” werden door Thomas Harriot (9) , de haakjes door Viète (1593) geïntroduceerd, het wortelteken √ door Descartes enz.

    Het gebruik van letters zoals men nu kent is afkomstig van Descartes, die de beginletters van het alfabet voor bekende, de eindletters voor onbekende getallen. Voordien werden allerlei afkortingen of Latijnse woorden gebruikt om de onbekenden of een macht aan te duiden: bvb “res” of “cosa” voor de onbekende, “radix” voor de wortel of oplossing van de vergelijking, “qdratu” voor een kwadraat enz…

    Volgens de Bordas zou men dan het aangeven van de commutatieve (1) en (2), distributieve (3) en associatieve eigenschappen van de natuurlijke getallen door middel van de uitdrukkingen:

    a + b = b + a                                                   (1)

    a x b = b x a                                                    (2)

    a x (b +c) = a x b + a x c                                   (3)

    a + b + c + d = a + (b + c + d) = a + b + (c +d)  (4)

    kunnen interpreteren als zijnde algebra… wat niet erg redelijk is.

    Het gebruik van letters is immers ook in de Rekenkunde « toegelaten » en in vele schoolboeken over rekenkunde wijst men op het nut van deze voorstellingswijze: 1° om de algemene eigenschappen van getallen te formuleren 2° om algemene bewijzen te leveren 3° om het onderling verband tussen sommige grootheden uit te drukken (de zogenaamd “formules”).

    De betrekkingen (1) tot (4) zijn gelijkheden en wel tussen natuurlijke getallen en men bekomt een nieuwe gelijkwaardige of equivalente gelijkheid als men de twee leden van een eerste gelijkheid: 1° met een zelfde natuurlijk getal vermeerdert of vermindert (voor zover deze aftrekking mogelijk is) 2° met een zelfde natuurlijk getal vermenigvuldigt of deelt.

    Deze stellingen blijven onverminderd geldig voor de gebroken getallen of breuken en in het algemeen voor de meetbare getallen die men de rekenkundige getallen noemt.

    Uit deze stellingen volgt dan de regel: brengt men een term van het ene lid van een gelijkheid naar het andere lid over en keert men daarbij zijn teken om, dan bekomt men een nieuwe gelijkwaardige gelijkheid.

    Komen in deze gelijkheden onbekende getallen (onbekende maatgetallen of waarden van grootheden) voor dan worden deze gelijkheden vergelijkingen genoemd.

    Algebra wordt dan in de eerste plaats gedefinieerd als de theorie der vergelijkingen (cf. de E.N.S.I.E.) en heeft tot doel de onbekenden van deze vergelijkingen uit te drukken in functie van de bekende getallen (bekende maatgetallen of waarden van grootheden), en dit door gebruik te maken van de stellingen betreffende gelijkwaardige gelijkheden of vergelijkingen.

    Algebra is van zeer groot nut voor het oplossen van allerhande vraagstukken. Dit algebraïsch oplossen van vraagstukken bestaat uit drie opeenvolgende fazen: 1° het kiezen van de onbekende(n) 2° het in vergelijking brengen van het vraagstuk 3° het oplossen van de vergelijking(en).

    In het lager onderwijs geniet – zogezegd om didactische redenen- het rekenkundig oplossen van vraagstukken (bvb de enkelvoudige of samengestelde regel van drie) de absolute voorkeur op het algebraïsch oplossen. Nochtans is deze rekenkundige oplossing vaak langdradig, gaat ze soms over een omweg en is ze niet steeds van gezochtheid vrij te pleiten.

    Indien het schoolkind enige kennis heeft over de commutatieve, distributieve en associatieve eigenschappen van de gehele en gebroken getallen alsook van de eigenschappen van gelijkheden kan even goed de algebraïsche oplossing aangeleerd worden. Deze algebraïsche oplossing is doorgaans bondig, loopt steeds op dezelfde manier en gaat recht op het doel af.

    Daar voornoemde kennis nu wel degelijk aanwezig is bij schoolkinderen, waaraan goed rekenonderwijs is, is het onbegrijpelijk dat niet onmiddellijk wordt overgegaan tot de algebraïsche methode voor het oplossen van vraagstukken. De rekenkundige methode is immers alleen maar uit historisch oogpunt belangrijk. Meer nog, al vlug zal het schoolkind merken dat een uitbreiding van het getalbegrip tot de negatieve getallen nodig en wenselijk is. Uit eigen ervaring weet ik dat deze kennis automatisch tot het beoefenen van "algebra" en het "algebraïsch oplossen van vraagstukken leidt. 

    Nochtans blijkt er tot op heden nog steeds discussie te zijn over het aanleren van de rekenkundige en algebraïsche oplossingswijzen voor vraagstukken.

    Zo verscheen in 2001 van de hand van Wim Van Dooren, Lieven Verschaffel, Patrick Onghena het boek “Rekenen of algebra? - Gebruik van en houding tegenover rekenkundige en algebraïsche oplossingswijzen bij toekomstige leerkrachten -“. Over de inhoud van het boek (10) , dat integraal te lezen valt op Internet schreven de auteurs:

    Bij de overgang van de lagere naar de secundaire school worden leerlingen geconfronteerd met heel wat nieuwe leergebieden. Zo worden zij bijvoorbeeld geïntroduceerd in de algebraïsche redeneerwijze. Voor heel wat leerlingen verloopt deze introductie in de algebra echter niet probleemloos. In het verleden werd al heel wat onderzoek gedaan omtrent de moeilijkheden die leerlingen ondervinden bij het leren van algebra, naar de oorzaken die aan de basis van deze moeilijkheden liggen en naar mogelijke manieren om deze moeilijkheden te voorkomen en te remediëren. Verschillende auteurs halen aan dat de leerkracht een belangrijke rol bekleedt in de overgang van leerlingen van rekenkunde naar algebra, maar stellen tegelijk ook dat 'there is a grave scarcity not only of models of the teaching of algebra but also of literature dealing with the beliefs and attitudes of algebra teachers.' (Kieran, 1992, p. 394). Daarom hebben we onze aandacht in dit boek gericht op deze centrale beïnvloedende factor in het leerproces van algebra: de leerkracht en de oplossingsvaardigheden en opvattingen die deze heeft omtrent rekenkundige en algebraïsche werkwijzen….

    Het wil mij voorkomen dat vele didactici het begrijpend vermogen van schoolkinderen onderschatten en via onderwijscommissies het wiskunde-onderrricht op een stupide wijze willen reguleren....


                                                  *                         *                         *

    In de Bordas vond ik verder nu ook nog volgende definitie voor "Analyse":

    ... Analyse n.f. MATHEMATIQUES : dans un domaine des mathématiques assez voisin de l'algèbre, l'analyse renseigne sur les nombres réels et les nombres complexes. Les théorèmes sur le calcul différentiel et intégral peuvent être généralisées et deviennent les théorèmes de l'analyse. L'étude générale des fonctions appartient aussi à l'analyse dont les méthodes sont à la fois algébriques et topologiques. La notion de limite domine les méthodes de l'analyse...

    Een scherpe definitie van wat "Analyse" eigenlijk is wordt door de Bordas niet gegeven. Wel wordt aangegeven dat Analyse nauwe relaties heeft met de Algebra en dat het hier essentieel gaat over functies, waarbij het begrip limiet een overheersende rol speelt. Een en ander maakt duidelijk dat er geen scherp onderscheid te maken is tussen algebra en analyse en hetzelfde geldt, zoals hierboven aangetoond, voor arithmetiek en algebra. Analyse zou men kunnen omschrijven als rekenen met infinitesimalen (zie cursiefje: « wat is calculus? »). 

    In de algebra staat het begrip « vergelijking », in de analyse het begrip « functie » centraal. Tussen beide begrippen is er wel een verband. Heeft men bvb de functie y = f(x) dan zijn de nulpunten van deze functie (dit zijn de getalwaarden van x waarvoor y = 0) de wortels van de vergelijking f(x) = 0. Wordt de functie y = f(x) grafisch afgebeeld (x-y assenstelsel), dan zijn de snijpunten van de kromme met de x-as, de wortels van de vergelijking.

    Deze meetkundige voorstelling van functies is belangrijk voor de begripsvorming. Schoolboeken, die over algebra handelen, bevatten dan ook enkele hoofdstukken in relatie tot eenvoudige functies (lineaire functie, kwadratische functie ...) en hun grafische voorstelling.

    Van zodra echter infinitesimalen op de voorgrond treden (begrip limiet), verlaat men het gebied van de algebra en komt men op het terrein van de eigenlijke analyse. Analyse of Infinitesimaalanalyse is een zeer omvangrijk wiskundegebied en behoort stricto sensu niet tot de Algebra.

    Sommige Belgische schoolboeken zoals bvb het Leerboek der Algebra van De Vaere - Herbiet omvatten echter ook enkele hoofdstukken die over de eigenlijke Analyse of Calculus handelen. Voor onze Noorderburen was een dergelijk initiatief verwonderlijk, daar de Analyse in Nederland slechts vanaf 1962 in het leerplan van het middelbaar onderwijs werd opgenomen.   

    2° Oorsprong en ontwikkeling van de klassieke algebra:

    In tegenstelling met wat de meeste wiskundigen denken is Algebra niet uitgevonden door de Arabieren. Georges Ifrah schrijft in zijn boek (11) :

    « On prend souvent les Arabes pour les inventeurs de l’algèbre. Il s’agit là sans aucun doute d’un malentendu provoqué par une imprécision de vocabulaire et d’une méconnaissance certaine de l’histoire même de cette science. En fait, l’algèbre existe bien depuis l’Antiquité. La preuve en est que les Sumériens, les Babyloniens, les Egyptiens, les Grecs et les Chinois ont su mettre à contribution, dans leurs calculs géométriques par exemple, un certain nombre de relations numériques impliquant incontestablement des concepts algébriques élémentaires. Et l’on sait que les Babyloniens ont résolu plusieurs équations du premier et second degré. Quant aux Chinois, ils ont su, en manipulant des jonchets sur leurs échiquiers numériques, faire usage d’ une représentation conventionnelle des nombres positifs ou négatifs, pour résoudre des systèmes d’équations à plusieurs inconnues selon une méthode assez proche de celle, actuelle, des matrices et des déterminants…

    … En fait, conceptuellement, ce sont les savants de l’Inde qui sont parvenus les premiers au stade d’une algèbre proprement abstraite. Sans doute pour la première fois de l’histoire, ils ont su en effet convertir leurs règles de calcul en des algorithmes potentiellement applicables à n’importe quelle grandeur, indépendamment donc des natures spécifiques mises en jeu. Autrement dit, ils ont élaborés des règles applicables à des nombres abstraits selon des propriétés et des méthodes où le zéro ainsi que les quantités négatives ont été considérés comme des nombres à part entière, et non plus regardés comme de simples conventions d’ usage….

    Daarentegen is het wel juist dat de Algebra tot het Westen is doorgedrongen dank zij de Arabieren en i.h.b. door het oeuvre van Al-Chwarizmi. Nadat zijn werken in het Latijn vertaald werden, heeft deze auteur een grote invloed uitgeoefend op het wiskundig denken in de Westerse wereld.

    Op deze manier raakt immers de Europese wetenschappelijke wereld bekend met de rekenmethodes en de wiskunde uit het Midden-Oosten. Vooral de Indiase getallen en de Arabische algebra zijn door Al-Chwarizmi op de wetenschappelijke kaart gezet. Dat is ook letterlijk te zien in de woorden “algebra” en “algoritme” die we van Al-Chwarizmi hebben overgenomen.

    Zijn boek « Hisab al-jabr walmoeqabala » bevat het woord 'al-jabr' (restauratie) dat door latinisering heeft geleid tot ons woord 'algebra'. Het boek werd in de tweede helft van de 12de eeuw vertaald in het Latijn onder de titel « Liber Algebrae et Almucabola ». Al-Chwarizmi’s “Liber Algebrae” bevat een bespreking van eerste- en tweedegraadsvergelijkingen, waarbij alles in woorden is beschreven (de zogenaamde rhetorische algebra).

    Al-Chwarizmi noemt deze methode van werken met kwadratische vergelijkingen “restauratie en confrontatie”. Hij laat zien dat elke kwadratische vergelijking terug te brengen is tot een standaardvorm waaruit vervolgens de oplossingen kunnen worden berekend. Deze standaardvormen zijn in moderne notatie: ax² = bx (1), ax² = c (2), bx = c, ax² + bx = c (3), ax² + c = bx (4), en bx + c = ax² (5).

    Een ander zeer belangrijk boek van Al-Chwarizmi werd in het Latijn vertaald onder de titel « Algorismi de numero Indorum ». De moderne wiskundige term 'algoritme' is hiervan afgeleid. Het oorspronkelijk werk, geschreven rond ongeveer 825, is verloren gegaan en vermoedelijk is de overgebleven Latijnse vertaling van de hand van Adelard van Bad.

    De oorspronkelijke Arabische titel was misschien Al-Jamʿ wa-l van Kitāb al-achterste bi -bi-ḥisāb (Het „Boek van Toevoeging en Aftrekking volgens de Hindoese Berekening“) (13) . Het is dit boek dat aan de grondslag ligt van de verspreiding van het Indisch Systeem van Getalvoorstelling (14) in Europa.

    In zijn werken over algebra en rekenkunde heeft Al-Chwarizmi veel oefenopgaven opgenomen om studenten uit te dagen deze berekeningen onder de knie te krijgen. Op deze manier konden later mensen die zijn werken bestudeerden de redeneringen in Al-Chwarizmi's wiskunde gemakkelijker volgen.
     
                                                                *              *              *


    In de Renaissance komt er de grote doorbraak in de Algebra met namen als Gerolamo Cardano (15) (1501-1576), Rafaele Bombelli (16) (1526-1572) en François Viète (8) (1540-1603).

    Vooreerst is er het statuut van het getal « nul ». Vanaf 1500 wordt Nul aanvaard niet alleen als cijfer maar ook als getal. Voor sommigen behoort “nul” tot de natuurlijke getallen (17) , voor anderen dan weer niet. Een Blaise Pascal (1623-1662) bvb had daar wel enige moeilijkheden mee (18) .

    Hoe dan ook, het is een feit dat voor het getal nul specifieke rekenregels gelden en die rekenregels werden algemeen toegepast. Ook werden irrationale getallen gebruikt, hoewel velen zich afvroegen of het inderdaad wel getallen waren.

    De negatieve getallen waren bekend maar werden nog niet volledig aanvaard. De complexe getallen bleven nog altijd buiten beschouwing. De volledige acceptatie van alle componenten van ons vertrouwd getalsysteem zal er pas komen in de 19de eeuw.

    - Gerolamo Cardano publiceerde nu als eerste algemene oplossingen van de derdegraads- en vierdegraads- vergelijkingen. Naar alle waarschijnlijkheid waren die al tevoren bekend bij enkele wiskundigen en de historische disputen (19) tussen Cardano en een Nicolo Fontana (20) ook Tartaglia genoemd, een assistent van Cardano over de oplossing van de derdegraadsvergelijking zijn hiervan een bewijs. Het zou echter Scipione Del Ferro (21) geweest zijn die het eerst deze oplossing zou gevonden hebben.

    Van vorming was Cardano arts en in 1544 aanvaardde hij een aanstelling tot professor in de geneeskunde aan de Universiteit van Padua, waar hij met een zekere Andreas Vesalius vriendschappelijke betrekkingen onderhield. Later werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Bologna. Cardano heeft meer dan vijftig jaar een medische praktijk uitgeoefend en hij werd als één van de meest gewilde artsen van zijn tijd aanzien, i.h.b. nadat hij de astmatische Schotse aartsbisschop John Hamilton, die stervende was, genas met een dieet en een aantal voorschriften die men nu als anti-allergische richtlijnen zou bestempelen.

    Zoals uit zijn autobiografie « De propria vita » blijkt, heeft hij wel een erg avontuurlijk leven gehad. In zijn jeugd moest hij bvb dobbelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. In 1570 werd hij door de Pauselijke Inquisitie (23) gearresteerd op verdenking van ketterij Na drie maanden gevangenis werd hij echter op borgtocht vrijgelaten. De achtergronden van deze arrestatie zijn niet helemaal bekend en Cardano laat zich er in zijn autobiografie niet over uit. Cardano kreeg het bevel opgelegd zijn hoogleraarschap in Bologna neer te leggen; ook kreeg hij een publiceerverbod. In plaats daarvan moest hij, voorzien van een pauselijk pensioen, naar Rome verhuizen. Daar regelde het Vaticaan dat hij werd opgenomen in het Romeins College van Artsen. Cardano overleed zes jaar later in Rome.

    Cardano was echter vooral een fanatiek beoefenaar van de wiskunde. Hij was ongetwijfeld de beste algebraist van zijn tijd, maar zijn algebra was nog steeds retorisch, zoals blijkt uit zijn « Ars Magna » (24) . Een Engelse vertaling van « Ars Magna » getiteld « The Rules of Algebra » (25) is beschikbaar bij Dover.

    - Rafaele Bombelli daarentegen was ingenieur en is heden bekend als de grondlegger van de complexe getallen. Hij was bevriend met Cardano, van wie hij het wiskundig werk op eventuele fouten controleerde. Als ingenieur superviseerde hij de drooglegging van het Chiana- moeras in Toscane. Van Bombelli is slechts één werk bekend getiteld « L’Algebra, parte maggiore dell’aritmetica, divisa in tre libri » (26) (1579). Boek I van dit werk omvat de vierkantsworteltrekking en de derde en vierde machtsworteltrekking, Boek II gaat over de algebraïsche vergelijkingen tot en met de vierde graad en Boek III ten slotte bevat een resem vraagstukken die leiden tot voornoemde vergelijkingen. Het manuscript van de Boeken IV en V werden in 1923 teruggevonden en handelen over enkele meetkundige toepassingen.


    (wordt voortgezet)

    _____________________________

    (1) Simon Stevin heeft ook de termen “wiskunde” (wisconst), rekenkunde (rekenconst) geïntroduceerd; deze termen hebben wel ingang gevonden.

    2) L'algèbre élémentaire ou algèbre classique est la branche des mathématiques dont l'objet est l'étude des opérations algébriques (addition, multiplication, soustraction, division et extraction de racine) sur les nombres réels ou complexes, et dont l'objectif principal est la résolution d'équations polynomiales.

    Le qualificatif d'élémentaire (ou classique) est destiné à la différencier de l'algèbre générale (ou moderne), qui étudie les structures algébriques (groupes, corps, etc.) généralisant les notions de nombre et d'opération. Elle se différencie également de l'arithmétique élémentaire par l'usage de lettres pour représenter les nombres inconnus.(wikipedia)

    (3) Focus –nouvelle encyclopédie internationale- (1974) is een encyclopedie specifiek bestemd voor scholieren in 5 delen en wordt in de omgangstaal gewoonlijk aangegeven door de naam van de uitgever: « Bordas ». 

    (4) zie: http://www-history.mcs.st-andrews.ac.uk/Biographies/Widman.html

    (5) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/William_Oughtred

    (6) zie: http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Recorde.html

    (7) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/John_Napier

    (8) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Vi%C3%A8te

    (9) zie: http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Harriot.html

    (10) zie: http://books.google.be/books/about/Rekenen_of_algebra.html?id=nlkD3pRLqoUC&redir_esc=y

    (11) « L'Histoire universelle des Chiffres » Georges Ifrah (Laffont, -1994-) tome II chapitre 29 page 453

    (12) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Al-Chwarizmi en http://fr.wikipedia.org/wiki/Al-Khawarizmi

    http://en.wikipedia.org/wiki/Mu%E1%B8%A5ammad_ibn_M%C5%ABs%C4%81_al-Khw%C4%81rizm%C4%AB

    (13) zie: http://www.multilingualarchive.com/ma/enwiki/nl/Muhammad_ibn_M%C5%ABs%C4%81_al-Khw%C4%81rizm%C4%AB#Arithmetic

    (14) zie: http://www.multilingualarchive.com/ma/enwiki/nl/Hindu-Arabic_numeral_system

    (15) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Gerolamo_Cardano en http://nl.wikipedia.org/wiki/Girolamo_Cardano

    (16) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Rafael_Bombelli en http://en.wikipedia.org/wiki/Rafael_Bombelli

    (17) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/0_(getal)

    (18) zie bvb: « Blaise Pascal –conversion et apologétique » Henri Gouhier (Librairie Vrin, -1986-)

    (19) zie: http://www.math93.com/Tartaglia-Cardan.htm

    (20) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Niccolo_Fontana_Tartaglia

    (21) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Scipione_del_Ferro

    (22) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Inquisitie

    (23) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Ars_Magna_(Gerolamo_Cardano)

    (24) zie: http://www.amazon.com/Rules-Algebra-Magna-Dover-Mathematics/dp/0486458733

    (25) voor een korte bespreking van « L’Algebra »:

    http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Bombelli.html

    (23)

    01-02-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    § 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte

    Vóór WOII werd Rekenkunde (als deelgebied van de Arithmetiek) in de Cadettenschool gedoceerd door militairen waaronder de befaamde Jules Horwart, de “Moloch”. Dit was in de periode dat de Cadettenschool gevestigd was In Namen (zie blog 1 cursiefje « Over oude schoolboeken en… wiskunde »).

    Deze Rekenkunde genoemd werd ook in de Cadettenschool van Laken gegeven door een militair in casu Commandant Marcel De Corte –de “Poep”-, blijkbaar een overgangsfiguur want hij gaf maar les van 1954 tot 1957. Later werd zijn taak overgenomen door een burger, André D’Hondt -de "Kitch"-, die na een jaar cadettenschool in Lier naar Laken overkwam in 1957 en die blijkbaar tot de sluiting van de cadettenschool in 1991 gebleven is. Persoonlijk heb ik de “Kitch” niet gekend en om deze reden is dit cursiefje  opgedragen aan Cdt De Corte.

    Van de “Poep” is mij niet veel bij gebleven, want het aantal lesuren Rekenkunde voor de Grieks-Latijnse sectie was eerder beperkt, dit in tegenstelling met de Wetenschappelijke sectie, die een veel zwaarder programma re verorberen kregen. Wel herinner ik mij bvb nog één van zijn grapjes “Een gewaarschuwd man is er twee waard, een gewaarschuwd cadet is er… twintig waard”. Cdt De Corte was zeker geen kwade kerel, maar sommige oud-cadetten vonden zijn lessen uiterst saai en weinig inspirerend.

    Over de “Kitsch”, die later ook nog trigonometrie en algebra gaf, zijn de meningen verdeeld. Hij heeft zelfs nog een wiskundeboek geschreven, dat echter niet het succes kende, dat hij er van verwachtte.
    Een oud-cadet noemde hem een psychopaat, die er bijna in slaagde hem een aversie voor de Wiskunde te bezorgen.

    Andere cadetten namen de kitsch wat minder tragisch op. Op de site van Rik Windels (cadet 1957-1960) (1) vindt men volgend anekdotisch verhaal met als hoofdacteur Jan Jacobs (cadet 1957-1960):

    …En de Kitsch, die na een jaar in de "onderafdeling Lier", ons van de eerste dag neerbliksemde met zijn "En ik ken de cadetten!" en ook "Uw gezicht staat me niet aan! Ge zijt gebuisd!" . En dan zijn onverwachte en kort afgenepen "Aantbord ... (die of die), frmls vn Smpson!!", al te vaak gevolgd door een "Nul! Naar uw plek!". Op een keer zat de klas te wachten terwijl hij nog in de gang met andere proffen aan het kletsen was. Zegt ineens de Jan Jacobs, op de hem eigen zeg maar nonchalante en hoofdschuddende manier : "Zie, straks komt hij hier binnen en zegt : Aantbord, Jààààcobs! Frmls van Smpsn!" . En hij gaat zeggen : Wàààt ? Ken je ze niet ? Nul! Naar uw plek!"

    Komt toch niet even later de Kitsch binnen en herhaalt quasi woordelijk het hele scenario, op dezelfde toon en met dezelfde gelaten reactie tot gevolg. De klas lag dubbel, tot woede van de Kitsch, die een paar PS-en uitdeelde, één aan de Jan "Geeft aanleiding tot lachen" en aan minstens één andere: "Lacht zonder reden!"…

    Overdreef de Kitsch in zijn gedragingen t.o.v. zijn leerlingen? De volgende anekdote mij verteld door Ludo Smets (cadet 1963-1966) stemt toch wel tot enig nadenken:

    ... Het later ingevoerd en verplicht maturiteitsexamen (2) "wiskunde" gebeurde in de Cadettenschool voor een jury samengesteld uit de wiskundeleraren, waaraan natuurlijk ook de “Muis” en Ludo Smets als Studiedirecteur deelnamen. De “Muis”, waarvan de gestrengheid nochtans overbekend was, vond het nu nodig bij het afnemen van een examen de “Kitch” publiek terecht te wijzen. Toen de Kitch steeds maar doorging met een bepaalde examinandus op de rooster te leggen verklaarde de Muis dat het nu al welletjes geweest was  En natuurlijk was de "Kitch" in zijn blinde examenwoede onmiddellijk gekalmeerd, want de Muis werd niet voor niets de kolonel genoemd...

    1°- Rekenkunde en Getalkunde voor de Grieks-Latijnse sectie :

    Voor de Grieks-Latijnse sectie warens in die jaren alleen enkele aanvullingen aan de « Praktische Arithmetiek » uit het Lager Secundair voorzien. Het betrof dus een supplement van het programma van de lagere humaniora en was toegespitst op de theoretische grondslagen van de rekenkundige bewerkingen met meetbare getallen (natuurlijke en gebroken getallen d.i. breuken).  

    Dit supplement omvatte de aanvullende bewerkingen met natuurlijke getallen (de vierkantswortel en de derdemachtswortel), enkele aanvullende eigenschappen der natuurlijke getallen betreffende de deelbaarheid, de GGD en het KGV, en verder de theorie der benaderde quotiënten en vierkants- en derdemachtswortels. Zo werden wij nogmaals geconfronteerd met de algoritmen van het trekken van de vierkantswortel, respectievelijk van de kubiekswortel (er bestonden in die tijd nog geen calculatoren). Maar ditmaal werd het hoe en waarom uitgelegd.

    Als leidraad diende hier het laatste gedeelte van het schoolboek « Rekenkunde voor Middelbaar en Normaalonderwijs » (3) van de verzameling De Vaere- Herbiet. Het eerste gedeelte van dit schoolboek omvatte het leerprogramma van de zesde, vijfde en vierde humaniora (oude en moderne) in overeenstemming met de ministeriële omzendbrieven van 1948 en 1949. Dit boek, waaraan ook de Antwerpse wiskundige Gaspard Bosteels nog zijn medewerking had verleend, was mij wel bekend want ik had het gebruikt ter voorbereiding van het toelatingsexamen KCS.

    Wij volgden echter les in de Cadettenschool en dus moest al wat voorafging blijvend en actief gekend zijn. Het was dus aangeraden voortdurend te grasduinen in het theoretisch gedeelte van de leerprogramma’s van de voorbije jaren.

    Een Cdt De Corte vond echter dat het theoretisch gedeelte van de Praktische Arithmetiek voorzien voor Grieks-Latinisten niet voldoende was. Om ons te plezieren aarzelde hij dan ook niet om ons enkele stellingen voor te schotelen uit het leerprogramma van de Wetenschappelijke sectie... bvb aangaande de priemgetallen de stellingen van Fermat, en van Wilson…

    Aansluitend bij het fameuze “Précis d’ Arithmétique” van Herbiet en Horwart bestond er -maar dan alleen in het Frans- een “Précis d’Arithmétique –exercices résolus-“ (4) een boek geschreven door dezelfde auteurs, dat in feite voor de leraar bedoeld was en waarin de oplossingen van de diverse oefeningen en vraagstukken vermeld in “Rekenkunde voor Middelbaar en Normaalonderwijs” uiteengezet werden.

    Ik geloof niet dat er één cadet in de Nederlandstalige Afdeling op de hoogte was dat een dergelijk boek bestond. Jaren nadat ik de KCS verlaten had, ben ik bij toeval op dit werk gevallen en wat dacht je… ik heb het mij uit pure balorigheid maar aangeschaft!!!

    In rhetorica kwamen vervolgens de andere getallen i.h.b. de onmeetbare en de complexe getallen aan de orde waarbij dus een overgang Rekenkunde → Getalkunde bewerkstelligd werd (voor de definities van "Rekenkunde", "Getalkunde" respectievelijk "Arithmetiek": zie cursiefje: « Wat is Arithmetiek? »). 

    Deze lessen "Getalkunde" werden verzorgd door de Muis, die ook nog Algebra en Calculus doceerde. Bijzondere aandacht werd besteed aan de rekenregels van de complexe getallen. Als Leerboek diende hier het "Complement van Algebra" van De Vaere en Herbiet (zie cursiefje « Algebra in de Cadettenschool (Laken) ».

    Normaal was dat boek alleen bestemd voor de Latijns-Wiskundige en Wetenschappelijke secties zoals duidelijk vermeld in het begeleidende programmarooster. Maar de Muis vond dat hij wegens de bijzondere omstandigheden wel wat verder kon gaan en privaatles mocht geven. Ik heb natuurlijk mijn persoonlijk exemplaar, dat voorzien is van vele "kanttekeningen" als een relikwie bewaard. Dit exemplaar is immers getekend door de Heer Vanhoute alias de Muis...  


    2° Rekenkunde en Getalkunde voor de Latijn-Wiskundige en Wetenschappelijke secties:

    Voor de Latijns-Wiskundige en Wetenschappelijke secties stond de Theoretische Rekenkunde op het programma. De meeste cadetten hadden een hekel aan dit vak. Het is nu eenmaal een “droog” vak, een conglomeraat van definities, lemma’s, stellingen in een strak gegeven logische volgorde.

    Tenzij men de discipline in een historische context plaatst, is het vak, door Gauss "Koningin van de Wiskunde" genoemd, voor de gewone sterveling weinig boeiend.

    Maar we waren in de Cadettenschool nietwaar en dus was er geen tijd voor dergelijke historische benaderingen of ontboezemingen. Voor de cadetten uit Latijn-Wiskundige en Wetenschappelijke secties was de leerstof dus nog meer theoretisch en fundamenteel en georiënteerd op de meetbare getallen.

    Als basis werd in de Nederlandstalige sectie het schoolboek: « Gehele en Gebroken Getallen » (5) van Herbiet en Horwart gebruikt. Blijkbaar dacht men dat dit nog niet volstond want van dezelfde auteurs was er nog een « Supplement bij de Gehele en Gebroken Getallen –elementaire foutentheorie en kenmerken van deelbaarheid- »… Voornoemd boek was speciaal bestemd voor kandidaten voor het toelatingsexamen KMS en andere publieke instellingen en omvatte vier delen:

    - een eerste deel was gewijd aan de gehele getallen en besloeg 15 hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk handelde over de grondslagen van de Arithmetiek, een tweede over het decimaal tellen. Vervolgens werden achtereenvolgens de optelling, de aftrekking, de vermenigvuldiging, de machtsverheffing, de deling, de vierkantswortel trekking en de relaties tussen de diverse bewerkingen besproken. Vervolgens kwam de deelbaarheid aan bod met de GGD, de eerste stellingen over de priemgetallen, KGV, verdere stellingen over priemgetallen en de eigenschappen van samengestelde getallen besproken. Hierbij werd uitsluitend letterformulering gebruikt.

    - een tweede deel betrof de gebroken getallen (breuken). Na een inleiding over het begrip grootheid, maatgetal van een grootheid, gelijke en niet-gelijke breuken werden de hoofdbewerkingen (optelling, aftrekking, vermenigvuldiging, deling, machtsverheffing en exacte wortels) belicht. Vervolgens kwamen de verhoudingen en evenredigheden aan de beurt. Tenslotte kwamen de benaderde quotiënten en wortels en de conversie van gewone breuken in decimale getallen aan bod. Ook hier werd uitsluitend beroep gedaan op letterformulering.

    - een derde deel was gewijd aan praktische problemen en vraagstukken en de rekenkundige methodes ter oplossing

    - een vierde deel betrof de vraagstukken gesteld bij het toelatingsexamen KMS

    Naast Herbiet en Horwart’s « Gehele en Gebroken getallen » bestond er in het Nederlands ook het « Leerboek der Rekenkunde voor de moderne humaniora en voor kandidaten tot het toelatingsexamen KMS en hogeschool » (6) van Schons en De Cock, een vertaling van het bekende “Traité d’Arithmétique” van Schons. Vermoedelijk hebben enkele cadetten ook nog dit schoolboek gebruikt als tweede referentie.

    Hoe dan ook de cadetten uit de Franstalige Afdeling gebruikten in die jaren, naast de “Cours d’ Arithmétique” van Herbiet en Horwart, ook nog het “Traité d’ Arithmétique” van Schons (4) als een tweede referentie, voornamelijk voor het theoretisch gedeelte. Aansluitend bij het “Traité d’ Arithmétique” van Schons bestond verder nog een “Exercices d’ Arithmologie” (7) , boek van dezelfde auteur, dat de oplossing gaf van de vele vraagstukken vermeld in het “Traité”.

    In rhetorica werd kwamen de andere getallen (onmeetbare getallen, complexe getallen) aan bod en werd dus de overgang Rekenkunde → Getalkunde gemaakt. Erg gewaardeerd was in dit verband was, bij de Franstalige Afdeling, het complement op het “Traité d’ Arithmétique” : het fameuze “Complément d’ Arithmétique et d’ Algèbre” van Schons (8) .

    Een Paul Mouzon (cadet 1947 -1950) schreef op zijn prachtige website “L’Astronomie dans l’ Histoire” hierover het volgende:

    ....J'évoquerai ensuite deux professeurs prestigieux dont j'ai suivi les cours durant trois ans à l'Ecole des Cadets de 1947 à 1950. Il s'agit d'abord du plus célèbre grammairien de langue française, Monsieur Maurice Grévisse, et ensuite du professeur d'arithmétique, Monsieur N. J. Schons. Au premier je dois de m'avoir inculqué la recherche du langage correct avec son ouvrage "Le Bon Usage", le second m'a appris la méticulosité dans la démonstration mathématique et j'utilise encore toujours à l'heure actuelle ses "Compléments d'Arithmétique & d'Algèbre"....

    Voor wat de Getalkunde betrof, omvatte voornoemd boek volgende hoofdstukken:

    1- les nombres irrationnels ; 2- radicaux et exposants; 3- des fractions continues; 4-les nombres complexes; 5- extensions successives de la notion de nombre; 6- les grandeurs et leur mesure

    In het « Complement der Algebra » van De Vaere en Herbiet, boek dat in de Nederlandstalige Afdeling van de Cadettenschool werd gebruikt trof men dezelfde rubrieken, die wel degelijk tot de Arithmetiek behoren, aan. Een meer exacte titel van het boek ware dan ook beter « Complement der Algebra én der Arithmetiek » geweest. Volgende hoofdstukken werden hier behandeld:

    1- De relatieve getallen 2- de irrationale getallen 3- wortelvormen en exponenten 4- de complexe getallen 5- het getal « e » 6- kettingbreuken

    Zoals de titels van de diverse hoofdstukken (irrationale getallen, complexe getallen, uitbreidingen van het getalbegrip) aangeven werd hier een brug gelegd van de Rekenkunde naar de Arithmetiek. Juist om deze reden zijn voornoemde « Complementen » bijzonder waardevol.

    De nadruk van het onderricht lag echter wel op de meetbare getallen d.i. de gehele en gebroken getallen. Op de theorie der onmeetbare ofte irrationele getallen werd niet diep ingegaan, ofschoon het bestaan van dergelijke getallen al door de Pythagoreeërs werd aangetoond en op zuiver wiskundig vlak erg belangrijk is. Daarentegen werd wel dieper ingegaan op de theorie der complexe getallen.

    Volgens Schuh (9) ligt echter de theorie van het onmeetbare getal aan de basis van de Analyse:

    Hij schrijft:

    …Zonder zulk een theorie is een strenge behandeling der Analyse onmogelijk, waarom dan ook gevoeglijk gezegd kan worden, dat tot iedere wiskundige studie, die niet uitsluitend op de praktische toepassingen gericht is, een grondige studie der verschillende theorieën van het onmeetbare getal dient te behoren…


    In de Cadettenschool werd dus Arithmetiek in feite door twee leraren gedoceerd waarvan één de meetbare getallen, een ander de onmeetbare getallen en de complexe getallen.. voor zijn rekening nam.
    In mijn tijd (1955-1958) waren dat respectievelijk de Poep en de Muis. 

    3° Nabeschouwingen

    Het wiskundeonderricht in de Cadettenschool was zeer prestatiegericht en volledig georiënteerd op het toelatingsexamen KMS. Er was om zo te zeggen weinig of geen plaats voor de natuurlijke en maatschappelijke relevantie van de Rekenkunde en de Arithmetiek en de diverse culturele aspecten ervan. Wel werd af en toe eens een of andere grote naam (bvb een Gauss, een Fibonacci, een Fermat..) geciteerd, maar er werd helemaal niet ingegaan hoezeer Arithmetiek ons leven van elke dag beïnvloedt, noch hoezeer Arithmetiek wel verstrengeld is met de Natuur en de Kunst.

    Ook het speelse karakter dat achter iedere wiskundige ontdekking schuil ging, ontging ons volkomen. Een dergelijke situatie vond men toen terug in de meeste scholen (10) . Als Grieks-Latinist heb ik deze situatie steeds aangevoeld als een soort gemis.

    Ik heb mij toen al afgevraagd of er op het vlak van de (Theoretische) Rekenkunde geen boeken bestonden die de basisconcepten van deze tak van de wiskunde op een eenvoudige en speelse wijze weergeven.

    Na wat speurwerk vond ik enkele jaren nadien een dergelijk boek : « Van Nul tot Oneindig –getaltheorie voor iedereen- » van Constance Reid (11) . Dit boek verscheen in 1965 bij Het Spectrum (Prisma-reeks) en was de Nederlandse vertaling van « From Zero to Infinity » (1955).
    Constance Reid is ook de auteur van « Introduction to Higher Mathematics for the general reader  » (1959) en van « A long Way from Euclid » (1963). Over het laatste boek zal ik het in een volgend cursiefje nog hebben.

    « Van Nul tot Oneindig » omvatte 11 hoofdstukken, die achtereenvolgens handelden over de getallen 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en “?”. Het boek “From Zero to Infinity” is nog steeds actueel want het beleefde in 2006 zijn vijfde druk en bevatte zelfs 2 nieuwe hoofdstukken “Euler’s number e” en “Aleph-zero”.

    Het Spectrum presenteerde het boek in 1965 als volgt :

    … Dit boek is geschreven voor de jonge lezer, die in de getallen nooit veel meer heeft gezien dan dingen waarmede je rekensommetjes maakt als dat nodig is, maar die nu ontdekt dat ze héél boeiend zijn. Maar ook hij die op een of andere wijze wiskunde studeert vindt hier grondbeginselen die in de leerboeken vaak weggestopt zitten tussen ingewikkelde details….

    “Van nul tot Oneindig” is nog steeds het lezen waard…. 

    ----------------------------------------------------------------

    (1) zie site Rik Windels:

    (2) maturiteitsexamens in België toegevoegd examen in het laatste jaar van het secundair onderwijs tot het behalen van het maturiteitsdiploma. Dit bijkomend diploma was vereist om universitaire studies aan te vangen. Dit type examen werd in de zeventiger jaren ingevoerd.

    (3) Overeenstemmende titel van de Franse editie van de collectie Herbiet - Horwart : « Précis d’ Arithmétique ». Het eerste gedeelte was bestemd voor de lagere humaniora en behandelde dezelfde materie als de « Elementen der Rekenkunde voor de lagere humaniora » van N.J. Schons en C. De Cock.

    (4) « Précis d’Arithmétique –exercices résolus- » collection Herbiet-Horwart- De Vaere éditions Wesmael-Charlier -1962-

    (5) titel van de overeenstemmende Franse editie : « Cours d’Arithmétique –Les Entiers et les Fractions » V. Herbiet et J. Horwart éditions Wesmael-Charlier -1939-

    (6) titel van de overeenstemmende Franse editie : «Traité d’Arithmétique à l’ usage de la section scientifique des humanités modernes et des candidats à l’Ecole Militaire et aux Universités » N.J. Schons éditions J. Duculot -1947-

    (7) « Exercices d’ Arithmologie » N.J. Schons La Procure -1938-

    (8) « Compléments d’ Arithmétique et d’ Algèbre à l’usage de l’ enseignement moyen » N.J. Schons 3e édition La Procure -1940-

    (9) F. Schuh « Het Getalbegrip in het bijzonder het Onmeetbare Getal » (Noordhoff, -1927-) –Inleiding-

    (10) Heden wordt wel meer aandacht besteed aan de culturele aspecten van de wiskunde in het algemeen en de Arithmetiek in het bijzonder.

    Zie bvb Rik Verhulst « In de Ban van Wiskunde –het cultuurverschijnsel mathematica in beschaving, kunst, natuur en leven- » (Garant -2006-).

    Voor wat de Arithmetiek als dusdanig betreft is Ian Stewart’s « L’Univers des Nombres » (Belin -2000-) een aanrader.

    (11) voor een biografie zie : http://en.wikipedia.org/wiki/Constance_Reid

    15-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    §2.2 Wat is elementaire Arithmetiek?

    Is het u, beste lezer, al opgevallen hoevele malen wiskundigen en wetenschappers het woord « elementair » in de mond nemen?

    Een paar voorbeelden en de lijst is zeker niet af :  Elementary arithmetic ; Elementary algebra ; elementary function ; elementary event ; Elementary group theory ; elementary (logic) .... Men heeft het verder over “elementaire fysica”, “elementaire chemie” enz…

    Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt het woord « elementair » veelvuldig gebruikt bvb in het aangeven van de titel (en dus van het onderwerp) van een boek bvb  « Géométrie élémentaire. Premier et deuxième cycles » van André Gramain" of « Elementary Geometry » van John Roe of « Elementary Differential Geometry » van Andrew Pressley enz... Alle voornoemde werken zijn bestemd voor het universitair onderwijs, terwijl de term "elementair", zoals men verder zal zien, betrekking heeft op de leerstof voor het primair en secundair onderwijs. 

    Zoals een vriend wiskundige, aan wie ik eens het probleem voorlegde, mij uiteenzette moet het begrip "elementair" in deze woordcombinaties beschouwd worden als een relatief en niet als een absoluut begrip : "elementair is datgene wat nodig is voor hetgeen eventueel nog zal volgen". M.a.w. het woord elementair in al deze woordcombinaties heeft weinig betekenis en is in feite overbodig vermits in iedere discipline er steeds iets is dat nog zal volgen. Het is wel merkwaardig, dat wiskundigen, die een uitgesproken voorliefde hebben voor nauwkeurige omschrijvingen en messcherpe definities, dergelijke holle fraseologie gebruiken. 

    Maar wat betekent het woord “elementair” nu eigenlijk?

    - Volgens de van Dale kan “elementair “ betekenen: 1- de eerste beginselen of de grondslagen betreffend, 2- de bestanddelen vormend of betreffend, 3- met betrekking tot de chemische elementen, 4- met de aard van een element.

    - Volgens le Petit Larousse kan «élémentaire» (lat. elementarius) betekenen: 1- très simple, réduit à l’essentiel («Elémentaire, mon cher Watson!!»; 2- qui sert de base à un ensemble: enseignement élémentaire dispensé dans les écoles élémentaires ou primaires, cours élémentaire dans l’ enseignement du premier degré 3- (en chimie) qui concerne l’ élément; 4- (en physique) se dit des objets physiques dont on considère que tout corps est formé: particule élémentaire.

    - Volgens de Merriam-Webster is «elementary« dan weer: 1- relating to or dealing with the simplest elements or principles of something; 2- relating to an elementary school . De « Free Dictionary » citeert volgende betekenissen: 1. of, relating to, or constituting the basic, essential, or fundamental part 2. of, relating to, or involving the fundamental or simplest aspects of a subject: an elementary problem in statistics. 3. of or relating to an elementary school or elementary education: the elementary grades; elementary teachers.

    Het is dus niet verwonderlijk dat enkele Nederlandse auteurs de term “elementair” vervangen hebben door het woord “algemeen” of "gewoon". De titel van het boek van D.W. Oort en G.H. Meyer in de reeks Prisma Compendia luidt: “Algemene Rekenkunde”, terwijl het boek duidelijk gaat over de “Elementaire Arithmetiek” zoals hierboven gedefinieerd en aangegeven door Jean Itard. Overigens wijden deze auteurs in hun boek ook nog een hoofdstuk aan het “congruentierekenen”, leerstof die volgens Itard dan weer behoort tot de hogere "Arithmétique".

    In het Nederlands wordt de term “Elementair” inderdaad  veelal vervangen door « Algemeen » bvb “Algemene Rekenkunde”, “Algemene Natuurkunde”, “Algemene Chemie”, "Algemene Plantkunde", "Algemene Dierkunde" … waarbij met deze term de materie bedoeld wordt zowel voor het secundair als voor een eerste inleidende cursus voor het bachelor onderwijs. Het is dus wel belangrijk aan te geven tot welk doelpubliek een bepaald boek zich richt.

    De meeste auteurs bedoelen echter met de term elementaire wiskunde, de schoolwiskunde, die onderwezen wordt in het primair en secundair onderwijs en hebben het dan over "elementaire rekenkunde", "elementaire algebra", "elementaire meetkunde", "elementaire analyse", "elementaire statistiek" .... : Elementary mathematics encompasses topics from algebra, analysis, arithmetic, calculus, geometry and number theory that are frequently taught at the primary or secondary school level (wikipedia).

    Met "Hogere Arithmetiek", "Hogere Algebra"... wordt dan bedoeld de arithmetiek, de algebra bestemd voor het hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten).

    In tegenstelling met een algemeen verspreide mening is "elementaire wiskunde" niet eenvoudig (wat de keuze van het ikoon van dit cursiefje verklaart!). De Britse wiskundige W. Sawyer stelde in zijn boek "Prelude to Mathematics" (Nederlandse vertaling "Wegwijs in de Wiskunde" -Aula-reeks- 1965) dat in het algemeen gesproken hogere wiskunde eenvoudiger is dan elementaire wiskunde... 



    1° Over Elementaire Arithmetiek:

    Elementaire Arithmetiek is in de eerste plaats wat ik in voorgaand cursiefje gedefinieerd heb als « Gewone Rekenkunde », maar volgens de Engelse als de Franse Wikipedia-artikels, maakt ook de « Hogere Rekenkunde » deel uit van deze Arithmetiek.

    -De Engelse Wikipedia schrijft:

    Elementary arithmetic is the simplified portion of arithmetic which is considered necessary and appropriate during primary education. It includes the operations of addition, subtraction, multiplication, and division. It is taught in elementary school.

    Elementary arithmetic starts with the natural numbers and the written symbols (digits) which represent them. The process for combining a pair of these numbers with the four basic operations usually relies on memorized results for small values of numbers, including the contents of a multiplication table to assist with multiplication and division.

    Elementary arithmetic also includes fractions and negative numbers, which can be represented on a number line.

    The abacus is an early mechanical device for performing elementary arithmetic, which is still used in many parts of Asia. Modern calculating tools which perform elementary arithmetic operations include cash registers, electronic calculators, and computers.

    Local standards usually define the educational methods and content included in the elementary level of instruction. In the United States and Canada, controversial subjects include the amount of calculator usage compared to manual computation and the broader debate between traditional mathematics and reform mathematics.

    -De Franse Wikipedia definieert "Elementaire Arithmetiek" als volgt:

    arithmétique élémentaire regroupe les rudiments de la connaissance des nombres telle qu'elle est présentée dans l'enseignement des mathématiques. Elle commence avec la comptine numérique, autrement dit la suite des premiers entiers à partir de 1, apprise comme une liste ou une récitation et utilisée pour dénombrer de petites quantités. Viennent ensuite les opérations d'addition et de multiplication par le biais des table d'addition et table de multiplication. Ces opérations permettent, dans le cadre de l'algèbre, de définir leurs opérations réciproques: la soustraction et la division. Ce savoir n'est pas couvert par cet article.

    L'apprentissage des tables de multiplication conduit ensuite à la reconnaissance des critères de divisibilité par 2, par 3, par 5, par 9 et par 10, puis à la décomposition des entiers en facteurs premiers. L'unicité de cette décomposition permet la définition du plus grand commun diviseur (pgcd) et du plus petit commun multiple (ppcm). La division euclidienne est utilisée dans l'algorithme d'Euclide pour calculer le pgcd de deux nombres sans connaître leur décomposition en facteurs premiers.

    Un premier niveau de savoir se dégage, avec quelques lemmes et théorèmes clés, comme le lemme d'Euclide, l'identité de Bézout et le théorème fondamental de l'arithmétique. Il suffit à démontrer quelques résultats comme le petit théorème de Fermat, celui de Wilson et quelques équations peuvent être résolues. Les équations en questions sont dites diophantiennes, c'est-à-dire qu'elles sont à coefficients entiers et les solutions recherchées sont entières. La méthode chakravala permet[1] de trouver une solution à l'équation X2-83Y2=1 dès le VIesiècle. Ces méthodes permettent encore à Euler, un mathématicien suisse du XVIIIesiècle, de résoudre l'équation X2+Y2=p, qui correspond au théorème des deux carrés de Fermat, ici p désigne un nombre premier. Ce sont ces méthodes, couramment considérés comme de l'arithmétique élémentaire[2], qui sont exposées dans cet article.

    Comprendre plus profondément l'arithmétique des nombres entiers impose l'usage de structures abstraites, comme celles des groupes finis, par exemple dans le cadre de l'arithmétique modulaire, ou des anneaux. On quitte alors l'arithmétique élémentaire pour entrer dans la théorie algébrique des nombres.

    Boeken, die nu over de “Elementaire Arithmetiek” (of dus “Gewone en Hogere Rekenkunde") handelen en die als inleidende cursus voor het hoger Normaalonderwijs (het vroegere regentaat) kunnen dienen, zijn bvb:

    - « Algemene Rekenkunde » van Dirk Willem Oort en Gerrit Willem Meier (Prisma Compendia nr 3 (1964). Dit boek geeft een algemeen overzicht en omvat hoofdstukken over het modulo rekenen en zelfs de irrationale of onmeetbare getallen.

    - « Leerboek der Elementaire Theoretische Rekenkunde » (Noordhoff Deel 1 "De gehele getallen"-1919-; Deel 2 "De meetbare Getallen" -1921-) van Fred Schuh

    - « Het Natuurlijke Getal in zoo streng mogelijke behandeling » (Noordhoff -1928-) van Fred Schuh

    - « Het Getalbegrip in het bijzonder het Onmeetbare Getal met toepassingen op de Algebra, de Differentiaal- en de Integraalrekening » (Noordhoff -1927-) van Fred Schuh

    Voornoemde eerste drie boeken vormen één geheel en een stevige basis voor het onderwijs in de Gewone en Hogere Rekenkunde. Ze zijn ten zeerste aan te raden. Helaas zijn Schuh's boeken nog moeilijk te verkrijgen.

    Speciaal ontwikkeld voor het Rekenkunde-onderricht in het hoger secundair respectievelijk lager secundair onderwijs ( de zogenaamde « Gewone Rekenkunde » waren de rekenkundeboeken van de collecties Schons en De Vaere-Herbiet (zie cursiefje “Over oude schoolboeken en… wiskunde” in blog I). Zij dragen echter de sporen van de niet altijd gelukkige interventies en bemoeienissen van het Belgisch Ministerie van Onderwijs. 

    Voor meer details zie het cursiefje “Arithmetiek in de Cadettenschool” in dit blog.

    2° Over de Hogere Arithmetiek of de Getaltheorie: 

    Hogere Arithmetiek wordt zeer vaak vereenzelvigd met de Getaltheorie. De meeste literatuur over Hogere Arithmetiek vindt men dan ook onder de term “Getaltheorie”.

    - Over de getaltheorie (« théorie des nombres » (1) ) schrijft de Franse Wikipedia het volgende:

    Traditionnellement, la théorie des nombres est une branche des mathématiques qui s'occupe des propriétés des nombres entiers, qu'ils soient entiers naturels ou entiers relatifs, et contient beaucoup de problèmes ouverts qu'il est facile de comprendre, même par les non-mathématiciens. Plus généralement, le champ d'étude de cette théorie concerne une large classe de problèmes qui proviennent naturellement de l'étude des entiers. La théorie des nombres occupe une place particulière en mathématiques, à la fois par ses connexions avec de nombreux autres domaines, et par la fascination qu'exercent ses énoncés.

    Als deelgebieden van de getaltheorie stipt de Franse Wikipedia vervolgens aan: de elementaire getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie, de analytische getaltheorie en de algoritmische of numerieke getaltheorie.

    - De getaltheorie («Zahlentheorie») wordt in de Duitse Wikipedia (2) als volgt omschreven:

    Die Zahlentheorie ist ein Teilgebiet der Mathematik, das sich im weitesten Sinn mit den Eigenschaften der Zahlen beschäftigt. Teilgebiete sind beispielsweise die elementare oder arithmetische Zahlentheorie in Verallgemeinerung der Arithmetik, die Lehre der Diophantischen Gleichungen, die analytische Zahlentheorie beziehungsweise die algebraische Zahlentheorie.

    Als deelgebieden van de Getaltheorie geeft de Duitse Wikipedia aan: de elementaire of arithmetische getaltheorie, de analytische getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie en de arithmetische geometrie, de algorithmische getaltheorie (voor meer details zie Wikipedia-artikel)

    - De Engelse Wikipedia (3) omschrijft de Getaltheorie dan weer als volgt:

    Number theory is the branch of pure mathematics concerned with the properties of numbers in general, and integers in particular, as well as the wider classes of problems that arise from their study. Number theory may be subdivided into several fields, according to the methods used and the type of questions investigated. (See the list of number theory topics.)

    The terms "arithmetic" or "the higher arithmetic" as nouns are also used to refer to elementary number theory. These are somewhat older terms, which are no longer as popular as they once were. However the word "arithmetic" is popularly used as an adjective rather than the more cumbersome phrase "number-theoretic", and also "arithmetic of" rather than "number theory of", e.g. arithmetic geometry, arithmetic functions, arithmetic of elliptic curves.

    Ook de Engelse Wikipedia geeft de diverse deelgebieden van de Getaltheorie aan: de elementaire getaltheorie, de analytische getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie, e.a. (voor meer details zie het Wikipedia-artikel).

    - Aangaande de getaltheorie (4)  schrijft de Nederlandse Wikipedia:

    Traditioneel is getaltheorie de tak van de zuivere wiskunde die de eigenschappen van de gehele getallen bestudeert. Meer algemeen is de term in gebruik geraakt voor de grotere klasse van problemen die "gemakkelijk door leken kunnen worden begrepen". Deze uitbreiding vond plaats toen de gebruikte technieken ook op andere problemen toepasbaar bleken. Getaltheorie kan worden onderverdeeld in verschillende gebieden, afhankelijk van de gebruikte methoden en de onderzochte vraagstelling.

    Het Wikipedia-artikel bespreekt verder in het kort de verschillende gebieden van de getaltheorie: elementaire getaltheorie, analytische getaltheorie, algebraïsche getaltheorie en numerieke getaltheorie (zie het artikel voor meer details). De laatstgenoemde gebieden behoren tot wat heden de "moderne wiskunde" genoemd wordt. Er worden enkele aanwijzingen gegeven over wat voornoemde deelgebieden inhouden:

    In de algebraïsche getaltheorie wordt het begrip getal uitgebreid met de algebraïsche getallen, dat zijn de nulpunten van polynomen met rationale coëfficiënten. De moderne algebraïsche getaltheorie is een belangrijke tak van de getaltheorie, die algebraïsche structuren bestudeert, die in verband staan met de algebraïsche gehele getallen.

    Over het algemeen beschouwt men in de algebraïsche getaltheorie ringen van algebraïsche gehele getallen O in een algebraïsch getallenlichaam K/Q (dat wil zeggen een eindige uitbreiding van de rationale getallen Q), en door de eigenschappen van deze ringen en velden (bijvoorbeeld factorisatie, idealen, velduitbreidingen) te bestuderen. In deze context hoeven de bekende eigenschappen van gehele getallen (bijvoorbeeld unieke factorisatie) niet meer op te gaan. De verdienste van de gebruikte theorieën - Galoistheorie, groepcohomologie, groepsrepresentatie en L-functies - is dat gebruik ervan het mogelijk maakt voor deze nieuwe klasse van gehele getallen de orde gedeeltelijk te herstellen. Veel getaltheoretische vragen kunnen het best bestudeerd worden modulo p, voor alle priemgetallen p. Dit proces wordt lokalisatie genoemd en leidt tot de constructie van de p-adische getallen. Dit veld wordt de lokale analyse genoemd en komt voort uit de algebraïsche getaltheorie.

    De meetkundige getaltheorie omvat alle vormen van meetkunde. Het begint met de stelling van Minkowski over roosterpunten in convexe verzamelingen. De beroemde Laatste stelling van Fermat werd met deze technieken bewezen.

    Ten slotte is er de numerieke (of algoritmische) getaltheorie die onderzoek doet naar snelle algoritmen voor het testen van priemgetallen en het ontbinden in factoren. Deze studie heeft belangrijke toepassingen in de cryptografie.

    Wat wordt hier nu precies bedoeld met "Elementaire Getaltheorie"?

    - De elementaire (of aritmetische!!!) getaltheorie wordt door de Duitse Wikipedia omschreven als:

    Von der Antike bis in das siebzehnte Jahrhundert behauptete sich die Zahlentheorie als grundständige Disziplin und kam ohne andere mathematische Teilgebiete aus. Ihre einzigen Hilfsmittel waren die Eigenschaften der ganzen Zahlen, insbesondere Primfaktorzerlegung (Fundamentalsatz der Arithmetik), Teilbarkeit und das Rechnen mit Kongruenzen. Eine solche reine Herangehensweise wird auch als elementare Zahlentheorie bezeichnet. Wichtige Resultate, die sich mit Hilfe elementarer Methoden erzielen lassen, sind der kleine Satz von Fermat und dessen Verallgemeinerung, der Satz von Euler, der Chinesische Restsatz, der Satz von Wilson und der Euklidische Algorithmus.

    - Aangaande de elementaire getaltheorie preciseert de Nederlandse Wikipedia:

    In de elementaire getaltheorie worden de gehele getallen bestudeerd zonder de technieken uit andere takken van de wiskunde. Vragen die hieronder vallen zijn de deelbaarheid van getallen, het euclidische algoritme om de grootste gemene deler te berekenen, de ontbinding van getallen in priemfactoren, de hoofdstelling van de rekenkunde, het onderzoek van volmaakte getallen en modulair rekenen. Typische beweringen zijn de stelling van Fermat, de kleine stelling van Fermat, de stelling van Euler, de Chinese reststelling en de wet van de kwadratische reciprociteit. De eigenschappen van multiplicatieve functies zoals de Möbiusfunctie en Eulerfunctie worden onderzocht. Eveneens worden rijen van gehele getallen onderzocht zoals de rij van Fibonacci.

    Veel vragen in de elementaire getaltheorie zijn uitzonderlijk moeilijk. Het beantwoorden vereist een volledig nieuwe aanpak. Het heeft bijvoorbeeld 350 jaar geduurd voordat de laatste stelling van Fermat in 1993 bewezen werd, door Andrew Wiles.

    Voorbeelden van onopgeloste vraagstukken zijn:

    - het vermoeden van Goldbach: elk even getal kan geschreven worden als som van twee priemgetallen.

    - de vraag naar priemtweelingen: zijn er oneindig veel priemgetallenparen waarbij de twee priemgetallen slechts 2 verschillen?

    - het vermoeden van Collatz, een simpele iteratie.

    Samenvatting en besluit:

    De elementaire (of beter) aritmetische getaltheorie is een verdere uitbreiding van de “elementaire rekenkunde” (vandaar de benaming “aritmetische getaltheorie).

    Ze omvat naast enkele stellingen uit de “elementaire theoretische rekenkunde”(basisstellingen over priemgetallen, GGD en KGV, de Stelling van Bachet-Bézout..) het modulair rekenen, de stellingen van Fermat, van Euler, de Chinese reststelling… enz.

    Aan te raden Boeken, die over de «Aritmetische Getaltheorie » handelen zijn bvb:

    - « Getaltheorie voor Beginners »van Frits Beukers (Epsilon, -1999-)

    - « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » van Benne de Weger (Epsilon, -2009-)

    - « Elementary Number Theory » van Gareth Jones en Josephine Jones (Springer, -1998-)

    ___________________________

    (1) zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9orie_des_nombres

    (2) zie http://de.wikipedia.org/wiki/Zahlentheorie

    (3) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Number_theory

    (4) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Getaltheorie

    10-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.1 Wat is Arithmetiek ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    § 2.1 Wat is Arithmetiek?

    Precies omschrijven wat men vandaag onder Arithmetiek verstaat, is geen gemakkelijke opgave. Het volstaat de diverse encyclopedieën (inclusief Wikipedia) aangaande dit onderwerp te bekijken om tot dit besluit te komen. Wat onder de term « Arithmetiek » (of "Aritmetica" volgens van Dale) moet begrepen worden hangt –zoals verder aangetoond wordt- immers af van het beschouwde land of taalgebied.
    Toch is iedereen het wel over eens dat Arithmetiek iets met getallen te maken heeft en in feite “getalwetenschap” betekent.

    Wie het woord Arithmetiek hoort, denkt automatisch op Carl Friedrich Gauss (1) en zijn op 21-jarige leeftijd geschreven Disquisitiones Arithmeticae. Voor mij een voldoende reden om Gauss als ikoon van dit cursiefje te kiezen.

    Arithmetiek is in het kort samengevat de studie van het Getal zoals Meetkunde de studie van de Vorm en Calculus de studie van de Verandering zijn.

    Een getal is de aanduiding van een hoeveelheid. Arithmetiek is dus in de eerste plaats de wetenschap van de hoeveelheid en het tellen van hoeveelheden. Volgens Wikipedia was oorspronkelijkhet begrip getal synoniem met aantal, dus voor de getallen een, twee, drie, enz., maar het heeft een ruimere betekenis gekregen, zodat ook gebroken, negatieve en zelfs complexe getallen als getal aangemerkt worden.

    In de moderne wiskunde (d.i. wiskunde gebaseerd op de verzamelingenleer) worden de getallen doorgaans ingedeeld in verschillende verzamelingen. De eenvoudigste getallen zijn natuurlijke getallen {0, 1, 2 ...}, voorgesteld door de verzameling N. De natuurlijke getallen zijn een deelverzameling van de gehele getallen Z die, naast de positieve gehele of natuurlijke getallen, ook de negatieve gehele getallen bevat.

    Deze verzameling kan uitgebreid worden met de getallen die enkel als
    breuk te schrijven zijn: deze verzameling van rationale getallen wordt voorgesteld als Q. De verzameling van rationale getallen die een eindige decimale voorstelling hebben, worden decimale fracties of decimale getallen genoemd, soms weergegeven met D.

    Er zijn getallen, zoals π, de wortel uit twee en het getal e, die niet in breukvorm te schrijven zijn; zij vormen de irrationale getallen. Rationale en irrationale getallen vormen samen de verzameling van reële getallen, voorgesteld door R.

    Tenslotte kan deze verzameling nog uitgebreid worden tot de
    complexe getallen zodat alle algebraïsche vergelijkingen oplosbaar zijn. Deze laatste verzameling wordt voorgesteld door C.

    We krijgen derhalve de volgende ordening tussen de verschillende verzamelingen: N ⊂ Z ⊂ D ⊂ Q ⊂ R ⊂ C (⊂ betekent "is een ware deelverzameling van").

    Nog andere getalverzamelingen zijn:
    quaternionen en octonionen

    1° Een niet-orthodoxe definitie…

    Een getal is een aanduiding van een hoeveelheid en wordt, zoals eenieder weet, voorgesteld door een cijfer of door een cijfercombinatie waarbij op de volgorde moet worden gelet. Het ontstaan van cijfers om een getal voor te stellen is een lang en spannend verhaal dat bvb in het boek van Georges Ifrah ("Histoire universelle des Chiffres" éditions Robert Laffont 2 vol. -1994-) wordt uiteengezet.

    Arithmetiek is nu … spelen met cijfers of cijfercombinaties volgens bepaalde regels… Dit spelen met cijfers wordt rekenen of ook nog cijferen genoemd. De regels waarvan sprake mogen, in relatie tot het begrip hoeveelheid, niet leiden tot dubbelzinnige of tegenstrijdige resultaten : zij moeten -wat men noemt- coherent zijn.
      
    Wat er in deze definitie opvalt, is het woord “spelen” en inderdaad vele wiskundigen leggen de nadruk op het speelse karakter van de rekenkunde en van de wiskunde in het algemeen.

    Voor wat de Arithmetiek betreft was er bvb het boekje “Van Nul tot Oneindig –getaltheorie voor iedereen-” van Constance Reid (2) (Het Spectrum Prisma, -1965-). Het is een vertaling van “From Zero to Infinity –what makes Numbers interesting- ”, boekje dat voor het eerst verscheen in 1955 en waarvan nog een vijfde aangevulde editie verscheen in 2006!!! Deze laatste editie werd aangevuld met een beschrijving van de bewijsvoering van het Laatste Theorema van Fermat. Het boek omvat tien hoofdstukken, die achtereenvolgens getiteld zijn:0, 1, 2, 3, tot en met 9, en tot slot een hoofdstuk met geheimzinnige titel *** . Niemand die dit boekje van amper 145 pagina’s gelezen heeft, zal ooit nog getallen als vanzelfsprekend beschouwen.

    Ik zou zeggen verplichte lectuur voor mensen, die eens willen weten welke interessante wetenswaardigheden er in de school- en leerboeken - vaak tussen ingewikkelde details- weggemoffeld zijn.

    Een ander interessant boekje eveneens verschenen in bij Het Spectrum was “Spelen met cijfers” van W. J. Reichmann (Prisma, -1959-). Het betreft een vertaling van “The fascination of numbers” (1957), dat ook als e-book (3) ter lezing staat. Onlangs (2010) verscheen nog een herdruk van de oorspronkelijke Nederlandse uitgave bij de herdrukreeks “vantoen.nu”.

    In de eerste twaalf hoofdstukken worden volgende onderwerpen behandeld: het maken van getallen; reeksen –vormgetallen en kwadraten; reeksen – derde machten en andere getallen; de som der cijfers; priemgetallen en ontbinding in factoren; kenmerken van deelbaarheid; andere methoden van vermenigvuldiging; logaritmen en goniometrische verhoudingen; volmaakte getallen en enkele bijzonderheden; repeterende breuken, congruente getallen, irrationale en imaginaire getallen.

    Het “spelen” in de stricte zin van het woord is niet vergeten zoals uit de vier laatste hoofdstukjes blijkt: pseudo-telepathie; drogredenen; tovervierkanten en tenslotte getallenmystiek. Enkele aanhangsels (de driehoek van Pascal en het binomiaal theorema; driehoeksgetallen en combinaties; de vier vieren; noem de dag en reeksen en de gewichtendoos) en een register sluiten het boek af.

    Een merkwaardig boek was “Spelen met getallen” (Thieme, -1951-) van de Nederlandse wiskundige Fred Schuh (4). Het boek droeg als ondertitel “een fascinerend boek voor jong en oud” en in mijn jeugdjaren was ik werkelijk begeesterd door dit werk.

    Als ik dit boek nu ter hand neem en ik de getekende illustraties bekijk, word ik effenaf grijs van weemoed. Het was dit boek dat mij deed inzien hoe ik het aan boord moest leggen om bvb steeds aan de winnende hand te zijn bij het luciferspel.

    Na WOII en in het begin van de vijftiger jaren was dit spel zeer populair en mijn kameraden konden maar niet begrijpen, waarom ik altijd won. Natuurlijk, heb ik hen mijn geheimpje niet verteld, want dan zou het niet meer plezant geweest zijn.. 

    « Spelen met Getallen » omvat 9 hoofdstukken: Talstelsels; Grote getallen; Toverkaarten; Problemen verwant met toverkaarten; Algemene beschouwingen over spelen; Het nimspel; Het verplaatsen van cijfers van een getal; Tovervierkanten en Pythagoras en de Pythagoreërs. Later was dit boek mij zelfs van nut om bvb de diverse talstelsels, de theorie der repeterende breuken enz. beter te doorgronden. Echt een aanrader dus, maar een zeldzaam boek, alleen nog te verkrijgen in gespecialiseerde boekhandels.

    In feite was “Spelen met Getallen” een “soft” versie van “Wonderlijke Problemen –leerzaam tijdverdrijf door puzzel en spel-“ waarvan een tweede druk verscheen in 1949. Dit laatste boek is echter van een veel hoger niveau en gaat o.a. ook over kansrekening.
    Misschien nog even signaleren dat dit laatste boek ook in het Engels vertaald werd onder de titel “The Masterbook of Mathematical Recreations” bij Dover Books en nog steeds te verkrijgen is.  

    Een zeer interessante en inleidende monografie is " Les Nombres et leurs Mystères " van André Warusfel (Seuil -1961-). De auteur was gedurende jaren leraar aan de lycea "Henri IV" en "Louis-le-Grand" alvorens benoemd te worden als Inspecteur Generaal "Wiskunde". Deze pocket handelt o.m. over onderwerpen als het gulden getal, de Platonische lichamen, de berekening van het getal p en het getal i.. Aan te raden!!


    2° De orthodoxe definities...een hopeloze warboel

    De orthodoxe definities vindt men in encyclopedieën als bvb de Standaard Encyclopedie (1971) of La Grande Encyclopédie Larousse (1972):

    ... De Rekenkunde is het deel van de wiskunde dat zich bezighoudt met het onderzoek van de natuurlijke getallen, ook positieve gehele getallen genoemd, dit wil zeggen: van de rij 1, 2, 3, 4, ... De rekenkunde omvat tegenwoordig een elementair gedeelte en een theoretisch gedeelte dat men getaltheorie noemt...

    ... L'Arithmétique est l'étude de l'ensemble N des nombres entiers naturels, de l'ensemble Z des nombres entiers relatifs, ainsi que du corps Q des nombres entiers rationnels. Dans ses parties les plus relevées, elle porte le nom de Théorie des Nombres. Tout au cours de son développement historique, ses frontières avec l'algèbre et l'analyse ont été mouvantes et souvent imprécises. Elle se divise assez naturellement en arithmétique pratique et arithmétique théorique...
     
    Vindt u deze definities eensluidend? Ik niet...  

    - Arithmetiek behoort -hoe men er ook over denkt- zoals de getaltheorie tot de getalwetenschap, meer nog het is het historisch begin van de getaltheorie.
    Jean Itard (5) schreef inderdaad in 1963 :

    "Nous appelons Arithmétique l' étude élémentaire des propriétés des nombres premiers et des nombres rationnels, établies avant le 18e siècle et Théorie des Nombres les développements nés des recherches précédentes à partir de ce 18e siècle. Mais il n'y a pas de frontière bien précise entre ces deux domaines, et si Legendre publie en 1797-1798 un Essai sur la théorie des nombres, l'ouvrage fondamental de Gauss s'appelle en 1801 Disquisitiones arithmeticae"

    Er is echter discussie over waar precies de scheidingslijn tussen Arithmetiek en Getaltheorie ligt of zou moeten liggen. In wezen is natuurlijk een dergelijke scheiding louter conventioneel en niet essentieel. Ze is echter wel nuttig op didactisch vlak. 

    Het is deze "Arithmétique", die de basis vormde en nog altijd vormt van het wiskunde-onderricht in het primair en secundair onderwijs. Zij omvatte de studie van de eigenschappen van de gehele en gebroken getallen en i.h.b. de priemgetallen.

    Uit deze "Arithmétique" heeft zich sedert 1800, mede door de algebra, de calculus ("analyse") en de geometrie, de algebraïsche getaltheorie, de analytische getaltheorie en de geometrische getaltheorie ontwikkeld.

    Het merkwaardige is nu dat vele professionele wiskundigen zich niet aan deze simpele afspraak houden en het ook blijven hebben over Arithmetiek, terwijl zij het in werkelijkheid hebben over de Getaltheorie. Getaltheorie wordt dan soms aangegeven als "hogere" Arithmetiek.
    Zo heeft het bekende boek van Harold Davenport als titel "The higher Arithmetic : an introduction to Number Theory".

    Zoals in het volgend cursiefje " Wat is Arithmetiek? (2) " uiteengezet, heeft de notie "hoger" hier al even weinig betekenis als het begrip "elementair". 

    Ook de definities van Arithmetiek in Wikipedia lijken mij erg verward: 

    - Wat moet een leek denken van een definitie van Arithmetiek zoals voorgesteld door de Franse Wikipedia (6) :

    L'Arithmétique est une branche des mathématiques qui comprend la partie de la théorie des nombres qui utilise des méthodes de la géométrie algébrique et de la théorie des groupes. On l'appelle plus généralement la «science des nombres». Son étymologie provient du mot grec «αριθμός» qui signifie «nombre».
    Autrefois, l'arithmétique se limitait à l'étude des propriétés des
    entiers naturels, des entiers relatifs, et des nombres rationnels (sous forme de fractions), et aux propriétés des opérations sur ces nombres. Les opérations arithmétiques traditionnelles sont l'addition, la division, la multiplication, et la soustraction. Cette discipline fut ensuite élargie par l'inclusion de l'étude d'autres nombres comme les réels (sous forme de développement décimal illimité), ou même de concepts plus avancés, comme l'exponentiation ou la racine carrée.

    Het artikel in de Franse Wikipedia stipt nu volgende gebieden als effectief behorende tot de « Arithmetiek » aan: L’Arithmétique élémentaire , l’ Arithmétique modulaire , la Théorie algébrique des nombres , l’ Arithmétique des polynômes.

    We zijn nu wel heel ver verwijderd van de omschrijving van Jean Itard, die voorstelde de term Arithmetiek voor te behouden voor de theorieën van het getal tot 1800.

    - Goed dan maar even kijken naar wat men in het land van de grote Carl Friedrich Gauss onder Arithmetik verstaat? Wikipedia (Deutsch) geeft de volgende omschrijving (7) :

    Die Arithmetik (griechisch αριθμητική [τέχνη], arithmitikí [téchni], wörtlich „die Zahlenmäßige [Kunst]“, arithm- von αριθμός, „die Zahl“ und -etik von der adjektivischen Endung -ητική) ist ein Teilgebiet der Mathematik. Die Arithmetik wurde von den Pythagoreern begründet und in Buch VII-IX von Euklids Elementen erstmals gesammelt. Sie umfasst vor allem das Rechnen mit den Zahlen, also die Grundrechenarten Addition (Zusammenzählen), Subtraktion (Abziehen), Multiplikation (Vervielfachen), Division (Teilen) sowie die zugehörigen Rechengesetze.

    Zur Arithmetik gehören auch die Gesetze der Teilbarkeit der
    ganzen Zahlen sowie die Division mit Rest. Weiter zu erwähnen ist das Rechnen mit Brüchen. Fundamentalsatz der Arithmetik: Jede natürliche Zahl größer als 1 ist ein (bis auf die Reihenfolge) eindeutiges Produkt von Primzahlen. Die Arithmetik leitet zur Zahlentheorie über, die sich im weitesten Sinn mit der Charakteristik der Zahlen beschäftigt.

    Carl Friedrich Gauß wird gerne zitiert mit der Aussage: „Die Mathematik ist die Königin der Wissenschaften, und die Arithmetik ist die Königin der Mathematik.“ – Diese Wortschöpfung lässt die Liebe zur Zahlentheorie bei C. F. Gauß erkennen und zeigt, wie sehr Mathematiker sich dieser Teildisziplin verschreiben können.

    Wie Gauß selber in der Vorrede seiner berühmten "Untersuchungen über höhere Arithmetik" (siehe Literatur) bemerkt, gehören die Theorie der Kreisteilung oder der regulären Polygone, welche im siebenten Abschnitt behandelt wird, zwar an und für sich nicht in die Arithmetik; doch müssen ihre Prinzipien einzig und allein aus der höheren Arithmetik geschöpft werden.

    Da sich die heutige Zahlentheorie weit darüber hinaus entwickelt hat, wird lediglich die elementare
    Zahlentheorie auch als arithmetische Zahlentheorie (=höhere Arithmetik nach Gauß) bezeichnet. Die Bezeichnung "Arithmetik" (elementare Arithmetik nach Gauß) im eigentlichen Sinne ist zur Hauptsache dem Rechnen vorbehalten.

    In Duitsland omsluit Arithmetiek ook de hogere Arithmetiek volgens Gauss, terwijl deze laatste in andere landen wel degelijk tot de Getaltheorie gerekend wordt. Een uiting van nationaal chauvinisme? Misschien wel, maar begrijpelijk indien je een Gauss onder je landgenoten mag tellen.

    - En hoe denkt men in de U.S.A. en het U.K. over de term « Arithmetiek »? Steeds Volgens Wikipedia (engl.) (8) :

    Arithmetic or arithmetics (from the Greek word ἀριθμός = number) is the oldest and most elementary branch of mathematics, used by almost everyone, for tasks ranging from simple day-to-day counting to advanced science and business calculations. It involves the study of quantity, especially as the result of combining numbers. In common usage, it refers to the simpler properties when using the traditional operations of addition, subtraction, multiplication and division with smaller values of numbers.

    Professional mathematicians sometimes use the term (higher) arithmetic when referring to more advanced results related to number theory, but this should not be confused with elementary arithmetic.

    In de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk wordt benadrukt dat de term “arithmetiek” voorbehouden moet blijven aan wat men in deze landen elementaire Arithmetiek noemt d.i. de Arithmetiek volgens Jean Itard.

    Wat de rol van de Rekenkunde in het primair en secundair onderwijs betreft, schrijft nu Wikipedia onder de hoofding «Arithmetic in education»:

    Primary education in mathematics often places a strong focus on algorithms for the arithmetic of natural numbers, integers, rational numbers (vulgar fractions), and real numbers (using the decimal place-value system). This study is sometimes known as algorism.

    The difficulty and unmotivated appearance of these algorithms has long led educators to question this curriculum, advocating the early teaching of more central and intuitive mathematical ideas. One notable movement in this direction was the New Math of the 1960s and 1970s, which attempted to teach arithmetic in the spirit of axiomatic development from set theory, an echo of the prevailing trend in higher mathematics.

    - En wat verstaat men tenslotte in het land van Simon Stevin onder aritmetica? Volgens Wikipedia (9) :

    Met rekenen, aritmetica, cijferkunst of rekenkunde worden een aantal bewerkingen, ook wel operaties genoemd, aangeduid die op getallen worden uitgevoerd. Deze bewerkingen zijn: optellen - aftrekken - vermenigvuldigen - delen - machtsverheffen - worteltrekken. De volgorde waarin bewerkingen worden uitgevoerd, kan met haakjes worden aangegeven. Bewerkingen tussen haakjes worden eerst uitgevoerd. Wanneer er meerdere operaties achtereenvolgens worden uitgevoerd, dan is de internationale regel: eerst machtsverheffen en worteltrekken, dan vermenigvuldigen en delen, ten slotte optellen en aftrekken. Inverse bewerkingen worden hierbij als onderling gelijkwaardig beschouwd.

    Op de basisschool werd vroeger de regel Meneer Van Dale Wacht Op Antwoord (Machtsverheffen, Vermenigvuldigen, Delen, Worteltrekken, Optellen en Aftrekken) geleerd (of Mijn Vader Draait Worsten Op Aarde), tegenwoordig wordt echter meestal de internationale regel gebruikt. Een nieuw ezelsbruggetje is: Het Mooie Witte Veulentje Draaft Op en Af (Haakjes, Machtsverheffen, Worteltrekken, Vermenigvuldigen, Delen, Optellen en Aftrekken). Of: Hoe Moeten Wij Van De Onvoldoendes Afkomen, of Heel Mooi Weer VanDaag Op Ameland

    De bovengenoemde rekenoperaties worden in de ontwikkelde landen op de basisschool geleerd. Vaak worden rekenmachines gebruikt voor het uitvoeren van berekeningen.

    Historisch gezien stond inderdaad het rekenen aan de basis van de wiskunde. In Nederland lijkt het er wel op dat men alleen het praktisch rekenen d.i. het executieve gedeelte (het eigenlijke rekenen) beschouwt als Arithmetiek.

    Arithmetiek omvat echter ook een theoretisch gedeelte, dat de eigenschappen van bovengenoemde operaties op de
    natuurlijke en op de rationale getallen bestudeert en waarvan de bedoeling is aan te tonen dat de uitvoeringsregels van de operaties wel degelijk gegrondvest zijn.Ten overstaan van de gegeven definitie van Arithmitiek is de Nederlandse benadering dan weer wat té restrictief.

    Samenvatting en besluit:

    Uit wat voorafgaat blijkt ontegensprekelijk dat de orthodoxe definities tegenstrijdig zijn. En zeggen dat mathematici het moeten hebben van messcherpe definities. Het minste wat gezegd kan worden is dat er inderdaad heel wat begripsverwarring heerst.

    In het Nederlands zou men nu deze verwarring eventueel kunnen vermijden door het introduceren van een nieuw (10) woord « Getalkunde », dat een goede vertaling zou zijn voor het Angelsaksische « Arithmetic », het Franse « Arithmétique », het Duitse « Arithmetik » en het Latijnse « Arithmetica ». Maar juist om deze reden lijkt het mij beter ook in het Nederlands de term « Arithmetiek » te gebruiken. « Arithmetiek » heeft dan wel een verschillende betekenis dan de veel gebruikte en gekende term « Rekenkunde ».

    Rekenkunde kan dan gedefinieerd worden als het deel van de Arithmetiek dat zich beperkt tot de zogenaamde rekenkundige getallen d.i. de positieve gehele getallen en het getal nul. De gebroken getallen of breuken zijn rechtstreeks afgeleid van de rekenkundige getallen. Volgens Schuh (11) behoren echter de negatieve gehele evenzeer tot de Rekenkunde en wordt ten onrechte vaak beweerd dat de negatieve getallen in de algebra en niet in de rekenkunde thuis horen.

    Er is inderdaad heel wat vóór dit standpunt in te brengen. Gedacht hier kan worden aan de negatieve exponenten, aan de theorie der onbepaalde (of Diophantische ) vergelijkingen, een onderwerp dat zeer beslist tot de rekenkunde moet gerekend worden, en waarvoor een kennis van de negatieve getallen vrijwel onontbeerlijk is.

    Een goed Nederlands woord als « Getalkunde » kan men dan voorbehouden tot de eigenlijke theorie der Getallen d.i. de achtereenvolgende uitbreidingen van het getalbegrip van het natuurlijk getal tot het complexe getal, en zelfs tot de quaternionen. Deze uitbreidingen of verruimingen vloeien voort uit de studie van de Algebra (zie cursiefje « Wat is Algebra? »)

    Naar mijn mening, kan men dan de diverse standpunten uit pragmatisch oogpunt als volgt samenvatten.

    1- De « Arithmetiek » : omvat de volledige leer der getallen (getaltheorie) d.i. de natuurlijke getallen en hun uitbreiding tot de gehele getallen, de gebroken getallen, de onmeetbare of irrationale getallen, de complexe getallen… Ze kan onderverdeeld worden in de rekenkundige, de algebraïsche en analytische Arithmetiek, zoals de Franse School het aangeeft.

    2- De « Rekenkunde » is dan Arithmetiek beperkt of tot de positieve gehele en gebroken getallen (Gewone Rekenkunde) of insgelijks uitgebreid tot de negatieve gehele en gebroken getallen (Schuh). Ze kan dan ook onderverdeeld worden in:

    - « Gewone Rekenkunde » is de Rekenkunde van het Primair en Lager Secundair Onderwijs en omvat het eigenlijke rekenen (de algoritmen of rekenrecepten)), de theoretische basis van het eigenlijke rekenen alsook de talrijke praktische toepassingen (interestrekening, metriek stelsel enz.). Het is deze Rekenkunde die behandeld wordt in de diverse schoolboeken (zie cursiefje “over oude schoolboeken” in blog I)

    - « Hogere Rekenkunde » is Rekenkunde bestemd voor Normaalscholen voor het secundair onderwijs (bachelor in onderwijs) en omvat de theorie der negatieve getallen, der repeterende breuken met de stelling van Gauss (modulo-rekenen).

    Het is laatstgenoemde Rekenkunde die het onderwerp uitmaakt van het fameuze “Leerboek der Elementaire Rekenkunde” (Fred Schuh Noordhoff Deel I -1919- Deel II -1921-) en waarop verder in dit blog wordt ingegaan (zie cursiefje « Arithmetiek volgens Schuh »).

    Hoe dan ook « Hogere Rekenkunde » mag niet verward worden met « Hogere Arithmetiek».

    3- De « Getalkunde » de eigenlijke theorie der getallen met de diverse uitbreidingen van het getalbegrip, zoals ze uit de studie van de algebra voortvloeien.

    Bemerking:

    Boeken, die de Arithmetiek in een historische context behandelen zijn vrij zeldzaam. Voor geïnteresseerden verwijs ik naar de boekenserie van Marc Guinot, « Arithmétique pour Amateurs » verschenen bij Aléas (Lyon):

    - tome 1 « Pythagore, Euclide et toute la clique… » (1992)

    - tome 2 « Les “resveries” de Fermat » ((1993)

    - tome 3 « Ce diable d’homme d’Euler » (nouvelle édition, corrigée et augmentée -1999-)

    - tome 4 « Gauss, “princeps mathematicorum” » (1997)

    - tome 5 « Une époque de transition: Lagrange et Legendre » (1996)

    - tome 6 « Un homme de caractère(s): Dirichlet » (2002)

    - tome 7a « Kummer et Dedekind: des idéaux aux idéaux » (2007)

    - tome 7b « Kummer et Dedekind: le triomphe des idéaux » (2010)

    Van dezelfde auteur verscheen ook nog buiten deze reeks « Le Paradoxe de Banach-Tarski » (Aléas, -2002-). 

    ___________________________

    (1) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Constance_Reid

    (2) ook verschenen als e-book

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Fred._Schuh

    (4) F. Schuh « Het Natuurlijke Getal in zoo streng mogelijke behandeling » (Noordhoff -1928-) zie Hoofdstuk X « Het Getal Nul »

    (5) zie Jean Itard « Arithmétique et Théorie des Nombres » Que sais-je P.U.F. -1963- p 7

    (6)  zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Arithm%C3%A9tique

    (7) zie http://de.wikipedia.org/wiki/Arithmetik

    (8) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Arithmetic

    (9)  zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Rekenen

    (10) Let wel dat het woord “Getalkunde” al in het Kunstwoordenboek van P. Weiland (1848) voorkwam, maar niet weerhouden werd in de "Grote van Dale".

    (11) zie F. Schuh «Leerboek der Elementaire Rekenkunde » -Deel I- Inleiding pp XIV tot XVI: Schuh stipt o.m. aan:

    … Nog afgezien daarvan, dat een scherpe afscheiding tussen rekenkunde en algebra niet aanwezig is, zou een dergelijke opvatting een zeer hinderlijke beperking voor de rekenkunde betekenen door de omstandigheid, dat de aftrekking dan niet steeds mogelijk en daardoor een omzetting van (a + b) – c tot (a – c) + b niet steeds geoorloofd zou zijn….

    09-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    05-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 1.2 Over Hollandse uitgevers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie")

    § 1.2 Over Hollandse uitgevers

    In Nederland bestonden er in de vijftiger jaren enkele goedkope en dus voor Vlamingen erg belangrijke boekenreeksen waaronder deze uitgegeven door de Uitgeverij Het Spectrum. Voornoemde uitgeverij presteerde het om ook enkele wetenschappelijke boeken op de markt te brengen. Deze voor het Nederlandstalig taalgebied erg belangrijke uitgeverij was erg populair, ook in Vlaanderen, is ondertussen opgeslorpt en verdwenen.

    Een twintigtal jaren geleden ontstond er dan de uitgeverij Epsilon, die nu zo wat de enige belangrijke uitgeverij van wetenschappelijke boekenreeksen (wis- en natuurkunde) in Nederland is geworden.

    Nederlands is natuurlijk op het gebied van wetenschappelijke publicatie een minder belangrijke taal dan het Frans of Engels. Vele Nederlandstalige wetenschappers publiceren dan ook bij voorkeur in het Engels of in het Frans. Er zijn echter uitzonderingen. Er zijn voorbeelden van boeken, die eerst in het Nederlands werden gepubliceerd en achteraf, wegens hun belangrijkheid, in een andere taal Engels of (en) Frans vertaald werden. Voorbeelden hiervan zijn het “Leerboek der natuurkunde” van Ralph Kronig, “Physische Scheikunde (2 volumes)” van Arend Rutgers en “Ontwikkelingsgeschiedenis van de Biologie (3 volumes)” van Hendrik C. D. de Wit.

    1° De collecties van de Uitgeverij Het Spectrum:

    De Uitgeverij Het Spectrum (1) was lange tijd een der belangrijkste uitgeversmaatschappijen in Nederland. Ze werd opgericht door de boekhandelaars P.H. Bogaard en A.H. Bloemsma en gevestigd in een kamer (!) boven een banketbakkerij in de Biltstraat in Utrecht en groeide uit tot een van de grootste van Nederland.

    In de beginjaren was Het Spectrum een progressief-katholieke uitgeverij die ernaar streefde een breed publiek van goede lectuur te voorzien. Daarom werden veel boeken uitgebracht in het goedkope pocketformaat. Deze formule kreeg na de oorlog de naam Prisma Pockets. Deze serie werd na de introductie in de jaren '50 al snel een begrip: vrijwel alle denkbare onderwerpen kwamen aan bod en ook de klassiekers uit de wereldliteratuur en dit voor amper 1,25 gulden (ongeveer 22 BF) per stuk.
    Het aanbod van de klassiekers liep uiteen van Dostojewski en andere grote Russen, tot de complete Dickens. 

    In oktober 1951 verschenen de eerste Prisma-pockets (2) . Op 22 februari 1952 kwam het eerste deel uit van de 34-delige Dickens-serie die eind 1953 kompleet was. Al onmiddellijk was deze serie een groot succes. Bij de herdruk van de Pickwick- club bereikte men al vlug een oplage van 50.000 exemplaren. Eind 1952 behaalde de Dickens-reeks een kwart miljoen exemplaren. De deeltjes waren eerst ongenummerd; in latere herdrukken werd de nummering soms wel aangegeven.

    Bij mij thuis was mijn vader nu geabonneerd op de Dickens-reeks en daar ik een verwoed lezer was, wachtte ik telkens met spanning de postbode af, opende zelfgereid de coli en las ik als eerste deze boeken. Zo herinner ik mij nog in 1953 “Fantastische Vertellingen” van Edgar Allan Poe gelezen te hebben, een vertaling van “Tales of Mystery and Imagination”.

    Mijn lectuur gebeurde echter wel in bijzondere omstandigheden: het was een stormachtige, donkere avond en ik was moederziel alleen thuis. Bij het verhaal van “De Val van het huis Usher” was ik gekomen op het zinnetje dat .. Hij (het spook) VOOR DE DEUR STOND… Plots werd ik overmand door een panische angst en ik vergrendelde alle deuren, inclusief de voordeur. Bij hun thuiskomst hebben mijn ouders wel vijf minuten op de deur moeten bonzen om mij wakker te krijgen, want ik was, na al die emoties, in een zetel in een diepe slaap gevallen…

    Ook mijn beste kameraad Guido was door Edgar Poe bekoord en we hebben het herhaalde malen gehad over deze fascinerende auteur, die ook enkele wetenschappelijke kanjes bezat.. Ik ben er zeker van dat het zien van het ikoon van dit cursiefje bij hem enkele mooie herinneringen zal oproepen….

    Maar terug naar de Uitgeverij Het Spectrum. Eind de jaren vijftig werden er ook talloze non-fictionboeken en instructieboeken uitgegeven (Tekenen en schilderen als liefhebberij, het Prisma fotoboek, de Prisma schaakboeken) en veel naslagwerken en gidsen over wetenschappelijke onderwerpen. De Prisma woordenboeken pasten in deze lijn. Op vele middelbare scholen zijn deze woordenboeken nog steeds verplicht.

    De nummering van de Prisma's loopt per 2009 tot ongeveer 2800. Sinds enkele jaren publiceert Het Spectrum onder het imprint Prisma uitsluitend nog woordenboeken en taalboeken. In 1955 kwamen acht Prisma Woordenboeken uit die 25 jaar later nog steeds in de schooltassen te vinden waren.

    In 1957 verschenen de Aula's, wetenschappelijke pocketboeken, de evenknie van de Engelse Pelicans. Er volgden nog meer succesvolle reeksen, zoals de Prisma-Detectives, de Karl May reeks (vijftig delen!), in 1963 waren er de Marka's, in 1964 de Prisma Compendia, in 1967 de Prisma Technica's. De meeste waren bestemd voor adolescenten en vooral geschikt voor het secundair onderwijs. Maar voor mij kwamen de Prisma Compendia in feite te laat.

    Boeken met wetenschappelijke inslag, vindt men nu zowel in de Prisma-pockets als in de Prisma technica- en in de Aula- collectie. Vele zijn vertalingen van min of meer bekende Engelse monografieën, andere zijn dan weer het werk van Nederlandse auteurs. Zo dekt de Prisma Compendia- reeks praktisch het volledig wiskundeonderwijs in de humaniora, inclusief de differentiaal- en integraalrekening; voor het technisch onderwijs zijn vooral de Prisma Technica erg interessant.

    Het Spectrum heeft sinds 2000 onder meer 'printing on demand' ontwikkeld voor oude titels (backlist). Via dit systeem is het mogelijk om een herdruk van een oude titel te bestellen (3) . De uitgeverij blijft ook naslagwerken uitgeven.

    - monografieën i.b.t. wiskunde:

    - « Grondslagen van de Wiskunde » (M. Combès Aula -1973-)

    - « Moderne wiskunde spelenderwijs » (E. Dick en B. Wilhelm Prisma -1976-)

    - « De wiskunde van morgen » (S. Ogilvy Aula -1965-)

    - « Wiskunde voor je plezier » (O. Jacobi en W. Benson Prisma -1967-)

    - « Spelen met cijfers » (W. Reichmann Prisma -1959-)

    - « Van Nul tot Oneindig–getaltheorie voor iedereen- » (Constance Reid Prisma -1965-)

    - « Wiskunde spelenderwijs » (Rosza Peter Prisma -1966-)

    - « Wegwijs in de Wiskunde » (W. Sawyer Aula -1965-)

    - « Wiskunde zonder omslag » (W. Sawyer Prisma -1965-)

    - « Het tekenen van de ruimte –toepassingen van de perspectief » (Tjomme de Vries Prisma -1966-)

    - « Wegwijzer in de Elementaire Meetkunde » (L. Merkies en K. Sanders Prisma -1968-)

    - « Logica voor iedereen » (R. Thouless Prisma -1963-)

    - « Wiskunde, basis van het exacte denken » (A.H. Whitehead Aula -1965-)

    - « Wiskunde,inleiding tot de axiomastelsels » (G. Witter Aula -1967-)

    - « Algemene Rekenkunde » ( D.W. Oort en G.H. Meyer Prismacompendium nr 3 -1964-)

    - « Algebra » (D.W. Oort en G.W. Meyer Prismacompendium nr 49 -1967-)

    - « Planimetrie » (J. van den Hoeven Prismacompendium nr 10 -1964)

    - « Stereometrie » (W.G J. van Ruth Prismacompendium nr 14 -1965-)

    - « Goniometrie en Trigonometrie » ( C van der Linden Prismacompendium nr 5 -1965-)

    - « Analytische Meetkunde » (C van der Linden Prismacompendium nr 7 -1966-)

    - « Matrixalgebra » (W. G. Bickley en R. S. H. Thompson Prismacompendium nr 72 -1970-)

    - « Differentiaal- en integraalrekening » (Th. Liket Prismacompendium nr 16 -1968-)

    - « Schakelalgebra(Boolean Algebra and its applications) » (H.G. Flegg Prisma Technica? -1969-)

    - « Waarschijnlijkheidsrekening en Statistiek » (Irving Adler Aula -1969-) 

    - « Verklarende Statistiek » (M.L. Wyvekate Aula, -1971-)

    - « Computerwiskunde » (J. J. Seidel Aula, -1970-)

    - « Vademecum van de Wiskunde » (O. Teller Prisma -1970-)

    - « Vademecum van de Wiskunde: stellingen, symbolen, figuren » (O. Teller Prisma -1965-)

    - monografieën i.b.t. natuur en scheikunde:

    - « Fysica voor iedereen–deel I- » (W. Braunbeck Prisma -1959-)

    - « Fysica voor iedereen-deel II- » (W. Braunbeck Prisma -1959-)

    - « De uiterste mogelijkheden van de Natuurwetenschap » (Pyke Magnus Prisma -1966)

    - « Fysisch Experimenteren » (G. L. Squires Aula,-1971-)

    - « Methoden van Onderzoek » (M.L. Wyvekate -1971-)

    - « Vademecum der Natuurkunde » (A. Hammer Prisma -1973-)

    - « Technische Mechanica » (S. Timoshenko en D. Young Prisma Technica -1967-)

    - « Electriciteit en Magnetisme » (A. Kip Prisma Technica -1970-)

    - « Vectoranalyse » (W.D. Day Prisma Technica -1973-)

    - « Speciale Relativiteitstheorie » (A. French Prisma Technica -1971-)

    - « Structuur en Evolutie van het Heelal » (G. Whitrow Aula -1961-)

    - « Algemene Scheikunde » (J. F. Roest Aula -1968-)

    - « De Ontdekking der Chemische Elementen » (Helen Miles Davis Prisma -1965-)

    - « Moderne Organische Chemie » (F.W. Gibbs Aula -1963-)

    - « Chemische nomenclatuur » (R. Cahn Prisma -1970-)

    - « Polymeerchemie » (G. Challa Prisma Technica -1971-)

    - monografieën i.t.m biologie:

    - « Algemene Botanie » (G. Nutsch Aula -1968-)

    - « De Groene Aarde » (T. Alberda Aula -1973-)

    - « Medisch Lexicon » (Ullstein Prisma -1965-)

    - monografieën i.b.t. techniek en technologie:

    - « Prisma Technisch Woordenboek–deel I- » (H. Damerau Prisma -1961-)

    - « Prisma Technisch Woordenboek–deel II- » (H. Damerau Prisma -1961-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel I- » (J. Davidse Prisma Technica –1970-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel II- » (J. Davidse Prisma Technica -1973-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel III- » (J. Davidse Prisma Technica -1970-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel IV- » (J. Davidse Prisma Technica -1970-)

    - « Transistors – Halfgeleidermaterialen » (R. Adler Prisma Technica -1968-)

    - « Transistors – Vervangingschema’s- » (P. Gray et al. Prisma Technica -1970-)

    - « Transistors – Fundamentele Schakelingen » (R. Thornton et al. Prisma Technica -1968-)

    - « Transistors – Versterkers » (R. Thornton et al. Prisma Technica -1969-)

    - « Transistors – Circuiteigenschappen » (C. Searle et al. Prisma Technica -1970-)

    - « Geïntegreerde Schakelingen » (R. Warner en J. Fordemwalt Prisma Technica -1968-)

    - « Radiotechniekdelen I en II » (E. Zepler en S. Punnett Prisma Technica -1969-)

    - « Radiotechniek voor Beginners » C.L. Boltz Prisma -1973-)

    - « Lasers » (K. Tradowsky Prisma Technica -1972-)

    - « De transistor en zijn toepassingen » (W. van Bussel Prisma -1972-)

    - « Hifi en stereo–alles over grammofoonplaat en geluidsweergave- » (W. van Bussel Prisma Prisma -1972-)

    - « Prisma bandrecorderboek » (W. van Bussel -1971-)

    - « Radio- en Televisietechniek » (W. van Bussel Prisma -1972-)

    Deze boeken (een lange waslijst!) hebben mij gedurende mijn ganse wetenschappelijke loopbaan steeds vergezeld, al was het maar om eens een ander geluid te horen dan wat in de diverse hand- en leerboeken of naslagwerken werd verteld. Zij maken nog steeds deel uit van mijn bibliotheek.
     

    2° De collecties van de Uitgeverij Epsilon:

    Een andere interessante meer recente uitgever op het vlak van de exacte wetenschappen is de Uitgeverij Epsilon (4) . Ferdinand Verhulst beschrijft op uiterst boeiende wijze hoe hij op het idee kwam een dergelijk uitgeversmaatschappij op te richten (5) . Sinds 1985 geeft Epsilon Uitgaven een serie wetenschappelijke boeken (hoofdreeks) uit op het gebied van de wiskunde en verwante gebieden. Vanaf 1999 verschenen ook delen van de Zebra-reeks, een serie bedoeld voor leerlingen op het VWO en algemeen belangstellenden. Vanaf 2009 was er ook de Spijkerreeks, bedoeld voor het bijspijkeren van basiskennis wiskunde. Alleen al het bestaan van deze laatste collectie toont aan dat er met het wiskundeonderwijs in Nederland gedurende de laatste decennia heel wat is misgelopen. Ook in andere Europese landen is dit, in min of meer grote mate, het geval. Als oorzaken hiervan zijn te noemen: het Spoetnikeffect en de overhaaste New Math introductie, het voortdurend sleutelen en wijzigen van leerprogramma’s, het introduceren van nieuwe rekenrecepten (bvb de hapmethode in de plaats van de klassieke staartdelingmethode), het onoordeelkundig gebruik van rekenmachine en computer…

    2.1 de Spijker- collectie:

    De auteur van de Spijkerreeks, Henk Pfaltzgraff, is een leeftijdgenoot van mij want geboren in 1939. Hij was jarenlang als wiskundeleraar verbonden aan het Zaanlands Lyceum. Nu geeft hij wiskunde bij het VAVO aan jongeren die zijn vastgelopen in het reguliere onderwijs. Zijn “Spijkerboekjes” geven de mogelijkheid om enkele wiskundige basistechnieken in zo kort mogelijke tijd aan te leren. Wiskunde leer je in de eerste plaats door te doen. Daarom volgt na elke stukje uitleg een groot aantal oefeningen. Voor elk spijkerboekje staat -volgens de auteur- een studietijd van ongeveer 10 à 20 uren zelfstandig oefenen.

    De zeven Spijkers behandelen de onderwerpen van deze basiswiskunde in een doorlopende leerlijn, maar de deeltjes zijn ook afzonderlijk te gebruiken. Ieder deeltje omvat een basis, waar het meest essentiële wordt behandeld, en verder een verdieping, waar wat dieper op de theorie of op enkele toepassingen wordt ingegaan. Voor een optimaal gebruik van deze Spijkerboekjes is wel een grafische rekenmachine vereist.

    - Het eerste Spijkerboekje draagt als titel « Rekenen » en als basis worden algemene gegevens verstrekt over gehele getallen, breuken, machten (gebroken exponenten en wortels), decimalen (wetenschappelijke notatie) en procenten. De verdieping gaat over meetkundige (berekening van omtrek, oppervlakte en inhoud) en statistische ( gemiddelde, standaardafwijking, mediaan, permutaties en combinaties) toepassingen.

    - In het tweede Spijkerboekje « Algebra » wordt als basis het letterrekenen (machtsverheffen, machtsregels, product van tweetermen, merkwaardige producten, uitwerken van (a + b)n , ontbinden in factoren) en de eerste- en tweedegraadsvergelijking behandeld. De verdieping gaat over wortelvergelijkingen, gebroken vergelijkingen, vergelijkingen met meer onbekenden (schoorsteenmethode, substitutiemethode), ongelijkheden, logaritmen, exponentiële vergelijkingen, rekenkundige en meetkundige rijen, goniometrie van de rechthoekige en scherphoekige driehoek (definitie van cosinus, sinus,…, cosinusregel en sinusregel).

    - In het derde Spijkerboekje « Functies » wordt als basis het begrip functie met behulp van de leer der getalverzamelingen gedefinieerd en het in beeld brengen van een functie (grafische voorstelling of grafiek) besproken. Vervolgens wordt nader ingegaan op de eerstegraadsfunctie (inverse functie, expliciete en impliciete voorstelling, oplossingsgebieden, modulus functies, eerstegraadsfuncties met twee variabelen) en tweedegraadsfuncties (functies van de vorm ±(x + a)2 + b, functies van de vorm (x + a)(x + b), functies van de vorm ax2 + bx + c, raak- en snijlijnen aan parabolen, snijdende parabolen) behandeld. Enkele noties betreffende de functies van hogere graad en de transformaties (verschuivingen, spiegelingen en vermenigvuldigen van grafieken) sluiten het basishoofdstuk af. Het boekje gaat ten slotte dieper in op gebroken, wortel-, exponentiële, logaritmische en goniometrische functies.

    - De titel van de vierde Spijker is « Differentiëren ». Het boekje begint met de differentiaalrekening (limiet, afgeleide functie, differentiëren, productregel, quotiëntregel, kettingregel, afgeleide van sin cos en tan, ) en de toepassing ervan op grafieken (veeltermfuncties, stelsels van functies, wortel functies, breuk functies, goniometrische functies). Het luik “verdieping” omvat bijzondere functies ( het getal e, de natuurlijke logaritme, de afgeleide van een inverse functie, definitie en afgeleide) en toepassing van de differentiaalrekening op optimaliseringsproblemen.

    - Het vijfde deel in de Spijkerreeks « Integreren » sluit de verticaal opgebouwde rij van de eerste vijf Spijkerboekjes af. De volgende Spijkerboekjes “Kansrekening en Statistiek” en “Voortgezette Goniometrie en Vectorrekening” staan enigszins terzijde van dit verticaal bouwwerk, dat men ook nog “Analyse” noemt. Het boekje start met de integraalrekening (wat is integreren?, primitiveren, oppervlakte onder een grafiek, de integraal en de eigenschappen van de integraal). Volgt dan een overzicht van de integratietechnieken (de omgekeerde kettingregel, de substitutieregel, partiële integratie) en enkele toepassingen van de integraalrekening (omwentelingslichamen, booglengte, omwentelingsoppervlak, inhoud van een pyramide, mechanische arbeid, verwachtingswaarde). De “verdieping” van deze Spijker omvat speciale integratietechnieken (goniometrische technieken, breuksplitsing, oneigenlijke integralen), differentiaalvergelijkingen (impliciet differentiëren, wat is een differentiaalvergelijking, het oplossen van differentiaalvergelijkingen, het schetsen van oplossingskrommen) en enkele toepassingen van differentiaalvergelijkingen (exponentiële groei, begrensde groei, logistische groei, verdamping).

    - « Statistiek », de titel van het zesde Spijkerboekje, speelt een rol bij vele studierichtingen. De auteur benadrukt dat dit boekje alleen maar een basis legt waarmee de student verder kan. Het boekje begint met rekenkundige technieken. Verder komen beschrijvende en verklarende statistiek aan bod en wordt de basis van kansrekening behandeld. Bij het doorwerken van deze Spijker is een grafische rekenmachine onmisbaar.

    - De zevende Spijker «Goniometrie en Vectoren » is de laatste in de reeks en is vooral nuttig voor toekomstige bèta-wetenschappers, bijvoorbeeld als voorbereiding op een technische of natuurwetenschappelijke studie. Dit boekje legt eerst de basis van de trigonometrie en goniometrie (in feite een herhaling uit de Spijkers 2 en 3). Daarna volgt analytische verdieping van de goniometrie (differentiëren van goniometrische functies, karakteristieken van de grafieken), de somformules (samenstelling van trillingen) en de bewegingsvergelijkingen. Het laatste deel beperkt zich tot een deel van de vectorrekening of –calculus in casu de vectoralgebra (som, in- en uitproduct van vectoren).

    Boeken, die zich in dezelfde categorie van de Spijkerboekjes inschrijven zijn:

    * « Basisboek Rekenen » (Jan van de Craats en Rob Bosch Pearson -2009-)

    * «Basisboek Wiskunde» (Jan van de Craats en Rob Bosch Pearson 2de editie -2009-)

    * «Vervolgboek Wiskunde» (Jan van de Craats Pearson -2010-)

    Onvolledige internetversies van voornoemde boeken kan men inkijken op:

    http://members.home.nl/nlajast/school/BRhomepage.pdf

    http://staff.science.uva.nl/~craats/BasisboekWiskunde2HP.pdf

    http://staff.science.uva.nl/~craats/VervolgboekWiskundeHP.pdf

    « Basisboek wiskunde » legt de basis voor de wiskunde die op universiteiten en hogescholen gebruikt wordt bij studierichtingen in techniek, informatica, bètavakken, economie, bedrijfskunde, medische vakken en aanverwante disciplines. Basisboek wiskunde is essentieel een oefenboek. Elk hoofdstuk bestaat voor meer dan de helft uit opgaven. De bijbehorende theorie wordt kort en duidelijk uitgelegd. Achterin staan de antwoorden van alle opgaven zodat Basisboek wiskunde ook heel goed voor zelfstudie kan worden gebruikt. Centraal staat dus het aanleren van die wiskundige vaardigheden die studenten in deze disciplines moeten beheersen: rekenvaardigheid, formulevaardigheid, werken met functies en grafieken en vaardigheid in differentiëren en integreren

    Over dit boek schreef de recensent Dr D.G. van der Steen:

    ….Dit boek is bedoeld als brug tussen het middelbaar en het hoger onderwijs: het behandelt die wiskundestof die nodig is voor het volgen van een voortgezette studie op exact of economisch gebied. In die opzet is het voortreffelijk geslaagd. Korte, heldere hoofdstukjes, van het rekenen met gehele getallen tot en met differentiaal- en integraalrekening. Heel veel oefenmateriaal, met antwoorden. Pure training van die vaardigheden die sinds de invoering van de basisvorming en de tweede fase te zeer in het vergeetboek zijn geraakt. Geschikt voor bij de les, maar ook uitstekend bruikbaar voor zelfstudie. In deze tweede editie zijn veel wijzigingen doorgevoerd. Diverse hoofdstukken zijn uitgebreid, herschreven of verbeterd om aan te sluiten op de voorkennis van scholieren in het voortgezet onderwijs….

    « Vervolgboek wiskunde » volgt op het succesvolle studieboek 'Basisboek wiskunde', waarin de eerste elementaire kennis van wiskunde wordt aangeboden. Vervolgboek wiskunde gaat een stap verder. De onderwerpen die worden besproken zijn vectorrekening (het gedeelte vectoralgebra), matrixrekening, het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen met behulp van Gauss- eliminatie, machtreeksen en Taylor- reeksen, functies van meer variabelen, meervoudige integralen, complexe getallen en differentiaalvergelijkingen. Door deze selectie van onderwerpen sluit Vervolgboek wiskunde goed aan bij exact georiënteerde studierichtingen. 'Vervolgboek wiskunde' is evenals 'Basisboek wiskunde' in de eerste plaats een oefenboek. In elk hoofdstuk komt na de theorie een uitgebreide hoeveelheid opgaven. Achterin staan alle antwoorden, wat Vervolgboek wiskunde ook zeer geschikt maakt voor zelfstudie.

    « Basisboek Rekenen » is tot stand gekomen nadat de schrijvers hadden vastgesteld dat er iets niet klopte met het rekenonderricht in het basisonderwijs in Nederland. Jan van de Craats is immers de auteur van een ophefmakend artikel: “Waarom Daan en Sanne niet kunnen rekenen?” (zie: http://staff.science.uva.nl/~craats/zwartboek.pdf ). Van dezelfde auteur is er op internet een interessante lezing over dit probleem te vinden. (zie: http://wiskundeleraar.nl/pagina.asp?nummer=3896 )

    2.2 de Zebra- collectie

    De Zebrareeks is ontstaan om VWO-leerlingen in keuze-uren kennis te laten maken met onderwerpen uit de wiskunde, die buiten het standaard curriculum vallen, maar wel zeer de moeite waard zijn. De reeks is in eerste instantie bedoeld voor leerlingen uit de hoogste klassen van het VWO, maar is nadrukkelijk ook bedoeld voor allen die belangstelling hebben voor wiskunde en wiskundige toepassingen in andere disciplines. De teksten zijn ontstaan door een unieke samenwerking van docenten VWO, Hogeschool en Universiteit. De Zebra-reeks is tevens een hommage aan Jan Breeman, in leven bestuurslid van de NVvW (Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren), inspirerend docent en vernieuwer van het wiskundeonderwijs, bedenker van de Zebraruimte.

    In de diverse nieuwe wiskundeprogramma's (vwo profielen) in Nederland is een gedeelte met een omvang van 40 studie-uren gereserveerd voor keuzeonderwerpen, de zogenoemde Zebraruimte. In deze Zebraruimte wordt de leerlingen de gelegenheid geboden om zelfstandig of in (klein) groepsverband een of meerdere zelfgekozen onderwerpen te bestuderen en opdrachten uit te voeren die passen bij het gekozen profiel, de wiskunde in dat profiel en wellicht zelfs de toekomstige studie. De beperkte blik van de schoolwiskunde met de verplichte stof en de opgaven daarbij wordt hierdoor verruimd. De boekjes kunnen op deze manier bijdragen aan positieve beeldvorming van het vak wiskunde.

    De boekjes worden geschreven onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, in samenwerking met Epsilon Uitgaven te Utrecht. Binnen de NVvW is daarvoor de Werkgroep Zebrareeks ingesteld. Elk boekje telt ongeveer 60 pagina’s en tot nu toe werden volgende onderwerpen behandeld:

    - Domein Kansrekening en Statistiek:

    * «Kattenaids en Statistiek » (Jan van den Broek en Peter Kop Zebra 1 -2001-)

    * «Schatten, hoe doet je dat? » (Wim Kremers en Jan Smit Zebra 3 -2000-)

    * « Poisson, de Pruisen en de Lotto » (Frank Heierman, Rein Nobel en Henk Tijms Zebra 5 -2000-)

    * « Spelen en Delen -speltheorie, de wiskunde van conflictmodellen- » (Frank Thuijsman Zebra 22 -2005-)

    * « Experimenteren met Kansen –simulatie met de grafische rekenmachine- » (Henk Pfaltzgraff Zebra 23 -2006-)

    - Domein Meetkunde:

    * « Perspectief, hoe moet je dat zien? » (Martin Kindt en Agnes Verweij Zebra 2 -2000-)

    * « De Gulden Snede » (Wim Kleijne en Ton Konings Zebra 4 -2000- 5de druk in 1010)

    * « De Veelzijdigheid van Bollen » (Peter Boon en Martin Kindt Zebra 9 -2000?- 2de druk -2005-)

    * « Fractals » (Igor Hoveijn en Jan Scholtmeijer Zebra 10 -2000?- 3de druk -2009-)

    * « Schuiven met auto’s, munten en bollen » (Hans Melissen en Rob van Oord Zebra 11 -2001-)

    * « Geschiedenis van de niet- Euclidische Meetkunde » (Iris van Gulik-Gulikers Zebra 21 -2005-)

    * « Passen en Meten met Cirkels, de arbelos van Archimedes » (Floor van Lamoen Zebra 30 -2009-)

    * « Meester Ludolphs Koordenvierhoek » (Marjanne de Nijs en Steven Wepster Zebra 31 -2010-)

    - Domein Algebra:

    * « De Laatste Stelling van Fermat » (Peter Lanser Zebra 7 -2000-)

    * « Verkiezingen, een web van paradoxen » (Ad van Deemen, Eliora van der Hout, Peter Kop en Harrie de Swart Zebra 8 -2000-)

    * « Voorspellen met modellen » (Peter Boswijk, Philip Hans Franses en Christiaan Heij Zebra 28 -2008-)

    - Domein Analyse:

    * « Pi » (Frits Beukers Zebra 6 -2001- 4de druk -2009-)

    * « Experimenteren met Rijen, simulatie met de grafische rekenmachine » (Henk Pfaltzgraff Zebra 32 -2011-)

    * « Ontwikkelen met Kettingbreuken » (Martin Kindt en Piet Lemmens Zebra 33 -2011-)

    - Domein Arithmetiek en Axiomatiek:

    * « Spelen met Gehelen » (Leon van den Broek en Ruud Jeurissen Zebra 12 -2002-)

    * «Nullen en Enen, binaire getallen, hyperkubussen en foutverbeterende codes » (Leon van den Broek en Ruud Jeurissen Zebra 19 -2004?- 2de druk -2010-)

    * « Babylonische Wiskunde, een verkenning aan de hand van kleitabletten » (Martin Kindt en Ab van der Roest Zebra 20 -2005-)

    * « Blik op oneindig » (Leon van den Broek en Arnoud van Rooij Zebra 25 -2007-)

    * «Een koele blik op de Waarheid, bewijzen en redeneren in de wiskunde » (Ferdinand Verhulst Zebra 26 -2007-)

    * «Getallenbrouwerij, alternatief rekenen » (Leon van den Broek en Arnoud van Rooij Zebra 29 -2009-)

    - Domein Natuurkunde:

    * « Chaos en Orde » (Ferdinand Verhulst Zebra 16 -2002?- 2de gecorrigeerde druk -2007-)

    * « Christiaan Huygens » (Rienk Vermij, Hanne van Dijk en Carolien Reus Zebra 17 -2004-)

    * « Zeepvliezen, wetenschap en vermaak » (Hans van Lint en Jeanne Breeman Zebra 18 -2004-)

    * « Gravitatie, de kracht die overal werkt » (Wilfried van Herterijck Zebra 24 -2007-)

    - DomeinToegepaste Wiskunde:

    * « Het gebruik van Wiskunde in de Islam » (Natasja Bouwman en Charlene Kalle Zebra 12 -2002?- 2de druk 2009-)

    * «Grafen in de Praktijk » (Hajo Broersma Zebra 14 -2002- 2de druk -2006-)

    * « De Juiste Toon » (Jan van de Craats Zebra 15 -2002?- 2de druk -2005-)

    * « Kunst en Wiskunde, verwondering en verbeelding » (Bruno Ernst en Ton Konings Zebra 27 -2008-)

    2.3 de Hoofd- collectie

    De hoofdcollectie van de Uitgeverij Epsilon omvat theoretisch 69 monografieën, waarvan enkele bvb n° 1 « Inleiding tot de Leer van Stijfheid en Sterkte » (W. T. Koiter Epsilon n° 1 -1985-) niet meer te verkrijgen zijn. Andere nummers die blijkbaar ook niet langer te verkrijgen zijn: 4, 5, 7, 8, 12, 14, 17, 19, en 30.

    De reeks omvat een aantal monografiën (in feite syllabi of cursussen want beperkt tot het essentiële) voor beginnende wiskundestudenten (lerarenopleiding en mathematici) zoals:
     
    - « Eindig, oneindig, meer dan oneindig -grondslagen van de wiskundige wetenschappen » (n° 56),
    - « Getaltheorie voor Beginners » (n° 42),
    - « Vectoren en Matrices -een inleiding in de lineaire algebra- » (n° 45),
    - « Meetkunde -facetten van de planimetrie en stereometrie » (n° 47), 
    - « Lessen in de Projectieve Meetkunde » (n° 26),
    - « Analyse voor Beginners » (n° 6),
    - « Complexe functies -de eerste stappen- » (n° 20),
    - « Kansrekening -het zekere van het onzekere- » (n° 36),
    - « Spelen met kansen » (n° 43) en
    - « Differentiaalvergelijkingen -een inleidende cursus- » (n° 27),

    Zonder enige twijfel zijn deze boeken erg nuttig voor een Nederlandstalig publiek en wordt aldus één van de voornaamste doelstellingen van de uitgever "Wiskunde in de moedertaal voor beginnende studenten" verwezenlijkt.

    Voor gevorderden zijn er vervolgens:  

    - « Getallen -van natuurlijk naar imaginair- » (n° 65),
    - « De Riemann- hypothese - een miljoenenprobleem- » (n° 69) 
    - « Algebra -de brug tussen getallen en meetkundige constructies- » (n° 31)
    - « Hoofdstukken uit de Combinatoriek » (n° 25)
    - « Moderne Planimetrie » (n° 39),
    - « Analyse -functies van meer veranderlijken- » (n° 16),
    - « Theorie der Complexe Functies » (n° 13),
    - « Maat en integratietheorie -met basiselementen van de waarschijnlijkheisrekening- » (n° 58),
    - « Fouriertheorie -van reeks tot integraal- » (n° 10), en
    - « Analyse van Gewone Differentiaalvergelijkingen » (n° 33).

    Natuurkundestudenten worden ook niet vergeten. Er zijn bvb :

    - « Theoretische Mechanica » (n° 3) van Bottema, een klassieker in Nederland
    - « Kosmologie -van oerknal via niets tot straling en stof- » (n° 29),
    - « Speciale functies in de Mathematische Fysica » (n° 15),
    - « Turbulentie -theorie en toepassingen van turbulente stromen- » (n° 24),
    - « Meetkunde en Fysica » (n° 44),
    - « Chaostheorie -het einde van de voorspelbaarheid?- » (n° 35).

    Voor de beginnende natuurkundestudent of voor de ontwikkelde leek zijn er bvb
     
    - « Op de schouders van reuzen -de mechanica van Newton- » (n° 62),
    - « Het leven der Sterren -van stofwolk tot zwart gat- » (n° 59)

    evenals een tweetal vertaalde monografieën van Christiaan Huygens:
     
    - « Cosmotheoros -de wereldbeschouwer- » (n° 11) 
    - « Verhandeling over het Licht » (n° 18). 

    Voor beginnende informaticastudenten maar ook voor geïnteresseerden zijn er:

    - « Starten met Programmeren -een introductie in Java- » (n° 61) 
    - « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » (n° 63)
    - « Chaos met de Computer » (n° 37)
    - « Operationele analyse -een inleiding in modellen en methoden- » (n° 54) 

    De Epsilonreeks lijkt mij echter ook voor biowetenschappers (bvb bio-ingenieurs) erg interessant. Vooreerst zijn er de monografieën van de Gee (« Wiskunde in Werking » : nummers 48, 49 en 50). De talrijke herdrukken tonen het belang van deze monografieën duidelijk aan. Deze boeken worden trouwens ook in België als syllabi gebruikt.

    Verder is er nummer 55 (« De wiskundige kat, de biologische muis en de jacht op inzicht »), een boek, dat aantoont hoe niet-lineaire dynamische processen de levende materie beheersen. Niet-lineaire dynamische processen zijn van zeer groot belang in de biologie en de theorie vormde het onderwerp van een van de eerste boeken van de reeks in 1985.
    Het boek « Niet-lineaire Differentiaalvergelijkingen en Dynamische Systemen » met als auteur, de stichter van de Epsilon Uitgaven, Ferdinand Verhulst komt helaas niet langer in de reeks voor. Er bestaat echter wel een Engelse versie « Nonlinear differential equations and dynamical systems » (Springer second edition -2006-) die gedeeltelijk is in te zien via Google- books. 

    Merkwaardig is ook wel dat in deze reeks een Luitzen Egbertus Jan Brouwer (6) , de grondlegger van de -door vele wiskundigen misprezen- intuïtionistische wiskunde tweemaal (nummers 51 en 66) aan bod komt. Veelal wordt voornoemde wiskundige, die tot een alternatieve groep behoort, doodgezwegen. Het pleit voor Epsilon dat ook "alternatieve" wiskundigen aan het woord komen.

    Zo komt ook een Nico van Kampen met « Waanwetenschap » (n° 52) aan het woord. Dit boek is in feite een soort samenvatting van « Views of a physicist -selected papers of N. G. van Kampen » (World Scientific -2000-), waarin deze bekende en gevierde Nederlandse fysicus zijn gal uitspuwt over alles waarvan hij meent "pseudo- of waanwetenschap" (waaronder bvb homeopathie!!) te zijn. In « Commentaar op 'Waanwetenschap' » (n° 52 bis) wordt een van Kampen dan weer door enkele wiskundigen waaronder de onlangs overleden Floris Takens terechtgewezen.   

    Epsilon Uitgaven werkt tenslotte ook aan materiaal voor het nieuwe schoolvak Wiskunde D (7) in het secundair onderwijs. Volgende monografieën kunnen gratis gedownloaded worden. Epsilon ontvangt daarna graag uw commentaar voor verdere ontwikkeling:

    « Dynamische modellen » (Ferdinand Verhulst Wiskunde D deel 1)

    « Kansrekening » (A. van den Brandhof Wiskunde D deel 2)

    « Optimalisatie in Netwerken » (H. Tijms Wiskunde D deel 3)

    « Diophantische Vergelijkingen –mogelijkheden en onmogelijkheden- » (G. Cornelissen Wiskunde D deel 4)

    - monografieën i.v.m. Axiomatiek en Arithmetiek:

    * « Een nacht vol opwinding –een keuze uit filosofische essays- » (Henri Poincaré Epsilon n° 41 -1998-)

    * « Geschiedenis van de Wiskunde in de Twintigste eeuw –van verzamelingen tot complexiteit- » (Piergiorgio Odifreddi Epsilon n° 57 -2005-)

    * « L.E.J. Brouwer en de Grondslagen van de Wiskunde » (Dirk van Dalen Epsilon n° 51 2de druk -2005-)

    * « Intuïtionistische Analyse – een constructief denkraam- » (Dirk van Dalen Epsilon n° 66 -2011-)

    * « Eindig, Oneindig, meer dan Oneindig –grondslagen van de wiskundige wetenschappen- » (Leon Horsten Epsilon n° 56 -2004-)

    * « Waanwetenschap » (N.G. van Kampen Epsilon n° 52 -2002-)

    * « Commentaar op ‘Waanwetenschap’ » (Dennis Dieks, Vincent Icke, G.Y. Nieuwland, Jelle Ritzerveld en F. Takens Epsilon n° 52 bis -2003-)

    * « Getaltheorie voor Beginners » (F. Beukers Epsilon n° 42 4de druk -2008-)

    * « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » (Benne de Weger Epsilon n° 63 2de druk -2011-)

    * « Getallen – van natuurlijk naar imaginair- » (Frits Beukens Epsilon n° 65 -2009-)

    * « De Riemann- hypothese –een miljoenenprobleem- » (Roland van der Veen en Jan van de Craats Epsilon n° 69 -2011-)

    - monografieën i.v.m. Algebra:

    * « Vectoren en Matrices –een inleiding in de lineaire algebra- » (Jan van de Craats Epsilon n° 45 5de druk 2010-)

    * «Wiskunde in Werking –deel I:

    05-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie")

    § 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool..

    In 1991 schreef een oud-cadet uit de Franse Afdeling (1) naar aanleiding van de definitieve sluiting van de Cadettenschool het volgende over de fameuze “esprit de géométrie”, die sedert 1897 –het stichtingsjaar van de school- het leven en het doen en laten van de cadetten beheerst had :

    …Et puis les maths... Les cadets pouvaient se passer d'une année de « spéciale math» pour présenter l'examen à I’ École Royale Militaire. Ce fut un véritable gavage de trigonométrie, algèbre. arithmétique, géométrie analytique plane ou dans l'espace, calcul différentiel ou intégral…une horreur... J'ai terminé mes trois années d'Humanités comme un naufragé épuisé cramponné à une bouée en train de se dégonfler. J’ai pourtant assisté à des sauvetages extraordinaires. J'ai vu près de moi des cadets se taper Ia tête contre les bouquins jusqu'à se faire patiemment une bosse des maths, jusqu'à devenir de véritables prodiges qui, pendant les récréations, s'amusaient a résoudre des équations différentielles en deux coups de cuiller à pot. Et, à l'époque, il n'y avait pas de calculatrices électroniques….

    Uiteraard stond deze «esprit géométrique» in verband met de fundamentele doelstelling van de school: voorbereiden op het toelatingsexamen KMS en i.h.b. op het examen voor de Polytechnische Afdeling. Het was dus niet verwonderlijk dat de"moderne humaniora" met een duidelijk accent op wiskunde ( de “wetenschappelijke A”- sectie en de Latijn-Wiskunde - sectie) een voorkeurpositie (2) t.o.v. de “oude humaniora” (de Grieks-Latijnse sectie) genoot. Moderne humaniora bereidde immers rechtstreeks voor op het toelatingsexamen van de polytechnische afdeling van de KMS.

    Voor cadetten, die de oude humaniora volgden behoorde alleen het toelatingsexamen “Alle Wapens” tot de mogelijkheden. Of een opleiding via een Belgische universiteit tot militair arts, apotheker of veearts, mogelijkheid waarvan vele Grieks-Latinisten hebben gebruik gemaakt. Deze opleiding ging in het laatste geval gepaard met een aanvullende specifieke militaire vorming verstrekt door de KMS (SOGD: School der Officieren van de Gezondheidsdienst, later veranderd in KSGD: Koninklijke School der Officieren van de Gezondheidsdienst). Ook voor het toelatingsexamen “Alle Wapens” was echter een goede kennis In de wiskunde vereist en dus werd het leerprogramma en de leerstof ook voor Grieks-Latinisten uitgebreid en aangepast.

    Deze “aanpassing” betrof nu zowel het aantal lesuren als het wiskundeprogramma: zo waren er in rhetorica voor cadetten uit de oude humaniora 9, voor cadetten uit de moderne humaniora, 13 lesuren wiskunde per week voorzien. In de derdes en de tweedes waren deze cijfers respectievelijk 5 en 9. Het totaal lesrooster bevatte zo tot 44 lesuren, waar een burgerschool slechts 32 tot 34 lestijden omvatte (3) . Op de specifieke wiskundeleerstof zal in de komende cursiefjes wat dieper ingegaan worden.

    Deze fameuze “esprit de géométrie” was nu niet alleen kenschetsend voor de Cadettenschool, maar was ook een traditie in alle scholen, waarvoor het Leger als inrichtende macht optrad en o.m. in de Pupillenscholen. Deze scholen hadden tot doel een basisvorming te verzekeren aan de zonen van militairen en andere rechthebbenden van 10 tot de leeftijd van 16 jaar. Het onderricht in de Pupillenscholen stemde grosso modo overeen met het laatste jaar primair onderwijs (zevende leerjaar) en de drie eerste jaren van het secundair onderwijs. Hoewel zelf leerling aan de Koninklijke Cadettenschool van 1955 tot 1958, was ik tot voor kort totaal onwetend over de roemrijke historische en educatieve achtergrond van deze pupillenscholen (4) , die o.m. ook tot doel hadden de leerlingen (pupillen) voor te bereiden tot het toelatingsexamen van de Cadettenschool.

    1° Het lerarenkorps

    Het wiskundeonderwijs in de Nederlandstalige Afdeling van de Cadettenschool van Laken werd verzorgd door een aantal typische figuren zoals de “Snor”, de “Muis” en de “Poes”. Het zijn vooral deze personages, die mijn wetenschappelijk denken in zeer grote mate bepaald en beïnvloed hebben.

    In de eerste plaats moet ik hier nu de “Snor”, een “burger” vermelden, die gedurende vele jaren de oude, vertrouwde (Euclidische) meetkunde alsook nog goniometrie en trigonometrie doceerde en daarbij zeer hoge eisen stelde aan zijn povere discipelen, vooral aan de nieuwkomers. Ook “de Poes», die analytische meetkunde en ook nog fysica gaf, was een “burger”.  

    Vóór WOII werden traditioneel de wiskundevakken gegeven door militairen, want die kenden immers het klappen van de zweep. Zo was er bvb de fameuze Jules Horwart, de “Moloch”, de auteur van een «Cours d’Arithmétique: les entiers, les fractions, Manuel destiné aux élèves des Classes supérieures des Athénées et de l’Enseignement Normal Moyen ; aux Candidats à l’Ecole Royale Militaire et aux Universités» (3e, 2e, et 1er humanités modernes).

    Die Horwart was ook nog Cadet geweest in Namen (1930- 1933) en kende dus wel de cadettenstreken. Toch was er in de jaren twintig ook al een burger aanwezig in casu Victor Herbiet, een doctor in de wiskunde, die door toedoen van Maurice Grevisse in de Cadettenschool was terecht gekomen. Victor Herbiet was de man van de algebra en lag ook aan de basis van de collectie « De Vaere Herbiet » (zie cursiefje « Over oude schoolboeken en... wiskunde » in mijn eerste blog).

    Ook de “Poep” (Arithmetiek) en de “Muis”(algebra, calculus en beschrijvende meetkunde) waren militairen. De “Muis” was een polytechnisch ingenieur en een buitengewoon begaafd lesgever. Voor iedereen was duidelijk, dat het “lesgeven” hem in het bloed zat. Van hem werd verteld dat hij weigerde het ambt van majoor (hoger officier) op te nemen, omdat hij dan verplicht zou geweest zijn de Cadettenschool te verlaten.

    Burgers, die wensten les te geven in de Cadettenschool van Laken, dienden, ter beoordeling van hun geschiktheid voorafgaandelijk aan hun benoeming een aantal proeflessen geven. Sommige waren doctorandi in de echte zin van het woord en werkten terwijl zij ook doceerden aan een doctoraal proefschrift. In dit geval gaven ze slechts enkele jaren les. De Cadettenschool was voor hen eerder een springplank naar een universitaire loopbaan.

    In de Franstalige Afdeling gaf bvb in 1955 een zekere Georges Delande les (5) . Hij was een koloniaal en behaalde begin de jaren zestig een doctorstitel onder het promotorschap van de professoren Debever en Lisbois (ULB) aan de Universiteit van Elisabethville. Dank zij het toedoen van Jacques Mersch werd hij o.a. wegens zijn bijzondere pedagogische kwaliteiten  in 1967 benoemd aan de FUNDP. Hij was daar een graag geziene figuur. Hij overleed in 2007, 89 jaar oud.

    Andere markante figuren in de Franstalige afdeling waren in die jaren bvb een Jean Brismée. . Hij gaf les in de deductieve meetkunde van 1950 tot 1965. Ook deze wiskundige was eerder een buitenbeentje. Begeesterd door het "witte doek" verliet hij het onderwijs en werd hij filmrealisator et fondateur de l’ INSAS (1962). Van hem waren er ook de kortfilms “Forges (1956), “le Théorème de Pythagore” (1960) -hoe kon het anders- en “Monsieur Plateau” (1964)… Jean Brismée was ook de auteur van “Cent ans de cinéma en Belgique” (1995).

    2° de leerstof

    De leerstof “wiskunde” was voor de secties Latijn-Wiskunde en Wetenschappelijke A ongeveer equivalent met het huidige programma wiskunde van een Internationaal of Europees baccalaureaat (6) of met het nu overbekende “Advanced Placement Program” (7) (bvb AP calculus) in de USA. Dergelijke leerprogramma’s maken deel uit van een pre-universitaire opleiding tot ingenieur en zijn beduidend zwaarder dan de “normale” leerprogramma’s. De examenvragen van de toelatingsproef voor burgerlijk ingenieur en de KMS (8) tonen dit ontegensprekelijk aan.

    Een woordje over het “Advanced Placement Program” lijkt mij hier nu wel op zijn plaats. AP, zoals de Amerikanen het noemen, is in werkelijkheid maar definitief gestart, ná die memorabele 4 oktober 1957, een datum, die ik mij zeer goed herinner. Want ook in de Cadettenschool, werd het “fait divers” die aan deze datum verbonden is uitvoerig gecommentarieerd. Op die datum werd immers Spoetnik 1 gelanceerd (9) .

    In de USA sloeg het Spoetnik- evenement in als een (atoom)bom en in de pers gewaagde men van een technologische « Pearl Harbor ». Plotseling werd men zich er van bewust, dat de USSR inderdaad technologisch sterker stond en in staat was de USA rechtstreeks te bestoken met raketten, van een veel zwaarder kaliber dan de fameuze V2.

    De oorzaak van deze achterstand was, volgens de experten van die tijd, een stagnerend en een niet aangepast wiskundeonderricht i.h.b. voor ingenieurs, fysici en mathematici. Het, in begin van de jaren vijftig gestarte AP, diende dus dringend aangepast te worden en dat was het startsein van de “New Math” beweging, die in het begin van de zestiger jaren furore maakte en later naar Europa kwam overgewaaid. Over “New Math” zal ik het in een ander cursiefje trouwens nog uitvoerig hebben.

    Misschien hier ook nog even aanstippen dat terzelfdertijd ook het fysicaonderricht in vraag werd gesteld. Aan een toen nog onbekende Richard Feynman werd toen door Caltech gevraagd te starten met een nieuwe didactische benadering van een leergang “algemene natuurkunde”. Deze leergang moest zo snel mogelijk tot de moderne fysica voeren waarmede dan de quantumfysica bedoeld werd. Quantumfysica werd immers in die jaren nog beschouwd als “postdoc” materie en het was overduidelijk geworden dat al in de cyclus “undergraduate” met deze materie moest gestart worden, tenminste als men fysici en ingenieurs wou vormen, die de nieuwe technologische problemen zouden kunnen beheersen.

    Die fameuze leergang staat nu bekend als de “Feynman lectures”… en iedere fysicus, enigszins die naam waardig, beschouwt deze “Lectures” nog steeds als verplichte lectuur. In mijn derde blog zal ik het nog uitvoerig hebben over deze “Lectures”.

    Maar terug naar de Cadettenschool. Wat het studiemateriaal betreft, werden in de Nederlandstalige Afdeling de schoolboeken van de collectie De Vaere Herbiet (Algebra en Arithmetiek) als basis gebezigd. In de Franstalige Afdeling werden echter enkele boeken van de Schons collectie (bvb het «Traité de Trigonométrie » en het « Complément d'Arithmétique et d'Algèbre ») voorgeschreven. 

    Wat de calculus betrof, dienden de Cadetten in de Nederlandstalige Afdeling praktisch alles te noteren, want wat bvb in de klassieke algebraboeken stond, werd als onvoldoende beschouwd. Het gevolg hiervan was, een aantal volgepende "copybooks". Ik zal daar nog verder in detail op terugkomen.

    In de vijftiger jaren was er blijkbaar geen geschikt studiemateriaal in het Nederlands voor de vakken deductieve of axiomatische, analytische meetkunde en.. trigonometrie en dus werden er o.a. door de Snor en de Poes syllabi verstrekt. De boeken van Dalle en Dewaele (zie cursiefje eerste blog: "Over oude schoolboeken.. en wiskunde") werden door sommigen, waaronder mijzelf, als "Oefeningenboeken" gebruikt. 

    Voor de analytische meetkunde was er wel het boek van Bilo « Leerboek der Analytische Meetkunde » uit de collectie « Mineur », maar het niveau van dit werk was niet hoog genoeg voor het toelatingsexamen KMS.

    De cadetten uit de Franstalige Afdeling konden beroep doen op « Notes de Géométrie analytique plane à l'usage des élèves des classes scientifiques des humanités et des candidats à l'Ecole Militaire et aux Universités » van Lupsin en waarvan in 1956 nog een zevende editie verschenen was.

    Qua studiemateriaal waren de franstaligen zeker bevoordeeld en toch waagde blijkbaar niemand het deze Franse boeken in de Nederlandstalige Afdeling aan te raden, laat staan officieel te gebruiken. Zei een Cicero niet : « Stultorum plena sunt omnia » ???

    3° de educatieve methodes

    Vooreerst waren er de bekende “aanmoedigingen” zoals de tuchtconsignes en de uren strafstudie . Te lage punten (4 tot 6 op 20) op een schriftelijke of mondelinge ondervraging leverde op zijn minst “2 consignes” op en een totaal van 8 consignes betekende 1 PS. En 1 PS wou zeggen: “Permis Supprimé” wat dan betekende dat het slachtoffer niet op “vergunning” mocht en een vergunning was er maar om de veertien dagen.

    Het dramatische was nu dat deze consignes, die met kwistige hand uitgedeeld werden door onze wiskundeleraren, onmiddellijk werden opgeteld bij die verworven op militair gedrag… Deze laatste consignes kon men verwerven voor "schoenen niet gepoetst", "gordel niet geblancoteerd", "te lange haardracht", " bed niet perfect opgemaakt" enz.. enz.. Vele cadetten, vooral de"bleus", waren dan ook in bange afwachting van het resultaat van hun schriftelijke ondervragingen..Een paar consignes bij kon immers het verschil maken  

    Voor lage punten (7 of 8 op 20 bvb) werden er doorgaans enkele uren strafstudie gegeven. Minder erg natuurlijk, maar het ellendige was dat er altijd bijzonder laag gequoteerd werd.
    De specialiteit van de Snor was bvb punten aftrekken voor de zorg.. Bij een ongelukkige mondelinge ondervraging klonk het bvb + 1 punt voor het (aan bord) komen, + 1 voor het gaan… -2 voor de zorg eindresultaat: nul ! En een nul betekende dan 8 consignes. Een -2 of -4 voor de “zorg” bij schriftelijke ondervragingen was bij de Snor ook niet uitzonderlijk vooral in de derdes.

    Die puntenschaarste had echter wel tot gevolg dat je voortdurend en altijd in het verweer was. Nooit kon je, bvb na een gelukte ondervraging even uitblazen en wat op je lauweren rusten. Een dergelijke educatieve methode leverde echter wel resultaten op: er werd ijverig gestudeerd. Maar deze ijver stond niet in evenredigheid met het puntenaantal.

    Had je op het einde van het jaar 13/20 en geen enkele buis (ook in militair gedrag) dan had je recht op dubbele palmen, had je 16/20 dan mocht je je verheugen in zilveren palmen. Dubbele palmen waren vrij zeldzaam (nog geen tien cadetten in de Nederlandse Afdeling), en zilveren palmen waren utopisch. Ofschoon ik toch één cadet (André Biver, later kolonel-geneesheer van het Militair Hospitaal in Keulen), drager van zilveren palmen gekend heb in de Franstalige Afdeling. Charles Sterpin (cadet 1958-1961) heeft me onlangs nog bevestigd, dat men in de Franstalige wat minder streng was dan in de Nederlandstalige Afdeling. Zelf droeg ik in poësis dubbele palmen, maar ik verloor ze op het einde van het jaar door... mijn militaire gedrag. 

    Maar dergelijke “aanmoedigingen” laten natuurlijk nog niet toe te slagen in een toelatingsexamen KMS. Er werd hiertoe in de Cadettenschool van Laken, een specifieke Methodiek en Didactiek voor het wiskundeonderricht toegepast.

    En deze Methodiek en Didactiek werd, zoals ik later vaststelde, tot in het minste detail beschreven in…. Schuh’s “ Didactiek en Methodiek van de Wiskunde en de Mechanica” (10)

    Er bestaat voor mij niet de minste twijfel dat de Snor en de Muis hun specifieke didactische methodes haalden uit dit boek. Want natuurlijk kenden zij Schuh en zijn functie: zijn naam werd immers al vermeld in het Complement van Algebra (p.254) en hij was hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft, de befaamde instelling, die topingenieurs vormde.

    Fred Schuh was eveneens de auteur van een reeks boeken in relatie tot de rekenkunde, de algebra, de deductieve en de analytische meetkunde en de differentiaal- en integraalrekening, waarop ik verder nog uitvoerig zal ingaan. Het peil van laatstgenoemde werken oversteeg beduidend dit van de klassieke gebruikelijke schoolboeken.

    Voor mij staat het vast dat in de Nederlandse Afdeling van de Cadettenschool de werken van Schuh als basis gediend hebben voor de "aanvullende" leerstof op de klassieke schoolboeken Rekenkunde en Algebra. Natuurlijk dienden wij deze "aanvullende" leerstof op te pennen en jarenlang heb ik deze pennevruchten (copybooks) zorgvuldig bewaard.  

    Hoe ik nu op het spoor kwam van Schuh's boeken, wordt uiteengezet in een cursiefje in mijn derde blog. Hier wil ik alleen maar even de inhoud van eerstgenoemd boek in het kort schetsen en alleen al dit korte overzicht spreekt voldoende voor zichzelf. Het werk is onderverdeeld in zes delen, die in totaal 21 hoofdstukken beslaan.

    - Een eerste deel “Algemene Beschouwingen” geeft een antwoord op de vragen: hoe moet men wiskunde bestuderen? Hoe moet men studeren? Hoe moet men een vraagstuk aanpakken? Wat wordt van een examen kandidaat verlangd? Welke dingen moet men onthouden? Voorbeelden van onthouden en het belang van ezelsbruggetjes (bvb in de trigonometrie)…

    - Een tweede deel “Aanwijzingen betreffende het doen van examen” beschrijft in detail hoe men een schriftelijk en hoe men een mondeling examen moet afleggen.

    - Een derde deel “Voorbeelden van het Bestuderen van bepaalde onderwerpen” geeft aanwijzingen betreffende het bepalen van limieten, betreffende convergentie van reeksen, betreffende onbepaald integreren en het integreren van differentiaal vergelijkingen.

    - Een vierde deel “Definities en Stellingen” gaat over het definiëren en het benoemen van een begrip en geeft enkele beschouwingen over het begrip stelling.

    - Een vijfde deel “Omkeren en ontkennen” handelt over de volgende onderwerpen: logische omkering en verwante omzettingen (bewijs uit het ongerijmde); stellingen en hun omgekeerden; nodige en voldoende voorwaarde en onderwerpen, die met “nodig” en “voldoende” in verband staan; de verbindingen “of” en “en”..

    - Een zesde deel “Verschillende Onderwerpen” handelt over enkele bewijsmethoden (volledige inductie en varianten) en formuleert enkele raadgevingen betreffende de rol van de figuren in de planimetrie en stereometrie, in de algebra en de analyse (calculus), de sigma en product notaties…

    Om het maar eens met een bijbelse uitspraak af te ronden: « Voorwaar, voorwaar ik zeg u Schuh's boek zou moeten op de bureeltafel van iedere wiskundeleraar of –student liggen..»  

    5° samenvatting van de leerstof: de rol van de prismacompendia

    In de Cadettenschool was gans het klassieke wiskundecurriculum (Arithmetiek, Algebra, Meetkunde en Trigonometrie) in feite één grote aanloop naar de calculus, het favoriete instrument van de ingenieur. Alle andere disciplines van de wiskunde, stonden in dienst van koning “Calculus”, die in rhetorica soeverein heerste vooral in de secties Wetenschappelijke en Latijn- Wiskunde en in wat mindere mate in de Grieks-Latijnse sectie.

    De theoretische aspecten (stellingen,definities…) van vakken als Arithmetiek, Algebra, Meetkunde en Trigonometrie werden in de Cadettenschool, weliswaar grondig, doch in een ijltempo afgehandeld: de vraagstukken waren immers belangrijker dan de theorie. De vragen gesteld voor het toelatingsexamen KMS waren altijd vraagstukken en nooit theorie. Natuurlijk moest deze theorie ook blijvend gekend zijn, maar die theorie kon je toch ook gewoon leren of recapituleren uit de handboeken. Het zou zonde van tijd geweest zijn indien de wiskundeleraars hier nog meer tijd in hadden gestoken. Zodoende kwam er dus weer wat meer ruimte vrij voor oefeningen en toepassingen en vooral vraagstukken.

    Deze -voor ons- perfide, zienswijze uitte zich ook bij schriftelijke ondervragingen en interne examens. Hier was de puntenverdeling hoogstens 8/20 voor de theorie, minstens 12/20 voor de vraagstukken. Zelfs al beheerste je de theorie tot in de minste details (zoals de Snor zei “met punten en komma’s”), dan nog moest je minstens nog één vraagstuk correct oplossen om de helft van de punten te behalen.

    Leer- of handboeken, die de theorie op een zo kort en duidelijk mogelijke wijze samenvatten, waren voor ons, cadetten een mooie maar ijdele wensdroom. In onze schoolboeken, die overvol stonden van oefeningen, toepassingen en vraagstukken, liep de theorie er ietwat verloren bij. 

    Deze wensdroom trad nu voor een deel in vervulling door het op de markt komen van de bekende   Prismacompendia (11)het pocketboek voor studie en practijk”). Deze pockets kwamen echter eerst maar vanaf 1964 op de markt; voor vele promoties, waaronder mijn promotie wel veel te laat.

    In mijn loopbaan heb ik later veelvuldig gebruik gemaakt van deze handige en goedkope pockets, die ik werkelijk kan aanraden aan wie beroepshalve met de wiskunde in aanraking komt. Het ging hier over volgende Compendia:

    - « Algemene Rekenkunde »  van D.W. Oort en G.H. Meyer ( compendium nr 3 -1964-)

    - « Algebra » van D.W. Oort en G.W. Meyer (compendium nr 49 -1967-)

    - « Planimetrie » van J. van den Hoeven (compendium nr 10 -1964)-

    - « Stereometrie » van W.G J. van Ruth (compendium nr 14 -1965-)

    - « Goniometrie en Trigonometrie » van C van der Linden (compendium nr 5 -1965-)

    - « Analytische Meetkunde » van C van der Linden (compendium nr 7 -1966-)

    - « Matrixalgebra » van W. G. Bickley en R. S. H. Thompson (compendium nr 72 -1970-)

    - « Differentiaal- en integraalrekening » van Th. Liket (compendium nr 16 -1968-)

    Begin van de jaren zeventig verscheen nog in de Aulareeks van Prisma:

    - « Waarschijnlijkheidsrekening en Statistiek » van I. Adler (Aula, 1966-) 

    - « Verklarende Statistiek » van M.L. Wyvekate (Aula, -1971-)

    - « Computerwiskunde » van J. J. Seidel (Aula, -1970-) en

    - « Fysisch Experimenteren » van G. L. Squires (Aula,-1971)

    waardoor het volledig wiskundegebied van de humaniora, inclusief de basiswiskunde nodig voor het werken met een computer en het uitvoeren van fysische proeven, bestreken werd.

    Laatstgenoemd boek was een vertaling van « Practical Physics » (McGraw-Hill, -1968-), een boek dat nog steeds gebruikt wordt en o.m. ook in de bachelorjaren van het hoger onderwijs.

    Over al deze pockets, die, naar mijn gevoelen, onmisbaar zijn voor elke wetenschapsbeoefenaar zal ik het nog in de volgende cursiefjes hebben.

    ---------------------------------------------

    (1) Jean-Michel Eloi (cadet 1969-1971) “Souvenirs d’ un ex-cadet en deuil de son Ecole” Nord Eclair 09/06/1991

    (2) In 1923 werd de Grieks-Latijnse sectie afgeschaft; in 1933 werd ze opnieuw ingevoerd om tenslotte in 1971 definitief te verdwijnen.

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Kadettenschool

    (4) Het Centrum “Militaire Geschiedenis” van het Koninklijk Legermuseum publiceerde in 2000 een monografie van de hand van Gen. Maj. Yvan Van Renterghem getiteld “Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets de l’ Armée de 1838 à 1945”. Deze monografie lijkt mij onontbeerlijk voor het begrijpen van de historiek, de evolutie, het opzet en de werking van de diverse scholen met als inrichtende macht het Belgisch Leger.

    (5) zie http://perso.fundp.ac.be/~mathfun/revues/revue2007.pdf (artikel: “Au revoir, Georges”)

    (6) zie http://en.wikipedia.org/wiki/International_Baccalaureate

    (7) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Advanced_Placement_Program

    (8) voor een uitgebreide bloemlezing van de examens van de laatste 20 jaar van de faculteiten Toegepaste Wetenschappen en de KMS kan verwezen worden naar het boek “Wiskundige Toelatingsexamens” van D. Bollaerts (Standaard, -1998-)

    (9) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Spoetnik_(ruimtevaartprogramma)

    (10) zie Fred Schuh « Didactiek en Methodiek van de Wiskunde en de Mechanica –een leidraad voor ieder, die daarin studeert of onderwijs geeft met tal van raadgevingen voor het doen van examen- » (Waltman, -1940-)

    (11) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Prisma_Pockets

     

    04-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    02-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten Geleide

    TEN GELEIDE

    Omschrijving

    De blogs "Science & Bioscience" handelen over basiswetenschappen (natuur- en scheikunde inclusief wiskunde) en biowetenschappen (plant- en dierkunde inclusief de dynamische aspecten) zoals zij vroeger d.i. meer dan vijftig jaar geleden, in het onderwijs (primair, secundair en universitair onderwijs) voorgeschoteld werden. De eerste twee blogs hebben betrekking op het primair en secundair onderwijs; de volgende twee op het universitair onderwijs.

    De URL's van deze blogs zijn de volgende:

    - eerste blog : http://www.bloggen.be/alter1scientia

    - tweede blog : http://www.bloggen.be/alter2scientia

    - derde blog : http://www.bloggen.be/alter3scientia

    - vierde blog : (in voorbereiding)

    Onderwerp en doel

    Zoals de titel "Science & Bioscience –an alternative point of view-" het aangeeft, handelen deze blogs wel degelijk over wetenschap en biowetenschap. Er worden hierbij standpunten ingenomen, die enigzins afwijken van de orthodoxe, officiële visie of versie.
    In tegenstelling met wat de goegemeente meent, zijn vele wetenschappers het veelal niet eens met deze officiële visie. Maar zij moeten zwijgen “om den brode”.

    De bedoeling van deze blogs is nu ook eens deze andere visie aan bod te laten komen. Dit gebeurt dan op basis van eigen bevindingen en levenservaringen. Deze omvatten een halve eeuw intense bedrijvigheid op het vlak van zowel basiswetenschappen als biowetenschappen.
    Dit alles wordt dan gepresenteerd met een vleugje humor maar ook met een scheutje echte, onvervalste wetenschap.

    Leidraad en achtergrond van de eerste twee blogs

    Uit de inhoudsopgave blijkt dat de diverse scholen, die de auteur doorlopen heeft, de leidraad en achtergrond voor dit blog vormen. De onderwijsstructuur evenals de leerprogramma’s zijn echter in de loop der jaren herhaaldelijke malen grondig gewijzigd geworden, en kunnen de lezer in verwarring brengen. Het lijkt dus aangewezen even te herinneren aan volgende begrippen:

    - met primair onderwijs wordt bedoeld niet alleen het huidig lager onderwijs -leeftijdsgroep: 6 tot 12 jaar- maar ook het (meer uitgebreid lager onderwijs –leeftijdsgroep: 12 tot 16 jaar- (MULO of ULO). Dit laatste type onderwijs bestond o.m. in Nederland (sedert 1857) en in Frankrijk (het zogenaamde “Enseignement Primaire Supérieur”). In Frankrijk werd het E. P. S. afgeschaft in 1941, in Nederland in 1968.
    In België bestonden er in de Hollandse tijd "Lagere Hoofdscholen", die later als "Ecoles Primaires Supérieures du Gouvernement" zullen betiteld worden en waaruit in 1843 de Rijksmiddelbare school (de zogenaamde "Ecole moyenne") zal ontstaan. Het is deze "Ecole moyenne" die equivalent is met het E.P.S. in Frankrijk en het MULO in Nederland.
    Naast deze Ecole moyenne was er -voor minder begaafde leerlingen- ook nog een In België een soort voortgezet lager onderwijs –leeftijdsgroep 12 tot 14 of 16 jaar- dit ten gevolge van de achtereenvolgende verlengingen van de leerplicht tot 14 jaar (1914), tot 15 jaar (1953) en tot 16 jaar. Vanaf 1983 werd in België de leerplicht opgetrokken tot 18 jaar wat aanleiding heeft gegeven tot het T.S.O.(Technisch Secundair Onderwijs). Het einddoel of eindtermen van het primair onderwijs waren (zijn) uiteraard verschillend met deze van het secundair onderwijs. Voor wat de leerstof van het M.U.L.O. betreft, stelt deze slechts voor een klein gedeelte overeen met wat in het lager secundair onderwijs onderwezen werd; in het MULO werd bvb al veel aandacht geschonken aan het wetenschappelijk (biologie, natuurkunde, scheikunde) en wiskundig (rekenkunde, algebra, meetkunde, trigonometrie) onderricht.

    - met secundair onderwijs wordt bedoeld het middelbaar onderwijs, dat voorbereidde tot het hoger onderwijs –leeftijdsgroep: 12 tot 18 of 19 jaar-(V.H.M.O. : Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs). Dit onderwijs omvatte toen In België de klassieke humaniora (te vergelijken met het gymnasiumonderwijs in Nederland) en de moderne humaniora (te vergelijken met de H.B.S. in Nederland). In 1970 werd een nieuwe structuur, het V.S.O ingevoerd, gevolgd, in 1988, door het A.S.O., waarbij dan telkens aan de het leerplan en de leerstof gesleuteld werd. Ook in Nederland was dit het geval. De MULO-school als schooltype werd in 1968 vervangen door de MAVO (Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs), de H.B.S. door het V.W.O.. Het einddoel of eindtermen van het secundair onderwijs zijn de voorbereiding op het Hoger Onderwijs (Universiteit of Hogeschool).

    - met normaal onderwijs wordt bedoeld het onderricht dat vroeger verstrekt werd in de normaalscholen (Nederland: kweekscholen). Deze scholen waren opleidingsinstituten voor onderwijzend personeel en zo kende men de kleuternormaalscholen (vorming van kleuterleiders/-leidsters), de lagere normaalscholen (vorming van onderwijzers/onderwijzeressen) en de middelbare normaalscholen, beter bekend als regentaat. Normaal onderwijs werd vaak als alternatief gezien van een humaniora want dit type onderwijs bereidde immers ook goed voor op ambtenarenexamens. In 1929 werd de normaalschool trouwens gelijkgesteld met de hogere cyclus van een humaniora, zodat men na de normaalschool ook kon doorstoten naar het hoger onderwijs. Bij de hervorming van het hoger onderwijs in 1995 werden de normaalscholen gefuseerd met grotere hogescholen. Thans leveren die het diploma "bachelor onderwijs" af, aangevuld met een afstudeerrichting: lager onderwijs, kleuteronderwijs. In Nederland werden de kweekscholen voor het basisonderwijs (lager onderwijs) vervangen door de Pedagogische Academie voot het Basisonderwijs (PABO) met catastrofale gevolgen ...

    Voor meer details:

    (1) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Hogere_burgerschool

    (2) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Leerplicht

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Basisonderwijs_(Vlaanderen)

    (4) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Moderne

    (5) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Vernieuwd_secundair_onderwijs

    (6) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Algemeen_secundair_onderwijs

    (7) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Gymnasium

    (8) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Voorbereidend_wetenschappelijk_onderwijs 

    (9) zie
    http://nl.wikipedia.org/wiki/Normaalschool

    (10) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Pedagogische_academie_voor_het_basisonderwijs



    Voor wie niet met de evolutie van lager en middelbaar onderwijs vertrouwd is, zijn bovenstaande verwijzingen een "must".
     

    Inhoudsopgave


    Zoals ieder boek, dat zichzelf respecteert, heeft ook dit blog zijn eigen inhoudstafel, die weergegeven wordt door het archief, dat zich links bovenaan het blog bevindt (linkerkolom). Dit archief omvat de diverse paragrafen of cursiefjes van het blog en wel in dalende chronologische volgorde d.i. het meest recente cursiefje bovenaan. In de tekstkolom van het blog zijn de cursiefjes, zoals bij een leesboek,echter in stijgende chronologische gerangschikt, zodat men dit blog ook kan lezen als een normaal leesboek, door gewoon naar beneden te "scrollen". Onderaan elk cursiefje vindt men een aantal bijlagen, die men kan aanklikken.

    Het is ook mogelijk dit blog cursiefje per cursiefje te lezen door het archief te gebruiken. Aanklikken van een paragraaf in het archief plaatst het aangeklikt cursiefje onmiddellijk bovenaan de tekstkolom. Om een anderuitgekozen cursiefje te lezen, zal men dit aanklikken in het archief, waardoor nu dit laatste cursiefje bovenaan de tekstkolom staat. Deze leesmethode komt overeen met het doorbladeren van een leesboek, waarbij men de diverse hoofdstukken of rubrieken in een zelf gekozen orde leest.

    Teneinde het de lezer gemakkelijk te maken werd iedere paragraaf door een specifiek volgnummer aangeduid bvb §2.3 wijst ophet derdecursiefje van hoofdstuk 2.

    De aandachtige lezer zal opmerken dat naast de Cadettenschool in dit blog hier nu ook de naam van Fred Schuh herhaaldelijk opduikt. Er zijn immers cursiefjes als "Arithmetiek volgens Schuh", "Algebra volgens Schuh", "Deductieve Meetkunde volgens Schuh" etc. voorzien. Alhoewel ik Schuh eerst echt maar NA mijn humaniora ontdekte, en ik dus helaas geen gebruik van zijn boeken heb kunnen maken tijdens mijn humaniora, heb ik gemeend zijn wiskunde toch in dit blog te moeten behandelen.

    Zijn boeken sluiten immers perfect aan op het humanioraonderwijs en vormen een zeer belangrijke tussenschakel tussen het secundair en het hoger onderwijs. De wiskunde van Schuh heeft echter geen rechtstreekse band met de fysische realiteit en is dan ook op didactisch vlak niet erg geschikt voor een eerste contact (zie in dit verband het cursiefje « wat is wiskunde? -antwoord van Morris Kline- » in blog III). Voor een tweede contact is Schuh echter ideaal. Deze auteur paart wiskundige gestrengheid aan een uiterst heldere uiteenzetting, zodat de student antwoord krijgt op de vele vragen, die hij zich mogelijk zal stellen na een eerste contact met de behandelde onderwerpen. 


    Het tweede blog "Science & Bioscience (II) " omvat volgende hoofdstukken en cursiefjes:

    Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie"

    - §1.1 Over de "esprit de géométrie" in de Cadettenschool (in opbouw)
    - §1.2 Over Hollandse uitgevers
    - §1.3 Over scholen en het schoolvak wiskunde... (in voorbereiding)
    - §1.4 Over het "New Math" experiment (in voorbereiding


    Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool"

    - §2.1 Wat is Arithmetiek?
    - §2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
    - §2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte

    Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool"
      
    - §3.1 Wat is Klassieke Algebra? 
    - §3.2 Newton's "Arithmetica Universalis"
    - §3.2 Elementaire Algebra in de Cadettenschool (Laken) (in opbouw)
    - §3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra

    Hoofdstuk 4 "Deductieve Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §4.1 Wat is Deductieve Meetkunde?
    - §4.2 Klassieke Deductieve Meetkunde met de "Snor" (in opbouw)
    - §4.3 Moderne Deductieve Meetkunde met de "Snor" (in voorbereiding)
    - §4.4 Deductieve Meetkunde in Nederland (Molenbroek)
    - §4.5 Deductieve Meetkunde in Frankrijk (Hadamard) (in voorbereiding)
    - §4.6 Deductieve Meetkunde in Rusland (Kiselev)
    - §4.7 Kennismaking met de Hogere Deductieve Meetkunde -Efimov-(in voorbereiding)

    Hoofdstuk 5 "Trigonometrie in de Cadettenschool"

    - §5.1 Wat is Trigonometrie? (in voorbereiding)
    - §5.2 Trigonometrie met de "Snor" (in voorbereiding)
    - §5.4 Trigonometrie met Schons (in voorbereiding)

    Hoofdstuk 6 "Analytische Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §6.1 Wat is Analytische Meetkunde? (in voorbereiding
    - §6.2 Analytische Meetkunde met de "Poes" (in voorbereiding)
    - §6.3 Analytische Meetkunde met Lustin (in voorbereiding)
    - §6.4 Kennismaking met de Hogere Analytische Meetkunde -Efimov- (in voorbrereiding)

    Hoofdstuk 7 "Beschrijvende Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §7.1 Wat is Beschrijvende Meetkunde? (in voorbereiding)
    - §7.2 Beschrijvende Meetkunde in de Cadettenschool (Laken) (in voorbereiding)
    - §7.3 Beschrijvende Meetkunde met Bilo (in voorbereiding)

    Hoofdstuk 8 "Calculus in de Cadettenschool"

    - §8.1 Wat is Calculus? (in voorbereiding)
      
    - §8.2 Calculus in de Cadettenschool (Laken) (in opbouw)
    - §8.3 Het beginsel van Fermat (in voorbereiding)
    - §8.4 Kennismaking met de Hogere Calculus -Judith Gersting- (in voorbereiding

    Hoofdstuk 9 "Combinatoriek in de Cadettenschool"

    - §9.1 Wat is Combinatoriek? (in voorbereiding)
    - §9.2 Combinatoriek in de Cadettenschool (Laken) (in voorbereiding)
    - §9.3 Kennismaking met de Hogere Combinatoriek (John Riordan) (in voorbereiding))


    Hoofdstuk 10 "Natuurkunde in de Cadettenschool"

    - §10.1 Over schoolboeken... en Wetenschap 
    - §10.2 Elementaire Natuurkunde met de "Poes" (in opbouw)
    - §10.3 Elementaire Natuurkunde met Dessart en Jodogne (in voorbereiding)
    - §10.4 Alvin Halpern's « Beginning Physics » (in voorbereiding)
    - §10.5 Arthur Beiser's « Applied Physics » (in voorbereiding)
    - §10.6 "Advanced Physics" met Steve Adams en Jonathan Allday

    Hoofdstuk 11 "Scheikunde in de Cadettenschool"

    - §11.1 Elementaire Scheikunde met de "Vis" (in opbouw)
    - §11.2 Elementaire Scheikunde met Bontinck (in voorbereiding)
    - §11.3 Alvin Halpern's « Physical Sciences »
    - §11.4 "Advanced Chemistry" met Michael Clugston en Rosalind Flemming

    Hoofdstuk 12 "Biowetenschap in het Hoger Middelbaar"

    - §12.1 Biowetenschap met de "Vis" (in opbouw)
    - §12.2 Elementaire Plantkunde met Eildert Reinders (II)
    - §12.3 Elermentaire Dierkunde met Ritzema Bos (II)
    - §12.4 Een toemaatje met Stephen Jay Gould
    - §12.5 Elementaire Biologie met Poliansky
    - §12.6 "Advanced Biology" met Michael Kent

    Hoofdstuk 13 "Afscheid van de Cadettenschool"

    - §13.1 Kunst en Cultuur met de "Stief" (in voorbereiding)
    - §13.2 Een halve eeuw later...
    - §13.3 Het definitieve afscheid in 2006


    ........

     

     

    02-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)


    T -->

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs