Kim is een jonge vrouw van dertig jaar en werkt al
meer dan vijf jaar in de kledingzaak van Ramona. De zaak bevindt zich in de
drukste straat van de binnenstad en vandaag is het de eerste dag van de
zomersolden. Je kan, bij wijze van spreken, over de koppen lopen. Niet alleen
in de straat maar ook in Ramona's modieuze stijl kleding winkel is het
verschrikkelijk druk.
En net vandaag zijn ze maar met zen drieën om
klanten te bedienen. Mireille, hun vaste collega, is met bevallingsverlof.
Ramona stelde vanochtend nog voor om het interimbureau te contacteren om
bijstand te vragen. Iemand die Mireille zou vervangen. Maar Kim en Tine wuifden
dit aanzoek af.
'Wir schaffen das' grapte Kim. Een zin die de
Duitse Angela Merkel zei voor haar devies in de vluchtelingencrisis. Kim zucht
diep en kijkt op haar polshorloge. Zeventien uur, nog een uur te gaan. Ze sluit
de kassa nadat een klant met de kaart betaalt heeft. Ze kijkt naar gewoonte in
de zaak rond. Haar blik blijft even hangen op een slecht geklede jonge man
achteraan in de winkel. Volgens haar heeft ze deze klant vandaag al meer
gezien. Vanmorgen en deze middag. Kim vertrouwd het niet. Tijdens de wintermaanden
valt het geregeld voor dat een dakloze de winkel binnen komt om zich even op te
warmen. Het zijn steeds dezelfde landlopers en Kim kent ze. Het opwarmen wordt
oogluikend toegestaan. Nu is het volop zomer en het is buiten stralend weer.
Deze man is geen dakloze, al kan Kim zijn gelaat niet zien door de baseballpet
die diep over zijn ogen is getrokken.
'Jan met de
pet' kijkt net haar richting uit en schrikt als hij de blik van Kim op zich
voelt. Hij draait zich vlug om.
'Wat voert die man in zijn schild? Die heeft
niets goed in zijn zin', mompelt Kim en wenkt haar werkgeefster. Ramona neemt
de kassa over en Kim slalomt tussen de drukte naar achteren zonder Jan met de
pet uit het oog te verliezen. Plots voelt ze een hand op haar schouder die haar
verhinderd verder te stappen. De hand behoort toe tot een knappe vrouw van
middelbare leeftijd met een jonge slanke tienerdochter.
'Heeft u deze jurk ook in maatje 38, mevrouw? Het
is voor mijn kleindochter, begrijpt u?'. Kim is verrast. Ze zou gezworen hebben
dat het moeder en dochter was. Ze werpt een blik naar Jan met de pet, maar die
blijkt het hazenpad gekozen te hebben. Nergens ziet Kim nog een baseballpet in
de winkel. Maar goed dat hij vertrokken is, denkt Kim en richt haar aandacht op
de twee dames.
'Ik kijk voor u wel even in het magazijn, komt u
maar even mee'. Kim loodst de twee mee tot bij het magazijn en laat ze voor de
deur wachten. Ze is blij dat ze even de drukte kan ontvluchten in het magazijn.
Ze heeft de jurken met kleine maten toch al snel gevonden en staat een minuut
later al terug bij het gezelschap. De dochter is heel enthousiast en neemt de
jurk mee naar de paskamers. De moeder dankt Kim hartelijk en stapt dan haastig
achter haar dochter aan.
'Geen dank mevrouw. Daar zijn we voor', roept Kim
hen nog glimlachend achterna. Plots galmt de stem van Ramona door de
luidspreker:
'Beste klanten. Binnen vijftien minuten sluit de
winkel. Wilt u zich alstublieft naar de kassa begeven? Morgen zijn we terug ter
uwer beschikking vanaf negen uur. Dank u wel'. Kim kijkt op haar horloge. Ze is
zelf verbaast dat het bijna tijd is om te sluiten. Ze begeeft zich ook naar de
kassa om Ramona te ondersteunen met inpakken en om de boel mee in de gaten te
houden. Plots blijft ze als aan de grond genageld staan. Jan met de pet staat
voor de balie en richt een wapen op Ramona:
'Het geld of je leven, bitch!', roept hij tot de
eigenares van de zaak. Kim merkt dat de hand van Jan met de pet bibbert. Het is
Kim duidelijk dat dit geen professioneel is. De overvaller is bang en dan wordt
het gevaarlijk. Mensen gillen en lopen naar de uitgang. De meeste klanten
hurken neer of gaan plat op de grond liggen. Kim nadert voorzichtig de balie en
knikt naar Ramona:
'Doe maar Ramona. Zo veel te vlugger is hij weer
weg'. Ramona graait in haar kassa en overhandigd het papieren geld aan Jan met
de pet. Hij houd het wapen op haar gericht en neemt het geld aan met zijn
andere hand. Dan loopt hij achterwaarts naar de uitgang, het pistool in het
rond zwaaiend. Mensen gillen opnieuw en buigen hun hoofd. Dan ziet Kim haar
kans schoon:
'Daar kom jij niet mee weg Jan', mompelt Kim en
zodra Jan met de pet zich omdraait en door de deur verdwijnt sprint Kim de
slordig geklede man achterna. Als Jan buiten is stopt hij het pistool in zijn
lange versleten overjas en wil het op een lopen zetten als er plots iemand op
zijn rug springt. Voor Jan met de pet kan reageren valt hij voorover en botst
met het gelaat op de tegels. Hij hoort zijn neusbeentje kraken en proeft bloed
van onvrijwillig op zijn lippen te bijten. Zijn handen worden vastgegrepen en
op zijn rug bijeen gehouden.
'Niet met ons Jan voor dat geld hebben wij hard
moeten werken', sist Kim de rover in het oor. Ze blijft op de rug van de
overvaller zitten terwijl ze zijn handen stevig vasthoud. Lang hoeft ze niet te
wachten. Iemand heeft de politie verwittigt en die arriveren met veel lawaai en
kabaal. Ze nemen voorzichtig het wapen uit zijn overjas en nemen dan de dief
van Kim over. In een combi wordt hij afgevoerd. Twee rechercheurs nemen de
verklaringen op van haar en haar collega's. Als de winkel is afgesloten begint
Kim opeens te wenen en te bibberen. Het is haar plots wat te veel geworden. Nu
komen de emoties los. Kim realiseert zich plots dat het evenwel anders had
kunnen uitdraaien. Ramona en Tine nemen Kim mee naar het eerste beste zonnige
terras om iets hartigs te drinken en om nog van het mooie weer te genieten. De
drie klinken op de goede afloop en bewonderen Kim voor haar moed. Kim heft haar
glas:
'Op Jan met de pet' glimlacht ze wrang.
Hoofdstuk 2
Kim sluit de overgordijnen voor de raam en kijkt
uit gewoonte neer op de straat. Weer bemerkt ze de geparkeerde zwarte Audi aan
de overzijde van de straat. Twee dagen geleden ontdekte ze voor de eerste keer
de wagen met de twee mannen. Eerst dacht ze nog dat haar ex-vriendje haar
stalkte. Hij had toen ook een zwarte Audi. Nonchalant stapte ze toen op de
wagen af en schrok toch wel toen ze de twee mannen met zonnebril zag zitten. Ze
leken niet het minst op haar ex-vriendje. Nu ze het gordijn sloot zag ze dat de
chauffeur een blik naar boven wierp. Ze zweert erbij dat de twee inzittenden
haar in het oog houden.
'Staan ze er weer Kim?'. Eefje, haar drie jaar
jongere zus en haar zoontje Brent waren op bezoek. Kim sluit de gordijnen en
knikt:
'Zou ik paranoia geworden zijn Eefje? Ik weet het
echt niet meer. Na die overval in de winkel zie ik overal slechte mannen'. Kim
zet zich weer aan tafel naast haar neefje, die net een nieuwe tekening begint
te kleuren. Kleuren is sinds kort een passie geworden bij haar neefje Brent,
maar dat stoort Kim niet. Zelfs een volwassene kleurt de dag van vandaag graag.
Ze neemt een willekeurige stift en kleurt een wolk op het blad. Brent trekt
zijn wenkbrauwen op en schud zijn hoofd:
'Wat doe je nu Meeke?', vraagt hij en kijkt Kim
diep in de ogen alsof hij kan lezen dat ze dit voor de grap doet. Kim schrikt
van Brents reactie en kijkt dan waarmee ze bezig is. Met een rode stift kleurt
ze de wolken. Bloedrode wolken. Het lijkt op de plas bloed van 'Jan met de
pet'. Kim zucht diep en verontschuldigd zich.
'Het lukt vandaag niet zo goed Brent. De volgende
keer doe ik beter mijn best. Is dat goed?'. Kim helpt Eefje vervolgens met
afruimen. Ze hebben met zen drieën geluncht en samen beginnen ze zoals altijd
aan de vaat. Gewoonlijk wordt er dan gelachen en verhaaltjes vertelt. Vandaag
echter blijft het rustig en stil in de keuken.
'Morgen terug werken', zegt Eefje om de stilte te
verbreken. Kim reageert niet. Ze is diep in gedachten verzonken.
Hoofdstuk 3
Ramona maakt zich grote zorgen om Kim. Ze heeft al
een paar dagen opgemerkt dat Kim stiller is dan anders. Ramona weet dat ze met
Kim moet praten maar vindt niet het goede moment. Is er wel een goed moment
voor zoiets? Het is middag. Er zijn slechts enkele klanten in de zaak. Tine
staat zoals gewoonlijk bij de paskamer. Het moment, denkt Ramona en wenkt Kim
tot bij haar. Samen verdwijnen ze in het magazijn nadat ze Tine verwittigt
heeft. Tine weet ervan en knikt.
'Zou je niet beter hulp zoeken Kim?', vraagt haar
werkgeefster nadat de deur van het magazijn achter hen dicht valt, 'je
functioneert niet meer als voorheen. Je bent verstrooit en schrikt als iemand
je iets vraagt. Vooral als een man iets wil weten doe je een stap achteruit.
Dit kan zo niet langer meisje!'
'Je hebt gelijk Ramona', zegt Kim aarzelend,
'mijn zus heeft ook al gezegd dat ik een psycholoog moet raadplegen. Maar het
is die eerste stap, versta je?'
'Ik maak de afspraak voor je Kim. Ik betaal de
onkosten en je gaat er tijdens de werkuren naar toe, afgesproken?' Kim knikt en
na een knuffel gaan ze weer de zaak binnen. Het wordt weer drukker.
Kim geeft net het wisselgeld aan een jong koppel
dat een wintertrui gekocht heeft. Ze sluit de kassa en neemt met een stralende
glimlach afscheid:
'Dank u wel en tot ziens'. Ze volgt de twee jonge mensen
met haar ogen naar de uitgang en fronst haar wenkbrauwen als ze twee deftige
heren ziet binnenstappen in de winkel. De twee heren in zwart pak en met een
donkere zonnebril op de neus houden de deur open voor de twee klanten die naar
buiten gaan. Daarna komen ze rechtstreeks naar de kassa. Recht op Kim af. Ze
herkent de twee vanuit de zwarte Audi. De linkse is een grote breedgeschouderde
man. De ander zou zijn broer kunnen zijn maar is in tegenstelling een kop
kleiner en tenger gebouwd. Een zwarte vilten hoed bedekt hun hoofd. De 'Men in
black' blijven voor de balie staan en knikken haar toe. Kim is verstart en
opent haar mond, maar er komt echter geen geluid over haar lippen.
- 'Ken jij Manuel mevrouwtje?' vraagt de
breedgeschouderde krachtpatser waar niemand ruzie mee wil maken. Kim kan alleen
haar hoofd schudden.
'Wat willen die twee van mij?' gaat er angstig door haar
hoofd. Haar ogen gaan van links naar rechts. De tweede tengere 'Men in black'
houd een smartphone, tot op een paar centimeter voor haar ogen. Een youtube
filmpje wordt afgespeeld en Kim herkent het meteen. Het tafereel speelde zich
een paar dagen geleden af. Kim ziet nu met eigen ogen hoe ze zich op 'Jan met
de pet' werpt en die pardoes op zijn gezicht valt. Bloed vloeit op de
straattegels. Er zijn trouwens buiten nog sporen van te zien.
'Dit is Manuel. Dus je kent hem wel mevrouwtje'.
Kim knikt. Ze begrijpt het niet. Woede welt in haar op. Het liefst wil ze zich
op twee mannen werpen en eens duchtig haar gedacht zeggen. Alleen al de
gedachte doet haar knieën knikken. Vanuit haar ooghoeken ziet ze Ramona
naderen. Met één enkel handgebaar houdt ze haar werkgeefster op afstand. Ze
herpakt zich en reageert:
'Ik wist niet dat hij Manuel noemt. Wat ik wel
weet is dat hij deze winkel heeft overvallen met een vuurwapen. Dat tolereren
we hier niet en daarbij wie zijn jullie? Waarom staan jullie voor de deur van
mijn appartement geparkeerd?'
'Manuel is ons 30.000 euro schuldig', verklaart
de brede man zonder aandacht te schenken aan de vraag van Kim.
'Dat is mijn probleem niet heren', zegt Kim koel.
'Door jou kan hij zijn schuld niet aflossen Kim.
Dus wordt dit wel jouw probleem'. Kim schrikt als ze de man haar naam hoort
uitspreken.
'Door jouw 'heldhaftig' optreden zit Manuel
achter tralies. Maar wij willen ons geld terug, begrijp je Kim? Daarom ga jij
nu ervoor zorgen dat wij die 30.000 euro terug krijgen'.
Kim voelt het bloed naar haar hoofd stijgen. Lang
moet dat spelletje hier niet meer duren. Ze balt haar vuisten en sist tussen
haar tanden:
'Jullie kunnen de pot op gasten. Verlaat de
winkel of ik roep de politie. Dan kunnen jullie Manuel gezelschap houden'. De
beide heren zijn door Kims woorden niet het minst onder de indruk. De tengere
man met zonnebril houdt weer de smartphone onder haar neus. Ditmaal met een
filmpje van haar zus, Eefje. Ze zit vastgebonden op een stoel. Haar ogen rood
doorlopen van het huilen. Ze hebben haar mond met ducttape afgeplakt. Kim hoort
slechts een gesmoorde kreet. Kim slaat haar handen voor de mond en haar ogen
beginnen te tranen. Ramona komt tot bij Kim om haar te ondersteunen. De smartphone
verdwijnt.
'Maak dat jullie wegkomen!', roept Ramona naar de
twee gangsters.
'Twee dagen Kim. Dan moet dat geld in ons bezit
zijn. Geen politie of je ziet je zus nooit meer levend terug. Begrepen? We
houden je dag en nacht in de gaten. Binnen twee dagen nemen we terug contact
met je op. We weten je wel te vinden'. De 'Men in black' draaien zich om en
verdwijnen langs de deur naar buiten.
Kim stort volledig in. Tine komt afgelopen met een
stoel en ze hebben beiden moeite om de huilende Kim op de stoel te laten plaats
nemen. Ramona vraagt aan de resterende klanten om de zaak te verlaten en sluit
nadien de deur af. Kim vertelt haar collega's wat er zich net heeft afgespeeld.
Ze besluit zichtbaar aangedaan:
'Ik had er helemaal geen idee van dat alles op
het internet werd gezet. Op zich is dat niet zo erg, maar nu mijn zus erbij
betrokken is, vindt ik dat allemaal verschrikkelijk'.
'Je moet de politie erbij halen Kim. Dat bedrag
krijgen wij nooit bijeen'. Kim vind het aardig dat Ramona 'wij' zegt. Haar
werkgeefster zit er voor niets tussen.
'Ik moet vooral eerst goed nadenken Ramona. Het
beste is dat ik naar huis ga. Het spijt mij dat jullie erbij betrokken zijn. Ik
neem een paar dagen verlof Ramona. Tot alles achter de rug is'.
'Houdt ons op de hoogte Kim. Ok?'.
Hoofdstuk 4
Eefje hoort zware voetstappen de trap opklimmen. Ze
hoort het luide zuchten, kreunen en steunen van de zwaarlijvige vrouw die af en
toe een pauze inlast om op adem te komen. Eefje draait en keert op haar stoel
maar de touwen worden niet losser. Ze zal moeten wachten tot de vrouw haar los
maakt. Twee maal per dag komt ze naar boven om haar te controleren en om haar
te laten drinken. 'Hoe zou het met Brent zijn?', denkt Eefje, 'het is lang
geleden dat ik hem nog gehoord heb. Misschien slaapt hij want het wordt reeds
donker buiten'. Ze denkt terug aan de dag van de ontvoering. Twee mannen in
zwart pak stonden haar eergisteren voor de deur op te wachten. Ze kwam net
terug van school waar ze Brent had opgehaald. Ze schrok en toch moest ze haar
lach inhouden. De twee deden haar denken aan de film 'Men in black'. Zwart pak
met dito das. Zwarte zonnebril voor de ogen en een zwarte vilten hoed op het
hoofd.
'Wat kan ik voor jullie doen heren?', vroeg Eefje
glimlachend.
De breedgeschouderde man toont haar enkele seconden
een badge. Te kort om werkelijk te zien wat erop stond.
'Wij zijn van de politie mevrouw en we willen u
vragen met ons mee te rijden. Uw zus, Kim, heeft een auto ongeval voorgehad. Ze
wil u en uw zoontje nog zien'.
'Wat? Heeft Kim een ongeval gehad? Is het erg?'.
'Wij brengen u tot bij haar mevrouw', laat de
tengere man zich nu ook horen, 'volg ons maar'. Eefje stapt achterin de zwarte
auto van de twee mannen. De tengere man stapte naast haar in. Voor Eefje goed
en wel wist wat er gebeurde wordt haar een doek voor neus en mond gedrukt. Ze
rook en proefde nog een doordringende zoete geur, maar dan verloor ze het
bewustzijn. Ze hoorde niet hoe Brent begon te huilen en te roepen toen ook hij
een doek met chloroform voor de neus kreeg. Even later werd het stil. Door de
getinte ruiten had niemand iets gemerkt.
Eefje staart naar de deur die langzaam open zwaait.
De dikke dame vult de hele deuropening op. Voetje voor voetje komt ze dan op
Eefje af. Eerst verwijderd ze de strop uit haar mond:
'Waar is Brent? Waar is mijn zoontje?, vraagt
Eefje met angst in haar schorre hese stem.
'Met de kleine is alles in orde. Hij slaapt als
een roos', laat de vrouw horen. Haar stem is zwaar door het vele roken en
drinken van alcohol. Ze hijgt bij elke inspanning. Als de touwen los zijn wijst
de vrouw naar een andere deur. Daarachter is de badkamer. Daar kan Eefje zich
wat opfrissen en naar het toilet gaan. Het is er niet hygiënisch, maar het is
beter dan niets. Als ze terug bij de stoel komt krijgt ze een plastiek flesje
met water. Ze drinkt het bijna in één teug uit. Dan grijpt Eefje haar kans. Ze
duwt met beide handen tegen de schouders van de vrouw die prompt achterover
valt. Haar hoofd bonst op de planken houten vloer. Ze vloekt als een ketter en
probeert terug recht te krabbelen. Eefje stormt haar voorbij en snelt zo vlug
ze kan de trappen af. Beneden lonkt de voordeur maar ze draait rechtsaf. Ze
holt naast de trap de volgende kamer in. Ze komt in de woonkamer terecht en
blijft even staan om rond te kijken. Geen Brent te zien. Links is nog een
dubbele deur met gebrandschilderde ramen. Ze rent er naar toe en komt in een
donkere voorplaats. Eerst moet ze haar ogen laten gewoon worden aan het
duister, maar dan ziet ze links van haar een oude versleten canapé staan met
een silhouet van een kind onder een deken. Ze fluistert zachtjes de naam van
haar zoontje. Het deken beweegt en stil hoort Eefje: 'Mama', roepen. Ze
grijpt de bundel en zet de terugtocht in. Een tocht naar de vrijheid. In de
verte hoort ze iemand op de trap. Eefje rent langs de trap naar de voordeur. Ze
haalt het nog. De dikke vrouw staat nog op de eerste overloop te puffen en te
hijgen.
'Als ik je te pakken krijg ga je er niet goed van
zijn dame!', hoort ze haar nog zeggen. Eefje opent de deur en staat oog in oog
met de twee 'Men in black'.
Kim staat voor het raam van haar appartement. Ze
staart naar de zwarte auto die weer op dezelfde plek geparkeerd staat. Voor de
zoveelste keer speelt de scene van gisteren zich in haar geheugen af. Een paar
dagen geleden had Kim een overval op de winkel verijdeld en de dader Manuel aan
de politie uitgeleverd. Punt uit, dacht Kim. Maar Manuel overviel de winkel
omdat hij zware schulden had bij de 'Men in black'. Zo maar eventjes 30.000
euro. Dat is verschrikkelijk veel geld. Dan komen die twee schoften haar op
haar werk doodleuk zeggen dat zij dat bedrag dan maar moet ophoesten. Alsof het
geld zomaar op haar rug groeit. Om haar onder druk te zetten ontvoeren ze haar
zus. Kim kan niet vooruit of achteruit. Morgen moet ze dat bedrag betalen. Ze
moet iets doen. Maar zoveel geld heeft Kim niet. De telefoon rinkelt. Kim slikt
want ze weet bijna zeker dat het haar moeder is.
'Met Kim', vertelt ze in de hoorn van het
toestel. Ze probeert zo kalm mogelijk te praten.
'Dag Kim. Met mama. Het is lang geleden dat ik
nog iets van je gehoord heb?'
'Druk, druk, druk, mama. Het zijn solden hé.
Sommige dagen werken we wat langer om 's anderendaags vers te kunnen starten,
begrijp je?'. Het lukt haar om overtuigend te spreken.
'Ik probeer al een poos om ons Eefje te bereiken.
Is ze toevallig bij jou, Kim?'. Even moet Kim een brok doorslikken. Haar ogen
worden opnieuw vochtig maar ze beheerst zich:
'Neen mama'. Het doet haar pijn om aan haar
moeder te verzwijgen wat er gebeurd is. Dat Eefje ontvoerd is en dat het een
beetje haar schuld is:
'Ze zal met vrienden op stap zijn '. Kan Kim nog
op een normale manier uitbrengen.
'En Brent dan?' vraagt haar moeder bezorgt: 'Of
is de kleine bij jou?'.
'Neen mama. Ik denk er net aan. Eefje zei dat
Brent vandaag bij een vriendje ging logeren'. Het wordt te veel voor Kim. Een
leugen kan nog maar gedurig jokken is niet haar natuur. En zeker niet tegen je
moeder:
'Er wordt gebeld mama. Ik moet ophangen'. Kim
laat de hoorn op het toestel neer en voelt een razende woede opstijgen. Haar
bloed kookt. Ze stormt de trappen af zonder haar appartement af te sluiten. Als
een briesende leeuw stapt ze op de zwarte Audi af. Ze bonst met haar vuist op
het zijraam. Geruisloos zakt de ruit in de deur.
'Waar is Brent? Wat hebben jullie met mijn
petekind gedaan?'.
'Met de kleine is alles in orde Kim. Momenteel
speelt hij nog'. De breedgeschouderde man praat op zachte toon met haar, maar
blijft door de vooruit staren. Hij gunt haar geen blik. De bijrijder toont weer
zijn smartphone. Kim ziet kleine Brent spelen met legoblokken. Zijn
lievelingsspeelgoed. Op de achtergrond hoort Kim een vrouwenstem maar dan zet
de man het filmpje stop.
'Als jullie het kind maar één haar krenken mogen
jullie tegelijkertijd een doodskist bestellen', zegt Kim woedend en stapt terug
naar haar veilige appartement. Ze zet zich weer voor het raam en denkt diep na.
Tot het donker wordt. Dan neemt ze een besluit.
Ze maakt licht in de gezellige huiskamer en schuift
de overgordijnen dicht. Op deze manier denken de 'Men in black' dat Kim nog
binnen is. Ze zet zelfs het TV toestel aan. Ze moet naar de politie. Dit kan ze
niet alleen oplossen. Geen enkele bank gaat haar dat bedrag lenen. Maar de
politie misschien wel. Ze moet alleen het appartementsblok verlaten zonder dat
die zwarte mannen haar zien. Elk verdiep heeft twee appartementen. Kim belt aan
de deur naast haar appartement. De deur wordt op een kier geopend door een heel
oud vrouwtje:
'O, ben jij het Kim? Kom binnen'.
'Ik zit met een groot probleem Simonneke',
vertelt Kim:
'Ik moet dringend weg, maar mijn ex staat aan de overzijde
geparkeerd om mijn gangen na te gaan. Hij mag mij dus niet zien. Mag ik voor
één keer de brandtrap gebruiken? En langs daar terugkeren ook?'. Kim mag dat.
Ze hebben samen een hechte band opgebouwd sinds ze naast elkaar wonen. Als er
iets is kan Simonneke steeds op de hulp van Kim rekenen. En visa versa, dat
spreekt vanzelf. Langs een raam in de slaapkamer van het oude vrouwtje klimt
Kim naar buiten. Ze daalt de smalle brandtrap af tot op de straat aan de
achterzijde van hun appartementsblok. Stiekem kijkt ze om de hoek of de Audi er
nog staat. Ze kan door de achterruit zelfs de silhouetten zien van de twee
mannen. Voor haar vertrek heeft ze een zwart joggingpak aangetrokken met
capuchon dat ze over haar hoofd zet. Doch neemt ze een omweg. Ze wil de kerels
geen argwaan opwekken. Enkele minuten later staat ze voor het politiebureau. Ze
aarzelt nog even en overweegt de gevolgen. Maar ze komt tot dezelfde conclusie.
Kim kan het niet alleen. Langs een automatische schuifdeur komt Kim in een
grote hal met een balie in het midden en enkele glazen deuren aan de zijkant.
Kim stapt tot bij balie en richt zich tot de
dienstdoende agent.
'Ik had graag een rechercheur gesproken meneer de
agent'. Kim lacht vriendelijk.
'Die mensen zijn al naar huis mevrouwtje. U mag
alles gerust aan mij vertellen hoor. Dan leg ik uw probleem morgen voor aan een
dienstdoende rechercheur'.
De agent neemt een pen en papier en bekijkt dan
eerst het gelaat van Kim. Haar gezicht loopt rood aan en de agent zweert later
dat er stoom uit haar oren kwam. Haar ogen schieten vuur en hadden het kogels
geweest dan had de agent achter de balie al dood geweest.
'Luister ', ze kijkt naar de badge op de borst
van de agent, '... Wim. Ik wordt afgeperst. Mijn zus is samen met haar zoontje
gekidnapt en ik wordt gevolgd door twee 'Men in black'. Mijn geduld is op en
als hier geen rechercheur is bel je er één op. Gesnopen? Of moet ik er nog een
tekeningetje bijmaken?'. Kim wacht het antwoord niet af. Ze zet zich op een
stoel kort bij de balie en gunt agent Wim geen waardige blik meer. Ze hoort hem
zachtjes door de telefoon praten en de hoorn wordt bijna geruisloos terug op
het apparaat gelegd. Kort daarop gaat één van de glazen deuren open.
'Komt u maar mee mevrouw', zegt een vrouwelijke
agente vriendelijk. Ze maakt de doorgang vrij en naast elkaar stappen ze door
een lange helder verlichte gang met nog meer glazen deuren. Bijna op het eind
opent de agente een deur en wenkt Kim naar binnen. Twee rechercheurs zitten
achter hun bureel maar staan op als Kim wordt binnen geleidt. Ze stellen zich
voor als Vera en Dirk en bieden Kim een comfortabele stoel aan. Ook Kim stelt
zich voor.
'Waarmee kunnen we je helpen Kim?, vraagt Vera.
Dirk komt erbij zitten en beiden luisteren ze aandachtig naar het relaas van
Kim zonder haar te onderbreken. Af en toe noteren ze iets op een blad papier.
Kim vertelt vanaf de overval op de winkel door Jan met de pet die ze
ondertussen kent als Manuel. Dat zij op haar beurt de man op de grond smakte.
Feller dan ze eigenlijk wilde. Overal was er bloed. 's Nachts droomt ze er nog
van. Dan vertelt Kim van de zwarte Audi voor haar appartement waarvan ze
vermoed dat deze kerels haar al een paar dagen volgen en haar dan ongegeneerd
komen bedreigen in de winkel. Ze vertelt van het filmpje met Manuel op Youtube
en van haar ontvoerde zus en neefje. En als laatste haar vlucht langs de
brandladder om naar hier te komen. Na afloop van haar relaas volgen weer
tranen. Deze keer omdat ze blij is dat het eruit is. Vera zorgt voor een glas
water en wacht tot Kim wat bekomen is.
'We moeten die Manuel ondervragen Vera. Hij weet
hoogst waarschijnlijk wel wie die twee zijn vermits hij ze zoveel geld schuldig
is', denkt Dirk luidop.
'Bel jij dan voor een afspraak Dirk', commandeert
Vera en terwijl Dirk naar de telefoon grijpt richt Vera zich weer tot Kim.
'Is er nog iets dat ons kan verder helpen Kim?
Een klein detail misschien?'. Kim pijnigt haar hersenen:
'Misschien die vrouwenstem op de achtergrond waar
mijn neefje met de Legoblokken speelt. Ik weet niet of het u verder helpt. De
stem klonk schor en hees als van iemand die veel drinkt en rookt'. Vera knikt:
'Het moet iemand zijn die ze vertrouwen. Het is een gok maar ik denk aan een
moeder van één van die twee ontvoerders', denkt Vera luidop. Dirk werpt de
hoorn op het toestel.
'Manuel is opgenomen in een afkickcentrum voor
verslaafden. Hij zit onder de pillen. Hij valt dus af om ons te helpen'.
'Ken je toevallig de nummerplaat van de Audi
Kim?', vraagt Vera. Kim moet echter ontkennen. Daar heeft ze helemaal niet aan
gedacht.
'Dan proberen we het volgende. Luister Kim'.
Hoofdstuk 5
Wat later staat Kim voor het raam van haar
appartement en kijkt in de donkere nacht naar de geparkeerde zwarte Audi. Hij
staat er nog steeds en heeft zich blijkbaar niet verplaatst. Kim wil dat de
ontvoerders haar zien en roert met een lepel in een kopje warme chocomelk. Haar
hart klopt in haar keel en ze hoopt maar dat het plan van de rechercheurs lukt.
Ze kijkt naar de hoek van de straat waar plots de gedaante verschijnt van een
dronken waggelende man. Met een lange overjas en een hoed op het hoofd is hij
totaal onherkenbaar. Hij hinkt met zijn ene voet in de goot en de andere voet
sleept hij als het ware achter hem aan. Het verwonderd Kim dat hij niet valt,
maar op deze manier kan een ongeluk niet uitblijven.
Ook de twee mannen in de auto krijgen de dronken
man in het vizier. Hij nadert de auto en de twee zijn er niet gerust in:
'Als hij een krasje maakt op de auto gaat hij er
niet goed van zijn', zegt Jeroom, de chauffeur. Stany werpt een blik naar het
appartement:
'Die meid kruipt vandaag laat onder de wol.
Andere dagen zijn we al weg. En we hebben nog werk te doen'. Jeroom reageert
niet maar houd de dronken man scherp in het oog die nu vlakbij de auto is. Wat
te verwachten is gebeurt. De dronken man wil de auto passeren en heft zijn ene
been op. Hij is zo dronken dat zijn andere been zijn lichaam niet kan dragen en
hij valt net voor het voertuig op de grond. Vloekend stapt Jeroom uit zijn
comfort zone en met gebalde vuisten stapt hij op de recht krabbelende dronken
man af. Stany stapt ook uit en ziet net dat het licht van het appartement wordt
gedoofd. Jeroom grijpt de man vast:
'We moeten weg Jeroom. Het licht is uit. Laat die
man met rust'. Stany heeft de grootste moeite om zijn broer te kalmeren. Een
scherpe alcohollucht wordt in het gelaat van de breedgeschouderde Jeroom
geblazen. Hij zou het liefst de man een paar meppen geven maar ze moeten ervan
door. Hij sleept de dronken man tot tegen de gevel van de nabijgelegen woning
en de twee broers stappen terug in de wagen. Enkele seconden later stuiven ze
met gierende banden weg.
Daar heeft Kim op gewacht. Van zodra de auto weg
rijd loopt ze naar de overkant van de straat om de arme man recht te helpen:
'Gaat het Dirk?'. Rechercheur Dirk kreunt en
steunt tot hij op zijn twee benen staat:
'Een hoop blauwe plekken ga ik er
van overhouden Kim. Maar de opdracht is geslaagd', zegt hij trots. Samen
spurten ze tot achter de hoek vanwaar Dirk was gekomen. Daar staat een neutrale
auto geparkeerd waarin Vera ernstig op een iPad zit te tokkelen.
'Goed gedaan Dirk. Ik heb contact'. Dirk had,
toen hij voor het voertuig viel, een zendertje geplaatst aan de wagen. Vera
ziet exact waar de wagen is. Dirk en Kim stappen ook in het politievoertuig.
Terwijl Dirk vertrekt geeft Vera nog meer info.
'Toen we hier pas parkeerden heb ik stiekem een
foto van de twee gemaakt en doorgestuurd naar het bureau. Ze zijn bezig met een
gezichtsherkenning. Ook de nummerplaat heb ik doorgegeven en ik verwachter direct antwoord op. We volgen ondertussen
vanop afstand de Audi en hopelijk rijdt deze naar de plaats waar ze je zus
vasthouden'.
'Vera?', klinkt het vanuit de luidspreker.
'Ja,
wij luisteren Sofie. Sofie is de analiste vanuit het politiebureau',
verduidelijkt Vera aan Kim. Sofie gaat verder:
'De nummerplaat behoort bij
een Audi Quattro vijf. Een dieselwagen.
Hij werd in
2009 aangekocht en staat op naam van Jeroom Vanthilt.
'Prachtig werk Sofie!', laat Dirk zich ook horen
en tot Vera:
'Een van die twee mannen noemde Jeroom'. Tijdens het praten kwam
er weer een dranklucht uit de mond van Dirk. De twee vrouwen in de wagen
trekken een bedenkelijk gezicht:
'Heb jij gedronken Dirk?' wil Vera weten.
'Ik heb gewoon mijn mond gespoeld met whiskey. Om
het echt te laten lijken', verontschuldigd Dirk zich. Weer klinkt de stem van
Sofie door de luidspreker:
'Ondertussen is de computer met
gezichtsherkenning gestopt Vera. Het gaat om Stan en Jeroom Vanthilt. Ik heb
hun dossier opgevraagd en dat gaat uitsluitend om drugszaken. Een aantal keren
opgepakt maar steeds vrijgesproken wegens onvoldoende bewijzen. Ze wonen al
jaren samen in Brasschaat. In een villa om u tegen te zeggen'.
'Daar zijn ze momenteel niet naar toe. Ze rijden
nog steeds richting binnenstad. Het is goed mogelijk dat ze ons naar het adres
brengen waar Eefje gevangen zit', zegt Eva door de micro.
'Ik heb nog meer onderzoek gedaan Vera', laat
Sofie horen, 'misschien toeval, maar hun villa staat sinds twee dagen te koop'.
Het wordt stil in de auto:
'Dat snappen we niet Sofie', laat Dirk weer van zich
horen.
'Nee, ik ook niet Dirk. Daarom zocht ik verder en
raadt eens?'. Sofie wacht niet op antwoord:
'Jeroom heeft een vlucht geboekt voor hen beiden.
Richting Porto Rico. Enkele richting. Ze zijn niet van plan terug te keren. Hun
vlucht vertrekt morgen'.
'De puzzelstukken vallen op hun plaats', zegt
Vera, 'Manuel, en misschien nog anderen, werkten voor die twee. Ze verkopen
drugs en moeten dat geld afgeven aan de Vanthilts. Manuel wordt geklist en ze
lopen een deel van het geld mis. Daar moet dan Kim maar voor zorgen en om haar
kalm te houden ontvoeren ze haar zus en neefje. Normaal moet Kim hen morgen het
verschuldigde bedrag overhandigen en kunnen ze met het geld vluchten naar hun
eiland in de Caribische Zee. Kijk het icoontje blijft stilstaan. Ze zijn ter
plaatse. Voorzichtig Dirk'.
Hoofdstuk 6
Jeroom en Stany stappen uit hun auto en gaan een
oude vervallen woning binnen. Een lange gang brengt hen naast een trap tot in
een kleine slecht ruikende plek die slechts verlicht is door één klein peertje.
In een oude versleten zetel zit een dikke onverzorgde vrouw die geen vin
verroert als de beide mannen binnen komen:
'Stil zijn', zegt ze dominerend:
'De kleine
slaapt eindelijk. Hij heeft lang gehuild en roept steeds op zijn moeder.
Hoelang moet dat kind hier nog blijven?'
'Morgen is alles achter de rug moeder. Morgen
krijgen we ons geld en dan kan de kleine weg', stelt Jeroom haar gerust:
'Ga
nu maar slapen. Wij gaan nog even naar boven'.
Krakende en versleten trappen brengt het duo naar
de eerste verdieping. Aan de overloop openen ze een deur en komen ze een
donkere kamer binnen. Als Stany het licht aanknipt zien ze onmiddellijk de
jonge vrouw op de stoel zitten. Ze is nog steeds vastgebonden en een knevel in
haar mond verhinderd haar te spreken. Eefje opent haar ogen en begint te
kreunen. Meer kan ze ook niet doen. Stany komt naar haar toe en neemt de doek
uit haar mond. Eefje haalt kuchend en kreunend adem:
'Ik heb dorst en honger
en ik moet naar het toilet', kan ze stotterend uitbrengen:
'Waar is Brent?
Waar is mijn zoontje?', ze begint te huilen bij de gedachte aan Brent
'Morgen zie je je zoontje, mevrouw', beloofd
Stany en snijdt haar boeien los.
'Wat ben jij van plan?', vraagt Jeroom
'Mevrouw moet naar het toilet. Of wil je de grond
dweilen?'. Die laatste zin doet het. Jeroom neemt uit de kast tegen de muur
enkele conservenblikken met fruit. Ze zullen samen eten en dan moeten ze
dringend slapen. Ze moeten morgen voor zeven uur terug voor het appartement van
Kim staan. Jeroom is blij. Morgen is alles voorbij. Eens ze het geld hebben
rijden ze naar de vlieghaven. Dan is het nog even wachten om in te schepen.
Maar morgen begint hun vakantie. Aan hun moeder denken ze niet. Ze moet maar
voor zichzelf zorgen. Dat hebben wij ook altijd moeten doen denkt Jeroom nog.
Ondertussen zijn Vera en Dirk met Kim in de straat
toegekomen waar de zwarte Audi geparkeerd staat. Ze luisteren nog naar de stem
van Sofie die ondertussen nieuwe informatie heeft verzameld:
'De woning in Kasteelstraat 8, waar de
gebroeders Vanthilt halt hebben gehouden, staat op naam van weduwe Filips. De
moeder van de twee drugsverdelers. Ze is zeventig jaar en heel slecht ter been
door haar omvang. Het enige wat ze doet is drinken en roken. De buren hebben al
meermaals een klacht ingediend wegens sterke geurhinder uit het huis. Dat zal
het zowat zijn Vera. O Ja, de speciale brigade staat klaar om het huis binnen
te vallen. De straat is langs beide zijden afgesloten. Er kan geen kat door.
Veel succes!'.
'We gaan eraan beginnen. Kim blijf in de auto. We
vinden je neef en je zus en brengen ze naar hier. Vang ze op'. Kim knikt. Ze
slaat een zucht van verlichting. Hopelijk is alles spoedig achter de rug. Dirk
houdt een vreemd apparaat op het gebouw gericht en meld door een kleine micro
wat hij ziet.
'De warmte sensor vermeld twee personen op het gelijkvloers.
Een ervan bevindt zich in een aparte kamer en ligt op een soort bed. De tweede
persoon zit in een salonzetel. Ik zie drie personen op de eerste verdieping
rechts. Ga jullie gang jongens'.
Kim kijkt vanuit de auto naar de speciale politie
die achter elkaar de voordeur naderen. Het duurt slechts enkele seconden om de
deur te openen. Dan moet ze zenuwslopend wachten. Maar ze heeft er alle
vertrouwen in. Dirk en Eva stappen uit en haasten zich achter de 'special
forces' naar binnen. Enkele tellen later komt Eva uit het huis gelopen met een
pakketje in haar armen. Kim opent de wagendeur en neemt het lichaam over dat in
een deken gewikkeld is. Ze stapt terug in en knuffelt het kind dat eerst nu
begint wakker te worden. Brent kreunt en steunt maar slaat zijn armpjes rond de
nek van Kim als hij haar herkent:
'Waar is mama?' vraagt hij met een schorre
stem. Het is duidelijk dat hij dorst heeft:
'Mama komt direct Brent. Ze moet
nog even haar handtas nemen'. Brent is gerust gesteld. Hij sluit opnieuw de
ogen. Weer komen Eva en Dirk naar de auto toe gelopen. Niet te snel want ze
ondersteunen een gestalte in het midden. Eefje wordt in het voertuig gezet. De
zussen omarmen elkaar en beginnen te huilen. Geëmotioneerd door het gelukkig
weerzien. Kim overhandigd Brent aan Eefje die maar al te blij is dat ze haar
zoontje opnieuw kan knuffelen. Dirk en Eva stappen vooraan in.
'Onze taak zit erop meiden. De gebroeders Vanthilt
en hun moeder zijn aangehouden. Ze zijn onderweg naar de gevangenis waar ze een
nachtje in de cel kunnen nadenken. Morgen starten we met de ondervraging. Zien
jullie een kans om morgen langs te komen voor een verklaring?'.
'Is morgenmiddag goed Eva?', vraagt Kim: 'We
willen echt eens goed uitslapen en daarna moeten we naar mama want die weet nog
van niets'. Eefje knikt.
'Prachtig, waar kunnen we jullie afzetten?'.
'Bij mij thuis Vera', zegt Kim resoluut, 'ik maak
nog iets lekkers klaar voor ons voor we onder de wol kruipen. Je kan bij mij
blijven slapen Eefje, mijn bed is groot genoeg voor ons drieën'.
Dirk vertrekt. Recht naar huis.
Hoofdstuk 7
Een paar dagen later stapt Kim door de straten van
de drukke stad naar de winkel. Ramona belde vanmorgen voor een afspraak om zes
uur. Ze wilde Kim spreken, liefst na de werkuren. Kim keek bedenkelijk. Een
afspraak met de baas is nooit een goed teken en dan nog langs de telefoon. Kim
vroeg waarom ze moest langst komen, maar Ramona hing op zonder antwoord te
geven. Ze keek op haar horloge. Zes uur gepasseerd. Ze komt te laat:
-'Door dat
verdomde openbaar vervoer speel ik misschien mijn werk nog kwijt'. Het is het
enige waar ze aan kan denken. Kim is al enige dagen afwezig en met al die
drukke dagen? Eigenlijk kan ik Ramona geen ongelijk geven mompelt ze nog en dan
staat ze voor de glazen deur van Ramona's modieuze stijl kleding winkel. De
deuren zijn gesloten en binnen brand geen licht. Kim ziet zichzelf
weerspiegelen in de deur en de vitrines. Ze klopt op de deur. Niets beweegt. Ze
kijkt op haar horloge. Vier minuten over zes. Het kan niet zijn dat iedereen al
weg is. Gewoonlijk wordt er nog gepoetst en wat nagepraat over de afgelopen
dag. Kim houdt haar handen beschermend langs haar gelaat en tuurt weer door het
glasraam. Opeens staat Brent vlak voor haar. Ze schrikt en houd haar hart vast.
Brent straalt en opent de deur voor Kim:
'Kom binnen Meeke'. Van zodra Kim
een stap in de winkel zet floepen de lichten aan en komen er gezichten
tevoorschijn van collega's, vrienden en kennissen. Eefje, mamaen papa Danny zijn natuurlijk ook van de
partij. Ramona komt op haar af:
'Sorry voor dat onduidelijke telefoontje Kim
maar we wilden jou verrassen met familie en vrienden'.
'De verrassing is geslaagd' zegt Kim en begroet
iedereen met een hartelijke knuffel.
Kabouters moeten ooit een rol in mijn leven
gespeeld hebben. Nu de kleinkinderen groot zijn komt de herinnering terug
boven. Misschien was Ka wel een goede schoolvriend? Of was hij gewoon een
knuffel die ik mee naar bed nam? Het maakt eigenlijk niet uit. Nog een
verhaaltje van Ka voor het slapen gaan.
Hoofdstuk 1
Kabouter Ka en zijn gezinnetje zaten rond een
brandend kampvuur van twijgen en takken. Zwart en Klim, de twee zonen van Lisa
en Ka, hadden het sprokkelhout verzameld dat na de zware storm van gisteren op
het gazon was gewaaid. Uren waren ze aan het harken geweest rond de grote bomen
die her en der op het domein verspreid stonden. Lisa en Ka hadden ondertussen
de kleurige voorjaarsbloemen in het ronde perkje voor het kasteel geplant. De
geur van verse bloemen vermengde zich met de frisse nachtlucht en bleef als een
waas boven het domein hangen. Vlecht, de laatst geborene, liep af en aan met
een gietertje om de bloemetjes van water te voorzien. De familie had afgelopen
nacht heel hard gewerkt en ze maakten van het warme vuur gebruik om nog even
gezellig samen te zitten en te praten. Nog een uur voor de zon opkwam.
-'Hoe heb je mama leren kennen, papa?', vroeg
Vlecht nieuwsgierig. De jongens knikten:
-'Ja vertel papa!', riepen ze in koor. Ook Lisa
knikte. Ze hoorde Ka zo graag vertellen. De jongens gooiden nog wat takken en
twijgen op het vuur. De vlammen laaiden hoog op. Het hout knisperde en
knetterde.
Hoofdstuk 2
Ka stond te midden van tientallen andere kabouters
op het hoogste schab van een ijzeren rek in de winkel. Vijf schabben vol met
verschillende kabouters. Allen waren familie van Ka. Neven, nichtjes, ooms en
tantes en een hoop vrienden. Te veel om op te noemen. Af en toe werd een
kabouter van het rek weggenomen en belandde dan in een winkelkarretje. De
kabouter ging met de kopers mee naar hun woonplaats om daar de tuin te
onderhouden. Dat is nu eenmaal het lot van een kabouter. Een paar dagen later
werd er dan een nieuwe lading kabouters in een grote vrachtwagen geleverd,
samen met nog andere artikelen voor de winkel. Het personeel plaatste dan de
verse kabouters bij Ka op het rek. De nieuwe kabouters werden op hun beurt
familie of vrienden. Ka wierp snel een blik naar de klok boven de kassa. Nog
even, nog een paar minuten voor de winkel zou sluiten.
-'Het wordt tijd', dacht Ka, 'want ik krijg krampen
in mijn benen'.
De juffrouw achter de kassa riep door de micro af
dat de winkel ging sluiten en vroeg beleefd aan de bezoekers om zich naar de
kassa te begeven. Ka sloot nog even de ogen maar verstijfde plots:
-'Kijk mama! Die kabouter pinkte naar mij!', riep
een kleuter die op de arm van zijn moeder langs het rek passeerde.
-'Jazeker schat. Pink maar terug', antwoordde de
jonge vrouw die zich haastte om de winkel te verlaten. Aan haar stem was
duidelijk te horen dat ze haar kindje niet geloofde. 'Gelukkig maar', dacht Ka
en sloeg, bijna onhoorbaar, een zucht van verluchting. Toen de laatste klanten
het gebouw hadden verlaten was het de beurt aan het personeel om naar huis te
gaan. Het licht werd gedoofd en de kabouters bleven alleen achter. Nog een paar
minuten bleven Ka en zijn vrienden wachten om er zeker van te zijn dat niemand
nog in de winkel aanwezig was of terug keerde.
En dan gebeurde het. Onverwachts, alsof iemand het
startschot had gegeven. Elke kabouter op het ijzeren rek zuchtte en kreunde. Ze
rekten zich en begonnen te praten alsof ze elkaar in dagen niet hadden gezien.
Het was een mooi schouwspel. Er werden handen geschud, gelachen en schouderklopjes
uitgedeeld. Enkelen deden zelfs danspasjes om hun spieren los te maken. Ka klom
langs het rek naar de begane grond en draaide zich naar de massa kabouters op
de schabben. Oom Pol, de politiekabouter, liet zich samen met zijn trouwe
herdershond 'Bo' van het onderste schab op de grond zakken. Daar aangekomen
overhandigde hij een kleine megafoon aan Ka. Op deze manier moest hij niet
roepen. De roephoorn versterkte zijn stem zodat iedereen hem duidelijk kon
horen.
-'Lieve vrienden', begon hij: -'Het is zo ver. We
hebben weer een lange nacht voor de boeg. Iedereen gaat verder waar hij vorige
morgen gestopt is. Maak er een gezellige nacht van. Bedankt'.Alle kabouters klapten in hun handen en klauterden
dan van het rek naar beneden. In groepjes vertrokken ze door de grote winkel
van 30.000 m² naar hun werk. Het tuincentrum bezat alles voor de tuin onder één
dak. De schilder kabouters gaven het tuinhout nog een mooi laagje verf. Enkele
schoonmaak kabouters stoften de tuinmeubelen. Morgen zouden ze weer blinken als
een spiegel. Bij de tuindecoratie, voor binnen en buiten, gingen enkele
knutselkabouters aan de slag. Enkele nieuwe brievenbussen werden tijdens het
lossen of laden zwaar beschadigd. Dan was er een afdeling met tuingereedschap.
Hier haalden de kabouters hun materiaal om te werken. Voor de winkel open ging
zouden ze alles weer op hun plaats zetten. In de mega grote serre groeiden en
bloeiden de sierlijke bloemen en planten. Hier werkten meer dan tien kabouters.
Alle éénjarige bloemen moesten gestekt worden en vervolgens in kweekpotjes
overgeplant worden. De kabouters hadden nog een drukke nacht voor de boeg.
Hoofdstuk 3
Het was voorbij middernacht toen het gebeurde. Een
luide knal liet elke kabouter schrikken. Iedereen stopte met zijn bezigheid en
hield de adem in. Iedereen bekeek elkaar met een angstig gezicht en vroeg zich
af wat er gebeurd was. Het leek eerst op een zware donderslag of was er een
meteoriet in de winkel ingeslagen? Ka en oom Pol maanden iedereen aan om stil
te zijn. Zij gingen eerst kijken voor ze verder zouden werken. Ze bleven in de
schaduw zodat ze niet te zien waren. Achter de tuinmeubelen was een grote
glazen constructie met dubbele deur die op de parking uitkwam. Een nooddeur.
Deze constructie en glazen deuren waren totaal verbrijzeld door een vrachtwagen
die er achteruit was ingereden. Er stapten net drie mannen uit de cabine en
drongen de winkel binnen. Eén van hen liet de laadklep van de vrachtwagen naar
beneden. Ze praten niet met elkaar. Ze waren er op getraind en ieder van hen
wist precies wat ze moesten doen. Oom Pol hield Ka staande en fluisterde in
zijn oor:
-'Dit is een ramkraak Ka. Dit zijn dieven die de
winkel komen leeg roven'. Ka knikte:
-'Daar gaan wij een stokje voor steken oom. Dit
laten we niet gebeuren'.
-'Waarom is het alarm niet afgegaan?', vroeg oom
Pol zich af. Ka haalde zijn schouders op. Hij trok zijn oom weg van de plaats.
De drie dieven begonnen inmiddels tuinmeubelen op te laden.
De familie was ondertussen samen gedrumd bij het
tuingereedschap. Hier konden ze zachtjes praten zonder dat de dieven hen zouden
horen. Ka nam het woord:
-'Vrienden we moeten die drie dieven overmeesteren
en boeien. We hebben sterk touw nodig. De moeders en hun kinderen gaan naar het
rek bij de kassa en verstoppen zich daar. De oudere kabouters beschermen ze
daar. De rest zoekt iets om zich te verdedigen, maar let op ze mogen ons niet
zien'. Het werd stil rond de kabouters. Iedereen deed wat men van hem
verwachtte. Ka wenkte de jongste kabouter en wilde hem naar het rek sturen maar
hij kreeg een idee:
-'Luister Wonk. Sluip ongezien naar buiten en zet
de banden plat van de vrachtwagen. Gaat dat lukken?'. Wonk knikte en voelde
zijn hartje sneller slaan van spanning.
-'Neem een haarspeld van je moeder mee Wonk. Weet
je hoe dat werkt'.
-'Jazeker Ka. Ik heb voor de grap mijn broertje
zijn fietsbanden al eens laten leeglopen'. Hij werd gelijk rood tot achter zijn
oren. Dit wou hij eigenlijk niet verklappen, maar Ka lachte:
-'OK dan. Daar zullen we het later nog wel over
hebben. Wees voorzichtig Wonk'. De kleine jonge kabouter ging er als een haas
vandoor. Als een muis liep hij langs de muur tot bij het kapotte geraamte. Hier
wachtte hij geduldig tot de dieven terug de winkel in waren en glipte dan naar
buiten. In zijn broekzak had hij een paar haarspelden zitten die hij vorige
week in de winkel had gevonden. Hij wilde ze aan zijn moeder geven als cadeau
voor haar verjaardag. Nu kwamen de dingen nog goed van pas. Net op tijd sprong
Wonk voor de voorste wielen in de schaduw. De dieven kwamen alweer terug met
een tuintafel die ze de vrachtwagen induwden. Toen ze weer weg waren kwam Wonk
in actie. Hij bleef volledig in de schaduw. Alleen zijn arm zou je kunnen zien
die de haarspeld in het ventiel stak. Wonk hoorde hoe de lucht ontsnapte. Hij
liet de speld zitten en nam een tweede uit zijn broekzak. Hij rolde zich naar
de andere zijde van de wagen en stak ook hier de haarspeld in het ventiel. De
lucht ontsnapte maar waar Wonk niet op gerekend had gebeurde. De dieven kwamen
terug en plaatsten enkele tuinstoelen op het laadplatform toen ze iets hoorden.
Ze bukten zich om nog scherper te luisteren. Dan kwamen ze voorovergebogen op
het gesis af. Wonk wist dat hij een fout had gemaakt. Twee banden
tegelijkertijd laten leeglopen maakte te veel lawaai. Hij moest hier weg. Hij
bleef onder de vrachtwagen en toen hij zag dat de dieven bij de cabine waren
rende Wonk geruisloos naar binnen. Terug tegen de muur tot bij de stand met het
tuingereedschap. Hier botste hij bijna op Ka:
-'Ze hebben gezien dat de banden plat staan Ka!'.
-'Geeft niet Wonk. Goed gewerkt. De banden staan
plat genoeg. Ze kunnen niet meer met de vrachtwagen weg. Nu gaan ze de dader of
daders zoeken. Ren naar de kassa Wonk en blijf daar'. Wonk was al weg.
-'Vrienden nu is het onze beurt', fluisterde Ka.
Hij zag hoe de dieven terug binnen kwamen. Ze slopen gebukt rond de
tuinmeubelen en verspreiden zich. Elke dief ging een andere kant op. Daar had
Ka een beetje op gehoopt. Drie dieven tegelijkertijd overmeesteren zou niet
lukken. Een voor een was nog te doen, hoopte hij. Een dief kwam hun kant uit.
Het was een grote magere man met een zwarte muts op het hoofd. Ter hoogte van
twee rekken werd de man verblind door de maan en daar profiteerden de kabouters
van. Ze hadden een touw tussen twee rekken gespannen en de dief struikelde. Hij
probeerde zich ergens aan vast te houden maar het was te laat. Zijn lichaam
smakte tegen het beton van de vloer. Zijn hoofd raakte de grond en hij bleef versuft
liggen. Net lang genoeg voor de vrienden van Ka. Kabouter Klad en Blij trokken
de muts over zijn ogen terwijl Ka en Pol, de politiekabouter, de handen van de
dief boeiden. Kabouter Hark en Schep bonden de voeten tegen elkaar en maakten
het touw vast aan een groot rek. Deze dief zou niet meer ontsnappen.
-'Vlug naar de serre', fluisterde Ka en ze renden
zo snel als ze konden op de tweede dief af. Ka zag nog net hoe hij langs de
openstaande schuifdeur de serre in sloop. Speurend van links naar rechts zocht
hij de vandaal die de banden had laten leeglopen. De kabouters slopen hem stil
achterna. Eens binnen duwden ze geluidloos de dubbele glazen deur dicht. Tot
zover was hun plan gelukt. Als hazen renden ze langs de kant tot een paar meter
voor de dief. Ka zette de roephoorn tegen zijn mond en brulde als een leeuw. De
dief schrok zo hard dat hij een sprongetje in de lucht maakte en dan verschrikt
bleef staan. Zijn knieën knikten van angst. Op dat moment rolden de andere
kabouters een levensgrote nep leeuw tot voor de dief. Ka brulde opnieuw door de
megafoon. De dief sloeg de handen voor het gelaat, draaide zich om en liep
terug van waar hij kwam. Dat de deur nu dicht was zag hij niet. Met een luide
knal smakte hij tegen de ruit. Een paar seconden bleef hij nog recht staan.
Maar dan viel hij als een lege zak aardappelen in elkaar. Volkomen knock out.
Ook hier boeiden de kabouters de dief zoals de eerste. Ze trokken een zwarte
kap over zijn ogen. Nog één dief te gaan.
De kabouters sprinten naar de kassa. Daar zocht de
derde dief in alle hoeken en kanten naar iemand die de banden van hun wagen had
laten leeglopen. Tijd voor plan drie want hij naderde de schuilplaats waar de
kaboutermoeders met hun kinderen zaten. Ka hield de megafoon voor de mond van
oom Pol. Hij brulde:
-'Halt dief. Staan blijven. Hier spreekt de
politie. Verroer je niet of ik laat de hond los!'. Ka hield de megafoon dan
voor de mond van de herdershond die gevaarlijk begon te blaffen. Het geluid
deed pijn aan de oren. Ook de dief hield zijn handen tegen de oren en begon te
beven als een espenblad.
-'Ga op de grond liggen dief!', commandeerde oom
Pol verder:
-'Trek je muts tot over je ogen en doe daarna je
handen op de rug!'. De dief gehoorzaamde als een brave leerling in de klas.
Toen hij op de grond lag met de armen op de rug werd ook hij vakkundig geboeid.
De klus was geklaard.
Ka keek naar buiten en zag dat de zon op kwam. Hij
wenkte al de kabouters en ze volgden hem naar de personeelskantine. Hier konden
de dieven hen niet meer horen.
-'Bedankt allemaal voor jullie moed en opoffering.
Er rest ons nog één ding te doen en dat is ons materiaal op te ruimen voor het
personeel begint. Wat de dieven hebben stuk gemaakt laten we liggen. Alleen ons
materiaal wordt netjes terug geplaatst. De verf terug in de potten en de
borstels uitgewassen. Het is bijna tijd om te rusten. Dat hebben we trouwens
verdiend', besloot Ka.
Enkele minuten later stonden alle kabouters terug
keurig op hun rek. Eindelijk konden ze van de rustgenieten. Net op tijd want de winkeldeur
schoof open en chef Toon kwam binnen. Toen hij de man op de grond zag liggen
bleef hij even verschrikt staan.
-'Wat is hier gebeurt zeg?' vroeg hij zich
fluisterend af. Hij nam zijn smartphone en de kabouters hoorden hem met de
politie bellen terwijl hij de gehele zaak doorliep en inspecteerde. Toon, de
chef, viel van de ene verbazing in de andere. Op elke afdeling lag een geboeide
dief en in de vrachtwagen, die het grote raam had verbrijzeld, stondentuinmeubelen. Toon kwam terug bij de kassa
toen hij de politie hoorde arriveren. Aan twee inspecteurs in uniform vertelde
hij wat hij wist. -'Heeft u dan niet die gangsters overmeestert, meneer Toon?',
vroeg inspecteur Tine.
-'Heef-'Neen, ze lagen geboeid toen ik hier binnen
kwam. Ik begrijp het zelf niet.'
t de zaak dan geen alarminstallatie?', was de vraag
van inspecteur David.
-'Jazeker meneer. Ik denk dat iemand die gisteren
heeft vergeten in te schakelen, want ze staat af.'
-'Wie moest het alarm dan inschakelen?', was de
volgende vraag van de inspecteur.
-'Dat is gewoonlijk het werk van ons jongste
personeelslid, Bjorn. Hij verlaat als laatste de zaak en zet het alarm op. Kijk
daar komt hij net aan!'. Toon wees naar een jonge fietser die net kwam
aanrijden. Bjorn, de jonge fietser, schrok omdat zijn chef hem aanwees. Hij
bekeek de politie agenten en de twee inspecteurs die dreigend op hem af kwamen.
Hij was betrapt. In plaats van te stoppen draaide hij in een kring rond en
wilde er vandoor fietsen. Inspecteur David riep iets naar de agenten in uniform
en die stormden op Bjorn af. Hij wilde sneller zijn maar zijn fiets blokkeerde.
Met een smak belandde hij op de stoep. En dan waren de agenten al bij hem.
Bjorn gaf het op.
-'Dat probleem met het alarm is dan opgelost', zei
Tine tegen David:
-'De grote vraag blijft wie de dieven geboeid heeft
achtergelaten?'.
David keek achterom naar het rek waar de kabouters
geduldig stonden te wachten. David grinnikte en haalde zijn schouders op:
-'Dan zullen het de kaboutertjes het gedaan hebben
Tine!', zei hij. David wist niet dat er een reporter van de plaatselijke krant
in de buurt was die hun gesprek afgeluisterd had. Een uur later berichtte de
krant in vette letters:
-Inbraak verijdeld door tientallen kabouters.
Hoofdstuk 4
Ka zweeg en keek naar zijn gezinnetje. De kinderen
fronsten hun wenkbrauwen:
-'Wanneer heb je dan mama ontmoet?', vroeg
Vlechtje.
-'Door die kleine zin in de krant werd er een
stormvloed ontketend van mensen die absoluut een kabouter wilde kopen. Sommigen
wilden wel twee of drie kabouters tegelijk mee naar huis nemen. Het was echt
een overrompeling. Op enkele minuten tijd was het hele rek leeg. De
leveranciers van kabouters kon de vraag naar meer niet bijhouden. Ook ik werd
verkocht en op deze manier belandde ik in een prachtige tuin die mooi
onderhouden werd door Lisa, jullie moeder. Sindsdien zijn wij onafscheidelijk.
Maar nu wordt het tijd om op te ruimen. De zon komt op. Jongens doof het vuur
en strooi de as tussen de bloemen. We gaan rusten'.