Inhoud blog
  • § 12.2 Elementaire Plantkunde met Eildert Reinders
  • § 12.1 Elementaire Biologie met de Vis
  • § 11.1 Elementaire Scheikunde met de Vis
  • § 10.6 Elementaire Natuurkunde met Alvin Halpern
  • § 10.5 Elementaire Natuurkunde met Delaruelle en Claes (II)
  • § 10.4 Elementaire Natuurkunde met Delaruelle en Claes (I)
  • § 10.3 Elementaire Natuurkunde met Dessart en Jodogne
  • § 10.2 Elementaire Natuurkunde met de Poes
  • § 10.1 Over oude schoolboeken en.... elementaire wetenschappen
  • § 8.4 Kennismaking met de Hogere Calculus
  • § 8.2 Calculus met de "Muis"
  • § 4.4 Klassieke Vlakke Meetkunde met de Snor (II)
  • § 4.3 Klassieke Vlakke Meetkunde met de Snor (I)
  • § 4.2 Klassieke Deductieve Meetkunde met de Snor
  • § 4.1 Wat is Deductieve Meetkunde?
  • § 3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra
  • § 3.3 Klassieke Algebra met Ir Van Houte
  • § 3.2 Newton's -Arithmetica Universalis-
  • § 3.1 Wat is Klassieke Algebra?
  • § 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte
  • § 2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
  • § 2.1 Wat is Arithmetiek ?
  • § 1.2 Over Hollandse uitgevers
  • § 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool
  • Ten Geleide
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Blog als favoriet !
    Science & Bioscience (II)
    an alternative point of view
    06-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 4.1 Wat is Deductieve Meetkunde?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 4 "Deductieve Meetkunde in de Cadettenschool")

    § 4.1 Wat is Deductieve Meetkunde


    Deductieve meetkunde (ook soms Synthetische meetkunde (1) genoemd) is een gewijzigde, vereenvoudigde en meer naar de praktijk gerichte versie van de meetkunde van Euklides en Eudoxos (Griekse Meetkunde), aangevuld met een aantal onderwerpen uit de nieuwe meetkunde van de 17de , de 18de en de 19de eeuw.

    Een dergelijke Meetkunde werd voor het eerst in 1794 ingevoerd door de Franse wiskundige Adrien Marie Legendre (2) ten behoeve van de leerlingen van de Ecole Polytechnique en verwoord in zijn « Eléments de Géométrie » (3) , een boek dat nu ook via internet kan ingekeken worden.

    Aldus werd voor het eerst getornd aan de autoriteit van Euklides' fameuze « Elementen », werk dat gedurende eeuwen als absolute standaard had gegolden.

    Naast een samenvatting van de meetkunde van Euklides (minder stellingen, andere volgorde van de onderwerpen) werd in Legendre's boek ook de Trigonometrie behandeld, wat door enkelen als een soort verraad t.a.v. Euklides' meesterwerk werd aanzien. Misschien hier toch even benadrukken, dat in Legendre's werk Geometrie en Trigonometrie wel afzonderlijk worden behandeld. De oorsprong van de Trigonometrie ligt bij de Egyptenaren en de Griekse astronoom Hipparchos maar de eigenlijke ontwikkeling van dit vak is van veel latere datum (zie cursiefje « wat is trigonometrie? »). 
    Als ikoon van dit cursiefje heb ik een vermeend portret van Legendre genomen. In 2009 (4) bleek immers dat van Legendre alleen maar een caricatuur (aquarelle) bestaat en dat voornoemd portret in feite de Franse politicus Louis Legendre (1752-1797) voorstelt.

    « Eléments de Géométrie » kende nu als school- en studieboek een enorm succes. Tussen 1794 en 1833 (dood van Legendre) beleefde dit boek al 15 herdrukken. De laatste editie werd vertaald in het Engels door Charles Davies onder de titel « Elements of Geometry and Trigonometry from the works of A.M. Legendre » (1858) en werd vooral in de USA als referentie gebruikt.

    Een Duitse vertaling van de 12de editie (1823) « Elemente der Geometrie und der ebenen und sphärischen Trigonometrie » (5) verscheen al in 1828 en was van de hand van de ingenieur en mathematicus August Leopold Crelle. Deze Duitse editie beleefde al in 1858 zijn vijfde herdruk.

    Ten opzichte van Euklides werden in Legendre's monografie volgende fundamentele wijzigingen doorgevoerd. In Boek I werd de stelling van Pythagoras (I 47) alsmede de stellingen die voorbereidden tot deze stelling gewoon weggelaten. Ook Boek II, bestempeld als algebraïsche meetkunde, werd als onnodig beschouwd. De stellingen door Euklides hier aangegeven zijn immers een louter geometrische bevestiging van de bekende algebraïsche identiteiten, die universeel geldig zijn.

    Legendre schakelt dus na Boek I onmiddellijk over op boek III van Euklides, dat bij Legendre Boek II wordt. De vereenvoudiging, door Legendre geïntroduceerd, bestond er in zoveel mogelijk de moeilijke theorie der onmeetbare verhoudingen (boek X van de « Elementen ») te vermijden en in de eerste plaats beroep te doen op de meetbare verhoudingen (boeken V en VI -Eudoxos-). Door het vroegtijdig introduceren van het begrip maatgetal van een lijn, een hoek, een oppervlak, een volume treden de begrippen lengte, oppervlakte en inhoud op de voorgrond. Er ontstaat op deze manier een meetkunde die veel meer gericht is op de praktijk.

    Verder worden de stellingen geformuleerd in een meer concrete of in meer algebraïsche taal en wordt het aantal definities zo beperkt mogelijk gehouden. Legendre vermijdt dus  –voor zover dit mogelijk is- beroep te doen op het begrip limiet (bestaan van een limiet) of op het begrip continuïteit van een lijn. Dit alles verklaart dat hij veelal moet beroep doen op een bewijsvoering uit het « ongerijmde » (6) . Ook te vermelden is nog dat Legendre geprobeerd heeft door een bewijsvoering uit het “ongerijmde” het vijfde postulaat van Euklides (zie verder) te bewijzen, poging waarin hij echter niet slaagde en wat aan de oorsprong ligt van de niet- Euclidische meetkundes.

    De wijzigingen, die Legendre heeft aangebracht aan Euklides' meesterwerk worden in een aantal "notes" (7) , onmiddellijk na het meetkundig gedeelte van het boek verklaard en verantwoord.

    Beknopte, aangevulde of verbeterde versies van Legendre’s boek werden in Frankrijk in de loop van de 19de eeuw op de markt gebracht. Te vermelden is hier bvb « Eléments de Géométrie par A.M. Legendre avec additions et modifications par Marie Alphonse Blanchet » (8) . In het Voorwoord van zijn boek schreef Blanchet:

    .... Le changement le plus important, le seul dont je croie devoir parler, est celle qui se rapporte à la mesure du cercle et des corps ronds. J'ai cru, pour la mesure de ces figures, devoir substituer au mode de démonstration par la réduction à l'absurde, la méthode des limites. Cette méthode, la seule applicable dans les parties élévées des mathématiques a d'ailleurs l'avantage de donner aux élèves une marche sûre par la découverte de nouveaux théorèmes.... 

    Het is deze wijziging, die in de meeste meetkundeboeken na Legendre zal weerhouden worden.

    Andere schoolboeken, zoals bvb het « Traité de géométrie élémentaire » van Eugène Rouché et Charles de Comberousse (9) verschenen in 1866, gingen verder op de door Legendre ingeslagen weg en bespraken in een Boek VIII  de kegelsneden (ellips, hyperbool en parabool), onderwerpen, die niet in de « Elementen » van Euklides voorkomen maar wel in Apollonios' « Konika ». Deze kegelsneden werden ook beschreven in een ander boek van Euklides eveneens genoemd « Konika » waar Apollonios naar verwijst.

    In een reeks appendices (10) voerden Rouché en Comberousse verder ook nog een aantal nieuwe onderwerpen uit de "recente"  of de "projectieve" meetkunde in. Te vermelden is ook dat het boek ook nog een uitstekende historische inleiding tot de meetkunde bevat. Echt het lezen waard!!!

    Op het einde van de 19de eeuw schreef een Jacques Hadamard (11) zijn fameuze « Leçons de Géométrie élémentaire » waarvan het eerste deel « Géométrie plane » in 1898 verscheen en het tweede deel « Géométrie dans l’espace » in 1901. Dit bewonderenswaardig werk was specifiek bestemd voor het hoger secundair onderwijs (lycea: leerlingen van 15 tot 18 jaar) en bedoeld als een moderne initiatie in de meetkunde. Voornoemd werk beleefde diverse edities en werd onlangs weer uitgegeven door Gabay (deel I -13de editie 1947- ; deel II -8ste editie 1949-); de tweede editie is ook integraal in te zien via google (12) . Volgens Hadamard was vooral de meetkundige vorming in het secundair wiskundeonderwijs erg belangrijk. Een specifieke nota, de zogenaamde « Note A “Sur la Méthode en Géométrie” », die op het einde van het eerste deel van het werk voorkomt, omvat een aantal richtlijnen voor het meetkundeonderwijs, waarbij, naast de bewijsmethodes, ook de nadruk wordt gelegd op de heuristische benadering (13) .

    In het begin van de 20ste eeuw kwam in Frankrijk een tweedelig « Cours de Géométrie –théorique et pratique-» van Henri Neveu en Henri Bellenger op de markt, een werk, dat specifiek bestemd was voor het E.P.S. (Enseignement Primair Supérieur) maar dat eventueel ook voor het hoger secundair onderwijs kon dienen. In dit werk kwam in de eerste plaats het klassiek gedeelte van de axiomatische meetkunde aan bod. 

    Toch werden hier ook al de eerste beginselen van de beschrijvende meetkunde, enkele noties van de trigonometrie en van de kegelsneden van Apollonius behandeld. Meer moderne onderwerpen als de stellingen van Desargues en Brianchon werd echter wel buiten beschouwing gelaten. Daarentegen werden bvb de stelling van Ceva en homothetie wel besproken.

    Dalle en De Waele’s « Leerboek der Vlakke Meetkunde » en « Leerboek der Stereometrie », boeken die in België nog in de vijftiger jaren in het Vrij Secundair Onderwijs werden gebruikt, dateren ongeveer uit dezelfde periode en lijken eerder geïnspireerd te zijn door het boek van Rouché en Comberousse. Het "Complement" dat in beide voornoemde schoolboeken voorkomt, omvatten inderdaad een ganse reeks moderne onderwerpen (theorie der evenredige en gemiddelde afstanden, theorie der transversalen, theorie der dubbelverhoudingen, theorie der harmonische verdeling, theorie  der machten, machtlijnen enz.). 

    Wat men de Synthetische Meetkunde noemt omvat dus zowel een klassiek als een moderne gedeelte.

    Het Klassieke gedeelte vindt natuurlijk haar wortels in de Klassieke Oudheid bij Euklides, Apollonios, Archimedes en vele anderen. 

    Het Moderne gedeelte is daarentegen van meer recente datum en vindt zijn oorsprong in de Renaissance. Deze moderne meetkunde werd voornamelijk ontwikkeld in de loop van de 17de, 18de en 19de eeuw (leer van het perspectief, algebraïsche en projectieve meetkunde) en beleefde een hoogtepunt in de 20ste eeuw met de Russische wiskundige Fomenko. In Nederland werd deze meetkunde de Moderne of Vernieuwde Meetkunde genoemd (Schuh); in België had men het daarentegen over het « Complement » der Meetkunde.
     
    In de jaren vijftig omvatte het leerplan van hoger secundair onderwijs zowel klassieke als moderne gedeelten, wat duidelijk uit de schoolboeken van toen blijkt. Maar er werd helemaal geen uitleg verstrekt hoe deze meetkundes tot stand waren gekomen. De scholier had het er echt het raden naar. Zelf vond ik een dergelijke situatie bijzonder frustrerend.... 

    I- Klassieke Deductieve Meetkunde:

    De Klassieke Deductieve Meetkunde volgens Legendre is als een soort tussentrap te beschouwen tussen de intuïtieve meetkunde (Vormleer) en de oorspronkelijke Griekse meetkunde (Euklides, Eudoxos, Apollonius en Archimedes). Teneinde het initiatief van Adrien-Marie Legendre en zijn navolgers naar waarde te kunnen schatten acht ik een korte bespreking van de Griekse wiskunde en i.h.b. de Griekse meetkunde wenselijk zo niet noodzakelijk. 

    1°- Over de Griekse Wiskunde en
     i.h.b. een woordje over de « Elementen » van Euklides:

    De « Elementen » (in het Grieks: Στοιχεια) (14) van Euklides is in de eerste plaats een didactisch Leerboek over Wiskunde, geschreven omstreeks 300 v. C., en waarvan de hedendaagse overgeleverde tekst toegeschreven wordt aan een zekere Theon, een wiskundige uit de 5de eeuw na C. In hoeverre deze tekst nu precies overeenstemt met de oorspronkelijke is niet duidelijk (Tradotore, traditore !!).

    In Oxyrhynchus (15) , zijn echter enkele (zeer oude) papyrusfragmenten van de Elementen van Euclides gevonden. Oxyrhynchus was echter slechts een provinciestad, geen echt centrum van kunst en cultuur. Het feit dat men daar ook “Euklides” heeft gevonden is wel veelbetekenend. Het is echter wel Alexandrië, de stad van Euklides, met zijn bibliotheek vol papyrusrollen (en later ook perkamentrollen), die het ware culturele centrum was.

    De grote Alexandrijnse bibliotheek werd opgericht in de derde eeuw door Ptolemaeus II “Philadelphus”, zoon van Ptolemaeus I “Soter”. Deze laatste had al het “Mouseion”, de Tempel der Muzen (d.i. de 9 godinnen van de kunsten en de wetenschap), opgericht. Het Mouseion (waarvan ons woord “museum’ is afgeleid) was een hoogstaand studiecentrum waaraan al een handschriftenbibliotheek verbonden was..

    Bekende geleerden als Euklides, Eratosthenes, Archimedes en Hero hebbenin het Mouseiongestudeerd en gedoceerd. Bij opgravingen in het antieke deel van Alexandrië werden in 2004 de resten van de collegezalen van het Mouseion gevonden: ze konden tot 5000 studenten herbergen… Dit is een eerste aanduiding over het belang van dit centrum en van Euklides in de Hellenistische tijd.

    Het aanzien van Euklides, ook als didacticus, was zeer groot ook bij Ptolemaeus I Soter. Er wordt verteld dat Euklides, op diens vraag of er dan geen andere weg was naar het begrijpen van de Meetkunde dan door de “Elementen”, het volgende antwoord gaf :

    …µη ειναι βασιλικην ατροπον επι γεωμετριαν…

    (…zelfs voor koningen bestaat er geen andere weg of pad dan door de Elementen..)

    Aan de Alexandrijnse bibliotheek werd later, door toedoen van Marcus Antonius, de bibliotheek van Pergamon toegevoegd –een geschenkje voor zijn geliefde Cleopatra-. Wat de inwoners van Pergamon over dit geschenk dachten vermeldt de geschiedenis niet, maar het verklaart de aanwezigheid van “perkamentrollen” naast de papyrusrollen. Papyrus was Egyptische uitvinding terwijl perkament typisch was voor Pergamon. Volgens de teruggevonden archieflijsten zou de Alexandrijnse bibliotheek tussen de 400000 en 700000 boekrollen rijk geweest zijn wat overeenstemt met 50000 à 60000 moderne boeken, wat voor die tijd enorm was : de boekdrukkunst bestond toen nog niet… alles werd gekopieerd en met de hand geschreven hetzij op papyrus, hetzij op perkament !!!

    Helaas is deze roemrijke Bibliotheek van Alexandrië teloorgegaan eerst door verwaarlozing onder de Romeinse keizers en vervolgens door verwoesting en plundering.

    Het groeiende christendom dat steeds fanatieker werd in het bestrijden van 'heidense' symbolen (waartoe o.m. tempels en wereldse literatuur behoorden) is ongetwijfeld één van de factoren die een rol hebben gespeeld. De Patriarch Theophilus van Alexandrië zou in alle geval een deel van de gebouwen (het Serapeum) in 391 gesloopt of omgebouwd hebben.

    Anderen beschuldigen dan weer de Islam en i.h.b. Kalief Omar, die in 642 Egypte veroverde. Volgens de legende zou hij volgend order gegeven hebben : "Ofwel zijn de boeken in strijd met de Koran en in dat geval is het ketterij, en anders zijn ze in overeenstemming met de Koran en dus overbodig." De boekrollen zouden toen als brandstof voor de badhuizen gebruikt zijn. Het is niet uit te sluiten, dat bij deze operatie enkele boekrollen zijn gered, door handelslui die de waarde van deze rollen wisten in te schatten.

    Nog anderen verwijzen dan weer naar oorlogsgeweld teweeggebracht door Julius Cesar (48 v C.) of door Lucius Aurelianus (272).

    Er is dus geen eensgezindheid en dat is niet verwonderlijk : het betreft een erg delicate zaak… met religie als achtergrond !! Zelf acht ik het waarschijnlijk dat het Christendom uiteindelijk de hoofdverantwoordelijke is voor de vernietiging van de Bibliotheek van Alexandrië.

    Dat het Christendom de antieke “wereldse” geschriften wel degelijk misprees, wordt door het bestaan van palimpsesten aangetoond. Zo vermeld Hawking de palimpsest van Kerameus- Heiberg, document dat ontdekt werd in een bibliotheek in Istamboel in 1899. De originele tekst van dit palimpsest dateert uit de 10de eeuw en werd door een Grieks- Orthodoxe monnik uitgewist en vervangen door een gebedenkrans in de 13de eeuw. De originele tekst omvatte een verloren gewaand werk van Archimedes “De Methode”.

    Men mag er gerust vanuit gaan het onderwijs in de Griekse wiskunde gedurende de Middeleeuwen werkelijk tot practisch niets was herleid. Zeldzame lichtpunten in die tijd waren bvb Adelardus Bathensis, Sclavus Dalmata Secundus en Gerardus Cremonensis (12de eeuw).

    Alle drie hebben zij bvb de “Elementen” van Euclides uit het Arabisch in het Latijn vertaald. Laatstgenoemde is ook bekend voor de vertaling van de Almagest. De bewering dat het de Arabieren zijn, die de Griekse wiskunde hebben gered is dus niet uit de lucht gegrepen.

    De « Elementen» van Euklides vormen echter geen volledige compilatie van de Griekse Wiskunde uit die tijd. Belangrijke onderwerpen van zeer grote Hellenistische wiskundigen zoals Archimedes en Apollonius, die geen tijdgenoten zijn, komen in de “Elementen” niet voor.

    Euklides' werk handelt niet alleen over meetkunde (een zeer verspreide misvatting) maar ook over Arithmetiek; de Arithmetiek wordt echter vanuit geometrisch standpunt bekeken. Boeken I tot VI gaan over vlakke meetkunde (planimetrie), boeken VII tot X over Arithmetiek, boeken XI tot XIII over ruimtemeetkunde (stereometrie). In boeken VII tot IX komen bvb zaken als het algorithme van Euklides voor het vinden van de GGD en de oneindigheid van de verzameling priemgetallen aan de orde. Boek X is vermoedelijk van de hand van Eudoxos en handelt over de onmeetbare verhoudingen (irrationale getallen).

    Van de “Elementen” van Euclides wordt wel eens gezegd dat het, na de Bijbel, het meest bestudeerde boek is; in alle geval heeft dit boek meer dan 2000 jaar (tot Legendre) als modelleerboek gegolden voor de studie van de meetkunde.

    Euklides is ook de auteur van andere boeken met sterk fysische achtergrond. Vermeld moeten hier worden “Data”, “Divisies”, “Optica” (over perspectief en landmeting), “Phaenomena” (over astronomische waarnemingen) en “Sectio Canonis” (over muziektheorie).. ; andere werken zoals “Catoptrica” (over spiegels) en “Conica”(over de kegelsneden) bvb worden door Apollonius (9) vermeld maar zijn verloren gegaan..

    De meetkunde van Euclides kan dus worden opgevat als een systeem van gemathematiseerde fysica, eerder dan als zuivere wiskunde. Isaac Newton bvb las de Elementen van Euklides en werd er zo door gegrepen dat hij de stijl zoals beschreven in de Elementen toepaste in zijn boek “Principia”.

    In de Renaissance kwamen de “Elementen” nu, dank zij de uitvinding van de boekdrukkunst, weer in de belangstelling. De eerste gedrukte editie van de Elementen is gebaseerd op de tekst van voornoemde Adelardus Bathensis en werd uitgegeven door Erhard Ratdolt in 1482. Een bekende Nederlandse vertaling “Euclidis Beginselen der Meetconst” is van Claas Vooght en dateert van 1695.

    De edities van Adelardus Bathensis en van Claas Vooght bevatten naast de 13 klassieke boeken ook nog de apocriefe boeken 14 en 15, die toegeschreven worden respectievelijk aan Hypsikles (ongeveer 170 v. C.) en Isadorus van Milete (ongeveer 530 n. C.) ; vooral het laatste boek is van mindere kwaliteit.

    De « Elementen » van Euklides behoren tot de wereldliteratuur en werden dan ook zeer grondig bestudeerd door mensen met een gymnasiale opleiding (Grieks-Latinisten).

    Modernere, gecommentarieerde uitgaven van de “Elementen” zijn o.m. van de hand van Eduard Jan Dijksterhuis en van Thomas Heath (Dover). Als groot bewonderaar van de Griekse beschaving –ik ben toch een Grieks-Latinist nietwaar !!- heb ik mij natuurlijk het driedelige werk van Heath aangeschaft .. Misschien hier nog even signaleren dat een korte interessante bespreking van de Elementen ook te vinden is in Stephen Hawking’ s boek “Et Dieu créa les Nombres” (Dunod -2005-)


    (wordt voortgezet)

    ---------------------------------------

    (1) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/G%C3%A9om%C3%A9trie_synth%C3%A9tique 

    Persoonlijk verkies ik de term of « deductieve » meetkunde.   

    (2) zie
    http://nl.wikipedia.org/wiki/Adrien-Marie_Legendre

    (3) zie:
    http://books.google.be/ebooks/reader?id=z9E2AAAAMAAJ&hl=fr&printsec=frontcover&output=reader

    (4) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Adrien-Marie_Legendre

    (5) zie: http://gdz.sub.uni-goettingen.de/no_cache/dms/load/img/?IDDOC=298933

    (6) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Bewijs_uit_het_ongerijmde

    Het bewijs uit het ongerijmde berust op het axioma van de uitgesloten derde of van het uitgesloten midden, ook wel tertium non datur (Lat., "een derde is niet gegeven"). Dit axioma houdt in dat iedere uitspraak waar, dan wel onwaar is; een andere, derde, mogelijkheid is er niet. De bewijsvoering gebeurt als volgt:

    - men neemt het tegengestelde aan van de stelling die te bewijzen is

    - de tegengestelde stelling leidt tot gevolgtrekkingen, die in strijd zijn met de eerste stelling

    - men besluit dat de tegengestelde stelling vals is en bijgevolg dat de eerste stelling waar is

    Deze onrechtstreekse bewijsvoering is zo overtuigend als een rechtstreekse. Men zegt dat het overtuigt zonder de geest te verlichten.

    (7) NOTES SUR LES « ELEMENTS DE GEOMETRIE » (Legendre):

    Note 1: sur quelques noms et définitions

    Note 2: sur la démonstration de la proposition 19 (livre I) et de quelques autres propositions fondamentales de la géométrie

    Note 3: sur l’approximation de la proposition 16 (livre IV)

    Note 4: où l’on démontre que le rapport de la circonférence au diamètre et son carré sont des nombres irrationnels

    Note 5: où l’on donne la solution analytique des divers problèmes concernant le triangle, le quadrilatère inscrit, le parallélépipède et la pyramide triangulaire (trigonométrie)

    Note 6: sur la plus courte distance de deux droites non situées dans le même plan

    Note 7: sur les polyèdres symétriques

    Note 8: sur la proposition 25 (livre VII)

    Note 9: sur les polyèdres réguliers (trigonométrie)

    Note 10: sur l’aire du triangle sphérique (trigonométrie)

    Note 11: sur la proposition 3 (livre VIII)

    Note 12: sur l’égalité et la similitude des polyèdres


    (8) zie: http://books.google.be/books/about/%C3%89l%C3%A9ments_de_g%C3%A9om%C3%A9trie.html?id=WGYVAAAAQAAJ&redir_esc=y

    (9) zie: http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k996417/f1.image

    (10) Appendices ( « Traité de Géométrie élémentaire » Rouché et Comberousse):

    - Livre III: §9 Appendice: Principe des signes – rapport anharmonique – triangles homologiques – hexagone de Pascal – proportion harmonique – quadrilatère complet – pôle et polaire dans le cercle – méthode des polaires réciproques – figures homothétiques – axes radicaux – transformation par rayons vecteurs réciproques – cercle tangent à trois cercles donnés – transversales

    - Livre V: §5 Appendice: sur les maximums et minimums des figures planes

    - Livre VI: §7 Appendice: propriétés générales des polyèdres – conditions d’égalité et de similitude de deux polyèdres convexes – projection d’une aire plane – centre des distances proportionnelles – centre de gravité – aire latérale et volume d’un tronc de prisme quelconque

    - Livre VII: §8 Appendice: les cinq polyèdres convexes – les quatre polyèdres réguliers d’espèces supérieures – figures homothétiques dans l’espace – pôle et plan polaire par rapport à la sphère – plan radical de deux sphères – sphère tangente à quatre sphères données – sphère tangente à quatre plans – extension de la transformation par rayons vecteurs aux figures de l’espace – projection stéréographique – étude des figures tracées sur la sphère – théorème de Guldin – propriété dont jouit la sphère d’être maximum parmi les corps de même aire

    - Livre VIII: §7 Appendice: divisions homographiques – points doubles de deux divisions de même base – rôle des imaginaires en géométrie – faisceaux homographiques – point circulaires imaginaires à l’infini – involution de deux divisions – relations métriques entre trois segments et involution – théorème de Desargues – génération et classification des coniques – pôle et polaires – diamètre et centre – foyers et directrices – complément de la méthode des polaires réciproques – théorème de Pappus – intersection de deux coniques – construction d’une conique d’après certaines conditions – transformation homologique: autre définition des foyers des coniques – méthode fondée sur la projection centrale – théorèmes de Newton, de Carnot etc.

    (11) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Jacques_Hadamard

    (12) zie: http://www.archive.org/details/leonsdegomtriel04hadagoog

    (13) Voor een globale bespreking van het meetkundig oeuvre van Hadamard volstaat het hier te verwijzen naar het artikel van Bouligand getiteld “Introduction à la pensée créatrice de Jacques Hadamard (1865-1963) -le qualitatif et le global dans son oeuvre géométrique-“ (zie: http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/rhs_0048-7996_1966_num_19_3_2499

    (14) zie: Nederlandse versie http://nl.wikipedia.org/wiki/Elementen_van_Euclides Franse versie http://fr.wikipedia.org/wiki/%C3%89l%C3%A9ments_d'Euclide en Engelse versie http://en.wikipedia.org/wiki/Euclid%27s_Elements voor een globaal overzicht en inhoud 

    (15) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Oxyrhynchus en http://en.wikipedia.org/wiki/Oxyrhynchus_Papyri

    06-03-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:adrien marie legendre, marie-alphonse blanchet, eugène rouché
    11-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool")

    § 3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra

    Met het fameuze « Complement der Algebra » o.m. met de hoofdstukken handelend over de eigenschappen van veeltermen, de combinatieleer, de machten van een tweeterm (binomium van Newton), de leer der determinanten van de tweede en derde graad en de toepassing op stelsels van vergelijkingen (co-existentievoorwaarden), en ten slotte het hoofdstuk over Eliminatie (methodes van Euler en van Sylvester) werd een overgang naar de zogenaamde Hogere Algebra bewerkstelligd.

    Volgens mijn persoonlijke notities maakten in de Cadettenschool ook deze hoofdstukken integraal deel uit van de leerstof van de Grieks-Latijnse sectie.

    Een historische “noot” over determinanten (pagina 82 van het boek), waarbij bekende namen als Gottfried Leibniz (1) , Gabriel Cramer (2) , Alexandre Vandermonde (3) , Carl Friedrich Gauss (4) , Jozef Wronski (5) , Augustin Louis Cauchy (6) en Carl Jacobi (7) (“De formatione et proprietatibus determinantium”) vielen, trok nu mijn aandacht en wekte mijn nieuwsgierigheid op.

    Juist nadat ik de Cadettenschool verlaten had –om precies te zijn: eind 1958-, zal ik mij dan ook « Theory of Equations » van James Victor Uspensky (8) aanschaffen.

    Dit boek, voor het eerst verschenen in 1948 bij McGraw-Hill, sloot perfect aan bij het « Complement » zoals een gedetailleerde inhoudstafel laat zien:

    Chapter 1 Complex numbers: 1- what are complex numbers 2- definition of equality 3- definitions of addition and multiplication 4- fundamental laws for addition and multiplication 5- subtraction and division 6- normal form of complex numbers 7- real and imaginary parts – conjugate numbers – absolute value or modulus 8- theorem concerning the absolute value of a product 9- inequality for the absolute value of the sum 10- square root of a complex number 11- geometric representation of complex numbers 12- angle between directed lines 13- trigonometric form of a complex number 14- multiplication and division of complex numbers in trigonometric form – de Moivre’s formula 15- trigonometric solution of binomial equations 16- roots of unity 16- geometric meaning of operations on complex numbers

    Chapter 2 Polynomials in one variable: 1- integral rational functions or polynomials 2- multiplication of polynomials 3- division of polynomials 4- the remainder theorem 5- synthetic division 6- Horner’s process 7- Taylor’s formula 8- Highest common divisor of two polynomials

    Chapter 3 Algebraic equations and their roots: 1- algebraic equations 2- identity theorem 3- the fundamental theorem of algebra 4- imaginary roots of equations with real coefficients 5- relations between roots and coefficients 6- discovery of multiple roots

    Chapter 4 Limit of roots - rational roots: 1- limits of roots 2- a method to find an upper limit of positive roots 3- limit for moduli of roots 4- integral roots 5- rational roots

    Chapter 5 Cubic and biquadrate equations: 1-what is the “solution” of an equation? 2- Cardan’s formula 3- discussion of solution 4- irreducible case 5- trigonometric solution 6- solution of biquadrate equations

    Chapter 6 Separation of roots: 1- object of this chapter 2- the sign of a polynomial for small and large values of the variable 3- theorem 4- corollaries 5- examples 6- an important identity and lemma 7- Rolle’s theorem 8- other applications of Rolle’s theorem 9- a theorem of de Gua 10- Descartes’ rule of signs 11- equations with real roots 12- a complete method of separating roots

    Chapter 7 The theorem of Sturm: 1- Sturm’s functions 2- a method for constructing Sturm’s series 3- the theorem of Sturm 4- examples

    Chapter 8 Approximate evaluation of roots: 1- object of this chapter 2- basic part of Horner’s method 3- contraction 4- Fourier division 5- estimation of error 6- another example 7- method of iteration 8- Newton’s method

    Chapter 9 Determinants and matrices: 1- determinants of order 2- polynomials in several variables 3- characteristic properties of determinants of the second order 4- determinants as functions of matrices 5- determinants of order 3 6- even and odd permutations 7- general determinants 8- properties of determinants 9- examples 10- expansions by rows and columns – minor and cofactors 11- examples 12- equality and addition of matrices 13- multiplication of matrices 14- multiplication of determinants 15- reciprocal determinants

    Chapter 10 Solution of linear equations by determinants; some applications of determinants to geometry: 1- Cramer’s rule 2- linear homogeneous equations 3- rank of a matrix – linear independence 4- how to find the rank of a matrix 5- general discussion of linear systems 6- equations of lines planes and circles in determinant form

    Chapter 11 Symmetric functions: 1- definition of symmetric functions – sigma functions 2- Newton’s formulas 3- fundamental theorem on symmetric functions 4- practical methods 5- Lagrange’s solution of cubic equations 6- Lagrange’s solution of biquadrate equation 7- the Gaussian principle

    Chapter 12 Elimination: 1- example of elimination 2- resultant 3- Sylvester’s determinant 4- identity of the resultant and Sylvester’s determinant 5- Discriminant 6- imaginary roots

    Appendices

    I- the fundamental theorem of algebra

    II- on the theorem of Vincent

    III- on equations whose roots have negative real part

    IV- iterative solution of the frequency equation

    V- Graeffe’ s method

    Uspensky’s boek start met de complexe getallen, handelt vervolgens over de veeltermen met één onbekende en de wortels van algebraïsche vergelijkingen. Dan volgt een bespreking van bovenste en onderste limieten van positieve respectievelijk negatieve wortels en de wortels van derde en vierde graadsvergelijkingen met de formules van Cardano.

    Hierbij aansluitend wordt het afsplitsen van een wortel uit een algebraïsche vergelijking behandeld met o.a. een algemene methode gebaseerd op het theorema van Vincent (9) . Ook de belangrijke theorie van Sturm (10) komt natuurlijk ter sprake. Drie benaderingsmethodes respectievelijk de methode van Horner (11) , de iteratieve methode en de methode van Newton worden aan de hand van enkele voorbeelden ontwikkeld en toegelicht.

    Een belangrijk gedeelte van Uspensky’s boek is gewijd aan determinanten, matrices en het oplossen van lineaire stelsels van vergelijkingen.

    Het boek sluit af met een hoofdstuk over de eliminatiemethode van Sylvester en een appendix waarin o.m. de hoofdstelling van de algebra en het theorema van Vincent behandeld wordt.

    Voor een eerste kennismaking met de Hogere Algebra is voornoemde monografie nog steeds aan te raden, te meer daar in het werk diverse oefeningen opgenomen zijn waarvan het antwoord op het einde van het boek verstrekt wordt. Dit boek werd door de auteur als een standaardtekst aangekondigd:

    … This book was written as a textbook to be used in the standard American university and college courses devoted to the theory of equations. As such it is elementary in character and, with few exceptions, contains only material ordinarily included in texts of this kind. But the presentation is made so explicit that the book can be studied by students without a teacher’s help.

    Everything that is stated in the text is presented with full development and nowhere is reference made to results that are beyond the scope of this book….

    In four chapters the exposition differs considerably from custom. In the chapter on complex numbers the superficial approach so common in many books is replaced by a simple and yet thorough presentation of the theory of complex numbers. The author’s experience shows that students, almost without exception, follow this presentation without difficulty.

    In the chapter on separation of roots the author gives a very efficient method for separating real roots, much superior in practice to that based on Sturm’s theorem. He believes that no other book mentions this method, which he invented many years ago and has been teaching to his students for a number of years.

    In the chapter on numerical computation of roots Horner’s method is presented in the original form, including the process of contraction which unfortunately has disappeared from American texts. Also a thorough examination is made of the error caused by contraction;

    Determinants are introduced not by formal definition, as is usual, but by their characteristic properties, following Weierstrass. The advantage of this is apparent, for example, in the proof of multiplication of determinants. Some elementary notions about the algebra of matrices are also developed in this chapter….

    - Nabeschouwingen:

    De schoolboeken over Algebra van De Vaere – Herbiet met hun talloze opgaven en vraagstukken alsook de uitstekende monografie van Victor Uspensky over de Hogere Algebra behoren tot het grijze verleden. Wellicht zijn een aantal exemplaren nog te vinden in een of andere tweedehandsboekhandel, maar helemaal zeker is dat niet.

    Enkele decennia terug hebben sommige didactici gemeend het klassieke algebracurriculum te moeten vervangen door “new math” met de catastrofale gevolgen van dien.

    Heden moet ik vaststellen dat ook Schaum terug beroep doet op de klassieke algebra en bepaalde monografieën daterend uit de jaren vijftig van de vorige eeuw weer ter beschikking stelt.

    Zo zijn er nu bvb weer :

    - « Elementary Algebra » (Barnett Rich and Philip Schmidt Schaum first edition -1960- third edition -2004-) en

    - « College Algebra » (Murray R. Spiegel and Robert E. Moyer Schaum first edition -1956- third edition -2006-)

    De syllabi “Elementary” en “College” Algebra omvatten ongeveer dezelfde leerstof, die jaren terug in het middelbaar onderwezen werd.

    Natuurlijk zijn de moderne edities aangepast aan de recente ontwikkelingen van calculatoren en ordinatoren, wat nog meer interessante toepassingsmogelijkheden biedt, zoals bvb het ontwerpen van wiskundige en wetenschappelijke modellen (modelling (12) of modelvorming).

    De inhoud van de eerste syllabus « Elementary Algebra »stemt ongeveer overeen met het leerplan van de lagere humaniora van destijds:

    Chapter 1 From Arithmetic to Algebra: 1- Representing numbers by letters 2- Interchanging numbers in addition 3- Interchanging numbers in multiplication 4- Symbolizing the operations in algebra 5- Expressing addition and subtraction algebraically 6- Expressing multiplication and division algebraically 7- Expressing two or more operations algebraically 8- Order in which fundamental operations are performed 9- The use of parentheses: changing the order of operations 10- Multiplying factors in terms: numerical and literal coefficients 11- Repeated multiplying of a factor: base, exponent and power 12- Combining like and unlike terms

    Chapter 2 Simple Equations and Their Solutions: 1- Kinds of equalities: equations and identities 2- Translating verbal statements into equations 3- Solving simple equations by using inverse operations 4- Rules of equality for solving equations 5- Using division to solve an equation 6- Using multiplication to solve an equation 7- Using subtraction to solve an equation 8- Using addition to solve an equation 9- Using two or more operations to solve an equation

    Chapter 3 Signed Numbers: 1- Understanding signed numbers: positive and negative numbers 2- Using number scales for signed numbers 3- Adding signed numbers 4- Simplifying the addition of signed numbers 5- Subtracting signed numbers 6- Multiplying signed numbers 7- Finding powers of signed numbers 8- Dividing signed numbers 9- Evaluating expressions having signed numbers

    Chapter 4 Introduction to Monomials and Polynomials: 1- Understanding monomials and polynomials 2- Adding monomials 3- Arranging and adding polynomials 4- Subtracting monomials 5- Subtracting polynomials 6- Using parentheses and other grouping symbols to add or subtract polynomials 7- Multiplying monomials and powers of the same base 8- Multiplying a polynomial by a monomial 9- Multiplying polynomials 10- Dividing powers and monomials 11- Dividing a polynomial by a monomial 12- Dividing a polynomial by a polynomial

    Chapter 5 First-Degree Equations : 1- Reviewing the solution of first degree equations having positive roots 2- Solving first degree equations having negative solutions 3- Solving equations by transposing 4- Solving equations containing parentheses 5- Solving equations containing one fraction or fractions having the same denominator 6- Solving equations containing fractions having different denominators 7- Solving equations containing decimals 8- Solving literal equations 9- The graphing calculator

    Chapter 6 Formulas : 1- Points and lines 2- Understanding polygons, circles and solids 3- Formulas for perimeters and circumferences: linear measure 4- Formulas for areas: square measure 5- Formulas for volumes: cubic measure 6- Deriving formulas 7- Transforming formulas 8- Finding the value of an unknown in a formula

    Chapter 7 Graphs of Linear Equations: 1- Understanding graphs 2- Graphing linear equations 3- Solving a pair of linear equations graphically 4- Deriving a linear equation from a table of values 5- Midpoint of a segment 6- Distance between two points

    Chapter 8 Introduction to Simultaneous Equations: 1- Solving a pair of equations by addition or subtraction 2- Solving a pair of equations by substitution

    Chapter 9 Problem Solving and Mathematical Modelling : 1- Number problems having one unknown: introduction to problem solving 2- Number problems having two unknowns 3- Consecutive integer problems 4- Age problems 5- Ratio problems 6- Angle problems 7- Perimeter problems 8- Coin or stamp problems 9- Cost and mixture problems 10- Investment or interest problems 11- Motion problems 12- Mathematical modelling

    Chapter 10 Products and Factoring: 1- Understanding factors and products 2- Factoring a polynomial having a common monomial factor 3- Squaring a monomial 4- Finding the square root of a monomial 5- Finding the product of the sum and difference of two numbers 6- Factoring the difference of two squares 7- Finding the product of two binomials with like terms 8- Factoring trinomials in form x² + bx + c 9- Factoring a trinomial in form of ax² + bx + c 10- Squaring a binomial 11- Factoring a perfect square trinomial 12- Completely factoring polynomials 13- The variable: direct and inverse variation 14- Understanding direct variation: y = kx or y / x = k 15- Understanding inverse variation: xy = k

    Chapter 11 Fractions : 1- Understanding fractions 2- Changing fractions to equivalent fractions 3- Reciprocals and their uses 4- Reducing fractions to lowest terms 5- Multiplying fractions 6- Dividing fractions 7- Adding or subtracting fractions having the same denominator 8- Adding and subtracting fractions having different denominators 9- Simplifying complex fractions

    Chapter 12 Roots and Radicals: 1- Understanding roots and radicals 2- Understanding rational and irrational numbers 3- Finding the square root of a number by using a graph 4- Finding the square root of a number by using a table or calculator 5- Simplifying the square root of a product 6- Simplifying the square root of a fraction 7- Adding and subtracting square roots of numbers 8- Multiplying square roots of numbers 9- Dividing square roots of numbers 10- Rationalizing the denominator of a fraction 11- Solving radical equations

    Chapter 13 Quadratic Equations : 1- Understanding quadratic equations in one unknown 2- Solving quadratic equations by factoring 3- Solving incomplete quadratic equations 4- Solving a quadratic equation by completing the square 5- Solving a quadratic equation by quadratic formula 6- Solving quadratic equations graphically

    Chapter 14 The Pythagorean Theorem and Similar Triangles : 1- Law of Pythagoras 2- Proportions: equal ratios 3- Similar triangles

    Chapter 15 Introduction to Trigonometry: 1- Understanding trigonometric ratios 2- Trigonometric functions of an acute angle 3- Trigonometric functions of complementary angles 4- Trigonometric functions of 30°, 45°, 60°

    Chapter 16 Introduction to Geometry: 1- Solving problems graphically 2- Understanding the slope of a line 3- Understanding congruent triangles 4- Understanding trigonometry 5- Transformations

    Appendix A: Review of Arithmetic: 1- the whole numbers 2- fractions 3- decimals 4- reviewing percents and percentage

    Appendix B: The use of calculators: 1- using a calculator to perform the fundamental operations of arithmetic 2- introduction to the graphic calculator

    De inhoud van de tweede syllabus « College Algebra » komt ongeveer overeen met het leerplan van de hogere humaniora van de jaren vijftig:

    Chapter 1 Fundamental Operations with Numbers: 1- Four operations 2- System of real numbers 3- Graphical representation of real numbers 4- Properties of addition and multiplication of real numbers 5- Rules of signs 6- Exponents and powers 7- Operations with fractions

    Chapter 2 Fundamental Operations with Algebraic Expressions: 1- Algebraic expressions 2- Terms 3- Degree 4- Grouping 5- Computation with algebraic expressions

    Chapter 3 Properties of Numbers: 1- Sets of numbers 2- Properties 3- Additional properties

    Chapter 4 Special Products: 1- Special products 2- Products yielding answers of the form an ± bn

    Chapter 5 Factoring: 1- Factoring 2- Factorization procedures 3- Greatest common factor 4- Least common multiple

    Chapter 6 Fractions: 1- Rational algebraic fractions 2- Operations with algebraic fractions 3- Complex fractions

    Chapter 7 Exponents: 1- Positive integral exponent 2- Negative integral exponent 3- Roots 4- Rational exponents 5- General laws of exponents 6- Scientific notation

    Chapter 8 Radicals: 1- Radical expressions 2- Laws for radicals 3- Simplifying radicals 4- Operations with radicals 5- Rationalizing binomial denominators

    Chapter 9 Simple Operations with Complex Numbers: 1- Complex numbers 2- Graphical representation of complex numbers 3- Algebraic operations with complex numbers

    Chapter 10 Equations in General: 1- Equations 2- Operations used in transforming equations 3- Equivalent equations 4- Formulas 5- Polynomial equations

    Chapter 11 Ratio, Proportion, and Variation: 1- Ratio 2- Proportion 3- Variation 4- Unit price 5- Best buy

    Chapter 12 Functions and Graphs: 1- Variables 2- Relations 3- Functions 4- Function notation 5- Rectangular coordinate system 6- Function of two variables 7- Symmetry 8- Shifts 9- Scaling 10- Using a graphing calculator

    Chapter 13 Linear Equations in One Variable: 1- Linear equations 2- Literal equations 3- Word problems

    Chapter 14 Equations of Lines: 1- Slope of a line 2- Parallel and perpendicular lines 3- Slope – intercept form of equation of a line 4- Slope – point form of equation of a line 5- Two – point form of equation of a line 6- Intercept form of equation of a line

    Chapter15 Simultaneous Linear Equations: 1- Systems of two linear equations 2- Systems of three linear equations

    Chapter 16 Quadratic Equations in One Variable: 1- Quadratic equations 2- Methods of solving quadratic equations 3- Sum and product of the roots 4- Nature of the roots 5- Radical equations 6- Quadratic type equations

    Chapter 17 Conic Sections: 1- General quadratic equations 2- Conic sections 3- Circles 4- Parabolas 5- Ellipses 6- Hyperbolas 7- Graphing conic sections with a calculator

    Chapter 18 Systems of Equations Involving Quadratics: 1- Graphical solution 2- Algebraic solution

    Chapter 19 Inequalities: 1- Definitions 2- Principles of inequalities 3- Absolute value inequalities 4- Higher degree inequalities 5- Linear inequalities in two variables 6- Systems of linear inequalities 7- Linear programming

    Chapter 20 Polynomial Functions: 1- Polynomial equations 2- Zeros of polynomial equations 3- Solving polynomial equations 4- Approximating real zeros

    Chapter 21 Rational Functions: 1- Rational functions 2- Vertical asymptotes 3- Horizontal asymptotes 4- Graphing rational functions 5- Graphing rational functions using a graphing calculator

    Chapter 22 Sequences and Series: 1- Sequences 2- Arithmetic sequences 3- Geometric sequences 4- Infinite geometric series 5- Harmonic sequences 6- Means

    Chapter 23 Logarithms: 1- Definition of a logarithm 2- Laws of logarithms 3- Common logarithms 4- Using a common logarithm table 5- Natural logarithms 6- Using a natural logarithm table 7- Finding logarithms using a calculator

    Chapter 24 Applications of Logarithms and Exponents: 1- Introduction 2- Simple interest 3- Compound interest 4- Applications of logarithms 5- Application of exponents

    Chapter 25 Permutations and Combinations: 1- Fundamental counting principle 2- Permutations 3- Combinations 4- Using a calculator

    Chapter 26 The Binomial Theorem: 1- Combinatorial notation 2- Expansion of (a + x)n

    Chapter 27 Probability: 1- Simple probability 2- Compound probability 3- Mathematical expectation 4- Binomial probability 5- Conditional probability

    Chapter 28 Determinants: 1- Determinants of the second order 2- Cramer’s rule 3- Determinants of third order 4- Determinants of order n 5- Properties of determinants 6- Minors 7- Value of a determinant of order n 8- Cramer’s rule for determinants of order n 9- Homogeneous linear equations

    Chapter 29 Matrices: 1- Definition of a matrix 2- Operations with matrices 3- Elementary row operations 4- Inverse of a matrix 5- Matrix equations 6- Matrix solution of a system of equations

    Chapter 30 Mathematical Induction: 1- Principle of mathematical induction 2- Proof by mathematical induction

    Chapter 31 Partial Fractions: 1- Rational fractions 2- Proper fractions 3- Partial fractions 4- Identically equal polynomials 5- Fundamental theorem 6- Finding the partial fraction decomposition

    Appendix A: Table of Common logarithms

    Appendix B: Table of Natural logarithms

    (wordt voortgezet)

    ----------------------------------------

    (1) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gottfried_Wilhelm_Leibniz

    (2) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gabriel_Cramer

    (3) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Alexandre-Th%C3%A9ophile_Vandermonde

    (4) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Carl_Friedrich_Gauss

    (5) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/J%C3%B3zef_Hoene-Wro%C5%84ski

    (6) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Augustin_Louis_Cauchy

    (7) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Carl_Jacobi

    (8) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/J._V._Uspensky

    (9) zie: http://www.jstor.org/pss/1969443

    (10) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Jacques_Charles_Fran%C3%A7ois_Sturm

    (11) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/William_George_Horner

    Aangestipt moet worden dat de methode van Horner, beschreven in 1819, ook al bij Newton’s « Arithmica Universalis » te vinden is: http://en.wikipedia.org/wiki/Horner_scheme

    (12) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Scientific_modelling en http://nl.wikipedia.org/wiki/Modelvorming

    11-02-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 3.3 Klassieke Algebra met Ir Van Houte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool")

    § 3.3 Klassieke Algebra met Ir Van Houte

    Algebra of liever wat toen voor algebra doorging werd in de Cadettenschool van Laken gegeven door Maurice Van Houte (de “Muis”), een heel andere figuur dan de Snor. Hij heeft les gegeven in Laken van 1948 tot 1974 en was een oud-cadet (1927-1930). Behalve algebra, doceerde hij ook nog beschrijvende meetkunde en calculus, vakken waarover ik het verder zal hebben. Van vorming was hij polytechnisch ingenieur (K.M.S. 91ste promotie AG (artillerie et genie)). Ik beschouw hem als HET boegbeeld van het wiskundeonderwijs in de K.C.S.. Enerzijds wist hij uit eigen ervaring wat precies nodig was voor het welslagen van het toelatingsexamen KMS, anderzijds was er zijn “speciale” manier van lesgeven, waardoor men het gevoel kreeg dat algebra in feite doodsimpel was….

    Rik Windels (cadet 1961) beschrijft hem als volgt (1) :

    … De Muis, dat was weer een ander figuur, door de staf vaak eerbiedig "de kolonel" genoemd. Naargelang hij dicht of ver moest zien had hij al dan niet zijn bril nodig. Om hem aan het bord niet voortdurend op en af te zetten had hij die gewoonlijk boven zijn zeer volumineuze wenkbrauwen geplant om hem, wanneer vereist, met een geweldig gesnuif weer op zijn neus te doen belanden. Maakte iemand een fout aan het bord, hoorden we hem met zijn doorrookte stem: "Hey, hey, Meneeeer, u bent een grapjas!". En telkens hij de klas binnenkwam was er een paar seconden paniek of hij al dan niet zou zeggen: "Neem een vel papier! Eerste vraag…". Gene plezante, maar gene kwaaie zou ik zeggen….

    Wat ik mij van hem herinner was dat hij in die jaren een voorliefde had voor fluweel (hij droeg veelal een bruin fluwelen pak) en ook dat hij steeds een belachelijk klein boekentasje (model lagere school) bij zich had. In dat boekentasje zaten alleen de algebraboeken van De Vaere – Herbiet (Leerboek en Complement). Die haalde hij alleen maar op het eind van de les boven om zijn instructies “voor de volgende les voor te bereiden van pagina zoveel tot zoveel” te geven.

    Soms zaten in dit boekentasje ook nog de gecorrigeerde « vellen papier » waarover een Rik Windels het had. En als hij niet tevreden was van de bekomen resultaten, zwierde hij ze zo maar door de klas er aan toevoegend “Hey, hey.. het gemiddelde van de klas is vier..!!”. Wij mochten dan zelf de vruchten van onze noeste inspanningen oprapen en vaststellen hoeveel consignes (of PS) wij opgelopen hadden. Naarmate wij echter in jaren en dus in wijsheid vorderden, werd het zwieren van vellen papier zeldzaam, om in rhetorica zelfs volledig op te houden.

    In de vijftiger jaren bestond wiskunde uit Rekenkunde, Meetkunde en Algebra. Met Algebra werd dan bedoeld al wat niet tot de Rekenkunde of Meetkunde behoorde. En als men een schoolboek van in die tijd zoal bvb het Leerboek der Algebra van de collectie De Vaere – Herbiet doorbladert, stelt men vast dat een deel van de leerstof nu onder bvb “analyse” of “calculus” zou gerangschikt staan. In dit cursiefje zal ik het alleen hebben over de klassieke algebra, d.i. het rekenen met letters, die getallen voorstellen en waarvan de hoofdbrok de theorie der vergelijkingen is. In een volgend cursiefje komt dan de eigenlijke “Calculus” aan de beurt.

    M. Van Houte gaf zoals al gezegd les op een “speciale” manier. Zijn betoog was zeer helder en begrijpelijk en op het einde van de les vroegen we ons af, waarom we zelf deze of gene stelling of gevolgtrekking niet hadden gevonden of ontdekt. Enkele jaren later o.m. door het lezen van het eerste deel van Smirnov’s zesdelige meesterwerk “Cours de Mathématiques supérieures” (zie Blog IV cursiefje « Fundamentele Wiskunde met Vladimir Smirnov ») begreep ik het geheim van zijn methode, want een Smirnov ging precies op dezelfde wijze te werk als de “Muis”.

    Het kwam er op neer nooit de band met het praktisch probleem, waarop de wiskunde van toepassing was, te vergeten. Dit probleem werd analytisch bekeken of benaderd d.i. eerst ontrafeld en herleid tot gekende stellingen, wat dan voerde tot bepaalde gevolgtrekkingen of nieuwe hypothesen voor het oplossen van een analoog maar meer ingewikkeld praktisch probleem. Dit meer ingewikkeld probleem werd op zijn beurt ontrafeld, wat opnieuw leidde tot de oplossing van een nog meer ingewikkeld probleem enz. Voor wie zich een idee wil vormen van deze analytische benadering raad ik ten stelligste deel I van Smirnov aan.

    Hier dus geen overdreven abstracties, geen geleuter over axioma’s, geen wiskunde om de wiskunde… maar praktische, goed onderbouwde wiskunde. Wiskunde waar de wetenschapper of ingenieur iets aan heeft. En de “Muis” was ingenieur nietwaar…

    Deze praktische ingesteldheid uitte zich ook op een ander vlak. Naast zijn onderwijsopdracht in de Cadettenschool hield hij zich ook nog bezig met het analyseren van elektrocardiogrammen. Zijn broer was een cardioloog in het Brusselse, wat verklaart dat dit onderzoeksgebied hem niet onbekend was.

    1- Algebra voor de Grieks-Latijnse Sectie:

    In de Nederlandstalige Afdeling van de Cadettenschool werd geopteerd voor de algebraboeken van de collectie De Vaere – Herbiet:

    - « Leerboek der Algebra » (Wesmael - Charlier -1955-). Het betrof een door Raymond de Marchin en Gaspard Bosteels herwerkte uitgave (2) van het fameuze Leerboek der Algebra van Paul De Vaere en Victor Herbiet volgens de instructies vervat in de ministeriële omzendbrieven 1948 en 1949. Het oorspronkelijke werk werd al in 1936 door de Koninklijke Academie van België met een de Keynprijs bekroond.

    - « Complement der Algebra » (Wesmael – Charlier -1956-). Het betrof hier een uitbouw (3) , zowel in de hoogte als in de breedte, van het Leerboek der Algebra eveneens verzorgd door Raymond de Marchin en Gaspard Bosteels. Deze verklaarden in een voorbericht:

    … Gelet op de betrekkelijke instabiliteit der programma’s hebben we gedacht iets te veel dan wat te weinig te moeten geven. Op aanvraag van verschillende collega’s en vooral van vele studenten hebben wij in een appendix, terug heel wat materiaal opgenomen dat bij de voorbereiding van examens nuttig kan zijn. Nu een commissie belast werd met de eenmaking van de eisen voor de verschillende toelatingsexamens aan de Universiteiten en Hogere Instituten, hopen wij dat binnen afzienbare tijd een goede oplossing gevonden wordt… Duidelijkheidshalve hebben wij ook de (huidige) programma’s (in het boek) opgenomen.

    Voornoemde leerboeken geven tezelfdertijd de leerprogramma’s respectievelijk oude en moderne humaniora van die jaren aan. Zo was het Complement in feite voorbehouden voor de moderne humaniora. Maar in de Cadettenschool behoorde een groot deel van de in het Complement behandelde leerstof evenzeer tot het leerprogramma van de oude humaniora.

    Het « normale » leerplan voorzag voor de Grieks-Latijnse sectie volgende onderwerpen:

    - Voor de derdes :

    1- (algebra) deling van een gehele rationele veelterm door x- a; bewijs van de reststelling en van de regel voor het quotiënt van de deling door een tweeterm; merkwaardige quotiënten; herhaling van de ontbinding in factoren en van de bewerkingen met gebroken vormen

    2- (algebra) stellingen over de gelijkwaardigheid van vergelijkingen; herhaling en uitbreiding tot de relatieve getallen van de eigenschappen van ongelijkheden; grondbeginselen van de gelijkwaardigheid van ongelijkheden

    3- (analyse) algebraïsch maatgetal van een georiënteerd lijnstuk op een as; abscis van een punt op een as en rechthoekige coördinaten van een punt in een plat vlak; functie van één veranderlijke en grafische voorstelling; intuïtieve begrippen over stijgen of dalen van een functie van een functie in een interval en over extrema; grafisch en algebraïsch onderzoek van de functie y = ax + b; oplossing en bespreking van ax + b = 0 en van ax + b < of > 0 (grafische interpretatie); grafische voorstellingen van ax + by + c = 0; rechte; toepassingen: eenparige beweging, spoorwegdiagrammen

    4- (algebra) algebraïsche en grafische oplossing en bespreking van een stelsel van twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden; toepassingen o.a. over mobielen

    5- (algebra) herhaling van de bewerkingen met vierkantwortels; oplossing van de vierkantsvergelijking met één onbekende; som en product der wortels; bespreking van de vierkantsvergelijking; toepassingen

    - Voor de tweedes:

    1- (algebra) vlugge herhaling van de oplossing van stelsels lineaire vergelijkingen en van de vierkantsvergelijkingen aan de hand van problemen

    2- (analyse) grafisch en algebraïsch onderzoek van de functie y = ax2 + bx + c; tekenverandering en waardebeloop;; grafische verklaring van de oplossing en bespreking van de vierkantsvergelijking; grafische en algebraïsche oplossing van ax² + bx +c < of > 0; toepassingen; bespreking van de wortels van een vierkantsvergelijking waarin de coëfficiënten afhangen van een parameter; toepassingen

    3- (algebra) afsplitsen van een wortel; oplossing van vergelijkingen van de vorm a f(x²) + b f(x) + c = 0; oplossen van wederkerige vergelijkingen en van zeer eenvoudige irrationale vergelijkingen; grafische en algebraïsche oplossing van eenvoudige stelsels van de tweede graad

    4- (algebra) rekenkundige en meetkundige rijen; rekenkundige n-de machtswortels; exponent nul; definitie van gebroken en negatieve exponenten

    5- (algebra) elementaire invoering van het begrip logaritme; rekenregels; Briggse logaritmen; gebruik van tafels; logaritmische berekening; formule van de samengestelde intrest; einwaarde van een annuïteit

    - Voor de eerstes:

    1- (analyse) functie; eenvoudige begrippen over bestaansintervallen van een functie; expliciete en impliciete functies; algebraïsche en transcendente functies; periodieke functies; inverse functie van een gegeven functie (met grafische voorstelling)

    2- (analyse) limiet; rekenregels (zonder bewijs); twijfelachtige gevallen; toepassingen; asymptoten; begrip continuïteit; elementaire studie van de exponentiële en logaritmische functie; logaritme: definitie, eigenschappen; Briggse logaritmen; logaritmische berekeningen

    3- (analyse) afgeleide in een punt; meetkundige interpretatie, vergelijking van de raaklijn in een punt van de grafiek van y = f(x):; kinematische interpretatie; afgeleide als functie; rekenregels voor het afleiden van: som, product, gehele macht, quotiënt,willekeurige macht (zonder bewijs behalve voor de vierkantswortel); functie van functie; goniometrische functies; toepassing op het tekenen van de grafiek van een functie (met raaklijnen); toepassing op problemen uit de meetkunde en de natuurkunde

    4- (analyse) primitieve functie; onmiddellijke integratie in verband met de aangeleerde afgeleiden; bepaalde integraal als maatgetal van de oppervlakte; toepassing op eenvoudige problemen uit de natuurkunde en op berekeningen van oppervlakten

    Voor de Grieks-Latijnse sectie werd in rhetorica het leerprogramma « Algebra » totaal omgebogen naar « Analyse ». De theorie der functies (afgeleide functies, differentialen, integralen) -de eigenlijke analyse- kwam hierdoor meer op het voorplan en de verdere studie van de vergelijkingen (derde en vierde graadsvergelijking, stelsels van lineaire vergelijkingen, determinanten, matrices...) -de eigenlijke algebra- werd van het leerplan afgevoerd. 

    2- Algebra voor de Latijns- Wiskundige en Wetenschappelijke secties:

    Voor de Latijns- Wiskundige en Wetenschappelijke secties voorzag het « officiële » leerplan in de jaren vijftig volgende onderwerpen en rubrieken:

    - voor de derdes:

    1- (algebra) idem als Grieks-Latijnse sectie

    2- (analyse) algebraïsch maatgetal van een georiënteerd lijnstuk op een as; betrekking van Chasles –Möbius; abscis van een punt op een as; algebraïsch maatgetal van een georiënteerd lijnstuk op een as uitgedrukt in de abscissen van zijn uiteinden; rechthoekige coördinaten van een punt in een plat vlak; functie van één veranderlijke: grafische voorstelling, intuïtieve begrippen over stijgen en dalen van een functie in een interval en over extrema

    3- (algebra) stellingen over gelijkwaardigheid van vergelijkingen; herhalingen en uitbreiding tot de relatieve getallen van de eigenschappen van ongelijkheden; stellingen over de gelijkwaardigheid van ongelijkheden

    4- (analyse) grafisch en algebraïsch onderzoek van de functie y = ax + b; oplossing en bespreking van de vergelijking ax + b = 0 en van de ongelijkheden ax + b < of > 0 (grafische interpretatie); tekenverandering van sommige gehele en gebroken rationale vormen; grafische voorstelling van ax + by + c = 0; vergelijking van de rechte; toepassingen: eenparige beweging, spoorweggrafieken; bespreking van eenvoudige vraagstukken met lettergegevens

    5- (algebra) gelijkwaardigheid van stelsels lineaire vergelijkingen; algebraïsche en grafische oplossing en bespreking van een stelsel van twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden; oplossing van een stelsel van drie vergelijkingen met drie onbekenden en veralgemening; stelsels van bijzondere aard; begrippen over afhankelijkheid, strijdigheid en coëxistentie; vraagstukken die voeren tot stelsels lineaire vergelijkingen met twee of drie onbekenden o.a. over bewegende lichamen; bespreking van vraagstukken met twee onbekenden ontleend aan de meetkunde en de natuurkunde

    6- (algebra) herhaling van de bewerkingen met vierkantswortels; het rationaal maken van noemers; oplossing van de vierkantsvergelijking met één onbekende; som en product van de wortels; toepassing van deze eigenschappen op het tekenonderzoek van de wortels; de vergelijking vormen die tot wortels heeft x ± h, hx, h / x; vraagstukken

    7- (analyse) grafisch en algebraïsch onderzoek van de functie y = ax² + bx + c : tekenverandering en waardebeloop; grafische verklaring van de oplossing en van de bespreking van de vierkantsvergelijking; grafische en algebraïsche oplossing van de ongelijkheden ax² + bx + c < of > 0; toepassingen; bespreking van de wortels van een vierkantsvergelijking waarin de coëfficiënten afhangen van een parameter; ligging van een getal en van twee getallen t.o.v. de wortels van een vierkantsvergelijking; toepassingen; vraagstukken van de tweede graad met bespreking

    8- (algebra) oplossing van vergelijkingen die herleidbaar zijn tot vierkantsvergelijkingen; bikwadratische vergelijkingen, wederkerige vergelijkingen; grafische en algebraïsche oplossing van eenvoudige stelsels van de vorm { x² + y² = d (1) lx + mx + n = 0 (2) } en { lx + my + n = 0 (1) y = ax² + bx + c (2) }; oplossing van stelsels van de tweede graad waarin minstens één van de vergelijkingen te ontbinden is

    9- (algebra) rekenkundige en meetkundige rijen; toepassingen; rekenkundige nde machtswortels; exponent nul en definitie van gebroken en negatieve exponenten

    10- (algebra) elementaire invoering van de logaritmen; rekenregels; gewone logaritmen; gebruik van de tafels en berekening door logaritmen: gebruik van de rekenliniaal; formule van de samengestelde interest; eindwaarde van een annuïteit

    - voor de tweedes: -complement der algebra-

    1- (algebra) herhaling van de voornaamste punten uit de vorige leergang

    2- (algebra) stellingen over equivalente en identieke veeltermen; toepassingen: deelbaarheid door (x – a)(x – b)(x – c), methode van de onbepaalde coëfficiënten

    3- (algebra) Combinatieleer; groeperingen zonder herhaling; toepassingen, binomium van Newton voor een gehele positieve exponent; toepassingen

    4- (algebra) Determinanten: definitie van determinanten met 4 en met 9 elementen, veralgemening, eigenschappen; toepassing op het oplossen en het bespreken van stelsels vergelijkingen

    5- (algebra) Elementaire theorie van de eliminatie: co-existentievoorwaarden voor lineaire vergelijkingen en voor vergelijkingen met één onbekende waarvan ten minste één van de tweede graad is

    6- (analyse) Functie: eenvoudige begrippen over bestaansintervallen van een functie, expliciete en impliciete functies, algebraïsche en transcendente functies, periodieke functies; inverse functie van een gegeven functie met grafische voorstelling

    7- (analyse) Limiet: definitie; rekenregels (zonder bewijs); toepassingen; twijfelachtige gevallen; asymptoten: limiet van de wortels van een vierkantsvergelijking waarvan de coëfficiënten afhangen van een parameter

    8- (analyse) Continuïteit: definitie; stijgende functie, dalende functie, maximum, minimum

    9- (analyse) Afgeleide in een punt; meetkundige interpretatie, vergelijking van de raaklijn in een punt van de frafiek y = f(x); kinematische interpretatie; afgeleide als functie; berekenen van de afgeleide van som, product, natuurlijke macht, quotient, willekeurige macht (zonder bewijs behalve voor de vierkantswortel); functie van functie; goniometrische functies

    10- (analyse) Toepassing van de theorie van de afgeleide op de studie van het verloop van functies; het tekenen (met raaklijnen) van de grafiek van sommige algebraïsche functies en eenvoudige goniometrische functies: toepassing op problemen uit de meetkunde en de natuurkunde

    - voor de eerstes: -complement der algebra-

    1- (algebra) Overzicht van de reeds aangeleerde uitbreidingen van het getalbegrip; irrationale getallen: noodzakelijkheid van de invoering van het irrationale getal als maatgetal van lijnstukken; rijen van benaderde tiendelige waarden van een irrationaal getal; theorie van de rekenkundige nde machtswortels; stellingen over de rekenregels voor gebroken en negatieve exponenten; complexe getallen: definitie; bewerkingen; goniometrische vorm; meetkundige voorstelling; formule van de Moivre; binomiaalvergelijkingen

    2- (analyse) Het getal « e »: limiet van (1 + 1 / m)m voor m → ∞ ; elementaire studie van de exponentiële functie: definitie; continuïteit; afgeleide; verloop; grafische voorstelling; rekenregels voor logaritmen; verschillende logaritme- stelsels; grondtal; overgang van de tiendelige op de Neperiaanse logaritmen; oplossen van eenvoudige exponentiële en logaritmische vergelijkingen

    3- (analyse) Middelwaarde- stelling der differentiaalrekening (bewijs gesteund op meetkundige intuïtie); formules van Maclaurin en Taylor en toepassing op het ontwikkelen in een machtreeks van ex , log(1 + x), (1 + x)m , sin(x) , cos(x) ,… ; differentiaal: definitie, meetkundige betekenis; stamfunctie; afgeleide van een oppervlakte beschouwd als functie; bepaalde integraal als limiet van sommen; middelwaarde- stelling van de integraalrekening (bewijs gesteund op meetkundige intuïtie); bepaalde integraal als functie van de bovengrens; onbepaalde integraal; integratie door ontbinding, partiële integratie en substitutie toegepast in eenvoudige gevallen; oppervlakteberekening van cirkel, ellips, hyperboolsegment… ; inhoudsberekening van enkele omwentelingslichamen

    Voor de Latijns- Wiskundige en Wetenschappelijke secties werd, vanaf poësis, het leerprogramma « Algebra » omgebogen naar « Analyse », werd om zo te zeggen de theorie der vergelijkingen verlaten voor de theorie der functies. Voor een studie in de wetenschappelijke richting (bvb natuurkunde of ingenieur) werd in België een dergelijke ombuiging onontbeerlijk geacht.

    In Nederland bvb zal deze ombuiging maar gebeuren vanaf 1960 en werd in het secundair onderwijs verder doorgegaan met algebra, met de theorie der vergelijkingen. Waardoor ook vergelijkingen van de derde en vierde graad en hogere stelsels van lineaire vergelijkingen (determinanten van de nde graad en matrices) ter sprake kwamen. Vóór 1960 was « Analyse » in Nederland uitsluitend voorbehouden aan het Hoger Onderwijs.

    ----------------------------------------------------------------------

    (1) zie site Rik Windels

    (2) inhoudstafel « Leerboek der Algebra » (collectie De Vaere – Herbiet -1955-):

    - LAGERE CYCLUS d.i. lagere humaniora 

    Inleiding: het voorstellen van getallen door letters

    Eerste Deel: De relatieve getallen en hun verbindingen: 1- de relatieve getallen ; 2- het rekenen met relatieve getallen ; 3- het afbeelden van relatieve getallen op een as

    Tweede Deel: Het uitwerken van algebraïsche vormen: 1- algebraïsche vormen ; 2- rationele en gehele vormen ; 3- optelling en aftrekking ; 4- vermenigvuldiging ; 5- merkwaardige producten ; 6- deling ; 7- herhalingsopgaven ; 8- aanvullingen merkwaardige producten en delen van twee veeltermen ; 9- rest- en quotiëntbepaling bij deling door x ± a ; 10- ontbinding in factoren ; 11- deelbaarheid ; grootste gemene deler ; kleinste gemeen veelvoud ; 12- gebroken vormen

    Derde Deel : algebra van de eerste graad: 1- algemene begrippen over vergelijkingen ; 2- vergelijkingen van de eerste graad met één onbekende ; 3- ongelijkheden ; ongelijkheden van de eerste graad met één onbekende ; 4- vraagstukken van de eerste graad met één onbekende ; 5- vergelijkingen met twee onbekenden ; 6- vergelijkingen met drie onbekenden ; 7- het oplossen van een stelsel van n vergelijkingen met n onbekenden ; 8- stelsels van bijzondere aard – kunstgrepen ; 9- vraagstukken van de eerste graad met meer dan één onbekende

    Vierde Deel: wortelvormen en functies: 1- wortelvormen van de tweede graad ; 2- over functies en hun grafische voorstelling

    - HOGERE CYCLUS d.i. hogere humaniora:

    Deel I : Herhaling en aanvulling: 1- rest- en quotiëntbepaling bij deling door x ± a ; 2- herhaling van de ontbinding in factoren ; 3- gebroken vormen ; 4- ongelijkheden

    Deel II : algebra van de eerste graad: 1- afbeelden van getallen op een as - coördinaten - plaatsbepaling van een punt op een rechte en in een vlak ; 2- over functies en hun grafische voorstelling ; 3- de lineaire functie ; grafisch onderzoek van y = ax + b ; 4- stellingen over gelijkwaardige vergelijkingen ; 5- vergelijking van de eerste graad met één onbekende - bespreking ; 6- de lineaire functie - algebraïsch onderzoek ; 7- ongelijkheden van de eerste graad met één onbekende – bespreking ; 8- grafisch onderzoek van ax + by + c = 0 ; 9- strijdigheid en afhankelijkheid van vergelijkingen ; 10- aanvullende begrippen over stelsels van vergelijkingen ; 11- vraagstukken van de eerste graad met één onbekende – aanvullingen ; 12- vraagstukken van de eerste graad met meer dan één onbekende ; aanvullingen

    Deel III : algebra van de tweede graad: 1- wortelvormen - aanvullende begrippen ; 2- wortelvormen van de n-de graad - oneigenlijke machten ; 3- vierkantsvergelijkingen ; 4- de kwadratische functie ; 5- toepassing van de eigenschappen van de kwadratische functies op vierkantsvergelijkingen ; 6- het bespreken van vierkantsvergelijkingen met veranderlijke coëfficiënten ; 7- vergelijkingen die leiden tot vierkantsvergelijkingen ; 8- stelsels waarvan niet alle vergelijkingen lineair zijn ; 9- vraagstukken van de tweede graad

    Deel IV : rijen, logaritmen, toepassing: samengestelde intrestrekening: 1- rekenkundige rijen ; 2- meetkundige rijen ; 3- logaritmen ; 4- samengestelde intrestrekening

    Deel V : (calculus) functies, grenswaarden, continuïteit, afgeleiden, toepassingen: 1- algemene begrippen ; 2- limieten ; 3- continuïteit ; 4- de exponentiële functie ; 5- de logaritmische functie ; 6- afgeleiden ; 7- toepassing van de theorie der afgeleide functies ; 8- stamfuncties

    (2) inhoudstafel « Complement der Algebra » (collectie De Vaere – Herbiet -1956-):

    - TWEEDE KLASSE

    Deel I : Complement bij de algebraïsche berekeningen: 1- de relatieve getallen ; 2- eigenschappen van veeltermen ; 3- combinatieleer ; 4- machten van een tweeterm ; 5- determinanten

    Deel II : Vergelijkingen: 1- stelsels van lineaire vergelijkingen ; 2- complement bij de theorie der vierkantsvergelijkingen ; 3- eliminatie

    Deel III : Functies: 1- algemene begrippen ; 2- grenswaarden ; 3- continuïteit ; 4- afgeleiden ; 5- toepassingen van de afgeleiden ; 6- gebruik van de afgeleiden bij functie- onderzoek

    - EERSTE KLASSE:

    Deel IV : Uitbreiding van het Getalbegrip: 1- de irrationale getallen ; 2- wortelvormen en exponenten ; 3- de complexe getallen ; 4- binomiaal- vergelijkingen

    Deel V : Functies: 1- de exponentiële functie ; 2- het getal e ; 3- de logaritmische functie

    Appendix: 1- bewijzen door volledige inductie ; 2- combinatieleer ; 3- verloop van functies ; 4- kettingbreuken ; 5- onbepaalde analyse ; 6- bijzondere vergelijkingen en ongelijkheden ; 7- integraalrekening ; 8- reeksontwikkelingen

    09-02-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:algebra, van houte, cadettenschool
    04-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 3.2 Newton's -Arithmetica Universalis-
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool")

    § 3.2 Newton’s
    « Arithmetica Universalis » (1707):

    In het begin van de 18de eeuw kwam de Algebra en i.h.b. de theorie der vergelijkingen tot volle bloei en dit voornamelijk door toedoen van een zekere Isaac Newton die met zijn « Arithmetica Universalis » op dit vlak een beslissende stap zette. Verrassend genoeg is dit -in mijn ogen- zeer belangrijk werk praktisch onbekend bij het grote publiek en zelfs bij vele wiskundigen.

    « Arithmetica Universalis » van Newton verscheen voor het eerst in 1707 door toedoen van zijn assistent William Whiston. Het is een samenvatting van de algebralessen die Newton gaf tussen 1673 en 1683 in Cambridge. Het werk werd voor het eerst uit het Latijn in het Frans vertaald onder de titel « Arithmétique Universelle de Newton » in 1802 door Noel Beaudeux. Dit tweedelig werk werd in 2008 (!) opnieuw uitgegeven door Gabay maar is ook via Google in te zien (1) .

    Het eerste deel van deze Franse editie omvat, naast twee inleidende nota’s van respectievelijk prof. Guillard en prof. Lefèvre-Gineau, een “Discours préliminaire” (in feite een lofrede op Newton) van de vertaler 19 hoofdstukken:

    - Chapitre 1: Notations – Signification de quelques termes – Emploi des signes

    - Chapitre 2: De l’Addition arithmétique et algébrique

    - Chapitre 3: De la Soustraction arithmétique et algébrique

    - Chapitre 4: De la Multiplication arithmétique et algébrique

    - Chapitre 5: De l’Extraction des Racines

    - Chapitre 6: De la réduction des fractions et des quantités radicales

    - Chapitre 7: De la manière de trouver des diviseurs

    - Chapitre 8: De la réduction des fractions à un dénominateur commun

    - Chapitre 9: De la réduction des radicaux à leurs moindres termes

    - Chapitre 10: De la réduction des radicaux à la même dénomination

    - Chapitre 11: De la réduction des radicaux à leurs expressions radicales les plus simples pour l’extraction des racines

    - Chapitre 12: De la forme de l’équation

    - Chapitre 13- De la manière de réduire une équation unique

    - Chapitre 14: Méthode pour réduire deux ou un plus grand nombre d’équations à une seule afin d’éliminer les inconnues

    - Chapitre 15: De l’élimination d’une inconnue par l’égalité de ses valeurs

    - Chapitre 16: De l’élimination d’une inconnue par la substitution de sa valeur

    - Chapitre 17: De l’élimination d’une inconnue qui est de plusieurs dimensions dans chaque équation

    - Chapitre 18: Méthode pour mettre une question en équation (problèmes I à XVI)

    - Chapitre 19: De la manière de mettre les questions de géométrie en équation (problèmes I à LXI)

    Het « Discours préliminaire » van de vertaler Noel Beaudeux is een grote lofrede op de persoon van Isaac Newton maar strookt helemaal niet met het werkelijke imago van het personage (2) . Newton blijkt, uit historisch oogpunt, een heel wat gecompliceerder persoon geweest te zijn en enkele van zijn illustere collega’s (bvb Hooke, Leibniz..) hebben te maken gehad met zijn niet aflatende haat en achtervolgingswaanzin. De zogenaamde uiterst bescheiden, eerlijke, weldoenende en vrome Newton is een fictie.. Maar dat doet natuurlijk niets af van het feit dat hij op het vlak van de wetenschap tot de grootsten behoort.

    Het Eerste Deel van « Arithmétique Universelle » omvat de rekenregels van de rekenkunde uitgebreid tot de negatieve getallen (hoofdstukken 1 tot 4), de algoritmen van de rekenkundige worteltrekking i.h.b. vierkantswortel en kubiekwortel (hoofdstuk 5), de algebraïsche breuken: vereenvoudiging, gelijknamig maken.. ), het vereenvoudigen van wortels, de deelbaarheid door x ± a (hoofdstukken 6 tot 11). Vervolgens komen de vergelijkingen aan de beurt: algemene vorm, stelsels van lineaire vergelijkingen en oplossingsmethodes: eliminatie en substitutie (hoofdstukken 12 tot 16), eenvoudige stelsels van hogere machtsvergelijkingen en eliminatiemethode (hoofdstuk 17), het in vergelijking brengen van gewone vraagstukken -16 voorbeelden- (hoofdstuk 18) en ten slotte het in vergelijking brengen van meetkundige vraagstukken – 51 voorbeelden- (hoofdstuk 19). Het hoofdstuk 19 telt 137 pagina’s en omvat meer dan de helft van het boek. In feite kan men dit laatste hoofdstuk het best als “algebraïsche meetkunde” betitelen.

    Newton definieert algebra als een universele rekenkunde, en is duidelijk een voorstander van een samensmelting van Arithmetiek en Algebra:

    … Cependant l’Arithmétique est tellement indispensable dans toutes les opérations de l’Algèbre, que leur union seule forme la science complète du calcul. C’est pour cette raison que je traiterai de toutes les deux en même temps. Lorsqu’on veut se livrer à l’étude de cette science, il faut d’abord se familiariser avec les termes et les signes qu’elle emploie, apprendre les opérations fondamentales, telles que l’Addition, la Soustraction, la Multiplication, la Division, l’Extraction des Racines, la Réduction des Fractions et des Quantités radicales, la Méthode d’ordonner les termes des équations, d’en éliminer les inconnues, lorsqu’il y en a plusieurs; ensuite s’exercer à la pratique de toutes ces opérations, en mettant des Problèmes en équation; et enfin étudier la nature et la résolution des équations….

    Hij schreef verder:

    … On entend par nombre, moins une collection de plusieurs unités, qu’un rapport abstrait d’une quantité quelconque à une autre d’une même espèce, qu’on regarde comme l’unité. Le nombre est de trois espèces, l’entier, le fractionnaire et le sourd. L’entier est mesuré par l’unité, le fractionnaire par un sous-multiple de l’unité, le sourd est incommensurable avec l’unité…

    M.a.w. de (positieve) gehele en gebroken getallen waren de getallen, die als de vertrekbasis dienden van zijn Universele Arithmetiek of Algebra. Deze getallen waren immers al bekend uit de gewone rekenkunde en werden om deze reden “rekenkundige getallen” genoemd. Negatieve getallen moesten vrijwel onmiddellijk aan het getallenstelsel toegevoegd worden. In een verder stadium volgden via de worteltrekking de onmeetbare of irrationale getallen (les nombres sourds de Newton) en ten slotte de imaginaire getallen.

    Deze uitbreidingen van het getalstelsel verliepen parallel aan de ontwikkeling van de Universele Arithmetiek ofte Algebra. Aan de rekenkundige getallen werden de onmeetbare getallen toegevoegd. Daarentegen werden de Negatieve en Imaginaire Getallen beschouwd als uitsluitend deel uitmakend van de Algebra. Ze behoren tot de zogenaamde “algebraïsche getallen" , wat volgens Schuh, voor wat betreft de negatieve getallen, een misvatting is (zie cursiefje: « Arithmetiek volgens Schuh (1) ».

    Maar voor het ontwikkelen van de Algebra kan er natuurlijk ook vertrokken worden van de gehele getallen (en derhalve van de zogenaamde diophantische vergelijkingen). Achtereenvolgens zullen dan de gebroken getallen, de negatieve getallen, de onmeetbare of irrationale en de imaginaire getallen ingevoerd moeten worden (zie cursiefje « Arithmetiek volgens Schuh (2) -getallen in een notendop- ».

    (wordt voortgezet)

    ---------------------------------------------------------

    (1) « Arithmetica Universalis » van Newton : bewerkte en gecommentarieerde Franse editie (1802):

    - eerste deel:

    http://books.google.be/books/about/Arithm%C3%A9tique_universelle_de_Newton.html?id=P0oIAAAAIAAJ&redir_esc=y

    – tweede deel:

    http://books.google.be/books?id=oDUVAAAAQAAJ&pg=PP7&hl=fr&source=gbs_selected_pages&cad=3#v=onepage&q&f=false

    (2) zie bvb de biografie: « Isaac Newton » van James Gleick (De Bezige Bij, -2004-)

    04-02-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 3.1 Wat is Klassieke Algebra?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool")

    § 3.1 Wat is Klassieke Algebra?

    Begin de jaren vijftig vroeg ik aan mijn oudste broer, die enkele jaren voor mij zijn broek had versleten op de harde schoolbanken van het Sint Lodewijkscollege, wat nu eigenlijk “Algebra” was en i.h.b. wat nu eigenlijk het verschil was met Rekenkunde. Dit was “überhaupt” naar aanleiding van mijn klein conflict met Meester Jules Berghmans in het zevende studiejaar, waar deze brave man mij verboden had “algebra” te gebruiken voor het oplossen van zijn rekenkundige vraagstukken.

    Na lang en herhaaldelijk aandringen gaf hij mij ietwat korzelig volgend kort antwoord: “Algebra dat is… gewoon spelen met letters… !!” “Arithmetiek is… gewoon spelen met cijfers!!... ”

    Ik geloofde hem maar half en besloot toch ook maar eens deel X “Lexicon en Register” van de E.N.S.I.E. te raadplegen, want in deel IV, dat over wis-, natuur- en scheikunde handelde, werd met geen woord gerept over « algebra ». Wel was er in deel IV een uitvoerig artikel over « Groepentheorie en Abstracte Algebra » maar daar begreep ik geen snars van.

    1° Algebra volgens de E.N.S.I.E. (1949) en volgens de Bordas (1985):

    In Deel X van de E.N.S.I.E. vond ik nu volgende omschrijvingen:

    “Algebra (Arab.), stelkunde, leer der vergelijkingen, onderdeel der wiskunde, waarbij men letters gebruikt om getallen voor te stellen:

    - lagere algebra omvat de theorie der positieve en negatieve getallen, complexe getallen en vergelijkingen tot de tweede graad

    - hogere algebra omvat vergelijkingen van hogere graad, de theorie der determinanten, reeksen, transformaties en eenvoudige functies

    Algebra wordt toegepast in alle takken van de wiskunde.”

    En verder:

    “Algebra, abstracte, systeem, waarbij de letters niet meer noodzakelijk getallen hoeven voor te stellen

    Voor zover ik deze omschrijving begreep was “stelkunde” een ander woord voor algebra, term die inderdaad door Simon Stevin (1) voorgesteld is geworden, maar die weinig ingang heeft gevonden.

    Met de uitspraak “onderdeel van de wiskunde, waarbij men letters gebruikt om getallen voor te stellen” had ik wel enkele bedenkingen. Ik wist immers al sinds de Broedersschool dat ook in de Rekenkunde of Arithmetiek letters getallen voorstellen en dat dus ook andere onderdelen van de wiskunde letters gebruiken. Waar lag dan eigenlijk het verschil tussen Arithmetiek en Algebra?

    Verder was duidelijk dat er twee soorten algebra bestonden: algebra (met getallen) en abstracte algebra. Algebra (met getallen) werd, zoals ik enkele jaren later kon vaststellen, ook nog elementaire of klassieke algebra genoemd (2) .

    Wat Abstracte algebra was, interesseerde mij op dat ogenblik nog geen moer. Het volstaat hier aan te duiden dat deze Abstracte Algebra van meer recente datum is en men daarom kan spreken over klassieke en moderne algebra (voor meer details over abstracte of moderne algebra: zie cursiefje « Over het New Math experiment »).

    Algebra werd in de E.N.S.I.E. omschreven als zijnde in de eerste plaats de leer of de theorie van de vergelijkingen. Bleef dan echter het probleem “wat werd bedoeld met vergelijkingen?”.

    In de “Oosthoeks” had ik nu volgende definitie van “vergelijking” gevonden:

    (wisk.) gelijkstelling van twee wiskundige uitdrukkingen (met bekende en onbekende grootheden), door het teken = verbonden dienend om uit gegeven grootheden een of meer onbekenden te berekenen.

    M.a.w. een vergelijking was een gelijkheid, waarin zowel bekende getallen (voorgesteld door de beginletters a, b, c.. van het alfabet) als onbekende getallen (voorgesteld door de laatste letters x, y, z) voorkomen. Deze onbekenden konden ook in de tweede, derde en n- de macht voorkomen (bvb x², x³ en xn ). De hoogste macht bepaalde de graad van de vergelijking.

    Natuurlijk was het aangewezen indien er zeer veel onbekenden waren (en er dus niet genoeg laatste letters in het alfabet waren om deze aan te geven) deze onbekende getallen aan te duiden als x1, x2, x3… xn … Deze subscriptnotatie kon ook gebruikt worden om de bekende getallen aan te geven a1, a2, a3 ,… an… maar in eenvoudige gevallen volstond de (a, b, c.. x, y, z)- notatie en werd de meer omslachtige indexnotatie vermeden.

    Het is de bedoeling deze getallen x, y.. te bepalen door ze af te zonderen in één lid van een gelijkheid, waarbij dan het andere lid van de gelijkheid alleen bekende getallen (a, b,..) bevat. Bij het “afzonderen” worden dan de eigenschappen van gelijkheden gebruikt (bvb regels voor het overbrengen van een term naar een ander lid).

    Hetzelfde kan men nu doen met “ongelijkheden” en een ongelijkheid werd gedefinieerd als:

    (wisk.) Een ongelijkheid is een betrekking of relatie die iets zegt over de relatieve grootte van twee getallen. Ongelijkheden berusten op de relatie "kleiner dan", genoteerd als "<", die aangeeft dat wat links van het ongelijkteken staat kleiner is dan wat rechts staat of op de relatie “groter dan, genoteerd als “>”, teken dat aangeeft dat wat links van het ongelijkteken staat groter is dan wat rechts staat.

    In feite was de - bij het haar gegrepen - omschrijving “Algebra.. dat is spelen met letters.. Rekenkunde is... spelen met cijfers” van mijn oudste broer nog niet zo dwaas… Het volstond het woord "spelen" te vervangen door "rekenen"...

                                                                    *                   *                   *

    Vele jaren later vond ik in de « Bordas » (3) , een encyclopedie, die ik speciaal voor mijn kinderen gekocht had, nu volgende definitie voor algebra:

    … Algèbre, au sens général du terme: moyen de représenter les rapports et les propriétés des nombres par des symboles, généralement des lettres, des signes d’opération (+, - , x), des signes de rapport (= , < , >….). Le mot algèbre vient de l’arabe al-djarb, qui désigne le passage de termes d’un membre à l’autre d’une équation. L’algèbre fut introduite en Europe par les Arabes à la fin du 15ème siècle. L’algèbre est un prolongement de l’arithmétique….

    Het voorstellen van relaties en eigenschappen van getallen door letters gekoppeld aan het gebruik van bewerkingstekens (plusteken +, minteken -, vermenigvuldigingsteken “x “ of “.”) en relatietekens (gelijkheidsteken =, “kleiner dan” <, “groter dan” >) werd door de “Bordas” als “algebra” beschouwd en deze algebra lag in het verlengde van de gewone rekenkunde.

    Deze manier van voorstellen van relaties tussen getallen was er niet op een dag gekomen en dit symbolisme van tekens en letters had zich geleidelijk ontwikkeld:

    De tekens “+” en “–“ werden door Johannes Widman (4) (1486) ingevoerd, het “x” teken door William Oughtred (5) (1631), het “=” teken door Robert Recorde (6) (1557) en John Napier (7) (1618). In de geschriften van François Viète (8) respectievelijk René Descartes wordt een gelijkheid echter door andere tekens aangegeven. De ongelijkheidstekens “>” en “<” werden door Thomas Harriot (9) , de haakjes door Viète (1593) geïntroduceerd, het wortelteken √ door Descartes enz.

    Het gebruik van letters zoals men nu kent is afkomstig van Descartes, die de beginletters van het alfabet voor bekende, de eindletters voor onbekende getallen. Voordien werden allerlei afkortingen of Latijnse woorden gebruikt om de onbekenden of een macht aan te duiden: bvb “res” of “cosa” voor de onbekende, “radix” voor de wortel of oplossing van de vergelijking, “qdratu” voor een kwadraat enz…

    Volgens de Bordas zou men dan het aangeven van de commutatieve (1) en (2), distributieve (3) en associatieve eigenschappen van de natuurlijke getallen door middel van de uitdrukkingen:

    a + b = b + a                                                   (1)

    a x b = b x a                                                    (2)

    a x (b +c) = a x b + a x c                                   (3)

    a + b + c + d = a + (b + c + d) = a + b + (c +d)  (4)

    kunnen interpreteren als zijnde algebra… wat niet erg redelijk is.

    Het gebruik van letters is immers ook in de Rekenkunde « toegelaten » en in vele schoolboeken over rekenkunde wijst men op het nut van deze voorstellingswijze: 1° om de algemene eigenschappen van getallen te formuleren 2° om algemene bewijzen te leveren 3° om het onderling verband tussen sommige grootheden uit te drukken (de zogenaamd “formules”).

    De betrekkingen (1) tot (4) zijn gelijkheden en wel tussen natuurlijke getallen en men bekomt een nieuwe gelijkwaardige of equivalente gelijkheid als men de twee leden van een eerste gelijkheid: 1° met een zelfde natuurlijk getal vermeerdert of vermindert (voor zover deze aftrekking mogelijk is) 2° met een zelfde natuurlijk getal vermenigvuldigt of deelt.

    Deze stellingen blijven onverminderd geldig voor de gebroken getallen of breuken en in het algemeen voor de meetbare getallen die men de rekenkundige getallen noemt.

    Uit deze stellingen volgt dan de regel: brengt men een term van het ene lid van een gelijkheid naar het andere lid over en keert men daarbij zijn teken om, dan bekomt men een nieuwe gelijkwaardige gelijkheid.

    Komen in deze gelijkheden onbekende getallen (onbekende maatgetallen of waarden van grootheden) voor dan worden deze gelijkheden vergelijkingen genoemd.

    Algebra wordt dan in de eerste plaats gedefinieerd als de theorie der vergelijkingen (cf. de E.N.S.I.E.) en heeft tot doel de onbekenden van deze vergelijkingen uit te drukken in functie van de bekende getallen (bekende maatgetallen of waarden van grootheden), en dit door gebruik te maken van de stellingen betreffende gelijkwaardige gelijkheden of vergelijkingen.

    Algebra is van zeer groot nut voor het oplossen van allerhande vraagstukken. Dit algebraïsch oplossen van vraagstukken bestaat uit drie opeenvolgende fazen: 1° het kiezen van de onbekende(n) 2° het in vergelijking brengen van het vraagstuk 3° het oplossen van de vergelijking(en).

    In het lager onderwijs geniet – zogezegd om didactische redenen- het rekenkundig oplossen van vraagstukken (bvb de enkelvoudige of samengestelde regel van drie) de absolute voorkeur op het algebraïsch oplossen. Nochtans is deze rekenkundige oplossing vaak langdradig, gaat ze soms over een omweg en is ze niet steeds van gezochtheid vrij te pleiten.

    Indien het schoolkind enige kennis heeft over de commutatieve, distributieve en associatieve eigenschappen van de gehele en gebroken getallen alsook van de eigenschappen van gelijkheden kan even goed de algebraïsche oplossing aangeleerd worden. Deze algebraïsche oplossing is doorgaans bondig, loopt steeds op dezelfde manier en gaat recht op het doel af.

    Daar voornoemde kennis nu wel degelijk aanwezig is bij schoolkinderen, waaraan goed rekenonderwijs is, is het onbegrijpelijk dat niet onmiddellijk wordt overgegaan tot de algebraïsche methode voor het oplossen van vraagstukken. De rekenkundige methode is immers alleen maar uit historisch oogpunt belangrijk. Meer nog, al vlug zal het schoolkind merken dat een uitbreiding van het getalbegrip tot de negatieve getallen nodig en wenselijk is. Uit eigen ervaring weet ik dat deze kennis automatisch tot het beoefenen van "algebra" en het "algebraïsch oplossen van vraagstukken leidt. 

    Nochtans blijkt er tot op heden nog steeds discussie te zijn over het aanleren van de rekenkundige en algebraïsche oplossingswijzen voor vraagstukken.

    Zo verscheen in 2001 van de hand van Wim Van Dooren, Lieven Verschaffel, Patrick Onghena het boek “Rekenen of algebra? - Gebruik van en houding tegenover rekenkundige en algebraïsche oplossingswijzen bij toekomstige leerkrachten -“. Over de inhoud van het boek (10) , dat integraal te lezen valt op Internet schreven de auteurs:

    Bij de overgang van de lagere naar de secundaire school worden leerlingen geconfronteerd met heel wat nieuwe leergebieden. Zo worden zij bijvoorbeeld geïntroduceerd in de algebraïsche redeneerwijze. Voor heel wat leerlingen verloopt deze introductie in de algebra echter niet probleemloos. In het verleden werd al heel wat onderzoek gedaan omtrent de moeilijkheden die leerlingen ondervinden bij het leren van algebra, naar de oorzaken die aan de basis van deze moeilijkheden liggen en naar mogelijke manieren om deze moeilijkheden te voorkomen en te remediëren. Verschillende auteurs halen aan dat de leerkracht een belangrijke rol bekleedt in de overgang van leerlingen van rekenkunde naar algebra, maar stellen tegelijk ook dat 'there is a grave scarcity not only of models of the teaching of algebra but also of literature dealing with the beliefs and attitudes of algebra teachers.' (Kieran, 1992, p. 394). Daarom hebben we onze aandacht in dit boek gericht op deze centrale beïnvloedende factor in het leerproces van algebra: de leerkracht en de oplossingsvaardigheden en opvattingen die deze heeft omtrent rekenkundige en algebraïsche werkwijzen….

    Het wil mij voorkomen dat vele didactici het begrijpend vermogen van schoolkinderen onderschatten en via onderwijscommissies het wiskunde-onderrricht op een stupide wijze willen reguleren....


                                                  *                         *                         *

    In de Bordas vond ik verder nu ook nog volgende definitie voor "Analyse":

    ... Analyse n.f. MATHEMATIQUES : dans un domaine des mathématiques assez voisin de l'algèbre, l'analyse renseigne sur les nombres réels et les nombres complexes. Les théorèmes sur le calcul différentiel et intégral peuvent être généralisées et deviennent les théorèmes de l'analyse. L'étude générale des fonctions appartient aussi à l'analyse dont les méthodes sont à la fois algébriques et topologiques. La notion de limite domine les méthodes de l'analyse...

    Een scherpe definitie van wat "Analyse" eigenlijk is wordt door de Bordas niet gegeven. Wel wordt aangegeven dat Analyse nauwe relaties heeft met de Algebra en dat het hier essentieel gaat over functies, waarbij het begrip limiet een overheersende rol speelt. Een en ander maakt duidelijk dat er geen scherp onderscheid te maken is tussen algebra en analyse en hetzelfde geldt, zoals hierboven aangetoond, voor arithmetiek en algebra. Analyse zou men kunnen omschrijven als rekenen met infinitesimalen (zie cursiefje: « wat is calculus? »). 

    In de algebra staat het begrip « vergelijking », in de analyse het begrip « functie » centraal. Tussen beide begrippen is er wel een verband. Heeft men bvb de functie y = f(x) dan zijn de nulpunten van deze functie (dit zijn de getalwaarden van x waarvoor y = 0) de wortels van de vergelijking f(x) = 0. Wordt de functie y = f(x) grafisch afgebeeld (x-y assenstelsel), dan zijn de snijpunten van de kromme met de x-as, de wortels van de vergelijking.

    Deze meetkundige voorstelling van functies is belangrijk voor de begripsvorming. Schoolboeken, die over algebra handelen, bevatten dan ook enkele hoofdstukken in relatie tot eenvoudige functies (lineaire functie, kwadratische functie ...) en hun grafische voorstelling.

    Van zodra echter infinitesimalen op de voorgrond treden (begrip limiet), verlaat men het gebied van de algebra en komt men op het terrein van de eigenlijke analyse. Analyse of Infinitesimaalanalyse is een zeer omvangrijk wiskundegebied en behoort stricto sensu niet tot de Algebra.

    Sommige Belgische schoolboeken zoals bvb het Leerboek der Algebra van De Vaere - Herbiet omvatten echter ook enkele hoofdstukken die over de eigenlijke Analyse of Calculus handelen. Voor onze Noorderburen was een dergelijk initiatief verwonderlijk, daar de Analyse in Nederland slechts vanaf 1962 in het leerplan van het middelbaar onderwijs werd opgenomen.   

    2° Oorsprong en ontwikkeling van de klassieke algebra:

    In tegenstelling met wat de meeste wiskundigen denken is Algebra niet uitgevonden door de Arabieren. Georges Ifrah schrijft in zijn boek (11) :

    « On prend souvent les Arabes pour les inventeurs de l’algèbre. Il s’agit là sans aucun doute d’un malentendu provoqué par une imprécision de vocabulaire et d’une méconnaissance certaine de l’histoire même de cette science. En fait, l’algèbre existe bien depuis l’Antiquité. La preuve en est que les Sumériens, les Babyloniens, les Egyptiens, les Grecs et les Chinois ont su mettre à contribution, dans leurs calculs géométriques par exemple, un certain nombre de relations numériques impliquant incontestablement des concepts algébriques élémentaires. Et l’on sait que les Babyloniens ont résolu plusieurs équations du premier et second degré. Quant aux Chinois, ils ont su, en manipulant des jonchets sur leurs échiquiers numériques, faire usage d’ une représentation conventionnelle des nombres positifs ou négatifs, pour résoudre des systèmes d’équations à plusieurs inconnues selon une méthode assez proche de celle, actuelle, des matrices et des déterminants…

    … En fait, conceptuellement, ce sont les savants de l’Inde qui sont parvenus les premiers au stade d’une algèbre proprement abstraite. Sans doute pour la première fois de l’histoire, ils ont su en effet convertir leurs règles de calcul en des algorithmes potentiellement applicables à n’importe quelle grandeur, indépendamment donc des natures spécifiques mises en jeu. Autrement dit, ils ont élaborés des règles applicables à des nombres abstraits selon des propriétés et des méthodes où le zéro ainsi que les quantités négatives ont été considérés comme des nombres à part entière, et non plus regardés comme de simples conventions d’ usage….

    Daarentegen is het wel juist dat de Algebra tot het Westen is doorgedrongen dank zij de Arabieren en i.h.b. door het oeuvre van Al-Chwarizmi. Nadat zijn werken in het Latijn vertaald werden, heeft deze auteur een grote invloed uitgeoefend op het wiskundig denken in de Westerse wereld.

    Op deze manier raakt immers de Europese wetenschappelijke wereld bekend met de rekenmethodes en de wiskunde uit het Midden-Oosten. Vooral de Indiase getallen en de Arabische algebra zijn door Al-Chwarizmi op de wetenschappelijke kaart gezet. Dat is ook letterlijk te zien in de woorden “algebra” en “algoritme” die we van Al-Chwarizmi hebben overgenomen.

    Zijn boek « Hisab al-jabr walmoeqabala » bevat het woord 'al-jabr' (restauratie) dat door latinisering heeft geleid tot ons woord 'algebra'. Het boek werd in de tweede helft van de 12de eeuw vertaald in het Latijn onder de titel « Liber Algebrae et Almucabola ». Al-Chwarizmi’s “Liber Algebrae” bevat een bespreking van eerste- en tweedegraadsvergelijkingen, waarbij alles in woorden is beschreven (de zogenaamde rhetorische algebra).

    Al-Chwarizmi noemt deze methode van werken met kwadratische vergelijkingen “restauratie en confrontatie”. Hij laat zien dat elke kwadratische vergelijking terug te brengen is tot een standaardvorm waaruit vervolgens de oplossingen kunnen worden berekend. Deze standaardvormen zijn in moderne notatie: ax² = bx (1), ax² = c (2), bx = c, ax² + bx = c (3), ax² + c = bx (4), en bx + c = ax² (5).

    Een ander zeer belangrijk boek van Al-Chwarizmi werd in het Latijn vertaald onder de titel « Algorismi de numero Indorum ». De moderne wiskundige term 'algoritme' is hiervan afgeleid. Het oorspronkelijk werk, geschreven rond ongeveer 825, is verloren gegaan en vermoedelijk is de overgebleven Latijnse vertaling van de hand van Adelard van Bad.

    De oorspronkelijke Arabische titel was misschien Al-Jamʿ wa-l van Kitāb al-achterste bi -bi-ḥisāb (Het „Boek van Toevoeging en Aftrekking volgens de Hindoese Berekening“) (13) . Het is dit boek dat aan de grondslag ligt van de verspreiding van het Indisch Systeem van Getalvoorstelling (14) in Europa.

    In zijn werken over algebra en rekenkunde heeft Al-Chwarizmi veel oefenopgaven opgenomen om studenten uit te dagen deze berekeningen onder de knie te krijgen. Op deze manier konden later mensen die zijn werken bestudeerden de redeneringen in Al-Chwarizmi's wiskunde gemakkelijker volgen.
     
                                                                *              *              *


    In de Renaissance komt er de grote doorbraak in de Algebra met namen als Gerolamo Cardano (15) (1501-1576), Rafaele Bombelli (16) (1526-1572) en François Viète (8) (1540-1603).

    Vooreerst is er het statuut van het getal « nul ». Vanaf 1500 wordt Nul aanvaard niet alleen als cijfer maar ook als getal. Voor sommigen behoort “nul” tot de natuurlijke getallen (17) , voor anderen dan weer niet. Een Blaise Pascal (1623-1662) bvb had daar wel enige moeilijkheden mee (18) .

    Hoe dan ook, het is een feit dat voor het getal nul specifieke rekenregels gelden en die rekenregels werden algemeen toegepast. Ook werden irrationale getallen gebruikt, hoewel velen zich afvroegen of het inderdaad wel getallen waren.

    De negatieve getallen waren bekend maar werden nog niet volledig aanvaard. De complexe getallen bleven nog altijd buiten beschouwing. De volledige acceptatie van alle componenten van ons vertrouwd getalsysteem zal er pas komen in de 19de eeuw.

    - Gerolamo Cardano publiceerde nu als eerste algemene oplossingen van de derdegraads- en vierdegraads- vergelijkingen. Naar alle waarschijnlijkheid waren die al tevoren bekend bij enkele wiskundigen en de historische disputen (19) tussen Cardano en een Nicolo Fontana (20) ook Tartaglia genoemd, een assistent van Cardano over de oplossing van de derdegraadsvergelijking zijn hiervan een bewijs. Het zou echter Scipione Del Ferro (21) geweest zijn die het eerst deze oplossing zou gevonden hebben.

    Van vorming was Cardano arts en in 1544 aanvaardde hij een aanstelling tot professor in de geneeskunde aan de Universiteit van Padua, waar hij met een zekere Andreas Vesalius vriendschappelijke betrekkingen onderhield. Later werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Bologna. Cardano heeft meer dan vijftig jaar een medische praktijk uitgeoefend en hij werd als één van de meest gewilde artsen van zijn tijd aanzien, i.h.b. nadat hij de astmatische Schotse aartsbisschop John Hamilton, die stervende was, genas met een dieet en een aantal voorschriften die men nu als anti-allergische richtlijnen zou bestempelen.

    Zoals uit zijn autobiografie « De propria vita » blijkt, heeft hij wel een erg avontuurlijk leven gehad. In zijn jeugd moest hij bvb dobbelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. In 1570 werd hij door de Pauselijke Inquisitie (23) gearresteerd op verdenking van ketterij Na drie maanden gevangenis werd hij echter op borgtocht vrijgelaten. De achtergronden van deze arrestatie zijn niet helemaal bekend en Cardano laat zich er in zijn autobiografie niet over uit. Cardano kreeg het bevel opgelegd zijn hoogleraarschap in Bologna neer te leggen; ook kreeg hij een publiceerverbod. In plaats daarvan moest hij, voorzien van een pauselijk pensioen, naar Rome verhuizen. Daar regelde het Vaticaan dat hij werd opgenomen in het Romeins College van Artsen. Cardano overleed zes jaar later in Rome.

    Cardano was echter vooral een fanatiek beoefenaar van de wiskunde. Hij was ongetwijfeld de beste algebraist van zijn tijd, maar zijn algebra was nog steeds retorisch, zoals blijkt uit zijn « Ars Magna » (24) . Een Engelse vertaling van « Ars Magna » getiteld « The Rules of Algebra » (25) is beschikbaar bij Dover.

    - Rafaele Bombelli daarentegen was ingenieur en is heden bekend als de grondlegger van de complexe getallen. Hij was bevriend met Cardano, van wie hij het wiskundig werk op eventuele fouten controleerde. Als ingenieur superviseerde hij de drooglegging van het Chiana- moeras in Toscane. Van Bombelli is slechts één werk bekend getiteld « L’Algebra, parte maggiore dell’aritmetica, divisa in tre libri » (26) (1579). Boek I van dit werk omvat de vierkantsworteltrekking en de derde en vierde machtsworteltrekking, Boek II gaat over de algebraïsche vergelijkingen tot en met de vierde graad en Boek III ten slotte bevat een resem vraagstukken die leiden tot voornoemde vergelijkingen. Het manuscript van de Boeken IV en V werden in 1923 teruggevonden en handelen over enkele meetkundige toepassingen.


    (wordt voortgezet)

    _____________________________

    (1) Simon Stevin heeft ook de termen “wiskunde” (wisconst), rekenkunde (rekenconst) geïntroduceerd; deze termen hebben wel ingang gevonden.

    2) L'algèbre élémentaire ou algèbre classique est la branche des mathématiques dont l'objet est l'étude des opérations algébriques (addition, multiplication, soustraction, division et extraction de racine) sur les nombres réels ou complexes, et dont l'objectif principal est la résolution d'équations polynomiales.

    Le qualificatif d'élémentaire (ou classique) est destiné à la différencier de l'algèbre générale (ou moderne), qui étudie les structures algébriques (groupes, corps, etc.) généralisant les notions de nombre et d'opération. Elle se différencie également de l'arithmétique élémentaire par l'usage de lettres pour représenter les nombres inconnus.(wikipedia)

    (3) Focus –nouvelle encyclopédie internationale- (1974) is een encyclopedie specifiek bestemd voor scholieren in 5 delen en wordt in de omgangstaal gewoonlijk aangegeven door de naam van de uitgever: « Bordas ». 

    (4) zie: http://www-history.mcs.st-andrews.ac.uk/Biographies/Widman.html

    (5) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/William_Oughtred

    (6) zie: http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Recorde.html

    (7) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/John_Napier

    (8) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Vi%C3%A8te

    (9) zie: http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Harriot.html

    (10) zie: http://books.google.be/books/about/Rekenen_of_algebra.html?id=nlkD3pRLqoUC&redir_esc=y

    (11) « L'Histoire universelle des Chiffres » Georges Ifrah (Laffont, -1994-) tome II chapitre 29 page 453

    (12) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Al-Chwarizmi en http://fr.wikipedia.org/wiki/Al-Khawarizmi

    http://en.wikipedia.org/wiki/Mu%E1%B8%A5ammad_ibn_M%C5%ABs%C4%81_al-Khw%C4%81rizm%C4%AB

    (13) zie: http://www.multilingualarchive.com/ma/enwiki/nl/Muhammad_ibn_M%C5%ABs%C4%81_al-Khw%C4%81rizm%C4%AB#Arithmetic

    (14) zie: http://www.multilingualarchive.com/ma/enwiki/nl/Hindu-Arabic_numeral_system

    (15) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Gerolamo_Cardano en http://nl.wikipedia.org/wiki/Girolamo_Cardano

    (16) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Rafael_Bombelli en http://en.wikipedia.org/wiki/Rafael_Bombelli

    (17) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/0_(getal)

    (18) zie bvb: « Blaise Pascal –conversion et apologétique » Henri Gouhier (Librairie Vrin, -1986-)

    (19) zie: http://www.math93.com/Tartaglia-Cardan.htm

    (20) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Niccolo_Fontana_Tartaglia

    (21) zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Scipione_del_Ferro

    (22) zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Inquisitie

    (23) zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Ars_Magna_(Gerolamo_Cardano)

    (24) zie: http://www.amazon.com/Rules-Algebra-Magna-Dover-Mathematics/dp/0486458733

    (25) voor een korte bespreking van « L’Algebra »:

    http://www.gap-system.org/~history/Biographies/Bombelli.html

    (23)

    01-02-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    § 2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte

    Vóór WOII werd Rekenkunde (als deelgebied van de Arithmetiek) in de Cadettenschool gedoceerd door militairen waaronder de befaamde Jules Horwart, de “Moloch”. Dit was in de periode dat de Cadettenschool gevestigd was In Namen (zie blog 1 cursiefje « Over oude schoolboeken en… wiskunde »).

    Deze Rekenkunde genoemd werd ook in de Cadettenschool van Laken gegeven door een militair in casu Commandant Marcel De Corte –de “Poep”-, blijkbaar een overgangsfiguur want hij gaf maar les van 1954 tot 1957. Later werd zijn taak overgenomen door een burger, André D’Hondt -de "Kitch"-, die na een jaar cadettenschool in Lier naar Laken overkwam in 1957 en die blijkbaar tot de sluiting van de cadettenschool in 1991 gebleven is. Persoonlijk heb ik de “Kitch” niet gekend en om deze reden is dit cursiefje  opgedragen aan Cdt De Corte.

    Van de “Poep” is mij niet veel bij gebleven, want het aantal lesuren Rekenkunde voor de Grieks-Latijnse sectie was eerder beperkt, dit in tegenstelling met de Wetenschappelijke sectie, die een veel zwaarder programma re verorberen kregen. Wel herinner ik mij bvb nog één van zijn grapjes “Een gewaarschuwd man is er twee waard, een gewaarschuwd cadet is er… twintig waard”. Cdt De Corte was zeker geen kwade kerel, maar sommige oud-cadetten vonden zijn lessen uiterst saai en weinig inspirerend.

    Over de “Kitsch”, die later ook nog trigonometrie en algebra gaf, zijn de meningen verdeeld. Hij heeft zelfs nog een wiskundeboek geschreven, dat echter niet het succes kende, dat hij er van verwachtte.
    Een oud-cadet noemde hem een psychopaat, die er bijna in slaagde hem een aversie voor de Wiskunde te bezorgen.

    Andere cadetten namen de kitsch wat minder tragisch op. Op de site van Rik Windels (cadet 1957-1960) (1) vindt men volgend anekdotisch verhaal met als hoofdacteur Jan Jacobs (cadet 1957-1960):

    …En de Kitsch, die na een jaar in de "onderafdeling Lier", ons van de eerste dag neerbliksemde met zijn "En ik ken de cadetten!" en ook "Uw gezicht staat me niet aan! Ge zijt gebuisd!" . En dan zijn onverwachte en kort afgenepen "Aantbord ... (die of die), frmls vn Smpson!!", al te vaak gevolgd door een "Nul! Naar uw plek!". Op een keer zat de klas te wachten terwijl hij nog in de gang met andere proffen aan het kletsen was. Zegt ineens de Jan Jacobs, op de hem eigen zeg maar nonchalante en hoofdschuddende manier : "Zie, straks komt hij hier binnen en zegt : Aantbord, Jààààcobs! Frmls van Smpsn!" . En hij gaat zeggen : Wàààt ? Ken je ze niet ? Nul! Naar uw plek!"

    Komt toch niet even later de Kitsch binnen en herhaalt quasi woordelijk het hele scenario, op dezelfde toon en met dezelfde gelaten reactie tot gevolg. De klas lag dubbel, tot woede van de Kitsch, die een paar PS-en uitdeelde, één aan de Jan "Geeft aanleiding tot lachen" en aan minstens één andere: "Lacht zonder reden!"…

    Overdreef de Kitsch in zijn gedragingen t.o.v. zijn leerlingen? De volgende anekdote mij verteld door Ludo Smets (cadet 1963-1966) stemt toch wel tot enig nadenken:

    ... Het later ingevoerd en verplicht maturiteitsexamen (2) "wiskunde" gebeurde in de Cadettenschool voor een jury samengesteld uit de wiskundeleraren, waaraan natuurlijk ook de “Muis” en Ludo Smets als Studiedirecteur deelnamen. De “Muis”, waarvan de gestrengheid nochtans overbekend was, vond het nu nodig bij het afnemen van een examen de “Kitch” publiek terecht te wijzen. Toen de Kitch steeds maar doorging met een bepaalde examinandus op de rooster te leggen verklaarde de Muis dat het nu al welletjes geweest was  En natuurlijk was de "Kitch" in zijn blinde examenwoede onmiddellijk gekalmeerd, want de Muis werd niet voor niets de kolonel genoemd...

    1°- Rekenkunde en Getalkunde voor de Grieks-Latijnse sectie :

    Voor de Grieks-Latijnse sectie warens in die jaren alleen enkele aanvullingen aan de « Praktische Arithmetiek » uit het Lager Secundair voorzien. Het betrof dus een supplement van het programma van de lagere humaniora en was toegespitst op de theoretische grondslagen van de rekenkundige bewerkingen met meetbare getallen (natuurlijke en gebroken getallen d.i. breuken).  

    Dit supplement omvatte de aanvullende bewerkingen met natuurlijke getallen (de vierkantswortel en de derdemachtswortel), enkele aanvullende eigenschappen der natuurlijke getallen betreffende de deelbaarheid, de GGD en het KGV, en verder de theorie der benaderde quotiënten en vierkants- en derdemachtswortels. Zo werden wij nogmaals geconfronteerd met de algoritmen van het trekken van de vierkantswortel, respectievelijk van de kubiekswortel (er bestonden in die tijd nog geen calculatoren). Maar ditmaal werd het hoe en waarom uitgelegd.

    Als leidraad diende hier het laatste gedeelte van het schoolboek « Rekenkunde voor Middelbaar en Normaalonderwijs » (3) van de verzameling De Vaere- Herbiet. Het eerste gedeelte van dit schoolboek omvatte het leerprogramma van de zesde, vijfde en vierde humaniora (oude en moderne) in overeenstemming met de ministeriële omzendbrieven van 1948 en 1949. Dit boek, waaraan ook de Antwerpse wiskundige Gaspard Bosteels nog zijn medewerking had verleend, was mij wel bekend want ik had het gebruikt ter voorbereiding van het toelatingsexamen KCS.

    Wij volgden echter les in de Cadettenschool en dus moest al wat voorafging blijvend en actief gekend zijn. Het was dus aangeraden voortdurend te grasduinen in het theoretisch gedeelte van de leerprogramma’s van de voorbije jaren.

    Een Cdt De Corte vond echter dat het theoretisch gedeelte van de Praktische Arithmetiek voorzien voor Grieks-Latinisten niet voldoende was. Om ons te plezieren aarzelde hij dan ook niet om ons enkele stellingen voor te schotelen uit het leerprogramma van de Wetenschappelijke sectie... bvb aangaande de priemgetallen de stellingen van Fermat, en van Wilson…

    Aansluitend bij het fameuze “Précis d’ Arithmétique” van Herbiet en Horwart bestond er -maar dan alleen in het Frans- een “Précis d’Arithmétique –exercices résolus-“ (4) een boek geschreven door dezelfde auteurs, dat in feite voor de leraar bedoeld was en waarin de oplossingen van de diverse oefeningen en vraagstukken vermeld in “Rekenkunde voor Middelbaar en Normaalonderwijs” uiteengezet werden.

    Ik geloof niet dat er één cadet in de Nederlandstalige Afdeling op de hoogte was dat een dergelijk boek bestond. Jaren nadat ik de KCS verlaten had, ben ik bij toeval op dit werk gevallen en wat dacht je… ik heb het mij uit pure balorigheid maar aangeschaft!!!

    In rhetorica kwamen vervolgens de andere getallen i.h.b. de onmeetbare en de complexe getallen aan de orde waarbij dus een overgang Rekenkunde → Getalkunde bewerkstelligd werd (voor de definities van "Rekenkunde", "Getalkunde" respectievelijk "Arithmetiek": zie cursiefje: « Wat is Arithmetiek? »). 

    Deze lessen "Getalkunde" werden verzorgd door de Muis, die ook nog Algebra en Calculus doceerde. Bijzondere aandacht werd besteed aan de rekenregels van de complexe getallen. Als Leerboek diende hier het "Complement van Algebra" van De Vaere en Herbiet (zie cursiefje « Algebra in de Cadettenschool (Laken) ».

    Normaal was dat boek alleen bestemd voor de Latijns-Wiskundige en Wetenschappelijke secties zoals duidelijk vermeld in het begeleidende programmarooster. Maar de Muis vond dat hij wegens de bijzondere omstandigheden wel wat verder kon gaan en privaatles mocht geven. Ik heb natuurlijk mijn persoonlijk exemplaar, dat voorzien is van vele "kanttekeningen" als een relikwie bewaard. Dit exemplaar is immers getekend door de Heer Vanhoute alias de Muis...  


    2° Rekenkunde en Getalkunde voor de Latijn-Wiskundige en Wetenschappelijke secties:

    Voor de Latijns-Wiskundige en Wetenschappelijke secties stond de Theoretische Rekenkunde op het programma. De meeste cadetten hadden een hekel aan dit vak. Het is nu eenmaal een “droog” vak, een conglomeraat van definities, lemma’s, stellingen in een strak gegeven logische volgorde.

    Tenzij men de discipline in een historische context plaatst, is het vak, door Gauss "Koningin van de Wiskunde" genoemd, voor de gewone sterveling weinig boeiend.

    Maar we waren in de Cadettenschool nietwaar en dus was er geen tijd voor dergelijke historische benaderingen of ontboezemingen. Voor de cadetten uit Latijn-Wiskundige en Wetenschappelijke secties was de leerstof dus nog meer theoretisch en fundamenteel en georiënteerd op de meetbare getallen.

    Als basis werd in de Nederlandstalige sectie het schoolboek: « Gehele en Gebroken Getallen » (5) van Herbiet en Horwart gebruikt. Blijkbaar dacht men dat dit nog niet volstond want van dezelfde auteurs was er nog een « Supplement bij de Gehele en Gebroken Getallen –elementaire foutentheorie en kenmerken van deelbaarheid- »… Voornoemd boek was speciaal bestemd voor kandidaten voor het toelatingsexamen KMS en andere publieke instellingen en omvatte vier delen:

    - een eerste deel was gewijd aan de gehele getallen en besloeg 15 hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk handelde over de grondslagen van de Arithmetiek, een tweede over het decimaal tellen. Vervolgens werden achtereenvolgens de optelling, de aftrekking, de vermenigvuldiging, de machtsverheffing, de deling, de vierkantswortel trekking en de relaties tussen de diverse bewerkingen besproken. Vervolgens kwam de deelbaarheid aan bod met de GGD, de eerste stellingen over de priemgetallen, KGV, verdere stellingen over priemgetallen en de eigenschappen van samengestelde getallen besproken. Hierbij werd uitsluitend letterformulering gebruikt.

    - een tweede deel betrof de gebroken getallen (breuken). Na een inleiding over het begrip grootheid, maatgetal van een grootheid, gelijke en niet-gelijke breuken werden de hoofdbewerkingen (optelling, aftrekking, vermenigvuldiging, deling, machtsverheffing en exacte wortels) belicht. Vervolgens kwamen de verhoudingen en evenredigheden aan de beurt. Tenslotte kwamen de benaderde quotiënten en wortels en de conversie van gewone breuken in decimale getallen aan bod. Ook hier werd uitsluitend beroep gedaan op letterformulering.

    - een derde deel was gewijd aan praktische problemen en vraagstukken en de rekenkundige methodes ter oplossing

    - een vierde deel betrof de vraagstukken gesteld bij het toelatingsexamen KMS

    Naast Herbiet en Horwart’s « Gehele en Gebroken getallen » bestond er in het Nederlands ook het « Leerboek der Rekenkunde voor de moderne humaniora en voor kandidaten tot het toelatingsexamen KMS en hogeschool » (6) van Schons en De Cock, een vertaling van het bekende “Traité d’Arithmétique” van Schons. Vermoedelijk hebben enkele cadetten ook nog dit schoolboek gebruikt als tweede referentie.

    Hoe dan ook de cadetten uit de Franstalige Afdeling gebruikten in die jaren, naast de “Cours d’ Arithmétique” van Herbiet en Horwart, ook nog het “Traité d’ Arithmétique” van Schons (4) als een tweede referentie, voornamelijk voor het theoretisch gedeelte. Aansluitend bij het “Traité d’ Arithmétique” van Schons bestond verder nog een “Exercices d’ Arithmologie” (7) , boek van dezelfde auteur, dat de oplossing gaf van de vele vraagstukken vermeld in het “Traité”.

    In rhetorica werd kwamen de andere getallen (onmeetbare getallen, complexe getallen) aan bod en werd dus de overgang Rekenkunde → Getalkunde gemaakt. Erg gewaardeerd was in dit verband was, bij de Franstalige Afdeling, het complement op het “Traité d’ Arithmétique” : het fameuze “Complément d’ Arithmétique et d’ Algèbre” van Schons (8) .

    Een Paul Mouzon (cadet 1947 -1950) schreef op zijn prachtige website “L’Astronomie dans l’ Histoire” hierover het volgende:

    ....J'évoquerai ensuite deux professeurs prestigieux dont j'ai suivi les cours durant trois ans à l'Ecole des Cadets de 1947 à 1950. Il s'agit d'abord du plus célèbre grammairien de langue française, Monsieur Maurice Grévisse, et ensuite du professeur d'arithmétique, Monsieur N. J. Schons. Au premier je dois de m'avoir inculqué la recherche du langage correct avec son ouvrage "Le Bon Usage", le second m'a appris la méticulosité dans la démonstration mathématique et j'utilise encore toujours à l'heure actuelle ses "Compléments d'Arithmétique & d'Algèbre"....

    Voor wat de Getalkunde betrof, omvatte voornoemd boek volgende hoofdstukken:

    1- les nombres irrationnels ; 2- radicaux et exposants; 3- des fractions continues; 4-les nombres complexes; 5- extensions successives de la notion de nombre; 6- les grandeurs et leur mesure

    In het « Complement der Algebra » van De Vaere en Herbiet, boek dat in de Nederlandstalige Afdeling van de Cadettenschool werd gebruikt trof men dezelfde rubrieken, die wel degelijk tot de Arithmetiek behoren, aan. Een meer exacte titel van het boek ware dan ook beter « Complement der Algebra én der Arithmetiek » geweest. Volgende hoofdstukken werden hier behandeld:

    1- De relatieve getallen 2- de irrationale getallen 3- wortelvormen en exponenten 4- de complexe getallen 5- het getal « e » 6- kettingbreuken

    Zoals de titels van de diverse hoofdstukken (irrationale getallen, complexe getallen, uitbreidingen van het getalbegrip) aangeven werd hier een brug gelegd van de Rekenkunde naar de Arithmetiek. Juist om deze reden zijn voornoemde « Complementen » bijzonder waardevol.

    De nadruk van het onderricht lag echter wel op de meetbare getallen d.i. de gehele en gebroken getallen. Op de theorie der onmeetbare ofte irrationele getallen werd niet diep ingegaan, ofschoon het bestaan van dergelijke getallen al door de Pythagoreeërs werd aangetoond en op zuiver wiskundig vlak erg belangrijk is. Daarentegen werd wel dieper ingegaan op de theorie der complexe getallen.

    Volgens Schuh (9) ligt echter de theorie van het onmeetbare getal aan de basis van de Analyse:

    Hij schrijft:

    …Zonder zulk een theorie is een strenge behandeling der Analyse onmogelijk, waarom dan ook gevoeglijk gezegd kan worden, dat tot iedere wiskundige studie, die niet uitsluitend op de praktische toepassingen gericht is, een grondige studie der verschillende theorieën van het onmeetbare getal dient te behoren…


    In de Cadettenschool werd dus Arithmetiek in feite door twee leraren gedoceerd waarvan één de meetbare getallen, een ander de onmeetbare getallen en de complexe getallen.. voor zijn rekening nam.
    In mijn tijd (1955-1958) waren dat respectievelijk de Poep en de Muis. 

    3° Nabeschouwingen

    Het wiskundeonderricht in de Cadettenschool was zeer prestatiegericht en volledig georiënteerd op het toelatingsexamen KMS. Er was om zo te zeggen weinig of geen plaats voor de natuurlijke en maatschappelijke relevantie van de Rekenkunde en de Arithmetiek en de diverse culturele aspecten ervan. Wel werd af en toe eens een of andere grote naam (bvb een Gauss, een Fibonacci, een Fermat..) geciteerd, maar er werd helemaal niet ingegaan hoezeer Arithmetiek ons leven van elke dag beïnvloedt, noch hoezeer Arithmetiek wel verstrengeld is met de Natuur en de Kunst.

    Ook het speelse karakter dat achter iedere wiskundige ontdekking schuil ging, ontging ons volkomen. Een dergelijke situatie vond men toen terug in de meeste scholen (10) . Als Grieks-Latinist heb ik deze situatie steeds aangevoeld als een soort gemis.

    Ik heb mij toen al afgevraagd of er op het vlak van de (Theoretische) Rekenkunde geen boeken bestonden die de basisconcepten van deze tak van de wiskunde op een eenvoudige en speelse wijze weergeven.

    Na wat speurwerk vond ik enkele jaren nadien een dergelijk boek : « Van Nul tot Oneindig –getaltheorie voor iedereen- » van Constance Reid (11) . Dit boek verscheen in 1965 bij Het Spectrum (Prisma-reeks) en was de Nederlandse vertaling van « From Zero to Infinity » (1955).
    Constance Reid is ook de auteur van « Introduction to Higher Mathematics for the general reader  » (1959) en van « A long Way from Euclid » (1963). Over het laatste boek zal ik het in een volgend cursiefje nog hebben.

    « Van Nul tot Oneindig » omvatte 11 hoofdstukken, die achtereenvolgens handelden over de getallen 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en “?”. Het boek “From Zero to Infinity” is nog steeds actueel want het beleefde in 2006 zijn vijfde druk en bevatte zelfs 2 nieuwe hoofdstukken “Euler’s number e” en “Aleph-zero”.

    Het Spectrum presenteerde het boek in 1965 als volgt :

    … Dit boek is geschreven voor de jonge lezer, die in de getallen nooit veel meer heeft gezien dan dingen waarmede je rekensommetjes maakt als dat nodig is, maar die nu ontdekt dat ze héél boeiend zijn. Maar ook hij die op een of andere wijze wiskunde studeert vindt hier grondbeginselen die in de leerboeken vaak weggestopt zitten tussen ingewikkelde details….

    “Van nul tot Oneindig” is nog steeds het lezen waard…. 

    ----------------------------------------------------------------

    (1) zie site Rik Windels:

    (2) maturiteitsexamens in België toegevoegd examen in het laatste jaar van het secundair onderwijs tot het behalen van het maturiteitsdiploma. Dit bijkomend diploma was vereist om universitaire studies aan te vangen. Dit type examen werd in de zeventiger jaren ingevoerd.

    (3) Overeenstemmende titel van de Franse editie van de collectie Herbiet - Horwart : « Précis d’ Arithmétique ». Het eerste gedeelte was bestemd voor de lagere humaniora en behandelde dezelfde materie als de « Elementen der Rekenkunde voor de lagere humaniora » van N.J. Schons en C. De Cock.

    (4) « Précis d’Arithmétique –exercices résolus- » collection Herbiet-Horwart- De Vaere éditions Wesmael-Charlier -1962-

    (5) titel van de overeenstemmende Franse editie : « Cours d’Arithmétique –Les Entiers et les Fractions » V. Herbiet et J. Horwart éditions Wesmael-Charlier -1939-

    (6) titel van de overeenstemmende Franse editie : «Traité d’Arithmétique à l’ usage de la section scientifique des humanités modernes et des candidats à l’Ecole Militaire et aux Universités » N.J. Schons éditions J. Duculot -1947-

    (7) « Exercices d’ Arithmologie » N.J. Schons La Procure -1938-

    (8) « Compléments d’ Arithmétique et d’ Algèbre à l’usage de l’ enseignement moyen » N.J. Schons 3e édition La Procure -1940-

    (9) F. Schuh « Het Getalbegrip in het bijzonder het Onmeetbare Getal » (Noordhoff, -1927-) –Inleiding-

    (10) Heden wordt wel meer aandacht besteed aan de culturele aspecten van de wiskunde in het algemeen en de Arithmetiek in het bijzonder.

    Zie bvb Rik Verhulst « In de Ban van Wiskunde –het cultuurverschijnsel mathematica in beschaving, kunst, natuur en leven- » (Garant -2006-).

    Voor wat de Arithmetiek als dusdanig betreft is Ian Stewart’s « L’Univers des Nombres » (Belin -2000-) een aanrader.

    (11) voor een biografie zie : http://en.wikipedia.org/wiki/Constance_Reid

    15-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    §2.2 Wat is elementaire Arithmetiek?

    Is het u, beste lezer, al opgevallen hoevele malen wiskundigen en wetenschappers het woord « elementair » in de mond nemen?

    Een paar voorbeelden en de lijst is zeker niet af :  Elementary arithmetic ; Elementary algebra ; elementary function ; elementary event ; Elementary group theory ; elementary (logic) .... Men heeft het verder over “elementaire fysica”, “elementaire chemie” enz…

    Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt het woord « elementair » veelvuldig gebruikt bvb in het aangeven van de titel (en dus van het onderwerp) van een boek bvb  « Géométrie élémentaire. Premier et deuxième cycles » van André Gramain" of « Elementary Geometry » van John Roe of « Elementary Differential Geometry » van Andrew Pressley enz... Alle voornoemde werken zijn bestemd voor het universitair onderwijs, terwijl de term "elementair", zoals men verder zal zien, betrekking heeft op de leerstof voor het primair en secundair onderwijs. 

    Zoals een vriend wiskundige, aan wie ik eens het probleem voorlegde, mij uiteenzette moet het begrip "elementair" in deze woordcombinaties beschouwd worden als een relatief en niet als een absoluut begrip : "elementair is datgene wat nodig is voor hetgeen eventueel nog zal volgen". M.a.w. het woord elementair in al deze woordcombinaties heeft weinig betekenis en is in feite overbodig vermits in iedere discipline er steeds iets is dat nog zal volgen. Het is wel merkwaardig, dat wiskundigen, die een uitgesproken voorliefde hebben voor nauwkeurige omschrijvingen en messcherpe definities, dergelijke holle fraseologie gebruiken. 

    Maar wat betekent het woord “elementair” nu eigenlijk?

    - Volgens de van Dale kan “elementair “ betekenen: 1- de eerste beginselen of de grondslagen betreffend, 2- de bestanddelen vormend of betreffend, 3- met betrekking tot de chemische elementen, 4- met de aard van een element.

    - Volgens le Petit Larousse kan «élémentaire» (lat. elementarius) betekenen: 1- très simple, réduit à l’essentiel («Elémentaire, mon cher Watson!!»; 2- qui sert de base à un ensemble: enseignement élémentaire dispensé dans les écoles élémentaires ou primaires, cours élémentaire dans l’ enseignement du premier degré 3- (en chimie) qui concerne l’ élément; 4- (en physique) se dit des objets physiques dont on considère que tout corps est formé: particule élémentaire.

    - Volgens de Merriam-Webster is «elementary« dan weer: 1- relating to or dealing with the simplest elements or principles of something; 2- relating to an elementary school . De « Free Dictionary » citeert volgende betekenissen: 1. of, relating to, or constituting the basic, essential, or fundamental part 2. of, relating to, or involving the fundamental or simplest aspects of a subject: an elementary problem in statistics. 3. of or relating to an elementary school or elementary education: the elementary grades; elementary teachers.

    Het is dus niet verwonderlijk dat enkele Nederlandse auteurs de term “elementair” vervangen hebben door het woord “algemeen” of "gewoon". De titel van het boek van D.W. Oort en G.H. Meyer in de reeks Prisma Compendia luidt: “Algemene Rekenkunde”, terwijl het boek duidelijk gaat over de “Elementaire Arithmetiek” zoals hierboven gedefinieerd en aangegeven door Jean Itard. Overigens wijden deze auteurs in hun boek ook nog een hoofdstuk aan het “congruentierekenen”, leerstof die volgens Itard dan weer behoort tot de hogere "Arithmétique".

    In het Nederlands wordt de term “Elementair” inderdaad  veelal vervangen door « Algemeen » bvb “Algemene Rekenkunde”, “Algemene Natuurkunde”, “Algemene Chemie”, "Algemene Plantkunde", "Algemene Dierkunde" … waarbij met deze term de materie bedoeld wordt zowel voor het secundair als voor een eerste inleidende cursus voor het bachelor onderwijs. Het is dus wel belangrijk aan te geven tot welk doelpubliek een bepaald boek zich richt.

    De meeste auteurs bedoelen echter met de term elementaire wiskunde, de schoolwiskunde, die onderwezen wordt in het primair en secundair onderwijs en hebben het dan over "elementaire rekenkunde", "elementaire algebra", "elementaire meetkunde", "elementaire analyse", "elementaire statistiek" .... : Elementary mathematics encompasses topics from algebra, analysis, arithmetic, calculus, geometry and number theory that are frequently taught at the primary or secondary school level (wikipedia).

    Met "Hogere Arithmetiek", "Hogere Algebra"... wordt dan bedoeld de arithmetiek, de algebra bestemd voor het hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten).

    In tegenstelling met een algemeen verspreide mening is "elementaire wiskunde" niet eenvoudig (wat de keuze van het ikoon van dit cursiefje verklaart!). De Britse wiskundige W. Sawyer stelde in zijn boek "Prelude to Mathematics" (Nederlandse vertaling "Wegwijs in de Wiskunde" -Aula-reeks- 1965) dat in het algemeen gesproken hogere wiskunde eenvoudiger is dan elementaire wiskunde... 



    1° Over Elementaire Arithmetiek:

    Elementaire Arithmetiek is in de eerste plaats wat ik in voorgaand cursiefje gedefinieerd heb als « Gewone Rekenkunde », maar volgens de Engelse als de Franse Wikipedia-artikels, maakt ook de « Hogere Rekenkunde » deel uit van deze Arithmetiek.

    -De Engelse Wikipedia schrijft:

    Elementary arithmetic is the simplified portion of arithmetic which is considered necessary and appropriate during primary education. It includes the operations of addition, subtraction, multiplication, and division. It is taught in elementary school.

    Elementary arithmetic starts with the natural numbers and the written symbols (digits) which represent them. The process for combining a pair of these numbers with the four basic operations usually relies on memorized results for small values of numbers, including the contents of a multiplication table to assist with multiplication and division.

    Elementary arithmetic also includes fractions and negative numbers, which can be represented on a number line.

    The abacus is an early mechanical device for performing elementary arithmetic, which is still used in many parts of Asia. Modern calculating tools which perform elementary arithmetic operations include cash registers, electronic calculators, and computers.

    Local standards usually define the educational methods and content included in the elementary level of instruction. In the United States and Canada, controversial subjects include the amount of calculator usage compared to manual computation and the broader debate between traditional mathematics and reform mathematics.

    -De Franse Wikipedia definieert "Elementaire Arithmetiek" als volgt:

    arithmétique élémentaire regroupe les rudiments de la connaissance des nombres telle qu'elle est présentée dans l'enseignement des mathématiques. Elle commence avec la comptine numérique, autrement dit la suite des premiers entiers à partir de 1, apprise comme une liste ou une récitation et utilisée pour dénombrer de petites quantités. Viennent ensuite les opérations d'addition et de multiplication par le biais des table d'addition et table de multiplication. Ces opérations permettent, dans le cadre de l'algèbre, de définir leurs opérations réciproques: la soustraction et la division. Ce savoir n'est pas couvert par cet article.

    L'apprentissage des tables de multiplication conduit ensuite à la reconnaissance des critères de divisibilité par 2, par 3, par 5, par 9 et par 10, puis à la décomposition des entiers en facteurs premiers. L'unicité de cette décomposition permet la définition du plus grand commun diviseur (pgcd) et du plus petit commun multiple (ppcm). La division euclidienne est utilisée dans l'algorithme d'Euclide pour calculer le pgcd de deux nombres sans connaître leur décomposition en facteurs premiers.

    Un premier niveau de savoir se dégage, avec quelques lemmes et théorèmes clés, comme le lemme d'Euclide, l'identité de Bézout et le théorème fondamental de l'arithmétique. Il suffit à démontrer quelques résultats comme le petit théorème de Fermat, celui de Wilson et quelques équations peuvent être résolues. Les équations en questions sont dites diophantiennes, c'est-à-dire qu'elles sont à coefficients entiers et les solutions recherchées sont entières. La méthode chakravala permet[1] de trouver une solution à l'équation X2-83Y2=1 dès le VIesiècle. Ces méthodes permettent encore à Euler, un mathématicien suisse du XVIIIesiècle, de résoudre l'équation X2+Y2=p, qui correspond au théorème des deux carrés de Fermat, ici p désigne un nombre premier. Ce sont ces méthodes, couramment considérés comme de l'arithmétique élémentaire[2], qui sont exposées dans cet article.

    Comprendre plus profondément l'arithmétique des nombres entiers impose l'usage de structures abstraites, comme celles des groupes finis, par exemple dans le cadre de l'arithmétique modulaire, ou des anneaux. On quitte alors l'arithmétique élémentaire pour entrer dans la théorie algébrique des nombres.

    Boeken, die nu over de “Elementaire Arithmetiek” (of dus “Gewone en Hogere Rekenkunde") handelen en die als inleidende cursus voor het hoger Normaalonderwijs (het vroegere regentaat) kunnen dienen, zijn bvb:

    - « Algemene Rekenkunde » van Dirk Willem Oort en Gerrit Willem Meier (Prisma Compendia nr 3 (1964). Dit boek geeft een algemeen overzicht en omvat hoofdstukken over het modulo rekenen en zelfs de irrationale of onmeetbare getallen.

    - « Leerboek der Elementaire Theoretische Rekenkunde » (Noordhoff Deel 1 "De gehele getallen"-1919-; Deel 2 "De meetbare Getallen" -1921-) van Fred Schuh

    - « Het Natuurlijke Getal in zoo streng mogelijke behandeling » (Noordhoff -1928-) van Fred Schuh

    - « Het Getalbegrip in het bijzonder het Onmeetbare Getal met toepassingen op de Algebra, de Differentiaal- en de Integraalrekening » (Noordhoff -1927-) van Fred Schuh

    Voornoemde eerste drie boeken vormen één geheel en een stevige basis voor het onderwijs in de Gewone en Hogere Rekenkunde. Ze zijn ten zeerste aan te raden. Helaas zijn Schuh's boeken nog moeilijk te verkrijgen.

    Speciaal ontwikkeld voor het Rekenkunde-onderricht in het hoger secundair respectievelijk lager secundair onderwijs ( de zogenaamde « Gewone Rekenkunde » waren de rekenkundeboeken van de collecties Schons en De Vaere-Herbiet (zie cursiefje “Over oude schoolboeken en… wiskunde” in blog I). Zij dragen echter de sporen van de niet altijd gelukkige interventies en bemoeienissen van het Belgisch Ministerie van Onderwijs. 

    Voor meer details zie het cursiefje “Arithmetiek in de Cadettenschool” in dit blog.

    2° Over de Hogere Arithmetiek of de Getaltheorie: 

    Hogere Arithmetiek wordt zeer vaak vereenzelvigd met de Getaltheorie. De meeste literatuur over Hogere Arithmetiek vindt men dan ook onder de term “Getaltheorie”.

    - Over de getaltheorie (« théorie des nombres » (1) ) schrijft de Franse Wikipedia het volgende:

    Traditionnellement, la théorie des nombres est une branche des mathématiques qui s'occupe des propriétés des nombres entiers, qu'ils soient entiers naturels ou entiers relatifs, et contient beaucoup de problèmes ouverts qu'il est facile de comprendre, même par les non-mathématiciens. Plus généralement, le champ d'étude de cette théorie concerne une large classe de problèmes qui proviennent naturellement de l'étude des entiers. La théorie des nombres occupe une place particulière en mathématiques, à la fois par ses connexions avec de nombreux autres domaines, et par la fascination qu'exercent ses énoncés.

    Als deelgebieden van de getaltheorie stipt de Franse Wikipedia vervolgens aan: de elementaire getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie, de analytische getaltheorie en de algoritmische of numerieke getaltheorie.

    - De getaltheorie («Zahlentheorie») wordt in de Duitse Wikipedia (2) als volgt omschreven:

    Die Zahlentheorie ist ein Teilgebiet der Mathematik, das sich im weitesten Sinn mit den Eigenschaften der Zahlen beschäftigt. Teilgebiete sind beispielsweise die elementare oder arithmetische Zahlentheorie in Verallgemeinerung der Arithmetik, die Lehre der Diophantischen Gleichungen, die analytische Zahlentheorie beziehungsweise die algebraische Zahlentheorie.

    Als deelgebieden van de Getaltheorie geeft de Duitse Wikipedia aan: de elementaire of arithmetische getaltheorie, de analytische getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie en de arithmetische geometrie, de algorithmische getaltheorie (voor meer details zie Wikipedia-artikel)

    - De Engelse Wikipedia (3) omschrijft de Getaltheorie dan weer als volgt:

    Number theory is the branch of pure mathematics concerned with the properties of numbers in general, and integers in particular, as well as the wider classes of problems that arise from their study. Number theory may be subdivided into several fields, according to the methods used and the type of questions investigated. (See the list of number theory topics.)

    The terms "arithmetic" or "the higher arithmetic" as nouns are also used to refer to elementary number theory. These are somewhat older terms, which are no longer as popular as they once were. However the word "arithmetic" is popularly used as an adjective rather than the more cumbersome phrase "number-theoretic", and also "arithmetic of" rather than "number theory of", e.g. arithmetic geometry, arithmetic functions, arithmetic of elliptic curves.

    Ook de Engelse Wikipedia geeft de diverse deelgebieden van de Getaltheorie aan: de elementaire getaltheorie, de analytische getaltheorie, de algebraïsche getaltheorie, e.a. (voor meer details zie het Wikipedia-artikel).

    - Aangaande de getaltheorie (4)  schrijft de Nederlandse Wikipedia:

    Traditioneel is getaltheorie de tak van de zuivere wiskunde die de eigenschappen van de gehele getallen bestudeert. Meer algemeen is de term in gebruik geraakt voor de grotere klasse van problemen die "gemakkelijk door leken kunnen worden begrepen". Deze uitbreiding vond plaats toen de gebruikte technieken ook op andere problemen toepasbaar bleken. Getaltheorie kan worden onderverdeeld in verschillende gebieden, afhankelijk van de gebruikte methoden en de onderzochte vraagstelling.

    Het Wikipedia-artikel bespreekt verder in het kort de verschillende gebieden van de getaltheorie: elementaire getaltheorie, analytische getaltheorie, algebraïsche getaltheorie en numerieke getaltheorie (zie het artikel voor meer details). De laatstgenoemde gebieden behoren tot wat heden de "moderne wiskunde" genoemd wordt. Er worden enkele aanwijzingen gegeven over wat voornoemde deelgebieden inhouden:

    In de algebraïsche getaltheorie wordt het begrip getal uitgebreid met de algebraïsche getallen, dat zijn de nulpunten van polynomen met rationale coëfficiënten. De moderne algebraïsche getaltheorie is een belangrijke tak van de getaltheorie, die algebraïsche structuren bestudeert, die in verband staan met de algebraïsche gehele getallen.

    Over het algemeen beschouwt men in de algebraïsche getaltheorie ringen van algebraïsche gehele getallen O in een algebraïsch getallenlichaam K/Q (dat wil zeggen een eindige uitbreiding van de rationale getallen Q), en door de eigenschappen van deze ringen en velden (bijvoorbeeld factorisatie, idealen, velduitbreidingen) te bestuderen. In deze context hoeven de bekende eigenschappen van gehele getallen (bijvoorbeeld unieke factorisatie) niet meer op te gaan. De verdienste van de gebruikte theorieën - Galoistheorie, groepcohomologie, groepsrepresentatie en L-functies - is dat gebruik ervan het mogelijk maakt voor deze nieuwe klasse van gehele getallen de orde gedeeltelijk te herstellen. Veel getaltheoretische vragen kunnen het best bestudeerd worden modulo p, voor alle priemgetallen p. Dit proces wordt lokalisatie genoemd en leidt tot de constructie van de p-adische getallen. Dit veld wordt de lokale analyse genoemd en komt voort uit de algebraïsche getaltheorie.

    De meetkundige getaltheorie omvat alle vormen van meetkunde. Het begint met de stelling van Minkowski over roosterpunten in convexe verzamelingen. De beroemde Laatste stelling van Fermat werd met deze technieken bewezen.

    Ten slotte is er de numerieke (of algoritmische) getaltheorie die onderzoek doet naar snelle algoritmen voor het testen van priemgetallen en het ontbinden in factoren. Deze studie heeft belangrijke toepassingen in de cryptografie.

    Wat wordt hier nu precies bedoeld met "Elementaire Getaltheorie"?

    - De elementaire (of aritmetische!!!) getaltheorie wordt door de Duitse Wikipedia omschreven als:

    Von der Antike bis in das siebzehnte Jahrhundert behauptete sich die Zahlentheorie als grundständige Disziplin und kam ohne andere mathematische Teilgebiete aus. Ihre einzigen Hilfsmittel waren die Eigenschaften der ganzen Zahlen, insbesondere Primfaktorzerlegung (Fundamentalsatz der Arithmetik), Teilbarkeit und das Rechnen mit Kongruenzen. Eine solche reine Herangehensweise wird auch als elementare Zahlentheorie bezeichnet. Wichtige Resultate, die sich mit Hilfe elementarer Methoden erzielen lassen, sind der kleine Satz von Fermat und dessen Verallgemeinerung, der Satz von Euler, der Chinesische Restsatz, der Satz von Wilson und der Euklidische Algorithmus.

    - Aangaande de elementaire getaltheorie preciseert de Nederlandse Wikipedia:

    In de elementaire getaltheorie worden de gehele getallen bestudeerd zonder de technieken uit andere takken van de wiskunde. Vragen die hieronder vallen zijn de deelbaarheid van getallen, het euclidische algoritme om de grootste gemene deler te berekenen, de ontbinding van getallen in priemfactoren, de hoofdstelling van de rekenkunde, het onderzoek van volmaakte getallen en modulair rekenen. Typische beweringen zijn de stelling van Fermat, de kleine stelling van Fermat, de stelling van Euler, de Chinese reststelling en de wet van de kwadratische reciprociteit. De eigenschappen van multiplicatieve functies zoals de Möbiusfunctie en Eulerfunctie worden onderzocht. Eveneens worden rijen van gehele getallen onderzocht zoals de rij van Fibonacci.

    Veel vragen in de elementaire getaltheorie zijn uitzonderlijk moeilijk. Het beantwoorden vereist een volledig nieuwe aanpak. Het heeft bijvoorbeeld 350 jaar geduurd voordat de laatste stelling van Fermat in 1993 bewezen werd, door Andrew Wiles.

    Voorbeelden van onopgeloste vraagstukken zijn:

    - het vermoeden van Goldbach: elk even getal kan geschreven worden als som van twee priemgetallen.

    - de vraag naar priemtweelingen: zijn er oneindig veel priemgetallenparen waarbij de twee priemgetallen slechts 2 verschillen?

    - het vermoeden van Collatz, een simpele iteratie.

    Samenvatting en besluit:

    De elementaire (of beter) aritmetische getaltheorie is een verdere uitbreiding van de “elementaire rekenkunde” (vandaar de benaming “aritmetische getaltheorie).

    Ze omvat naast enkele stellingen uit de “elementaire theoretische rekenkunde”(basisstellingen over priemgetallen, GGD en KGV, de Stelling van Bachet-Bézout..) het modulair rekenen, de stellingen van Fermat, van Euler, de Chinese reststelling… enz.

    Aan te raden Boeken, die over de «Aritmetische Getaltheorie » handelen zijn bvb:

    - « Getaltheorie voor Beginners »van Frits Beukers (Epsilon, -1999-)

    - « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » van Benne de Weger (Epsilon, -2009-)

    - « Elementary Number Theory » van Gareth Jones en Josephine Jones (Springer, -1998-)

    ___________________________

    (1) zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9orie_des_nombres

    (2) zie http://de.wikipedia.org/wiki/Zahlentheorie

    (3) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Number_theory

    (4) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Getaltheorie

    10-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 2.1 Wat is Arithmetiek ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool")

    § 2.1 Wat is Arithmetiek?

    Precies omschrijven wat men vandaag onder Arithmetiek verstaat, is geen gemakkelijke opgave. Het volstaat de diverse encyclopedieën (inclusief Wikipedia) aangaande dit onderwerp te bekijken om tot dit besluit te komen. Wat onder de term « Arithmetiek » (of "Aritmetica" volgens van Dale) moet begrepen worden hangt –zoals verder aangetoond wordt- immers af van het beschouwde land of taalgebied.
    Toch is iedereen het wel over eens dat Arithmetiek iets met getallen te maken heeft en in feite “getalwetenschap” betekent.

    Wie het woord Arithmetiek hoort, denkt automatisch op Carl Friedrich Gauss (1) en zijn op 21-jarige leeftijd geschreven Disquisitiones Arithmeticae. Voor mij een voldoende reden om Gauss als ikoon van dit cursiefje te kiezen.

    Arithmetiek is in het kort samengevat de studie van het Getal zoals Meetkunde de studie van de Vorm en Calculus de studie van de Verandering zijn.

    Een getal is de aanduiding van een hoeveelheid. Arithmetiek is dus in de eerste plaats de wetenschap van de hoeveelheid en het tellen van hoeveelheden. Volgens Wikipedia was oorspronkelijkhet begrip getal synoniem met aantal, dus voor de getallen een, twee, drie, enz., maar het heeft een ruimere betekenis gekregen, zodat ook gebroken, negatieve en zelfs complexe getallen als getal aangemerkt worden.

    In de moderne wiskunde (d.i. wiskunde gebaseerd op de verzamelingenleer) worden de getallen doorgaans ingedeeld in verschillende verzamelingen. De eenvoudigste getallen zijn natuurlijke getallen {0, 1, 2 ...}, voorgesteld door de verzameling N. De natuurlijke getallen zijn een deelverzameling van de gehele getallen Z die, naast de positieve gehele of natuurlijke getallen, ook de negatieve gehele getallen bevat.

    Deze verzameling kan uitgebreid worden met de getallen die enkel als
    breuk te schrijven zijn: deze verzameling van rationale getallen wordt voorgesteld als Q. De verzameling van rationale getallen die een eindige decimale voorstelling hebben, worden decimale fracties of decimale getallen genoemd, soms weergegeven met D.

    Er zijn getallen, zoals π, de wortel uit twee en het getal e, die niet in breukvorm te schrijven zijn; zij vormen de irrationale getallen. Rationale en irrationale getallen vormen samen de verzameling van reële getallen, voorgesteld door R.

    Tenslotte kan deze verzameling nog uitgebreid worden tot de
    complexe getallen zodat alle algebraïsche vergelijkingen oplosbaar zijn. Deze laatste verzameling wordt voorgesteld door C.

    We krijgen derhalve de volgende ordening tussen de verschillende verzamelingen: N ⊂ Z ⊂ D ⊂ Q ⊂ R ⊂ C (⊂ betekent "is een ware deelverzameling van").

    Nog andere getalverzamelingen zijn:
    quaternionen en octonionen

    1° Een niet-orthodoxe definitie…

    Een getal is een aanduiding van een hoeveelheid en wordt, zoals eenieder weet, voorgesteld door een cijfer of door een cijfercombinatie waarbij op de volgorde moet worden gelet. Het ontstaan van cijfers om een getal voor te stellen is een lang en spannend verhaal dat bvb in het boek van Georges Ifrah ("Histoire universelle des Chiffres" éditions Robert Laffont 2 vol. -1994-) wordt uiteengezet.

    Arithmetiek is nu … spelen met cijfers of cijfercombinaties volgens bepaalde regels… Dit spelen met cijfers wordt rekenen of ook nog cijferen genoemd. De regels waarvan sprake mogen, in relatie tot het begrip hoeveelheid, niet leiden tot dubbelzinnige of tegenstrijdige resultaten : zij moeten -wat men noemt- coherent zijn.
      
    Wat er in deze definitie opvalt, is het woord “spelen” en inderdaad vele wiskundigen leggen de nadruk op het speelse karakter van de rekenkunde en van de wiskunde in het algemeen.

    Voor wat de Arithmetiek betreft was er bvb het boekje “Van Nul tot Oneindig –getaltheorie voor iedereen-” van Constance Reid (2) (Het Spectrum Prisma, -1965-). Het is een vertaling van “From Zero to Infinity –what makes Numbers interesting- ”, boekje dat voor het eerst verscheen in 1955 en waarvan nog een vijfde aangevulde editie verscheen in 2006!!! Deze laatste editie werd aangevuld met een beschrijving van de bewijsvoering van het Laatste Theorema van Fermat. Het boek omvat tien hoofdstukken, die achtereenvolgens getiteld zijn:0, 1, 2, 3, tot en met 9, en tot slot een hoofdstuk met geheimzinnige titel *** . Niemand die dit boekje van amper 145 pagina’s gelezen heeft, zal ooit nog getallen als vanzelfsprekend beschouwen.

    Ik zou zeggen verplichte lectuur voor mensen, die eens willen weten welke interessante wetenswaardigheden er in de school- en leerboeken - vaak tussen ingewikkelde details- weggemoffeld zijn.

    Een ander interessant boekje eveneens verschenen in bij Het Spectrum was “Spelen met cijfers” van W. J. Reichmann (Prisma, -1959-). Het betreft een vertaling van “The fascination of numbers” (1957), dat ook als e-book (3) ter lezing staat. Onlangs (2010) verscheen nog een herdruk van de oorspronkelijke Nederlandse uitgave bij de herdrukreeks “vantoen.nu”.

    In de eerste twaalf hoofdstukken worden volgende onderwerpen behandeld: het maken van getallen; reeksen –vormgetallen en kwadraten; reeksen – derde machten en andere getallen; de som der cijfers; priemgetallen en ontbinding in factoren; kenmerken van deelbaarheid; andere methoden van vermenigvuldiging; logaritmen en goniometrische verhoudingen; volmaakte getallen en enkele bijzonderheden; repeterende breuken, congruente getallen, irrationale en imaginaire getallen.

    Het “spelen” in de stricte zin van het woord is niet vergeten zoals uit de vier laatste hoofdstukjes blijkt: pseudo-telepathie; drogredenen; tovervierkanten en tenslotte getallenmystiek. Enkele aanhangsels (de driehoek van Pascal en het binomiaal theorema; driehoeksgetallen en combinaties; de vier vieren; noem de dag en reeksen en de gewichtendoos) en een register sluiten het boek af.

    Een merkwaardig boek was “Spelen met getallen” (Thieme, -1951-) van de Nederlandse wiskundige Fred Schuh (4). Het boek droeg als ondertitel “een fascinerend boek voor jong en oud” en in mijn jeugdjaren was ik werkelijk begeesterd door dit werk.

    Als ik dit boek nu ter hand neem en ik de getekende illustraties bekijk, word ik effenaf grijs van weemoed. Het was dit boek dat mij deed inzien hoe ik het aan boord moest leggen om bvb steeds aan de winnende hand te zijn bij het luciferspel.

    Na WOII en in het begin van de vijftiger jaren was dit spel zeer populair en mijn kameraden konden maar niet begrijpen, waarom ik altijd won. Natuurlijk, heb ik hen mijn geheimpje niet verteld, want dan zou het niet meer plezant geweest zijn.. 

    « Spelen met Getallen » omvat 9 hoofdstukken: Talstelsels; Grote getallen; Toverkaarten; Problemen verwant met toverkaarten; Algemene beschouwingen over spelen; Het nimspel; Het verplaatsen van cijfers van een getal; Tovervierkanten en Pythagoras en de Pythagoreërs. Later was dit boek mij zelfs van nut om bvb de diverse talstelsels, de theorie der repeterende breuken enz. beter te doorgronden. Echt een aanrader dus, maar een zeldzaam boek, alleen nog te verkrijgen in gespecialiseerde boekhandels.

    In feite was “Spelen met Getallen” een “soft” versie van “Wonderlijke Problemen –leerzaam tijdverdrijf door puzzel en spel-“ waarvan een tweede druk verscheen in 1949. Dit laatste boek is echter van een veel hoger niveau en gaat o.a. ook over kansrekening.
    Misschien nog even signaleren dat dit laatste boek ook in het Engels vertaald werd onder de titel “The Masterbook of Mathematical Recreations” bij Dover Books en nog steeds te verkrijgen is.  

    Een zeer interessante en inleidende monografie is " Les Nombres et leurs Mystères " van André Warusfel (Seuil -1961-). De auteur was gedurende jaren leraar aan de lycea "Henri IV" en "Louis-le-Grand" alvorens benoemd te worden als Inspecteur Generaal "Wiskunde". Deze pocket handelt o.m. over onderwerpen als het gulden getal, de Platonische lichamen, de berekening van het getal p en het getal i.. Aan te raden!!


    2° De orthodoxe definities...een hopeloze warboel

    De orthodoxe definities vindt men in encyclopedieën als bvb de Standaard Encyclopedie (1971) of La Grande Encyclopédie Larousse (1972):

    ... De Rekenkunde is het deel van de wiskunde dat zich bezighoudt met het onderzoek van de natuurlijke getallen, ook positieve gehele getallen genoemd, dit wil zeggen: van de rij 1, 2, 3, 4, ... De rekenkunde omvat tegenwoordig een elementair gedeelte en een theoretisch gedeelte dat men getaltheorie noemt...

    ... L'Arithmétique est l'étude de l'ensemble N des nombres entiers naturels, de l'ensemble Z des nombres entiers relatifs, ainsi que du corps Q des nombres entiers rationnels. Dans ses parties les plus relevées, elle porte le nom de Théorie des Nombres. Tout au cours de son développement historique, ses frontières avec l'algèbre et l'analyse ont été mouvantes et souvent imprécises. Elle se divise assez naturellement en arithmétique pratique et arithmétique théorique...
     
    Vindt u deze definities eensluidend? Ik niet...  

    - Arithmetiek behoort -hoe men er ook over denkt- zoals de getaltheorie tot de getalwetenschap, meer nog het is het historisch begin van de getaltheorie.
    Jean Itard (5) schreef inderdaad in 1963 :

    "Nous appelons Arithmétique l' étude élémentaire des propriétés des nombres premiers et des nombres rationnels, établies avant le 18e siècle et Théorie des Nombres les développements nés des recherches précédentes à partir de ce 18e siècle. Mais il n'y a pas de frontière bien précise entre ces deux domaines, et si Legendre publie en 1797-1798 un Essai sur la théorie des nombres, l'ouvrage fondamental de Gauss s'appelle en 1801 Disquisitiones arithmeticae"

    Er is echter discussie over waar precies de scheidingslijn tussen Arithmetiek en Getaltheorie ligt of zou moeten liggen. In wezen is natuurlijk een dergelijke scheiding louter conventioneel en niet essentieel. Ze is echter wel nuttig op didactisch vlak. 

    Het is deze "Arithmétique", die de basis vormde en nog altijd vormt van het wiskunde-onderricht in het primair en secundair onderwijs. Zij omvatte de studie van de eigenschappen van de gehele en gebroken getallen en i.h.b. de priemgetallen.

    Uit deze "Arithmétique" heeft zich sedert 1800, mede door de algebra, de calculus ("analyse") en de geometrie, de algebraïsche getaltheorie, de analytische getaltheorie en de geometrische getaltheorie ontwikkeld.

    Het merkwaardige is nu dat vele professionele wiskundigen zich niet aan deze simpele afspraak houden en het ook blijven hebben over Arithmetiek, terwijl zij het in werkelijkheid hebben over de Getaltheorie. Getaltheorie wordt dan soms aangegeven als "hogere" Arithmetiek.
    Zo heeft het bekende boek van Harold Davenport als titel "The higher Arithmetic : an introduction to Number Theory".

    Zoals in het volgend cursiefje " Wat is Arithmetiek? (2) " uiteengezet, heeft de notie "hoger" hier al even weinig betekenis als het begrip "elementair". 

    Ook de definities van Arithmetiek in Wikipedia lijken mij erg verward: 

    - Wat moet een leek denken van een definitie van Arithmetiek zoals voorgesteld door de Franse Wikipedia (6) :

    L'Arithmétique est une branche des mathématiques qui comprend la partie de la théorie des nombres qui utilise des méthodes de la géométrie algébrique et de la théorie des groupes. On l'appelle plus généralement la «science des nombres». Son étymologie provient du mot grec «αριθμός» qui signifie «nombre».
    Autrefois, l'arithmétique se limitait à l'étude des propriétés des
    entiers naturels, des entiers relatifs, et des nombres rationnels (sous forme de fractions), et aux propriétés des opérations sur ces nombres. Les opérations arithmétiques traditionnelles sont l'addition, la division, la multiplication, et la soustraction. Cette discipline fut ensuite élargie par l'inclusion de l'étude d'autres nombres comme les réels (sous forme de développement décimal illimité), ou même de concepts plus avancés, comme l'exponentiation ou la racine carrée.

    Het artikel in de Franse Wikipedia stipt nu volgende gebieden als effectief behorende tot de « Arithmetiek » aan: L’Arithmétique élémentaire , l’ Arithmétique modulaire , la Théorie algébrique des nombres , l’ Arithmétique des polynômes.

    We zijn nu wel heel ver verwijderd van de omschrijving van Jean Itard, die voorstelde de term Arithmetiek voor te behouden voor de theorieën van het getal tot 1800.

    - Goed dan maar even kijken naar wat men in het land van de grote Carl Friedrich Gauss onder Arithmetik verstaat? Wikipedia (Deutsch) geeft de volgende omschrijving (7) :

    Die Arithmetik (griechisch αριθμητική [τέχνη], arithmitikí [téchni], wörtlich „die Zahlenmäßige [Kunst]“, arithm- von αριθμός, „die Zahl“ und -etik von der adjektivischen Endung -ητική) ist ein Teilgebiet der Mathematik. Die Arithmetik wurde von den Pythagoreern begründet und in Buch VII-IX von Euklids Elementen erstmals gesammelt. Sie umfasst vor allem das Rechnen mit den Zahlen, also die Grundrechenarten Addition (Zusammenzählen), Subtraktion (Abziehen), Multiplikation (Vervielfachen), Division (Teilen) sowie die zugehörigen Rechengesetze.

    Zur Arithmetik gehören auch die Gesetze der Teilbarkeit der
    ganzen Zahlen sowie die Division mit Rest. Weiter zu erwähnen ist das Rechnen mit Brüchen. Fundamentalsatz der Arithmetik: Jede natürliche Zahl größer als 1 ist ein (bis auf die Reihenfolge) eindeutiges Produkt von Primzahlen. Die Arithmetik leitet zur Zahlentheorie über, die sich im weitesten Sinn mit der Charakteristik der Zahlen beschäftigt.

    Carl Friedrich Gauß wird gerne zitiert mit der Aussage: „Die Mathematik ist die Königin der Wissenschaften, und die Arithmetik ist die Königin der Mathematik.“ – Diese Wortschöpfung lässt die Liebe zur Zahlentheorie bei C. F. Gauß erkennen und zeigt, wie sehr Mathematiker sich dieser Teildisziplin verschreiben können.

    Wie Gauß selber in der Vorrede seiner berühmten "Untersuchungen über höhere Arithmetik" (siehe Literatur) bemerkt, gehören die Theorie der Kreisteilung oder der regulären Polygone, welche im siebenten Abschnitt behandelt wird, zwar an und für sich nicht in die Arithmetik; doch müssen ihre Prinzipien einzig und allein aus der höheren Arithmetik geschöpft werden.

    Da sich die heutige Zahlentheorie weit darüber hinaus entwickelt hat, wird lediglich die elementare
    Zahlentheorie auch als arithmetische Zahlentheorie (=höhere Arithmetik nach Gauß) bezeichnet. Die Bezeichnung "Arithmetik" (elementare Arithmetik nach Gauß) im eigentlichen Sinne ist zur Hauptsache dem Rechnen vorbehalten.

    In Duitsland omsluit Arithmetiek ook de hogere Arithmetiek volgens Gauss, terwijl deze laatste in andere landen wel degelijk tot de Getaltheorie gerekend wordt. Een uiting van nationaal chauvinisme? Misschien wel, maar begrijpelijk indien je een Gauss onder je landgenoten mag tellen.

    - En hoe denkt men in de U.S.A. en het U.K. over de term « Arithmetiek »? Steeds Volgens Wikipedia (engl.) (8) :

    Arithmetic or arithmetics (from the Greek word ἀριθμός = number) is the oldest and most elementary branch of mathematics, used by almost everyone, for tasks ranging from simple day-to-day counting to advanced science and business calculations. It involves the study of quantity, especially as the result of combining numbers. In common usage, it refers to the simpler properties when using the traditional operations of addition, subtraction, multiplication and division with smaller values of numbers.

    Professional mathematicians sometimes use the term (higher) arithmetic when referring to more advanced results related to number theory, but this should not be confused with elementary arithmetic.

    In de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk wordt benadrukt dat de term “arithmetiek” voorbehouden moet blijven aan wat men in deze landen elementaire Arithmetiek noemt d.i. de Arithmetiek volgens Jean Itard.

    Wat de rol van de Rekenkunde in het primair en secundair onderwijs betreft, schrijft nu Wikipedia onder de hoofding «Arithmetic in education»:

    Primary education in mathematics often places a strong focus on algorithms for the arithmetic of natural numbers, integers, rational numbers (vulgar fractions), and real numbers (using the decimal place-value system). This study is sometimes known as algorism.

    The difficulty and unmotivated appearance of these algorithms has long led educators to question this curriculum, advocating the early teaching of more central and intuitive mathematical ideas. One notable movement in this direction was the New Math of the 1960s and 1970s, which attempted to teach arithmetic in the spirit of axiomatic development from set theory, an echo of the prevailing trend in higher mathematics.

    - En wat verstaat men tenslotte in het land van Simon Stevin onder aritmetica? Volgens Wikipedia (9) :

    Met rekenen, aritmetica, cijferkunst of rekenkunde worden een aantal bewerkingen, ook wel operaties genoemd, aangeduid die op getallen worden uitgevoerd. Deze bewerkingen zijn: optellen - aftrekken - vermenigvuldigen - delen - machtsverheffen - worteltrekken. De volgorde waarin bewerkingen worden uitgevoerd, kan met haakjes worden aangegeven. Bewerkingen tussen haakjes worden eerst uitgevoerd. Wanneer er meerdere operaties achtereenvolgens worden uitgevoerd, dan is de internationale regel: eerst machtsverheffen en worteltrekken, dan vermenigvuldigen en delen, ten slotte optellen en aftrekken. Inverse bewerkingen worden hierbij als onderling gelijkwaardig beschouwd.

    Op de basisschool werd vroeger de regel Meneer Van Dale Wacht Op Antwoord (Machtsverheffen, Vermenigvuldigen, Delen, Worteltrekken, Optellen en Aftrekken) geleerd (of Mijn Vader Draait Worsten Op Aarde), tegenwoordig wordt echter meestal de internationale regel gebruikt. Een nieuw ezelsbruggetje is: Het Mooie Witte Veulentje Draaft Op en Af (Haakjes, Machtsverheffen, Worteltrekken, Vermenigvuldigen, Delen, Optellen en Aftrekken). Of: Hoe Moeten Wij Van De Onvoldoendes Afkomen, of Heel Mooi Weer VanDaag Op Ameland

    De bovengenoemde rekenoperaties worden in de ontwikkelde landen op de basisschool geleerd. Vaak worden rekenmachines gebruikt voor het uitvoeren van berekeningen.

    Historisch gezien stond inderdaad het rekenen aan de basis van de wiskunde. In Nederland lijkt het er wel op dat men alleen het praktisch rekenen d.i. het executieve gedeelte (het eigenlijke rekenen) beschouwt als Arithmetiek.

    Arithmetiek omvat echter ook een theoretisch gedeelte, dat de eigenschappen van bovengenoemde operaties op de
    natuurlijke en op de rationale getallen bestudeert en waarvan de bedoeling is aan te tonen dat de uitvoeringsregels van de operaties wel degelijk gegrondvest zijn.Ten overstaan van de gegeven definitie van Arithmitiek is de Nederlandse benadering dan weer wat té restrictief.

    Samenvatting en besluit:

    Uit wat voorafgaat blijkt ontegensprekelijk dat de orthodoxe definities tegenstrijdig zijn. En zeggen dat mathematici het moeten hebben van messcherpe definities. Het minste wat gezegd kan worden is dat er inderdaad heel wat begripsverwarring heerst.

    In het Nederlands zou men nu deze verwarring eventueel kunnen vermijden door het introduceren van een nieuw (10) woord « Getalkunde », dat een goede vertaling zou zijn voor het Angelsaksische « Arithmetic », het Franse « Arithmétique », het Duitse « Arithmetik » en het Latijnse « Arithmetica ». Maar juist om deze reden lijkt het mij beter ook in het Nederlands de term « Arithmetiek » te gebruiken. « Arithmetiek » heeft dan wel een verschillende betekenis dan de veel gebruikte en gekende term « Rekenkunde ».

    Rekenkunde kan dan gedefinieerd worden als het deel van de Arithmetiek dat zich beperkt tot de zogenaamde rekenkundige getallen d.i. de positieve gehele getallen en het getal nul. De gebroken getallen of breuken zijn rechtstreeks afgeleid van de rekenkundige getallen. Volgens Schuh (11) behoren echter de negatieve gehele evenzeer tot de Rekenkunde en wordt ten onrechte vaak beweerd dat de negatieve getallen in de algebra en niet in de rekenkunde thuis horen.

    Er is inderdaad heel wat vóór dit standpunt in te brengen. Gedacht hier kan worden aan de negatieve exponenten, aan de theorie der onbepaalde (of Diophantische ) vergelijkingen, een onderwerp dat zeer beslist tot de rekenkunde moet gerekend worden, en waarvoor een kennis van de negatieve getallen vrijwel onontbeerlijk is.

    Een goed Nederlands woord als « Getalkunde » kan men dan voorbehouden tot de eigenlijke theorie der Getallen d.i. de achtereenvolgende uitbreidingen van het getalbegrip van het natuurlijk getal tot het complexe getal, en zelfs tot de quaternionen. Deze uitbreidingen of verruimingen vloeien voort uit de studie van de Algebra (zie cursiefje « Wat is Algebra? »)

    Naar mijn mening, kan men dan de diverse standpunten uit pragmatisch oogpunt als volgt samenvatten.

    1- De « Arithmetiek » : omvat de volledige leer der getallen (getaltheorie) d.i. de natuurlijke getallen en hun uitbreiding tot de gehele getallen, de gebroken getallen, de onmeetbare of irrationale getallen, de complexe getallen… Ze kan onderverdeeld worden in de rekenkundige, de algebraïsche en analytische Arithmetiek, zoals de Franse School het aangeeft.

    2- De « Rekenkunde » is dan Arithmetiek beperkt of tot de positieve gehele en gebroken getallen (Gewone Rekenkunde) of insgelijks uitgebreid tot de negatieve gehele en gebroken getallen (Schuh). Ze kan dan ook onderverdeeld worden in:

    - « Gewone Rekenkunde » is de Rekenkunde van het Primair en Lager Secundair Onderwijs en omvat het eigenlijke rekenen (de algoritmen of rekenrecepten)), de theoretische basis van het eigenlijke rekenen alsook de talrijke praktische toepassingen (interestrekening, metriek stelsel enz.). Het is deze Rekenkunde die behandeld wordt in de diverse schoolboeken (zie cursiefje “over oude schoolboeken” in blog I)

    - « Hogere Rekenkunde » is Rekenkunde bestemd voor Normaalscholen voor het secundair onderwijs (bachelor in onderwijs) en omvat de theorie der negatieve getallen, der repeterende breuken met de stelling van Gauss (modulo-rekenen).

    Het is laatstgenoemde Rekenkunde die het onderwerp uitmaakt van het fameuze “Leerboek der Elementaire Rekenkunde” (Fred Schuh Noordhoff Deel I -1919- Deel II -1921-) en waarop verder in dit blog wordt ingegaan (zie cursiefje « Arithmetiek volgens Schuh »).

    Hoe dan ook « Hogere Rekenkunde » mag niet verward worden met « Hogere Arithmetiek».

    3- De « Getalkunde » de eigenlijke theorie der getallen met de diverse uitbreidingen van het getalbegrip, zoals ze uit de studie van de algebra voortvloeien.

    Bemerking:

    Boeken, die de Arithmetiek in een historische context behandelen zijn vrij zeldzaam. Voor geïnteresseerden verwijs ik naar de boekenserie van Marc Guinot, « Arithmétique pour Amateurs » verschenen bij Aléas (Lyon):

    - tome 1 « Pythagore, Euclide et toute la clique… » (1992)

    - tome 2 « Les “resveries” de Fermat » ((1993)

    - tome 3 « Ce diable d’homme d’Euler » (nouvelle édition, corrigée et augmentée -1999-)

    - tome 4 « Gauss, “princeps mathematicorum” » (1997)

    - tome 5 « Une époque de transition: Lagrange et Legendre » (1996)

    - tome 6 « Un homme de caractère(s): Dirichlet » (2002)

    - tome 7a « Kummer et Dedekind: des idéaux aux idéaux » (2007)

    - tome 7b « Kummer et Dedekind: le triomphe des idéaux » (2010)

    Van dezelfde auteur verscheen ook nog buiten deze reeks « Le Paradoxe de Banach-Tarski » (Aléas, -2002-). 

    ___________________________

    (1) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Constance_Reid

    (2) ook verschenen als e-book

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Fred._Schuh

    (4) F. Schuh « Het Natuurlijke Getal in zoo streng mogelijke behandeling » (Noordhoff -1928-) zie Hoofdstuk X « Het Getal Nul »

    (5) zie Jean Itard « Arithmétique et Théorie des Nombres » Que sais-je P.U.F. -1963- p 7

    (6)  zie http://fr.wikipedia.org/wiki/Arithm%C3%A9tique

    (7) zie http://de.wikipedia.org/wiki/Arithmetik

    (8) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Arithmetic

    (9)  zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Rekenen

    (10) Let wel dat het woord “Getalkunde” al in het Kunstwoordenboek van P. Weiland (1848) voorkwam, maar niet weerhouden werd in de "Grote van Dale".

    (11) zie F. Schuh «Leerboek der Elementaire Rekenkunde » -Deel I- Inleiding pp XIV tot XVI: Schuh stipt o.m. aan:

    … Nog afgezien daarvan, dat een scherpe afscheiding tussen rekenkunde en algebra niet aanwezig is, zou een dergelijke opvatting een zeer hinderlijke beperking voor de rekenkunde betekenen door de omstandigheid, dat de aftrekking dan niet steeds mogelijk en daardoor een omzetting van (a + b) – c tot (a – c) + b niet steeds geoorloofd zou zijn….

    09-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    05-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 1.2 Over Hollandse uitgevers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie")

    § 1.2 Over Hollandse uitgevers

    In Nederland bestonden er in de vijftiger jaren enkele goedkope en dus voor Vlamingen erg belangrijke boekenreeksen waaronder deze uitgegeven door de Uitgeverij Het Spectrum. Voornoemde uitgeverij presteerde het om ook enkele wetenschappelijke boeken op de markt te brengen. Deze voor het Nederlandstalig taalgebied erg belangrijke uitgeverij was erg populair, ook in Vlaanderen, is ondertussen opgeslorpt en verdwenen.

    Een twintigtal jaren geleden ontstond er dan de uitgeverij Epsilon, die nu zo wat de enige belangrijke uitgeverij van wetenschappelijke boekenreeksen (wis- en natuurkunde) in Nederland is geworden.

    Nederlands is natuurlijk op het gebied van wetenschappelijke publicatie een minder belangrijke taal dan het Frans of Engels. Vele Nederlandstalige wetenschappers publiceren dan ook bij voorkeur in het Engels of in het Frans. Er zijn echter uitzonderingen. Er zijn voorbeelden van boeken, die eerst in het Nederlands werden gepubliceerd en achteraf, wegens hun belangrijkheid, in een andere taal Engels of (en) Frans vertaald werden. Voorbeelden hiervan zijn het “Leerboek der natuurkunde” van Ralph Kronig, “Physische Scheikunde (2 volumes)” van Arend Rutgers en “Ontwikkelingsgeschiedenis van de Biologie (3 volumes)” van Hendrik C. D. de Wit.

    1° De collecties van de Uitgeverij Het Spectrum:

    De Uitgeverij Het Spectrum (1) was lange tijd een der belangrijkste uitgeversmaatschappijen in Nederland. Ze werd opgericht door de boekhandelaars P.H. Bogaard en A.H. Bloemsma en gevestigd in een kamer (!) boven een banketbakkerij in de Biltstraat in Utrecht en groeide uit tot een van de grootste van Nederland.

    In de beginjaren was Het Spectrum een progressief-katholieke uitgeverij die ernaar streefde een breed publiek van goede lectuur te voorzien. Daarom werden veel boeken uitgebracht in het goedkope pocketformaat. Deze formule kreeg na de oorlog de naam Prisma Pockets. Deze serie werd na de introductie in de jaren '50 al snel een begrip: vrijwel alle denkbare onderwerpen kwamen aan bod en ook de klassiekers uit de wereldliteratuur en dit voor amper 1,25 gulden (ongeveer 22 BF) per stuk.
    Het aanbod van de klassiekers liep uiteen van Dostojewski en andere grote Russen, tot de complete Dickens. 

    In oktober 1951 verschenen de eerste Prisma-pockets (2) . Op 22 februari 1952 kwam het eerste deel uit van de 34-delige Dickens-serie die eind 1953 kompleet was. Al onmiddellijk was deze serie een groot succes. Bij de herdruk van de Pickwick- club bereikte men al vlug een oplage van 50.000 exemplaren. Eind 1952 behaalde de Dickens-reeks een kwart miljoen exemplaren. De deeltjes waren eerst ongenummerd; in latere herdrukken werd de nummering soms wel aangegeven.

    Bij mij thuis was mijn vader nu geabonneerd op de Dickens-reeks en daar ik een verwoed lezer was, wachtte ik telkens met spanning de postbode af, opende zelfgereid de coli en las ik als eerste deze boeken. Zo herinner ik mij nog in 1953 “Fantastische Vertellingen” van Edgar Allan Poe gelezen te hebben, een vertaling van “Tales of Mystery and Imagination”.

    Mijn lectuur gebeurde echter wel in bijzondere omstandigheden: het was een stormachtige, donkere avond en ik was moederziel alleen thuis. Bij het verhaal van “De Val van het huis Usher” was ik gekomen op het zinnetje dat .. Hij (het spook) VOOR DE DEUR STOND… Plots werd ik overmand door een panische angst en ik vergrendelde alle deuren, inclusief de voordeur. Bij hun thuiskomst hebben mijn ouders wel vijf minuten op de deur moeten bonzen om mij wakker te krijgen, want ik was, na al die emoties, in een zetel in een diepe slaap gevallen…

    Ook mijn beste kameraad Guido was door Edgar Poe bekoord en we hebben het herhaalde malen gehad over deze fascinerende auteur, die ook enkele wetenschappelijke kanjes bezat.. Ik ben er zeker van dat het zien van het ikoon van dit cursiefje bij hem enkele mooie herinneringen zal oproepen….

    Maar terug naar de Uitgeverij Het Spectrum. Eind de jaren vijftig werden er ook talloze non-fictionboeken en instructieboeken uitgegeven (Tekenen en schilderen als liefhebberij, het Prisma fotoboek, de Prisma schaakboeken) en veel naslagwerken en gidsen over wetenschappelijke onderwerpen. De Prisma woordenboeken pasten in deze lijn. Op vele middelbare scholen zijn deze woordenboeken nog steeds verplicht.

    De nummering van de Prisma's loopt per 2009 tot ongeveer 2800. Sinds enkele jaren publiceert Het Spectrum onder het imprint Prisma uitsluitend nog woordenboeken en taalboeken. In 1955 kwamen acht Prisma Woordenboeken uit die 25 jaar later nog steeds in de schooltassen te vinden waren.

    In 1957 verschenen de Aula's, wetenschappelijke pocketboeken, de evenknie van de Engelse Pelicans. Er volgden nog meer succesvolle reeksen, zoals de Prisma-Detectives, de Karl May reeks (vijftig delen!), in 1963 waren er de Marka's, in 1964 de Prisma Compendia, in 1967 de Prisma Technica's. De meeste waren bestemd voor adolescenten en vooral geschikt voor het secundair onderwijs. Maar voor mij kwamen de Prisma Compendia in feite te laat.

    Boeken met wetenschappelijke inslag, vindt men nu zowel in de Prisma-pockets als in de Prisma technica- en in de Aula- collectie. Vele zijn vertalingen van min of meer bekende Engelse monografieën, andere zijn dan weer het werk van Nederlandse auteurs. Zo dekt de Prisma Compendia- reeks praktisch het volledig wiskundeonderwijs in de humaniora, inclusief de differentiaal- en integraalrekening; voor het technisch onderwijs zijn vooral de Prisma Technica erg interessant.

    Het Spectrum heeft sinds 2000 onder meer 'printing on demand' ontwikkeld voor oude titels (backlist). Via dit systeem is het mogelijk om een herdruk van een oude titel te bestellen (3) . De uitgeverij blijft ook naslagwerken uitgeven.

    - monografieën i.b.t. wiskunde:

    - « Grondslagen van de Wiskunde » (M. Combès Aula -1973-)

    - « Moderne wiskunde spelenderwijs » (E. Dick en B. Wilhelm Prisma -1976-)

    - « De wiskunde van morgen » (S. Ogilvy Aula -1965-)

    - « Wiskunde voor je plezier » (O. Jacobi en W. Benson Prisma -1967-)

    - « Spelen met cijfers » (W. Reichmann Prisma -1959-)

    - « Van Nul tot Oneindig–getaltheorie voor iedereen- » (Constance Reid Prisma -1965-)

    - « Wiskunde spelenderwijs » (Rosza Peter Prisma -1966-)

    - « Wegwijs in de Wiskunde » (W. Sawyer Aula -1965-)

    - « Wiskunde zonder omslag » (W. Sawyer Prisma -1965-)

    - « Het tekenen van de ruimte –toepassingen van de perspectief » (Tjomme de Vries Prisma -1966-)

    - « Wegwijzer in de Elementaire Meetkunde » (L. Merkies en K. Sanders Prisma -1968-)

    - « Logica voor iedereen » (R. Thouless Prisma -1963-)

    - « Wiskunde, basis van het exacte denken » (A.H. Whitehead Aula -1965-)

    - « Wiskunde,inleiding tot de axiomastelsels » (G. Witter Aula -1967-)

    - « Algemene Rekenkunde » ( D.W. Oort en G.H. Meyer Prismacompendium nr 3 -1964-)

    - « Algebra » (D.W. Oort en G.W. Meyer Prismacompendium nr 49 -1967-)

    - « Planimetrie » (J. van den Hoeven Prismacompendium nr 10 -1964)

    - « Stereometrie » (W.G J. van Ruth Prismacompendium nr 14 -1965-)

    - « Goniometrie en Trigonometrie » ( C van der Linden Prismacompendium nr 5 -1965-)

    - « Analytische Meetkunde » (C van der Linden Prismacompendium nr 7 -1966-)

    - « Matrixalgebra » (W. G. Bickley en R. S. H. Thompson Prismacompendium nr 72 -1970-)

    - « Differentiaal- en integraalrekening » (Th. Liket Prismacompendium nr 16 -1968-)

    - « Schakelalgebra(Boolean Algebra and its applications) » (H.G. Flegg Prisma Technica? -1969-)

    - « Waarschijnlijkheidsrekening en Statistiek » (Irving Adler Aula -1969-) 

    - « Verklarende Statistiek » (M.L. Wyvekate Aula, -1971-)

    - « Computerwiskunde » (J. J. Seidel Aula, -1970-)

    - « Vademecum van de Wiskunde » (O. Teller Prisma -1970-)

    - « Vademecum van de Wiskunde: stellingen, symbolen, figuren » (O. Teller Prisma -1965-)

    - monografieën i.b.t. natuur en scheikunde:

    - « Fysica voor iedereen–deel I- » (W. Braunbeck Prisma -1959-)

    - « Fysica voor iedereen-deel II- » (W. Braunbeck Prisma -1959-)

    - « De uiterste mogelijkheden van de Natuurwetenschap » (Pyke Magnus Prisma -1966)

    - « Fysisch Experimenteren » (G. L. Squires Aula,-1971-)

    - « Methoden van Onderzoek » (M.L. Wyvekate -1971-)

    - « Vademecum der Natuurkunde » (A. Hammer Prisma -1973-)

    - « Technische Mechanica » (S. Timoshenko en D. Young Prisma Technica -1967-)

    - « Electriciteit en Magnetisme » (A. Kip Prisma Technica -1970-)

    - « Vectoranalyse » (W.D. Day Prisma Technica -1973-)

    - « Speciale Relativiteitstheorie » (A. French Prisma Technica -1971-)

    - « Structuur en Evolutie van het Heelal » (G. Whitrow Aula -1961-)

    - « Algemene Scheikunde » (J. F. Roest Aula -1968-)

    - « De Ontdekking der Chemische Elementen » (Helen Miles Davis Prisma -1965-)

    - « Moderne Organische Chemie » (F.W. Gibbs Aula -1963-)

    - « Chemische nomenclatuur » (R. Cahn Prisma -1970-)

    - « Polymeerchemie » (G. Challa Prisma Technica -1971-)

    - monografieën i.t.m biologie:

    - « Algemene Botanie » (G. Nutsch Aula -1968-)

    - « De Groene Aarde » (T. Alberda Aula -1973-)

    - « Medisch Lexicon » (Ullstein Prisma -1965-)

    - monografieën i.b.t. techniek en technologie:

    - « Prisma Technisch Woordenboek–deel I- » (H. Damerau Prisma -1961-)

    - « Prisma Technisch Woordenboek–deel II- » (H. Damerau Prisma -1961-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel I- » (J. Davidse Prisma Technica –1970-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel II- » (J. Davidse Prisma Technica -1973-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel III- » (J. Davidse Prisma Technica -1970-)

    - « Grondslagen van de Electronica–deel IV- » (J. Davidse Prisma Technica -1970-)

    - « Transistors – Halfgeleidermaterialen » (R. Adler Prisma Technica -1968-)

    - « Transistors – Vervangingschema’s- » (P. Gray et al. Prisma Technica -1970-)

    - « Transistors – Fundamentele Schakelingen » (R. Thornton et al. Prisma Technica -1968-)

    - « Transistors – Versterkers » (R. Thornton et al. Prisma Technica -1969-)

    - « Transistors – Circuiteigenschappen » (C. Searle et al. Prisma Technica -1970-)

    - « Geïntegreerde Schakelingen » (R. Warner en J. Fordemwalt Prisma Technica -1968-)

    - « Radiotechniekdelen I en II » (E. Zepler en S. Punnett Prisma Technica -1969-)

    - « Radiotechniek voor Beginners » C.L. Boltz Prisma -1973-)

    - « Lasers » (K. Tradowsky Prisma Technica -1972-)

    - « De transistor en zijn toepassingen » (W. van Bussel Prisma -1972-)

    - « Hifi en stereo–alles over grammofoonplaat en geluidsweergave- » (W. van Bussel Prisma Prisma -1972-)

    - « Prisma bandrecorderboek » (W. van Bussel -1971-)

    - « Radio- en Televisietechniek » (W. van Bussel Prisma -1972-)

    Deze boeken (een lange waslijst!) hebben mij gedurende mijn ganse wetenschappelijke loopbaan steeds vergezeld, al was het maar om eens een ander geluid te horen dan wat in de diverse hand- en leerboeken of naslagwerken werd verteld. Zij maken nog steeds deel uit van mijn bibliotheek.
     

    2° De collecties van de Uitgeverij Epsilon:

    Een andere interessante meer recente uitgever op het vlak van de exacte wetenschappen is de Uitgeverij Epsilon (4) . Ferdinand Verhulst beschrijft op uiterst boeiende wijze hoe hij op het idee kwam een dergelijk uitgeversmaatschappij op te richten (5) . Sinds 1985 geeft Epsilon Uitgaven een serie wetenschappelijke boeken (hoofdreeks) uit op het gebied van de wiskunde en verwante gebieden. Vanaf 1999 verschenen ook delen van de Zebra-reeks, een serie bedoeld voor leerlingen op het VWO en algemeen belangstellenden. Vanaf 2009 was er ook de Spijkerreeks, bedoeld voor het bijspijkeren van basiskennis wiskunde. Alleen al het bestaan van deze laatste collectie toont aan dat er met het wiskundeonderwijs in Nederland gedurende de laatste decennia heel wat is misgelopen. Ook in andere Europese landen is dit, in min of meer grote mate, het geval. Als oorzaken hiervan zijn te noemen: het Spoetnikeffect en de overhaaste New Math introductie, het voortdurend sleutelen en wijzigen van leerprogramma’s, het introduceren van nieuwe rekenrecepten (bvb de hapmethode in de plaats van de klassieke staartdelingmethode), het onoordeelkundig gebruik van rekenmachine en computer…

    2.1 de Spijker- collectie:

    De auteur van de Spijkerreeks, Henk Pfaltzgraff, is een leeftijdgenoot van mij want geboren in 1939. Hij was jarenlang als wiskundeleraar verbonden aan het Zaanlands Lyceum. Nu geeft hij wiskunde bij het VAVO aan jongeren die zijn vastgelopen in het reguliere onderwijs. Zijn “Spijkerboekjes” geven de mogelijkheid om enkele wiskundige basistechnieken in zo kort mogelijke tijd aan te leren. Wiskunde leer je in de eerste plaats door te doen. Daarom volgt na elke stukje uitleg een groot aantal oefeningen. Voor elk spijkerboekje staat -volgens de auteur- een studietijd van ongeveer 10 à 20 uren zelfstandig oefenen.

    De zeven Spijkers behandelen de onderwerpen van deze basiswiskunde in een doorlopende leerlijn, maar de deeltjes zijn ook afzonderlijk te gebruiken. Ieder deeltje omvat een basis, waar het meest essentiële wordt behandeld, en verder een verdieping, waar wat dieper op de theorie of op enkele toepassingen wordt ingegaan. Voor een optimaal gebruik van deze Spijkerboekjes is wel een grafische rekenmachine vereist.

    - Het eerste Spijkerboekje draagt als titel « Rekenen » en als basis worden algemene gegevens verstrekt over gehele getallen, breuken, machten (gebroken exponenten en wortels), decimalen (wetenschappelijke notatie) en procenten. De verdieping gaat over meetkundige (berekening van omtrek, oppervlakte en inhoud) en statistische ( gemiddelde, standaardafwijking, mediaan, permutaties en combinaties) toepassingen.

    - In het tweede Spijkerboekje « Algebra » wordt als basis het letterrekenen (machtsverheffen, machtsregels, product van tweetermen, merkwaardige producten, uitwerken van (a + b)n , ontbinden in factoren) en de eerste- en tweedegraadsvergelijking behandeld. De verdieping gaat over wortelvergelijkingen, gebroken vergelijkingen, vergelijkingen met meer onbekenden (schoorsteenmethode, substitutiemethode), ongelijkheden, logaritmen, exponentiële vergelijkingen, rekenkundige en meetkundige rijen, goniometrie van de rechthoekige en scherphoekige driehoek (definitie van cosinus, sinus,…, cosinusregel en sinusregel).

    - In het derde Spijkerboekje « Functies » wordt als basis het begrip functie met behulp van de leer der getalverzamelingen gedefinieerd en het in beeld brengen van een functie (grafische voorstelling of grafiek) besproken. Vervolgens wordt nader ingegaan op de eerstegraadsfunctie (inverse functie, expliciete en impliciete voorstelling, oplossingsgebieden, modulus functies, eerstegraadsfuncties met twee variabelen) en tweedegraadsfuncties (functies van de vorm ±(x + a)2 + b, functies van de vorm (x + a)(x + b), functies van de vorm ax2 + bx + c, raak- en snijlijnen aan parabolen, snijdende parabolen) behandeld. Enkele noties betreffende de functies van hogere graad en de transformaties (verschuivingen, spiegelingen en vermenigvuldigen van grafieken) sluiten het basishoofdstuk af. Het boekje gaat ten slotte dieper in op gebroken, wortel-, exponentiële, logaritmische en goniometrische functies.

    - De titel van de vierde Spijker is « Differentiëren ». Het boekje begint met de differentiaalrekening (limiet, afgeleide functie, differentiëren, productregel, quotiëntregel, kettingregel, afgeleide van sin cos en tan, ) en de toepassing ervan op grafieken (veeltermfuncties, stelsels van functies, wortel functies, breuk functies, goniometrische functies). Het luik “verdieping” omvat bijzondere functies ( het getal e, de natuurlijke logaritme, de afgeleide van een inverse functie, definitie en afgeleide) en toepassing van de differentiaalrekening op optimaliseringsproblemen.

    - Het vijfde deel in de Spijkerreeks « Integreren » sluit de verticaal opgebouwde rij van de eerste vijf Spijkerboekjes af. De volgende Spijkerboekjes “Kansrekening en Statistiek” en “Voortgezette Goniometrie en Vectorrekening” staan enigszins terzijde van dit verticaal bouwwerk, dat men ook nog “Analyse” noemt. Het boekje start met de integraalrekening (wat is integreren?, primitiveren, oppervlakte onder een grafiek, de integraal en de eigenschappen van de integraal). Volgt dan een overzicht van de integratietechnieken (de omgekeerde kettingregel, de substitutieregel, partiële integratie) en enkele toepassingen van de integraalrekening (omwentelingslichamen, booglengte, omwentelingsoppervlak, inhoud van een pyramide, mechanische arbeid, verwachtingswaarde). De “verdieping” van deze Spijker omvat speciale integratietechnieken (goniometrische technieken, breuksplitsing, oneigenlijke integralen), differentiaalvergelijkingen (impliciet differentiëren, wat is een differentiaalvergelijking, het oplossen van differentiaalvergelijkingen, het schetsen van oplossingskrommen) en enkele toepassingen van differentiaalvergelijkingen (exponentiële groei, begrensde groei, logistische groei, verdamping).

    - « Statistiek », de titel van het zesde Spijkerboekje, speelt een rol bij vele studierichtingen. De auteur benadrukt dat dit boekje alleen maar een basis legt waarmee de student verder kan. Het boekje begint met rekenkundige technieken. Verder komen beschrijvende en verklarende statistiek aan bod en wordt de basis van kansrekening behandeld. Bij het doorwerken van deze Spijker is een grafische rekenmachine onmisbaar.

    - De zevende Spijker «Goniometrie en Vectoren » is de laatste in de reeks en is vooral nuttig voor toekomstige bèta-wetenschappers, bijvoorbeeld als voorbereiding op een technische of natuurwetenschappelijke studie. Dit boekje legt eerst de basis van de trigonometrie en goniometrie (in feite een herhaling uit de Spijkers 2 en 3). Daarna volgt analytische verdieping van de goniometrie (differentiëren van goniometrische functies, karakteristieken van de grafieken), de somformules (samenstelling van trillingen) en de bewegingsvergelijkingen. Het laatste deel beperkt zich tot een deel van de vectorrekening of –calculus in casu de vectoralgebra (som, in- en uitproduct van vectoren).

    Boeken, die zich in dezelfde categorie van de Spijkerboekjes inschrijven zijn:

    * « Basisboek Rekenen » (Jan van de Craats en Rob Bosch Pearson -2009-)

    * «Basisboek Wiskunde» (Jan van de Craats en Rob Bosch Pearson 2de editie -2009-)

    * «Vervolgboek Wiskunde» (Jan van de Craats Pearson -2010-)

    Onvolledige internetversies van voornoemde boeken kan men inkijken op:

    http://members.home.nl/nlajast/school/BRhomepage.pdf

    http://staff.science.uva.nl/~craats/BasisboekWiskunde2HP.pdf

    http://staff.science.uva.nl/~craats/VervolgboekWiskundeHP.pdf

    « Basisboek wiskunde » legt de basis voor de wiskunde die op universiteiten en hogescholen gebruikt wordt bij studierichtingen in techniek, informatica, bètavakken, economie, bedrijfskunde, medische vakken en aanverwante disciplines. Basisboek wiskunde is essentieel een oefenboek. Elk hoofdstuk bestaat voor meer dan de helft uit opgaven. De bijbehorende theorie wordt kort en duidelijk uitgelegd. Achterin staan de antwoorden van alle opgaven zodat Basisboek wiskunde ook heel goed voor zelfstudie kan worden gebruikt. Centraal staat dus het aanleren van die wiskundige vaardigheden die studenten in deze disciplines moeten beheersen: rekenvaardigheid, formulevaardigheid, werken met functies en grafieken en vaardigheid in differentiëren en integreren

    Over dit boek schreef de recensent Dr D.G. van der Steen:

    ….Dit boek is bedoeld als brug tussen het middelbaar en het hoger onderwijs: het behandelt die wiskundestof die nodig is voor het volgen van een voortgezette studie op exact of economisch gebied. In die opzet is het voortreffelijk geslaagd. Korte, heldere hoofdstukjes, van het rekenen met gehele getallen tot en met differentiaal- en integraalrekening. Heel veel oefenmateriaal, met antwoorden. Pure training van die vaardigheden die sinds de invoering van de basisvorming en de tweede fase te zeer in het vergeetboek zijn geraakt. Geschikt voor bij de les, maar ook uitstekend bruikbaar voor zelfstudie. In deze tweede editie zijn veel wijzigingen doorgevoerd. Diverse hoofdstukken zijn uitgebreid, herschreven of verbeterd om aan te sluiten op de voorkennis van scholieren in het voortgezet onderwijs….

    « Vervolgboek wiskunde » volgt op het succesvolle studieboek 'Basisboek wiskunde', waarin de eerste elementaire kennis van wiskunde wordt aangeboden. Vervolgboek wiskunde gaat een stap verder. De onderwerpen die worden besproken zijn vectorrekening (het gedeelte vectoralgebra), matrixrekening, het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen met behulp van Gauss- eliminatie, machtreeksen en Taylor- reeksen, functies van meer variabelen, meervoudige integralen, complexe getallen en differentiaalvergelijkingen. Door deze selectie van onderwerpen sluit Vervolgboek wiskunde goed aan bij exact georiënteerde studierichtingen. 'Vervolgboek wiskunde' is evenals 'Basisboek wiskunde' in de eerste plaats een oefenboek. In elk hoofdstuk komt na de theorie een uitgebreide hoeveelheid opgaven. Achterin staan alle antwoorden, wat Vervolgboek wiskunde ook zeer geschikt maakt voor zelfstudie.

    « Basisboek Rekenen » is tot stand gekomen nadat de schrijvers hadden vastgesteld dat er iets niet klopte met het rekenonderricht in het basisonderwijs in Nederland. Jan van de Craats is immers de auteur van een ophefmakend artikel: “Waarom Daan en Sanne niet kunnen rekenen?” (zie: http://staff.science.uva.nl/~craats/zwartboek.pdf ). Van dezelfde auteur is er op internet een interessante lezing over dit probleem te vinden. (zie: http://wiskundeleraar.nl/pagina.asp?nummer=3896 )

    2.2 de Zebra- collectie

    De Zebrareeks is ontstaan om VWO-leerlingen in keuze-uren kennis te laten maken met onderwerpen uit de wiskunde, die buiten het standaard curriculum vallen, maar wel zeer de moeite waard zijn. De reeks is in eerste instantie bedoeld voor leerlingen uit de hoogste klassen van het VWO, maar is nadrukkelijk ook bedoeld voor allen die belangstelling hebben voor wiskunde en wiskundige toepassingen in andere disciplines. De teksten zijn ontstaan door een unieke samenwerking van docenten VWO, Hogeschool en Universiteit. De Zebra-reeks is tevens een hommage aan Jan Breeman, in leven bestuurslid van de NVvW (Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren), inspirerend docent en vernieuwer van het wiskundeonderwijs, bedenker van de Zebraruimte.

    In de diverse nieuwe wiskundeprogramma's (vwo profielen) in Nederland is een gedeelte met een omvang van 40 studie-uren gereserveerd voor keuzeonderwerpen, de zogenoemde Zebraruimte. In deze Zebraruimte wordt de leerlingen de gelegenheid geboden om zelfstandig of in (klein) groepsverband een of meerdere zelfgekozen onderwerpen te bestuderen en opdrachten uit te voeren die passen bij het gekozen profiel, de wiskunde in dat profiel en wellicht zelfs de toekomstige studie. De beperkte blik van de schoolwiskunde met de verplichte stof en de opgaven daarbij wordt hierdoor verruimd. De boekjes kunnen op deze manier bijdragen aan positieve beeldvorming van het vak wiskunde.

    De boekjes worden geschreven onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, in samenwerking met Epsilon Uitgaven te Utrecht. Binnen de NVvW is daarvoor de Werkgroep Zebrareeks ingesteld. Elk boekje telt ongeveer 60 pagina’s en tot nu toe werden volgende onderwerpen behandeld:

    - Domein Kansrekening en Statistiek:

    * «Kattenaids en Statistiek » (Jan van den Broek en Peter Kop Zebra 1 -2001-)

    * «Schatten, hoe doet je dat? » (Wim Kremers en Jan Smit Zebra 3 -2000-)

    * « Poisson, de Pruisen en de Lotto » (Frank Heierman, Rein Nobel en Henk Tijms Zebra 5 -2000-)

    * « Spelen en Delen -speltheorie, de wiskunde van conflictmodellen- » (Frank Thuijsman Zebra 22 -2005-)

    * « Experimenteren met Kansen –simulatie met de grafische rekenmachine- » (Henk Pfaltzgraff Zebra 23 -2006-)

    - Domein Meetkunde:

    * « Perspectief, hoe moet je dat zien? » (Martin Kindt en Agnes Verweij Zebra 2 -2000-)

    * « De Gulden Snede » (Wim Kleijne en Ton Konings Zebra 4 -2000- 5de druk in 1010)

    * « De Veelzijdigheid van Bollen » (Peter Boon en Martin Kindt Zebra 9 -2000?- 2de druk -2005-)

    * « Fractals » (Igor Hoveijn en Jan Scholtmeijer Zebra 10 -2000?- 3de druk -2009-)

    * « Schuiven met auto’s, munten en bollen » (Hans Melissen en Rob van Oord Zebra 11 -2001-)

    * « Geschiedenis van de niet- Euclidische Meetkunde » (Iris van Gulik-Gulikers Zebra 21 -2005-)

    * « Passen en Meten met Cirkels, de arbelos van Archimedes » (Floor van Lamoen Zebra 30 -2009-)

    * « Meester Ludolphs Koordenvierhoek » (Marjanne de Nijs en Steven Wepster Zebra 31 -2010-)

    - Domein Algebra:

    * « De Laatste Stelling van Fermat » (Peter Lanser Zebra 7 -2000-)

    * « Verkiezingen, een web van paradoxen » (Ad van Deemen, Eliora van der Hout, Peter Kop en Harrie de Swart Zebra 8 -2000-)

    * « Voorspellen met modellen » (Peter Boswijk, Philip Hans Franses en Christiaan Heij Zebra 28 -2008-)

    - Domein Analyse:

    * « Pi » (Frits Beukers Zebra 6 -2001- 4de druk -2009-)

    * « Experimenteren met Rijen, simulatie met de grafische rekenmachine » (Henk Pfaltzgraff Zebra 32 -2011-)

    * « Ontwikkelen met Kettingbreuken » (Martin Kindt en Piet Lemmens Zebra 33 -2011-)

    - Domein Arithmetiek en Axiomatiek:

    * « Spelen met Gehelen » (Leon van den Broek en Ruud Jeurissen Zebra 12 -2002-)

    * «Nullen en Enen, binaire getallen, hyperkubussen en foutverbeterende codes » (Leon van den Broek en Ruud Jeurissen Zebra 19 -2004?- 2de druk -2010-)

    * « Babylonische Wiskunde, een verkenning aan de hand van kleitabletten » (Martin Kindt en Ab van der Roest Zebra 20 -2005-)

    * « Blik op oneindig » (Leon van den Broek en Arnoud van Rooij Zebra 25 -2007-)

    * «Een koele blik op de Waarheid, bewijzen en redeneren in de wiskunde » (Ferdinand Verhulst Zebra 26 -2007-)

    * «Getallenbrouwerij, alternatief rekenen » (Leon van den Broek en Arnoud van Rooij Zebra 29 -2009-)

    - Domein Natuurkunde:

    * « Chaos en Orde » (Ferdinand Verhulst Zebra 16 -2002?- 2de gecorrigeerde druk -2007-)

    * « Christiaan Huygens » (Rienk Vermij, Hanne van Dijk en Carolien Reus Zebra 17 -2004-)

    * « Zeepvliezen, wetenschap en vermaak » (Hans van Lint en Jeanne Breeman Zebra 18 -2004-)

    * « Gravitatie, de kracht die overal werkt » (Wilfried van Herterijck Zebra 24 -2007-)

    - DomeinToegepaste Wiskunde:

    * « Het gebruik van Wiskunde in de Islam » (Natasja Bouwman en Charlene Kalle Zebra 12 -2002?- 2de druk 2009-)

    * «Grafen in de Praktijk » (Hajo Broersma Zebra 14 -2002- 2de druk -2006-)

    * « De Juiste Toon » (Jan van de Craats Zebra 15 -2002?- 2de druk -2005-)

    * « Kunst en Wiskunde, verwondering en verbeelding » (Bruno Ernst en Ton Konings Zebra 27 -2008-)

    2.3 de Hoofd- collectie

    De hoofdcollectie van de Uitgeverij Epsilon omvat theoretisch 69 monografieën, waarvan enkele bvb n° 1 « Inleiding tot de Leer van Stijfheid en Sterkte » (W. T. Koiter Epsilon n° 1 -1985-) niet meer te verkrijgen zijn. Andere nummers die blijkbaar ook niet langer te verkrijgen zijn: 4, 5, 7, 8, 12, 14, 17, 19, en 30.

    De reeks omvat een aantal monografiën (in feite syllabi of cursussen want beperkt tot het essentiële) voor beginnende wiskundestudenten (lerarenopleiding en mathematici) zoals:
     
    - « Eindig, oneindig, meer dan oneindig -grondslagen van de wiskundige wetenschappen » (n° 56),
    - « Getaltheorie voor Beginners » (n° 42),
    - « Vectoren en Matrices -een inleiding in de lineaire algebra- » (n° 45),
    - « Meetkunde -facetten van de planimetrie en stereometrie » (n° 47), 
    - « Lessen in de Projectieve Meetkunde » (n° 26),
    - « Analyse voor Beginners » (n° 6),
    - « Complexe functies -de eerste stappen- » (n° 20),
    - « Kansrekening -het zekere van het onzekere- » (n° 36),
    - « Spelen met kansen » (n° 43) en
    - « Differentiaalvergelijkingen -een inleidende cursus- » (n° 27),

    Zonder enige twijfel zijn deze boeken erg nuttig voor een Nederlandstalig publiek en wordt aldus één van de voornaamste doelstellingen van de uitgever "Wiskunde in de moedertaal voor beginnende studenten" verwezenlijkt.

    Voor gevorderden zijn er vervolgens:  

    - « Getallen -van natuurlijk naar imaginair- » (n° 65),
    - « De Riemann- hypothese - een miljoenenprobleem- » (n° 69) 
    - « Algebra -de brug tussen getallen en meetkundige constructies- » (n° 31)
    - « Hoofdstukken uit de Combinatoriek » (n° 25)
    - « Moderne Planimetrie » (n° 39),
    - « Analyse -functies van meer veranderlijken- » (n° 16),
    - « Theorie der Complexe Functies » (n° 13),
    - « Maat en integratietheorie -met basiselementen van de waarschijnlijkheisrekening- » (n° 58),
    - « Fouriertheorie -van reeks tot integraal- » (n° 10), en
    - « Analyse van Gewone Differentiaalvergelijkingen » (n° 33).

    Natuurkundestudenten worden ook niet vergeten. Er zijn bvb :

    - « Theoretische Mechanica » (n° 3) van Bottema, een klassieker in Nederland
    - « Kosmologie -van oerknal via niets tot straling en stof- » (n° 29),
    - « Speciale functies in de Mathematische Fysica » (n° 15),
    - « Turbulentie -theorie en toepassingen van turbulente stromen- » (n° 24),
    - « Meetkunde en Fysica » (n° 44),
    - « Chaostheorie -het einde van de voorspelbaarheid?- » (n° 35).

    Voor de beginnende natuurkundestudent of voor de ontwikkelde leek zijn er bvb
     
    - « Op de schouders van reuzen -de mechanica van Newton- » (n° 62),
    - « Het leven der Sterren -van stofwolk tot zwart gat- » (n° 59)

    evenals een tweetal vertaalde monografieën van Christiaan Huygens:
     
    - « Cosmotheoros -de wereldbeschouwer- » (n° 11) 
    - « Verhandeling over het Licht » (n° 18). 

    Voor beginnende informaticastudenten maar ook voor geïnteresseerden zijn er:

    - « Starten met Programmeren -een introductie in Java- » (n° 61) 
    - « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » (n° 63)
    - « Chaos met de Computer » (n° 37)
    - « Operationele analyse -een inleiding in modellen en methoden- » (n° 54) 

    De Epsilonreeks lijkt mij echter ook voor biowetenschappers (bvb bio-ingenieurs) erg interessant. Vooreerst zijn er de monografieën van de Gee (« Wiskunde in Werking » : nummers 48, 49 en 50). De talrijke herdrukken tonen het belang van deze monografieën duidelijk aan. Deze boeken worden trouwens ook in België als syllabi gebruikt.

    Verder is er nummer 55 (« De wiskundige kat, de biologische muis en de jacht op inzicht »), een boek, dat aantoont hoe niet-lineaire dynamische processen de levende materie beheersen. Niet-lineaire dynamische processen zijn van zeer groot belang in de biologie en de theorie vormde het onderwerp van een van de eerste boeken van de reeks in 1985.
    Het boek « Niet-lineaire Differentiaalvergelijkingen en Dynamische Systemen » met als auteur, de stichter van de Epsilon Uitgaven, Ferdinand Verhulst komt helaas niet langer in de reeks voor. Er bestaat echter wel een Engelse versie « Nonlinear differential equations and dynamical systems » (Springer second edition -2006-) die gedeeltelijk is in te zien via Google- books. 

    Merkwaardig is ook wel dat in deze reeks een Luitzen Egbertus Jan Brouwer (6) , de grondlegger van de -door vele wiskundigen misprezen- intuïtionistische wiskunde tweemaal (nummers 51 en 66) aan bod komt. Veelal wordt voornoemde wiskundige, die tot een alternatieve groep behoort, doodgezwegen. Het pleit voor Epsilon dat ook "alternatieve" wiskundigen aan het woord komen.

    Zo komt ook een Nico van Kampen met « Waanwetenschap » (n° 52) aan het woord. Dit boek is in feite een soort samenvatting van « Views of a physicist -selected papers of N. G. van Kampen » (World Scientific -2000-), waarin deze bekende en gevierde Nederlandse fysicus zijn gal uitspuwt over alles waarvan hij meent "pseudo- of waanwetenschap" (waaronder bvb homeopathie!!) te zijn. In « Commentaar op 'Waanwetenschap' » (n° 52 bis) wordt een van Kampen dan weer door enkele wiskundigen waaronder de onlangs overleden Floris Takens terechtgewezen.   

    Epsilon Uitgaven werkt tenslotte ook aan materiaal voor het nieuwe schoolvak Wiskunde D (7) in het secundair onderwijs. Volgende monografieën kunnen gratis gedownloaded worden. Epsilon ontvangt daarna graag uw commentaar voor verdere ontwikkeling:

    « Dynamische modellen » (Ferdinand Verhulst Wiskunde D deel 1)

    « Kansrekening » (A. van den Brandhof Wiskunde D deel 2)

    « Optimalisatie in Netwerken » (H. Tijms Wiskunde D deel 3)

    « Diophantische Vergelijkingen –mogelijkheden en onmogelijkheden- » (G. Cornelissen Wiskunde D deel 4)

    - monografieën i.v.m. Axiomatiek en Arithmetiek:

    * « Een nacht vol opwinding –een keuze uit filosofische essays- » (Henri Poincaré Epsilon n° 41 -1998-)

    * « Geschiedenis van de Wiskunde in de Twintigste eeuw –van verzamelingen tot complexiteit- » (Piergiorgio Odifreddi Epsilon n° 57 -2005-)

    * « L.E.J. Brouwer en de Grondslagen van de Wiskunde » (Dirk van Dalen Epsilon n° 51 2de druk -2005-)

    * « Intuïtionistische Analyse – een constructief denkraam- » (Dirk van Dalen Epsilon n° 66 -2011-)

    * « Eindig, Oneindig, meer dan Oneindig –grondslagen van de wiskundige wetenschappen- » (Leon Horsten Epsilon n° 56 -2004-)

    * « Waanwetenschap » (N.G. van Kampen Epsilon n° 52 -2002-)

    * « Commentaar op ‘Waanwetenschap’ » (Dennis Dieks, Vincent Icke, G.Y. Nieuwland, Jelle Ritzerveld en F. Takens Epsilon n° 52 bis -2003-)

    * « Getaltheorie voor Beginners » (F. Beukers Epsilon n° 42 4de druk -2008-)

    * « Elementaire Getaltheorie en Asymmetrische Cryptografie » (Benne de Weger Epsilon n° 63 2de druk -2011-)

    * « Getallen – van natuurlijk naar imaginair- » (Frits Beukens Epsilon n° 65 -2009-)

    * « De Riemann- hypothese –een miljoenenprobleem- » (Roland van der Veen en Jan van de Craats Epsilon n° 69 -2011-)

    - monografieën i.v.m. Algebra:

    * « Vectoren en Matrices –een inleiding in de lineaire algebra- » (Jan van de Craats Epsilon n° 45 5de druk 2010-)

    * «Wiskunde in Werking –deel I:

    05-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.§ 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie")

    § 1.1 Over de esprit de géométrie in de Cadettenschool..

    In 1991 schreef een oud-cadet uit de Franse Afdeling (1) naar aanleiding van de definitieve sluiting van de Cadettenschool het volgende over de fameuze “esprit de géométrie”, die sedert 1897 –het stichtingsjaar van de school- het leven en het doen en laten van de cadetten beheerst had :

    …Et puis les maths... Les cadets pouvaient se passer d'une année de « spéciale math» pour présenter l'examen à I’ École Royale Militaire. Ce fut un véritable gavage de trigonométrie, algèbre. arithmétique, géométrie analytique plane ou dans l'espace, calcul différentiel ou intégral…une horreur... J'ai terminé mes trois années d'Humanités comme un naufragé épuisé cramponné à une bouée en train de se dégonfler. J’ai pourtant assisté à des sauvetages extraordinaires. J'ai vu près de moi des cadets se taper Ia tête contre les bouquins jusqu'à se faire patiemment une bosse des maths, jusqu'à devenir de véritables prodiges qui, pendant les récréations, s'amusaient a résoudre des équations différentielles en deux coups de cuiller à pot. Et, à l'époque, il n'y avait pas de calculatrices électroniques….

    Uiteraard stond deze «esprit géométrique» in verband met de fundamentele doelstelling van de school: voorbereiden op het toelatingsexamen KMS en i.h.b. op het examen voor de Polytechnische Afdeling. Het was dus niet verwonderlijk dat de"moderne humaniora" met een duidelijk accent op wiskunde ( de “wetenschappelijke A”- sectie en de Latijn-Wiskunde - sectie) een voorkeurpositie (2) t.o.v. de “oude humaniora” (de Grieks-Latijnse sectie) genoot. Moderne humaniora bereidde immers rechtstreeks voor op het toelatingsexamen van de polytechnische afdeling van de KMS.

    Voor cadetten, die de oude humaniora volgden behoorde alleen het toelatingsexamen “Alle Wapens” tot de mogelijkheden. Of een opleiding via een Belgische universiteit tot militair arts, apotheker of veearts, mogelijkheid waarvan vele Grieks-Latinisten hebben gebruik gemaakt. Deze opleiding ging in het laatste geval gepaard met een aanvullende specifieke militaire vorming verstrekt door de KMS (SOGD: School der Officieren van de Gezondheidsdienst, later veranderd in KSGD: Koninklijke School der Officieren van de Gezondheidsdienst). Ook voor het toelatingsexamen “Alle Wapens” was echter een goede kennis In de wiskunde vereist en dus werd het leerprogramma en de leerstof ook voor Grieks-Latinisten uitgebreid en aangepast.

    Deze “aanpassing” betrof nu zowel het aantal lesuren als het wiskundeprogramma: zo waren er in rhetorica voor cadetten uit de oude humaniora 9, voor cadetten uit de moderne humaniora, 13 lesuren wiskunde per week voorzien. In de derdes en de tweedes waren deze cijfers respectievelijk 5 en 9. Het totaal lesrooster bevatte zo tot 44 lesuren, waar een burgerschool slechts 32 tot 34 lestijden omvatte (3) . Op de specifieke wiskundeleerstof zal in de komende cursiefjes wat dieper ingegaan worden.

    Deze fameuze “esprit de géométrie” was nu niet alleen kenschetsend voor de Cadettenschool, maar was ook een traditie in alle scholen, waarvoor het Leger als inrichtende macht optrad en o.m. in de Pupillenscholen. Deze scholen hadden tot doel een basisvorming te verzekeren aan de zonen van militairen en andere rechthebbenden van 10 tot de leeftijd van 16 jaar. Het onderricht in de Pupillenscholen stemde grosso modo overeen met het laatste jaar primair onderwijs (zevende leerjaar) en de drie eerste jaren van het secundair onderwijs. Hoewel zelf leerling aan de Koninklijke Cadettenschool van 1955 tot 1958, was ik tot voor kort totaal onwetend over de roemrijke historische en educatieve achtergrond van deze pupillenscholen (4) , die o.m. ook tot doel hadden de leerlingen (pupillen) voor te bereiden tot het toelatingsexamen van de Cadettenschool.

    1° Het lerarenkorps

    Het wiskundeonderwijs in de Nederlandstalige Afdeling van de Cadettenschool van Laken werd verzorgd door een aantal typische figuren zoals de “Snor”, de “Muis” en de “Poes”. Het zijn vooral deze personages, die mijn wetenschappelijk denken in zeer grote mate bepaald en beïnvloed hebben.

    In de eerste plaats moet ik hier nu de “Snor”, een “burger” vermelden, die gedurende vele jaren de oude, vertrouwde (Euclidische) meetkunde alsook nog goniometrie en trigonometrie doceerde en daarbij zeer hoge eisen stelde aan zijn povere discipelen, vooral aan de nieuwkomers. Ook “de Poes», die analytische meetkunde en ook nog fysica gaf, was een “burger”.  

    Vóór WOII werden traditioneel de wiskundevakken gegeven door militairen, want die kenden immers het klappen van de zweep. Zo was er bvb de fameuze Jules Horwart, de “Moloch”, de auteur van een «Cours d’Arithmétique: les entiers, les fractions, Manuel destiné aux élèves des Classes supérieures des Athénées et de l’Enseignement Normal Moyen ; aux Candidats à l’Ecole Royale Militaire et aux Universités» (3e, 2e, et 1er humanités modernes).

    Die Horwart was ook nog Cadet geweest in Namen (1930- 1933) en kende dus wel de cadettenstreken. Toch was er in de jaren twintig ook al een burger aanwezig in casu Victor Herbiet, een doctor in de wiskunde, die door toedoen van Maurice Grevisse in de Cadettenschool was terecht gekomen. Victor Herbiet was de man van de algebra en lag ook aan de basis van de collectie « De Vaere Herbiet » (zie cursiefje « Over oude schoolboeken en... wiskunde » in mijn eerste blog).

    Ook de “Poep” (Arithmetiek) en de “Muis”(algebra, calculus en beschrijvende meetkunde) waren militairen. De “Muis” was een polytechnisch ingenieur en een buitengewoon begaafd lesgever. Voor iedereen was duidelijk, dat het “lesgeven” hem in het bloed zat. Van hem werd verteld dat hij weigerde het ambt van majoor (hoger officier) op te nemen, omdat hij dan verplicht zou geweest zijn de Cadettenschool te verlaten.

    Burgers, die wensten les te geven in de Cadettenschool van Laken, dienden, ter beoordeling van hun geschiktheid voorafgaandelijk aan hun benoeming een aantal proeflessen geven. Sommige waren doctorandi in de echte zin van het woord en werkten terwijl zij ook doceerden aan een doctoraal proefschrift. In dit geval gaven ze slechts enkele jaren les. De Cadettenschool was voor hen eerder een springplank naar een universitaire loopbaan.

    In de Franstalige Afdeling gaf bvb in 1955 een zekere Georges Delande les (5) . Hij was een koloniaal en behaalde begin de jaren zestig een doctorstitel onder het promotorschap van de professoren Debever en Lisbois (ULB) aan de Universiteit van Elisabethville. Dank zij het toedoen van Jacques Mersch werd hij o.a. wegens zijn bijzondere pedagogische kwaliteiten  in 1967 benoemd aan de FUNDP. Hij was daar een graag geziene figuur. Hij overleed in 2007, 89 jaar oud.

    Andere markante figuren in de Franstalige afdeling waren in die jaren bvb een Jean Brismée. . Hij gaf les in de deductieve meetkunde van 1950 tot 1965. Ook deze wiskundige was eerder een buitenbeentje. Begeesterd door het "witte doek" verliet hij het onderwijs en werd hij filmrealisator et fondateur de l’ INSAS (1962). Van hem waren er ook de kortfilms “Forges (1956), “le Théorème de Pythagore” (1960) -hoe kon het anders- en “Monsieur Plateau” (1964)… Jean Brismée was ook de auteur van “Cent ans de cinéma en Belgique” (1995).

    2° de leerstof

    De leerstof “wiskunde” was voor de secties Latijn-Wiskunde en Wetenschappelijke A ongeveer equivalent met het huidige programma wiskunde van een Internationaal of Europees baccalaureaat (6) of met het nu overbekende “Advanced Placement Program” (7) (bvb AP calculus) in de USA. Dergelijke leerprogramma’s maken deel uit van een pre-universitaire opleiding tot ingenieur en zijn beduidend zwaarder dan de “normale” leerprogramma’s. De examenvragen van de toelatingsproef voor burgerlijk ingenieur en de KMS (8) tonen dit ontegensprekelijk aan.

    Een woordje over het “Advanced Placement Program” lijkt mij hier nu wel op zijn plaats. AP, zoals de Amerikanen het noemen, is in werkelijkheid maar definitief gestart, ná die memorabele 4 oktober 1957, een datum, die ik mij zeer goed herinner. Want ook in de Cadettenschool, werd het “fait divers” die aan deze datum verbonden is uitvoerig gecommentarieerd. Op die datum werd immers Spoetnik 1 gelanceerd (9) .

    In de USA sloeg het Spoetnik- evenement in als een (atoom)bom en in de pers gewaagde men van een technologische « Pearl Harbor ». Plotseling werd men zich er van bewust, dat de USSR inderdaad technologisch sterker stond en in staat was de USA rechtstreeks te bestoken met raketten, van een veel zwaarder kaliber dan de fameuze V2.

    De oorzaak van deze achterstand was, volgens de experten van die tijd, een stagnerend en een niet aangepast wiskundeonderricht i.h.b. voor ingenieurs, fysici en mathematici. Het, in begin van de jaren vijftig gestarte AP, diende dus dringend aangepast te worden en dat was het startsein van de “New Math” beweging, die in het begin van de zestiger jaren furore maakte en later naar Europa kwam overgewaaid. Over “New Math” zal ik het in een ander cursiefje trouwens nog uitvoerig hebben.

    Misschien hier ook nog even aanstippen dat terzelfdertijd ook het fysicaonderricht in vraag werd gesteld. Aan een toen nog onbekende Richard Feynman werd toen door Caltech gevraagd te starten met een nieuwe didactische benadering van een leergang “algemene natuurkunde”. Deze leergang moest zo snel mogelijk tot de moderne fysica voeren waarmede dan de quantumfysica bedoeld werd. Quantumfysica werd immers in die jaren nog beschouwd als “postdoc” materie en het was overduidelijk geworden dat al in de cyclus “undergraduate” met deze materie moest gestart worden, tenminste als men fysici en ingenieurs wou vormen, die de nieuwe technologische problemen zouden kunnen beheersen.

    Die fameuze leergang staat nu bekend als de “Feynman lectures”… en iedere fysicus, enigszins die naam waardig, beschouwt deze “Lectures” nog steeds als verplichte lectuur. In mijn derde blog zal ik het nog uitvoerig hebben over deze “Lectures”.

    Maar terug naar de Cadettenschool. Wat het studiemateriaal betreft, werden in de Nederlandstalige Afdeling de schoolboeken van de collectie De Vaere Herbiet (Algebra en Arithmetiek) als basis gebezigd. In de Franstalige Afdeling werden echter enkele boeken van de Schons collectie (bvb het «Traité de Trigonométrie » en het « Complément d'Arithmétique et d'Algèbre ») voorgeschreven. 

    Wat de calculus betrof, dienden de Cadetten in de Nederlandstalige Afdeling praktisch alles te noteren, want wat bvb in de klassieke algebraboeken stond, werd als onvoldoende beschouwd. Het gevolg hiervan was, een aantal volgepende "copybooks". Ik zal daar nog verder in detail op terugkomen.

    In de vijftiger jaren was er blijkbaar geen geschikt studiemateriaal in het Nederlands voor de vakken deductieve of axiomatische, analytische meetkunde en.. trigonometrie en dus werden er o.a. door de Snor en de Poes syllabi verstrekt. De boeken van Dalle en Dewaele (zie cursiefje eerste blog: "Over oude schoolboeken.. en wiskunde") werden door sommigen, waaronder mijzelf, als "Oefeningenboeken" gebruikt. 

    Voor de analytische meetkunde was er wel het boek van Bilo « Leerboek der Analytische Meetkunde » uit de collectie « Mineur », maar het niveau van dit werk was niet hoog genoeg voor het toelatingsexamen KMS.

    De cadetten uit de Franstalige Afdeling konden beroep doen op « Notes de Géométrie analytique plane à l'usage des élèves des classes scientifiques des humanités et des candidats à l'Ecole Militaire et aux Universités » van Lupsin en waarvan in 1956 nog een zevende editie verschenen was.

    Qua studiemateriaal waren de franstaligen zeker bevoordeeld en toch waagde blijkbaar niemand het deze Franse boeken in de Nederlandstalige Afdeling aan te raden, laat staan officieel te gebruiken. Zei een Cicero niet : « Stultorum plena sunt omnia » ???

    3° de educatieve methodes

    Vooreerst waren er de bekende “aanmoedigingen” zoals de tuchtconsignes en de uren strafstudie . Te lage punten (4 tot 6 op 20) op een schriftelijke of mondelinge ondervraging leverde op zijn minst “2 consignes” op en een totaal van 8 consignes betekende 1 PS. En 1 PS wou zeggen: “Permis Supprimé” wat dan betekende dat het slachtoffer niet op “vergunning” mocht en een vergunning was er maar om de veertien dagen.

    Het dramatische was nu dat deze consignes, die met kwistige hand uitgedeeld werden door onze wiskundeleraren, onmiddellijk werden opgeteld bij die verworven op militair gedrag… Deze laatste consignes kon men verwerven voor "schoenen niet gepoetst", "gordel niet geblancoteerd", "te lange haardracht", " bed niet perfect opgemaakt" enz.. enz.. Vele cadetten, vooral de"bleus", waren dan ook in bange afwachting van het resultaat van hun schriftelijke ondervragingen..Een paar consignes bij kon immers het verschil maken  

    Voor lage punten (7 of 8 op 20 bvb) werden er doorgaans enkele uren strafstudie gegeven. Minder erg natuurlijk, maar het ellendige was dat er altijd bijzonder laag gequoteerd werd.
    De specialiteit van de Snor was bvb punten aftrekken voor de zorg.. Bij een ongelukkige mondelinge ondervraging klonk het bvb + 1 punt voor het (aan bord) komen, + 1 voor het gaan… -2 voor de zorg eindresultaat: nul ! En een nul betekende dan 8 consignes. Een -2 of -4 voor de “zorg” bij schriftelijke ondervragingen was bij de Snor ook niet uitzonderlijk vooral in de derdes.

    Die puntenschaarste had echter wel tot gevolg dat je voortdurend en altijd in het verweer was. Nooit kon je, bvb na een gelukte ondervraging even uitblazen en wat op je lauweren rusten. Een dergelijke educatieve methode leverde echter wel resultaten op: er werd ijverig gestudeerd. Maar deze ijver stond niet in evenredigheid met het puntenaantal.

    Had je op het einde van het jaar 13/20 en geen enkele buis (ook in militair gedrag) dan had je recht op dubbele palmen, had je 16/20 dan mocht je je verheugen in zilveren palmen. Dubbele palmen waren vrij zeldzaam (nog geen tien cadetten in de Nederlandse Afdeling), en zilveren palmen waren utopisch. Ofschoon ik toch één cadet (André Biver, later kolonel-geneesheer van het Militair Hospitaal in Keulen), drager van zilveren palmen gekend heb in de Franstalige Afdeling. Charles Sterpin (cadet 1958-1961) heeft me onlangs nog bevestigd, dat men in de Franstalige wat minder streng was dan in de Nederlandstalige Afdeling. Zelf droeg ik in poësis dubbele palmen, maar ik verloor ze op het einde van het jaar door... mijn militaire gedrag. 

    Maar dergelijke “aanmoedigingen” laten natuurlijk nog niet toe te slagen in een toelatingsexamen KMS. Er werd hiertoe in de Cadettenschool van Laken, een specifieke Methodiek en Didactiek voor het wiskundeonderricht toegepast.

    En deze Methodiek en Didactiek werd, zoals ik later vaststelde, tot in het minste detail beschreven in…. Schuh’s “ Didactiek en Methodiek van de Wiskunde en de Mechanica” (10)

    Er bestaat voor mij niet de minste twijfel dat de Snor en de Muis hun specifieke didactische methodes haalden uit dit boek. Want natuurlijk kenden zij Schuh en zijn functie: zijn naam werd immers al vermeld in het Complement van Algebra (p.254) en hij was hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft, de befaamde instelling, die topingenieurs vormde.

    Fred Schuh was eveneens de auteur van een reeks boeken in relatie tot de rekenkunde, de algebra, de deductieve en de analytische meetkunde en de differentiaal- en integraalrekening, waarop ik verder nog uitvoerig zal ingaan. Het peil van laatstgenoemde werken oversteeg beduidend dit van de klassieke gebruikelijke schoolboeken.

    Voor mij staat het vast dat in de Nederlandse Afdeling van de Cadettenschool de werken van Schuh als basis gediend hebben voor de "aanvullende" leerstof op de klassieke schoolboeken Rekenkunde en Algebra. Natuurlijk dienden wij deze "aanvullende" leerstof op te pennen en jarenlang heb ik deze pennevruchten (copybooks) zorgvuldig bewaard.  

    Hoe ik nu op het spoor kwam van Schuh's boeken, wordt uiteengezet in een cursiefje in mijn derde blog. Hier wil ik alleen maar even de inhoud van eerstgenoemd boek in het kort schetsen en alleen al dit korte overzicht spreekt voldoende voor zichzelf. Het werk is onderverdeeld in zes delen, die in totaal 21 hoofdstukken beslaan.

    - Een eerste deel “Algemene Beschouwingen” geeft een antwoord op de vragen: hoe moet men wiskunde bestuderen? Hoe moet men studeren? Hoe moet men een vraagstuk aanpakken? Wat wordt van een examen kandidaat verlangd? Welke dingen moet men onthouden? Voorbeelden van onthouden en het belang van ezelsbruggetjes (bvb in de trigonometrie)…

    - Een tweede deel “Aanwijzingen betreffende het doen van examen” beschrijft in detail hoe men een schriftelijk en hoe men een mondeling examen moet afleggen.

    - Een derde deel “Voorbeelden van het Bestuderen van bepaalde onderwerpen” geeft aanwijzingen betreffende het bepalen van limieten, betreffende convergentie van reeksen, betreffende onbepaald integreren en het integreren van differentiaal vergelijkingen.

    - Een vierde deel “Definities en Stellingen” gaat over het definiëren en het benoemen van een begrip en geeft enkele beschouwingen over het begrip stelling.

    - Een vijfde deel “Omkeren en ontkennen” handelt over de volgende onderwerpen: logische omkering en verwante omzettingen (bewijs uit het ongerijmde); stellingen en hun omgekeerden; nodige en voldoende voorwaarde en onderwerpen, die met “nodig” en “voldoende” in verband staan; de verbindingen “of” en “en”..

    - Een zesde deel “Verschillende Onderwerpen” handelt over enkele bewijsmethoden (volledige inductie en varianten) en formuleert enkele raadgevingen betreffende de rol van de figuren in de planimetrie en stereometrie, in de algebra en de analyse (calculus), de sigma en product notaties…

    Om het maar eens met een bijbelse uitspraak af te ronden: « Voorwaar, voorwaar ik zeg u Schuh's boek zou moeten op de bureeltafel van iedere wiskundeleraar of –student liggen..»  

    5° samenvatting van de leerstof: de rol van de prismacompendia

    In de Cadettenschool was gans het klassieke wiskundecurriculum (Arithmetiek, Algebra, Meetkunde en Trigonometrie) in feite één grote aanloop naar de calculus, het favoriete instrument van de ingenieur. Alle andere disciplines van de wiskunde, stonden in dienst van koning “Calculus”, die in rhetorica soeverein heerste vooral in de secties Wetenschappelijke en Latijn- Wiskunde en in wat mindere mate in de Grieks-Latijnse sectie.

    De theoretische aspecten (stellingen,definities…) van vakken als Arithmetiek, Algebra, Meetkunde en Trigonometrie werden in de Cadettenschool, weliswaar grondig, doch in een ijltempo afgehandeld: de vraagstukken waren immers belangrijker dan de theorie. De vragen gesteld voor het toelatingsexamen KMS waren altijd vraagstukken en nooit theorie. Natuurlijk moest deze theorie ook blijvend gekend zijn, maar die theorie kon je toch ook gewoon leren of recapituleren uit de handboeken. Het zou zonde van tijd geweest zijn indien de wiskundeleraars hier nog meer tijd in hadden gestoken. Zodoende kwam er dus weer wat meer ruimte vrij voor oefeningen en toepassingen en vooral vraagstukken.

    Deze -voor ons- perfide, zienswijze uitte zich ook bij schriftelijke ondervragingen en interne examens. Hier was de puntenverdeling hoogstens 8/20 voor de theorie, minstens 12/20 voor de vraagstukken. Zelfs al beheerste je de theorie tot in de minste details (zoals de Snor zei “met punten en komma’s”), dan nog moest je minstens nog één vraagstuk correct oplossen om de helft van de punten te behalen.

    Leer- of handboeken, die de theorie op een zo kort en duidelijk mogelijke wijze samenvatten, waren voor ons, cadetten een mooie maar ijdele wensdroom. In onze schoolboeken, die overvol stonden van oefeningen, toepassingen en vraagstukken, liep de theorie er ietwat verloren bij. 

    Deze wensdroom trad nu voor een deel in vervulling door het op de markt komen van de bekende   Prismacompendia (11)het pocketboek voor studie en practijk”). Deze pockets kwamen echter eerst maar vanaf 1964 op de markt; voor vele promoties, waaronder mijn promotie wel veel te laat.

    In mijn loopbaan heb ik later veelvuldig gebruik gemaakt van deze handige en goedkope pockets, die ik werkelijk kan aanraden aan wie beroepshalve met de wiskunde in aanraking komt. Het ging hier over volgende Compendia:

    - « Algemene Rekenkunde »  van D.W. Oort en G.H. Meyer ( compendium nr 3 -1964-)

    - « Algebra » van D.W. Oort en G.W. Meyer (compendium nr 49 -1967-)

    - « Planimetrie » van J. van den Hoeven (compendium nr 10 -1964)-

    - « Stereometrie » van W.G J. van Ruth (compendium nr 14 -1965-)

    - « Goniometrie en Trigonometrie » van C van der Linden (compendium nr 5 -1965-)

    - « Analytische Meetkunde » van C van der Linden (compendium nr 7 -1966-)

    - « Matrixalgebra » van W. G. Bickley en R. S. H. Thompson (compendium nr 72 -1970-)

    - « Differentiaal- en integraalrekening » van Th. Liket (compendium nr 16 -1968-)

    Begin van de jaren zeventig verscheen nog in de Aulareeks van Prisma:

    - « Waarschijnlijkheidsrekening en Statistiek » van I. Adler (Aula, 1966-) 

    - « Verklarende Statistiek » van M.L. Wyvekate (Aula, -1971-)

    - « Computerwiskunde » van J. J. Seidel (Aula, -1970-) en

    - « Fysisch Experimenteren » van G. L. Squires (Aula,-1971)

    waardoor het volledig wiskundegebied van de humaniora, inclusief de basiswiskunde nodig voor het werken met een computer en het uitvoeren van fysische proeven, bestreken werd.

    Laatstgenoemd boek was een vertaling van « Practical Physics » (McGraw-Hill, -1968-), een boek dat nog steeds gebruikt wordt en o.m. ook in de bachelorjaren van het hoger onderwijs.

    Over al deze pockets, die, naar mijn gevoelen, onmisbaar zijn voor elke wetenschapsbeoefenaar zal ik het nog in de volgende cursiefjes hebben.

    ---------------------------------------------

    (1) Jean-Michel Eloi (cadet 1969-1971) “Souvenirs d’ un ex-cadet en deuil de son Ecole” Nord Eclair 09/06/1991

    (2) In 1923 werd de Grieks-Latijnse sectie afgeschaft; in 1933 werd ze opnieuw ingevoerd om tenslotte in 1971 definitief te verdwijnen.

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Kadettenschool

    (4) Het Centrum “Militaire Geschiedenis” van het Koninklijk Legermuseum publiceerde in 2000 een monografie van de hand van Gen. Maj. Yvan Van Renterghem getiteld “Enfants de Troupe, Pupilles et Cadets de l’ Armée de 1838 à 1945”. Deze monografie lijkt mij onontbeerlijk voor het begrijpen van de historiek, de evolutie, het opzet en de werking van de diverse scholen met als inrichtende macht het Belgisch Leger.

    (5) zie http://perso.fundp.ac.be/~mathfun/revues/revue2007.pdf (artikel: “Au revoir, Georges”)

    (6) zie http://en.wikipedia.org/wiki/International_Baccalaureate

    (7) zie http://en.wikipedia.org/wiki/Advanced_Placement_Program

    (8) voor een uitgebreide bloemlezing van de examens van de laatste 20 jaar van de faculteiten Toegepaste Wetenschappen en de KMS kan verwezen worden naar het boek “Wiskundige Toelatingsexamens” van D. Bollaerts (Standaard, -1998-)

    (9) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Spoetnik_(ruimtevaartprogramma)

    (10) zie Fred Schuh « Didactiek en Methodiek van de Wiskunde en de Mechanica –een leidraad voor ieder, die daarin studeert of onderwijs geeft met tal van raadgevingen voor het doen van examen- » (Waltman, -1940-)

    (11) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Prisma_Pockets

     

    04-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    02-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten Geleide

    TEN GELEIDE

    Omschrijving

    De blogs "Science & Bioscience" handelen over basiswetenschappen (natuur- en scheikunde inclusief wiskunde) en biowetenschappen (plant- en dierkunde inclusief de dynamische aspecten) zoals zij vroeger d.i. meer dan vijftig jaar geleden, in het onderwijs (primair, secundair en universitair onderwijs) voorgeschoteld werden. De eerste twee blogs hebben betrekking op het primair en secundair onderwijs; de volgende twee op het universitair onderwijs.

    De URL's van deze blogs zijn de volgende:

    - eerste blog : http://www.bloggen.be/alter1scientia

    - tweede blog : http://www.bloggen.be/alter2scientia

    - derde blog : http://www.bloggen.be/alter3scientia

    - vierde blog : (in voorbereiding)

    Onderwerp en doel

    Zoals de titel "Science & Bioscience –an alternative point of view-" het aangeeft, handelen deze blogs wel degelijk over wetenschap en biowetenschap. Er worden hierbij standpunten ingenomen, die enigzins afwijken van de orthodoxe, officiële visie of versie.
    In tegenstelling met wat de goegemeente meent, zijn vele wetenschappers het veelal niet eens met deze officiële visie. Maar zij moeten zwijgen “om den brode”.

    De bedoeling van deze blogs is nu ook eens deze andere visie aan bod te laten komen. Dit gebeurt dan op basis van eigen bevindingen en levenservaringen. Deze omvatten een halve eeuw intense bedrijvigheid op het vlak van zowel basiswetenschappen als biowetenschappen.
    Dit alles wordt dan gepresenteerd met een vleugje humor maar ook met een scheutje echte, onvervalste wetenschap.

    Leidraad en achtergrond van de eerste twee blogs

    Uit de inhoudsopgave blijkt dat de diverse scholen, die de auteur doorlopen heeft, de leidraad en achtergrond voor dit blog vormen. De onderwijsstructuur evenals de leerprogramma’s zijn echter in de loop der jaren herhaaldelijke malen grondig gewijzigd geworden, en kunnen de lezer in verwarring brengen. Het lijkt dus aangewezen even te herinneren aan volgende begrippen:

    - met primair onderwijs wordt bedoeld niet alleen het huidig lager onderwijs -leeftijdsgroep: 6 tot 12 jaar- maar ook het (meer uitgebreid lager onderwijs –leeftijdsgroep: 12 tot 16 jaar- (MULO of ULO). Dit laatste type onderwijs bestond o.m. in Nederland (sedert 1857) en in Frankrijk (het zogenaamde “Enseignement Primaire Supérieur”). In Frankrijk werd het E. P. S. afgeschaft in 1941, in Nederland in 1968.
    In België bestonden er in de Hollandse tijd "Lagere Hoofdscholen", die later als "Ecoles Primaires Supérieures du Gouvernement" zullen betiteld worden en waaruit in 1843 de Rijksmiddelbare school (de zogenaamde "Ecole moyenne") zal ontstaan. Het is deze "Ecole moyenne" die equivalent is met het E.P.S. in Frankrijk en het MULO in Nederland.
    Naast deze Ecole moyenne was er -voor minder begaafde leerlingen- ook nog een In België een soort voortgezet lager onderwijs –leeftijdsgroep 12 tot 14 of 16 jaar- dit ten gevolge van de achtereenvolgende verlengingen van de leerplicht tot 14 jaar (1914), tot 15 jaar (1953) en tot 16 jaar. Vanaf 1983 werd in België de leerplicht opgetrokken tot 18 jaar wat aanleiding heeft gegeven tot het T.S.O.(Technisch Secundair Onderwijs). Het einddoel of eindtermen van het primair onderwijs waren (zijn) uiteraard verschillend met deze van het secundair onderwijs. Voor wat de leerstof van het M.U.L.O. betreft, stelt deze slechts voor een klein gedeelte overeen met wat in het lager secundair onderwijs onderwezen werd; in het MULO werd bvb al veel aandacht geschonken aan het wetenschappelijk (biologie, natuurkunde, scheikunde) en wiskundig (rekenkunde, algebra, meetkunde, trigonometrie) onderricht.

    - met secundair onderwijs wordt bedoeld het middelbaar onderwijs, dat voorbereidde tot het hoger onderwijs –leeftijdsgroep: 12 tot 18 of 19 jaar-(V.H.M.O. : Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs). Dit onderwijs omvatte toen In België de klassieke humaniora (te vergelijken met het gymnasiumonderwijs in Nederland) en de moderne humaniora (te vergelijken met de H.B.S. in Nederland). In 1970 werd een nieuwe structuur, het V.S.O ingevoerd, gevolgd, in 1988, door het A.S.O., waarbij dan telkens aan de het leerplan en de leerstof gesleuteld werd. Ook in Nederland was dit het geval. De MULO-school als schooltype werd in 1968 vervangen door de MAVO (Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs), de H.B.S. door het V.W.O.. Het einddoel of eindtermen van het secundair onderwijs zijn de voorbereiding op het Hoger Onderwijs (Universiteit of Hogeschool).

    - met normaal onderwijs wordt bedoeld het onderricht dat vroeger verstrekt werd in de normaalscholen (Nederland: kweekscholen). Deze scholen waren opleidingsinstituten voor onderwijzend personeel en zo kende men de kleuternormaalscholen (vorming van kleuterleiders/-leidsters), de lagere normaalscholen (vorming van onderwijzers/onderwijzeressen) en de middelbare normaalscholen, beter bekend als regentaat. Normaal onderwijs werd vaak als alternatief gezien van een humaniora want dit type onderwijs bereidde immers ook goed voor op ambtenarenexamens. In 1929 werd de normaalschool trouwens gelijkgesteld met de hogere cyclus van een humaniora, zodat men na de normaalschool ook kon doorstoten naar het hoger onderwijs. Bij de hervorming van het hoger onderwijs in 1995 werden de normaalscholen gefuseerd met grotere hogescholen. Thans leveren die het diploma "bachelor onderwijs" af, aangevuld met een afstudeerrichting: lager onderwijs, kleuteronderwijs. In Nederland werden de kweekscholen voor het basisonderwijs (lager onderwijs) vervangen door de Pedagogische Academie voot het Basisonderwijs (PABO) met catastrofale gevolgen ...

    Voor meer details:

    (1) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Hogere_burgerschool

    (2) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Leerplicht

    (3) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Basisonderwijs_(Vlaanderen)

    (4) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Moderne

    (5) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Vernieuwd_secundair_onderwijs

    (6) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Algemeen_secundair_onderwijs

    (7) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Gymnasium

    (8) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Voorbereidend_wetenschappelijk_onderwijs 

    (9) zie
    http://nl.wikipedia.org/wiki/Normaalschool

    (10) zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Pedagogische_academie_voor_het_basisonderwijs



    Voor wie niet met de evolutie van lager en middelbaar onderwijs vertrouwd is, zijn bovenstaande verwijzingen een "must".
     

    Inhoudsopgave


    Zoals ieder boek, dat zichzelf respecteert, heeft ook dit blog zijn eigen inhoudstafel, die weergegeven wordt door het archief, dat zich links bovenaan het blog bevindt (linkerkolom). Dit archief omvat de diverse paragrafen of cursiefjes van het blog en wel in dalende chronologische volgorde d.i. het meest recente cursiefje bovenaan. In de tekstkolom van het blog zijn de cursiefjes, zoals bij een leesboek,echter in stijgende chronologische gerangschikt, zodat men dit blog ook kan lezen als een normaal leesboek, door gewoon naar beneden te "scrollen". Onderaan elk cursiefje vindt men een aantal bijlagen, die men kan aanklikken.

    Het is ook mogelijk dit blog cursiefje per cursiefje te lezen door het archief te gebruiken. Aanklikken van een paragraaf in het archief plaatst het aangeklikt cursiefje onmiddellijk bovenaan de tekstkolom. Om een anderuitgekozen cursiefje te lezen, zal men dit aanklikken in het archief, waardoor nu dit laatste cursiefje bovenaan de tekstkolom staat. Deze leesmethode komt overeen met het doorbladeren van een leesboek, waarbij men de diverse hoofdstukken of rubrieken in een zelf gekozen orde leest.

    Teneinde het de lezer gemakkelijk te maken werd iedere paragraaf door een specifiek volgnummer aangeduid bvb §2.3 wijst ophet derdecursiefje van hoofdstuk 2.

    De aandachtige lezer zal opmerken dat naast de Cadettenschool in dit blog hier nu ook de naam van Fred Schuh herhaaldelijk opduikt. Er zijn immers cursiefjes als "Arithmetiek volgens Schuh", "Algebra volgens Schuh", "Deductieve Meetkunde volgens Schuh" etc. voorzien. Alhoewel ik Schuh eerst echt maar NA mijn humaniora ontdekte, en ik dus helaas geen gebruik van zijn boeken heb kunnen maken tijdens mijn humaniora, heb ik gemeend zijn wiskunde toch in dit blog te moeten behandelen.

    Zijn boeken sluiten immers perfect aan op het humanioraonderwijs en vormen een zeer belangrijke tussenschakel tussen het secundair en het hoger onderwijs. De wiskunde van Schuh heeft echter geen rechtstreekse band met de fysische realiteit en is dan ook op didactisch vlak niet erg geschikt voor een eerste contact (zie in dit verband het cursiefje « wat is wiskunde? -antwoord van Morris Kline- » in blog III). Voor een tweede contact is Schuh echter ideaal. Deze auteur paart wiskundige gestrengheid aan een uiterst heldere uiteenzetting, zodat de student antwoord krijgt op de vele vragen, die hij zich mogelijk zal stellen na een eerste contact met de behandelde onderwerpen. 


    Het tweede blog "Science & Bioscience (II) " omvat volgende hoofdstukken en cursiefjes:

    Hoofdstuk 1 "L'Esprit de Géométrie"

    - §1.1 Over de "esprit de géométrie" in de Cadettenschool (in opbouw)
    - §1.2 Over Hollandse uitgevers
    - §1.3 Over scholen en het schoolvak wiskunde... (in voorbereiding)
    - §1.4 Over het "New Math" experiment (in voorbereiding


    Hoofdstuk 2 "Arithmetiek in de Cadettenschool"

    - §2.1 Wat is Arithmetiek?
    - §2.2 Wat is Elementaire Arithmetiek?
    - §2.3 Rekenkunde met Commandant De Corte

    Hoofdstuk 3 "Algebra in de Cadettenschool"
      
    - §3.1 Wat is Klassieke Algebra? 
    - §3.2 Newton's "Arithmetica Universalis"
    - §3.2 Elementaire Algebra in de Cadettenschool (Laken) (in opbouw)
    - §3.4 Kennismaking met de Hogere Algebra

    Hoofdstuk 4 "Deductieve Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §4.1 Wat is Deductieve Meetkunde?
    - §4.2 Klassieke Deductieve Meetkunde met de "Snor" (in opbouw)
    - §4.3 Moderne Deductieve Meetkunde met de "Snor" (in voorbereiding)
    - §4.4 Deductieve Meetkunde in Nederland (Molenbroek)
    - §4.5 Deductieve Meetkunde in Frankrijk (Hadamard) (in voorbereiding)
    - §4.6 Deductieve Meetkunde in Rusland (Kiselev)
    - §4.7 Kennismaking met de Hogere Deductieve Meetkunde -Efimov-(in voorbereiding)

    Hoofdstuk 5 "Trigonometrie in de Cadettenschool"

    - §5.1 Wat is Trigonometrie? (in voorbereiding)
    - §5.2 Trigonometrie met de "Snor" (in voorbereiding)
    - §5.4 Trigonometrie met Schons (in voorbereiding)

    Hoofdstuk 6 "Analytische Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §6.1 Wat is Analytische Meetkunde? (in voorbereiding
    - §6.2 Analytische Meetkunde met de "Poes" (in voorbereiding)
    - §6.3 Analytische Meetkunde met Lustin (in voorbereiding)
    - §6.4 Kennismaking met de Hogere Analytische Meetkunde -Efimov- (in voorbrereiding)

    Hoofdstuk 7 "Beschrijvende Meetkunde in de Cadettenschool"

    - §7.1 Wat is Beschrijvende Meetkunde? (in voorbereiding)
    - §7.2 Beschrijvende Meetkunde in de Cadettenschool (Laken) (in voorbereiding)
    - §7.3 Beschrijvende Meetkunde met Bilo (in voorbereiding)

    Hoofdstuk 8 "Calculus in de Cadettenschool"

    - §8.1 Wat is Calculus? (in voorbereiding)
      
    - §8.2 Calculus in de Cadettenschool (Laken) (in opbouw)
    - §8.3 Het beginsel van Fermat (in voorbereiding)
    - §8.4 Kennismaking met de Hogere Calculus -Judith Gersting- (in voorbereiding

    Hoofdstuk 9 "Combinatoriek in de Cadettenschool"

    - §9.1 Wat is Combinatoriek? (in voorbereiding)
    - §9.2 Combinatoriek in de Cadettenschool (Laken) (in voorbereiding)
    - §9.3 Kennismaking met de Hogere Combinatoriek (John Riordan) (in voorbereiding))


    Hoofdstuk 10 "Natuurkunde in de Cadettenschool"

    - §10.1 Over schoolboeken... en Wetenschap 
    - §10.2 Elementaire Natuurkunde met de "Poes" (in opbouw)
    - §10.3 Elementaire Natuurkunde met Dessart en Jodogne (in voorbereiding)
    - §10.4 Alvin Halpern's « Beginning Physics » (in voorbereiding)
    - §10.5 Arthur Beiser's « Applied Physics » (in voorbereiding)
    - §10.6 "Advanced Physics" met Steve Adams en Jonathan Allday

    Hoofdstuk 11 "Scheikunde in de Cadettenschool"

    - §11.1 Elementaire Scheikunde met de "Vis" (in opbouw)
    - §11.2 Elementaire Scheikunde met Bontinck (in voorbereiding)
    - §11.3 Alvin Halpern's « Physical Sciences »
    - §11.4 "Advanced Chemistry" met Michael Clugston en Rosalind Flemming

    Hoofdstuk 12 "Biowetenschap in het Hoger Middelbaar"

    - §12.1 Biowetenschap met de "Vis" (in opbouw)
    - §12.2 Elementaire Plantkunde met Eildert Reinders (II)
    - §12.3 Elermentaire Dierkunde met Ritzema Bos (II)
    - §12.4 Een toemaatje met Stephen Jay Gould
    - §12.5 Elementaire Biologie met Poliansky
    - §12.6 "Advanced Biology" met Michael Kent

    Hoofdstuk 13 "Afscheid van de Cadettenschool"

    - §13.1 Kunst en Cultuur met de "Stief" (in voorbereiding)
    - §13.2 Een halve eeuw later...
    - §13.3 Het definitieve afscheid in 2006


    ........

     

     

    02-01-2010 om 00:00 geschreven door alter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)


    T -->

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs