Ik zit in seiza,
de geest leeg en helder.
Het vage voelen van
een verre vlinder.
De schaduw van een
vlinder die de wind verstoort.
En een storm die
elders voorkomt.
Maar mijn schaduw
blijft, de schaduw die ikzelf ben.
Wij bewaken harmonie,
zodat anderen rustig kunnen slapen.
Wij handhaven
onze plicht, om beschaving en kinderen veilig te houden.
Jongeren, de vonk
van onze toekomst, zodat ze niet meer hoeven te rennen in de schaduw.
We gaan allemaal
dood.
Maar samoerais sterven
eerst, een bewuste keuze.
(fonetische
transliteratie uit “Memories of a Journey of a Japanese Swordsmen”)
|