Na de Tweede Wereldoorlog was het onvermijdelijk dat de zoon van Morihei, Kisshomaru Ueshiba, in 1948 de leiding van de Hombu Dojo overnam, om het toen ingestelde verbod in Japan op vechtsporten te overleven. Kisshomaru spande zich in om deze dojo in Tokio in stand te houden en creëerde zo een nieuwe, modernere richting in de Aikido van zijn vader. Hij haalde de meeste verwijzingen van zijn vader naar Omoto-theologie en zijn vele esoterische Shinto-terminologie en (natuur)goden weg en introduceerde een meer technische training, met focus op harmonie en vrede. Morihei Ueshiba gebruikte dikwijls de Omoto-terminologie om zijn visie op zijn trainingen door te geven, hoewel Aikido geen religie (Misogi) is, maar een weg toont die helpt om alle religies en filosofieën beter te begrijpen. Doch de wereld was veranderd na de Tweede Wereldoorlog en Kisshomaru keek naar de toekomst en zag een wereld die wanhopig op zoek was naar vrede.
Morihei Ueshiba bouwde in zijn geboorteplaats Iwama (100 km ten noordoosten van Tokio) vanaf 1943 zijn eigen Aiki Jinja heiligdom, om zijn vele beschermgoden (van Aikido) te eren en woonde sinds 1965 niet langer meer in Tokio, waar hij voor de oorlog een zeer invloedrijke man van de Hombu dojo was. Zijn huis en dojo lagen in een beboste omgeving, met kastanjebomen en struikgewas van bamboe. In april bloeiden de kastanjes, waardoor een sterke geur van kastanjes in de lucht hing. Bamboe had een diameter tot vier centimeter en groeide overal, soms in het midden van met aarde verharde wegen. Ook de inheemse perzikbomen met hun bloesems droegen bij tot dit lentedecor. In de rustige omgeving van Iwama ontwikkelde de oprichter vanaf de jaren '50, verder zijn Aikido, ook wel de "Iwama-stijl" (of Osaka stijl) genoemd. In 1968 keerde de 85-jarige, door kanker geteisterde O'sensei, voor de laatste keer terug naar de Akikikai Hombu Dojo in Tokio, om zijn laatste enbu ("dansvoorstelling") te geven.
Rond 5 uur, op een warme aprildag in 1969, stond een oude man op uit zijn eenvoudig bed dat in een rustieke kleine woonruimte naast de Iwama dojo stond. Zijn vrouw Hatsu sliep, zoals de Japanse traditie het wilde, in een andere kamer. Aan de zijkant van deze hoofdkamer was een kleine kamer waar de helpster, Kikuno, sliep. Het reinigingsritueel bestond uit het nemen van een bad in zijn eenvoudig badhuis, een gesloten kamertje met een verhoogd houten platform, uitgerust met een grote ijzeren pot (goemonburo genoemd), gevuld met water. Eerder werd er al een vuur vanaf de buitenkant van het badhuis door een uchideshi (inwonende student) aangestoken, direct onder de pot. Terwijl het water opwarmde, zou de bodem van de pot te heet worden om op te staan. Daarom was er een drijvend houten rooster voorzien, dat werd gebruikt om op te staan. Doordat het warme en koude water ongelijkmatig verdeeld was (zogenaamd "scherp water") ging Kikuno eerst het bad in om het water te "masseren" (mengen). Dit wordt in het Japans "yumomi" genoemd.
Na het bad werd Morihei gekleed in een formele kimono en hakama. Ondertussen werden de paden voor de dojo en voor het heiligdom met een grote bamboe bezem in een ordelijk patroon geveegd door enkele uchideshi's. Dit in tegenstelling tot vorige maand, toen de paden bedekt waren met gevallen kersenbloesems en zo bijdroegen tot de natuurlijke schoonheid van de omgeving. Dit dagelijks vegen was ook symbolisch, om ongeluk of slechte geesten weg te vegen.
Morihei begon vervolgens zijn dagelijkse ochtendceremonie rond 6 uur. Het regende een beetje, waardoor Kikuno een paraplu voor hem vasthield. Met een klein beladen dienblad (sambo) met drie kleine schoteltjes (ééntje met zout, rijst en water) wandelde Morihei, via een schrijnpoort (of Tori) met vaste en evenwichtig stappen het pad af naar zijn Aiki-heiligdom. Zodra hij was binnengegaan, werden de schuifdeuren achter hem gesloten. Hij bracht ongeveer een half uur door met bidden. Hierbij gebruikte hij soms de jo (houten stok) of een shaku (een plat, houten peddelvormig instrument dat bij Shinto-ceremonies werd gebruikt), met langzame (dans)bewegingen, alsof hij een tsurugi (een zwaard van de goden) vast had. Daarna keerde hij terug naar de voortuin van de dojo, waar hij stopte om nogmaals even te bidden aan een hokora (klein heiligdom). Hierbij stond hij rechtop, hield zijn shaku vast en hij hief zijn gezicht op naar de eerste zonnestralen (kihon) die door de wolken priemden, waarbij hij zijn gebeden prevelde. Daarna ging hij naar de tuin, waarbij hij zorgvuldig planten uitzocht, zodat Kikuno deze voor het bijgerecht van die dag kon plukken en klaarmaken.
Rond 7 uur genoot Morihei zijn ochtendontbijt dat voornamelijk bestond uit een mix van zachte rijstepap (congee) en gekookte kleefrijstcake (mochi) uit zijn eigen rijsttuin. De bijgerechten bestonden uit heel eenvoudige bereidingen van raapzaad of spinazie, Japanse prei met gember en ei, suiker, pinda's of aardappels met schil. De stichter bleef zijn formele kimono en hakama aanhouden want voor hem was het nuttigen van een ontbijt onderdeel van zijn ochtendceremonie. Het ontbijt at hij altijd samen met zijn vrouw Hatsu, aan een kleine houten tafel met inklapbare poten. Hij was soms speels met zijn stokjes en dan pakte hij een stukje eten en legde dat op haar bord met de woorden in zijn lokale Kishu-dialect "Omahan tabe yoshi" (hier, eet jij maar op).
Na het ontbijt waste hij zijn gezicht aan de wastafel verderop, reeds gevuld met kokend water dat was opgewarmd met behulp van een kleine propaangasbrander en daarna gekoeld met koud water uit de enige kraan van de gootsteen. Daarna poetste hij zijn tanden met zijn tandenborstel dat gemaakt was van varkenshaar en hij gebruikte hierbij zout om zijn kunstgebit te reinigen.
Na het ontbijt rustte hij uit en nam een dutje in de zon. Daarna zat hij bij een open raam en las hij zijn krant in de warmte van de ochtendzon. In de namiddag wandelde en werkte hij nog in zijn tuin. Rond 17 uur nuttigde hij zijn avondeten dat bestond uit de resten van het ontbijt. Rond 19 uur gaf hij nog avondles in zijn eigen Iwama-dojo. De dag werd afgesloten rond 21 uur, waarbij hij op zijn bed ging liggen (er was geen televisie of radio), waarbij één van zijn uchideshi's in seiza voor zijn voeten zat, om hem een voetmassage te geven en om daarna bij zijn hoofd in seiza te zitten, om hem voor te lezen uit Omoto Kyo-teksten.
Twee dagen voor hij stierf aan de slepende ziekte van leverkanker, gaf Morihei deze wijze woorden mee: "Kijk niet naar deze oude man. Het fysieke leven is beperkt. Het lichaam verandert, maar de geest sterft nooit. Binnenkort zal ik in de spirituele wereld zijn, maar ik zal deze wereld nog steeds beschermen. Nu laat ik deze taak in jullie handen. Al mijn metgezellen moeten zich herinneren dat ik geen Aikido heb gecreëerd. Het is de wijsheid van God en Aikido is de manier om dit te doen. Ware budo is om de geest van het universum te accepteren, vrede in de wereld te waarborgen, de groei van alle wezens te beschermen en te bevorderen."
Sommige noemen hem bijna god, maar naast een grootmeester in gevechtskunst, was Morihei tegelijkertijd een gewone, oude vriendelijke man. Hou dit in gedachten.