Masterplan opnieuw ter discussie. Uitvoering blijkt ook bijna onmogelijke opdracht
Leerkrachten wezen in Knack-enquête 2013 Masterplan massaal af!
We vernemen vandaag in de
kranten dat de Open VLD het Masterplan niet genegen is en dat de voorbije
maanden tijdens een groot aantal vergaderingen met de kabinetten, weinig
vooruitgang inzake concretisering en uitvoering werd geboekt. We hebben dat ook
in Onderwijskrant voorspeld.
We schreven ook dat het Masterplan een compromis was tussen
tegengestelde opvattingen en daardoor ook zeer vaag en rekbaar was. Zo wou b.v.
N-VA dat het behoud van aso, tso en bso mogelijk bleef. De andere partijen
wilden dan vooral brede domeinscholen invoeren. We stelden in juni 2013 ook dat
veel voorstellen, o.a. de invoering van brede domeinscholen, moeilijk uitvoerbaar waren. Men kan ook
moeilijk werken met een dubbel systeem van enerzijds de klassieke
onderwijsvormen en anderzijds brede methodescholen. Ook inzake financiering zou
dit tot oeverloze discussies leiden. Enzovoort.
Iedereen wist dat het
Masterplan-compromis bij de uitvoering tot voortdurende betwistingen zou
leiden. Marleen Vanderpoorten (Open Vld) verwees in september 2013 naar de moeizame manier
waarop het compromis binnen de meerderheid tot stand kwam en de soms
tegengestelde verklaringen die de coalitiepartners daarover aflegden. Ze stelde: "Wanneer we kijken naar het parcours dat de Vlaamse meerderheidspartijen
hebben afgelegd om tot hun compromis te komen, kan het niet anders dan dat er
geen draagvlak bestaat voor hun plannen", vindt de voormalige
onderwijsminister. "Hoe kan men als beleidsmaker hopen op een breed
maatschappelijk draagvlak indien de beleidsmakers zelf geen gemeenschappelijk
vlak delen?"
We wijzen er ook al sinds
2002 op dat de praktijkmensen de plannen voor comprehensief secundair onderwijs
met invoering van een brede eerste graad e.d. afwijzen. Dit bleek ook uit onze
petitie van mei 2012 die vlot door 13.000 mensen onderschreven werd. Ter
herinnering nemen we nog eens een bijdrage op uit 2013, een enquête van Knack
bij een grote groep leraren, waaruit eens te meer bleek dat deze de hervorming
niet genegen waren.
We hebben ook steeds gesteld
dat we inzake het verbeteren van de onderwijskansen vooral heil verwachtten van
het optimaliseren van het basisonderwijs: de invoering van intensief NT2 vanaf
de eerste dag van het kleuteronderwijs, een effectief achterstandsbeleid, een meer
gerichte aanpak in het kleuteronderwijs en betere voorbereiding op het lager
onderwijs, het verder optimaliseren van de didactische aanpakken, het
terugdringen van de uitholling van het taalonderwijs in de
eindtermen/leerplannen, meer systematisch onderwijs van de zaakvakken in de
hogere leerjaren ... We merken opnieuw in het debat over de nieuwe eindtermen
/leerplannen dat alle aandacht gaat naat het secundair onderwijs. Jammer.
Leraars wijzen Masterplan-hervorming af (Knack-enquête
augustus 2013) Hervormers beschuldigen
leraars van zelfgenoegzaamheid, onwetendheid...
(Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 167 van november 2013)
1.Leraars wijzen eens te meer hervorming massaal af
Uit deel 1 van de Knack-enquête dat op 21 augustus verscheen, bleek dat de 1004 bevraagde leraren de geplande hervorming van het s.o. massaal
afwezen en dat slechts 1% helemaal akkoord ging. We lazen in Knack: De weerstand tegen de hervorming van het
secundair onderwijs is écht overweldigend. 80,7% van de leerkrachten geeft aan
de hervorming niet te steunen. Ook bij de ouders is een stevige meerderheid
(65%) tegen. Slechts 1% van de leraren gaat helemaal akkoord en 18% eerder
akkoord. In het algemeen secundair onderwijs ligt de tegenstand zelfs op meer
dan 85%. Volgens 59,5% heeft het secundair onderwijs überhaupt geen nood aan
een grondige inhoudelijke hervorming. Eén ding is duidelijk: de mensen op het
terrein verwerpen de hervorming massaal. ...
Meer dan 80% van de leraars vindt ook dat de hervormers voorbij gaan aan
de echte problemen van het onderwijs en noemt de hervorming een slechte zaak.
57% van de leerkrachten is er ook van overtuigd dat de hervorming in de praktijk al bij al weinig zal veranderen(De Grote Hervorming die niemand wil,
Knack, 21 augustus).
Minister Smet, Georges Monard, de onderwijskoepels, de kranten, de
hervormingslobby
proberen al jaren de burgers wijs te maken dat er een breed
draagvlak voor de hervorming bestaat. Met Onderwijskrant tonen
wij al jaren aan dat dit geenszins het geval is. Net zoals de leraren wezen we
er ook telkens op dat de hervormers voorbij gaan aan de echte problemen als de
niveaudaling, nivellering e.d. De enquête van iVOX (Knack) verraste ons niet.
Ze bevestigt wat we allang weten uit vroegere peilingen & polls en de
duizenden reacties van leraren en directies in de kranten(websites) en elders.
Heel zelden tref je leerkrachten of directeurs aan die het opnamen voor de
hervorming. Het is wel merkwaardig dat in het VLOR-advies over de hervorming de
grote weerstand van de praktijkmensen niet vertolkt werd.
Als gevolg van de tegenvallende lerarenpeilingen stelden minister Smet
en zijn hervormingsleger hun strategie bij. De boodschappers, de leraars,
hebben ongelijk, ze baseerden zich enkel op oneliners, ze zijn behoudsgezind,
enzovoort. De hervormers gingen in de aanval en probeerden op een slinkse wijze
de geloofwaardigheid van de praktijkmensen te ontkrachten door ze als onwetend,
conservatief en zelfgenoegzaam voor te stellen. In deze bijdrage bekijken we de
Knack-enquête en vooral ook de reacties op de afwijzing van de
hervormingsplannen door de hervormers en door de hervormingsgezinde pers.
De COC-lerarenvakbond bevestigde de grote weerstand bij de leraars: De
Knack-enquête bevestigde wat wij al in een open brief van 2 juni schreven. Er
is geen draagvlak voor de hervorming van het secundair onderwijs bij de leraren
en blijkbaar ook niet bij de ouders. Naast andere zaken werd ons toen
lichtzinnigheid verweten. Zelf zegt minister Smet dat hij veel tijd
geïnvesteerd heeft in het overleg met koepels en vakbonden. En dat er blijkbaar
nadien iets scheelde aan de informatiedoorstroming naar de leraarskamer. Dat is
echt een lichtzinnige bewering, want hoe kan er nu informatiedoorstro-ming zijn
als er (bij gebrek aan overleg) geen informatiedoorstroming was.
2 Knack-enquête
bevestigt vorige peilingen
De internetpetitie van Onderwijskrant (mei 2012) werd door 13.000
personen onderschreven vooral leraars en docenten/professoren. Zonder boycot
zouden er nog veel meer ondertekenaars geweest zijn.
Uit de VUB-lerarenpeiling (mei 2013) onder leiding van prof. Wim van den
Broeck bleek dat slechts 0,7% helemaal voor is en 5,9% eerder voor. We
citeren nog een aantal conclusies: Een grote meerderheid denkt dat de
leerlingen geen baat zullen hebben bij de hervormingen (62,1% en 24,1%
onbeslist) en vindt de hervorming niet haal-baar (69,8% en 21,7% onbeslist).
Bijna twee derden meent dat het niveau van sterkere leerlingen erop achteruit
zal gaan en een even grote groep gelooft niet dat het niveau van zwakkere
leerlingen erop vooruit zal gaan. Opvallend is ook dat naarmate de leerkrachten
meer onderwijservaring hebben, de afwijzende houding sterker is en dat is ook
het geval indien leerkrachten aangeven zich geïnformeerd te hebben over de
hervorming.
Ruim drie kwart van de leerkrachten (76,7%) gelooft niet dat de
zogenoemde waterval in het secundair onderwijs kan worden opgelost door de
onderwijsvormen af te schaffen, zoals voorzien in de her-vormingsplannen. De
meeste leerkrachten verwach-ten ook niet dat de kans op zittenblijven kleiner
zal worden met de hervorming, noch dat er meer leerlingen met een diploma
zullen afstuderen. Van het uitstel van studiekeuze verwacht de meerder-heid
niet dat dit zal zorgen voor een meer bewuste keuze.
De bevraging bij 1750 bedrijfsingenieurs door de ingenieursvereniging
IE-net (augustus 2012) wees uit dat 76% van de ingenieurs de huidige structuur
en onderwijsvormen willen behouden. De basisconclusie luidde: De huidige
vorm van aso, tso en bso slaagt erin dat zoveel mogelijk jongeren
overeenkomstig hun talenten op de juiste plaats terecht komen op 18 jaar.
De visie van de bedrijf-ingenieurs stond haaks op het standpunt van hun VOKA-koepel.
Minister Smet, Georges Monard, Dirk Van Damme (OESO), Mieke Van Hecke (Guimardstraat),
Guy Tegenbos (De Standaard)
wekken dus ten onrechte de indruk dat men vanuit
het bedrijfsleven aandringt op drastische structuurher-vormingen.
3. Hervormers negeren echte problemen
In de Knack-enquête werd de leraars ook gevraagd naar wat voor hen de
échte problemen van het Vlaamse onderwijs zijn. We lezen: Meer dan 80% van
de leraars vindt ook dat de hervormers voorbij gaan aan de echte problemen van
het onderwijs. 85,9% van de leraars
zijn er wel nog terecht van overtuigd dat het niveau bij ons hoger ligt dan in
de buurlanden, maar 53% is er sterk van
overtuigd dat de kwaliteit van het onderwijs de voorbije tien jaar gedaald is.
De leerkrachten hekelden de groeiende administratieve mallemolen en maken zich
vooral zorgen over de hervormingszucht van de overheid (76%). Niettegenstaande minister Smet en de hervormers
geregeld stelden dat er in het secundair onderwijs de voorbije decennia weinig
hervormd werd, zijn de leerkrachten het hier niet mee eens. Ze hekelen de
hervormingsdrift. En terecht.
In het Knack-verslag over de enquête lezen we verder een passage die voor wat
controverse zorgde. Knack schreef: Aan de fenomenen die de concrete aanleiding
vormden voor de onderwijshervorming, zoals het watervalsysteem hechten de
leerkrachten amper belang. Dit wijst volgens Knack op
onverschilligheid voor dit groot probleem. In feite is het zo dat de
leerkrachten en directies afstand doen van de
negatieve en affectief geladen term waterval. De meesten beschouwen de overstapjes (b.v. na
1 of 2 jaar aso, naar tso) eerder als overstapjes die gunstig zijn voor
de leerlingen in kwestie en niet als nadelig. Via die overstapjes komen de
leerlingen tijdig in een passende onderwijsrichting terecht. De leraars stellen
overigens ook dat de overstapjes zouden blijven bestaan als de onderwijsvormen
afgeschaft zouden worden. Knack volgt hier dus de eenzijdige en verkeerde interpre-tatie van de overstapjes
door de hervormers en vindt dan dat de leerkrachten zich hier ten onrechte niet
om bekommeren.
De leerkrachten verwerpen ook het verwijt dat het Vlaams onderwijs te
veel focust op de sterkere leerlingen (denk aan slogan van minister
Vandenbroucke en Dirk Van Damme: Ons onderwijs is enkel sterk voor de
sterkere leerlingen). Ze vinden dat er eerder te weinig aandacht is vcor de
sterkere. Tegelijk spreekt 75% van de leerkrachten tegen dat er in het huidige
systeem te weinig inspanningen geleverd worden voor de zwakkere leerlingen. De
leraars maken zich ook zorgen over het toenemende aantal leerlingen met
specifieke zorg-noden (kinderen die bijvoorbeeld dyslexie of ADHD hebben, en
dus extra begeleiding nodig hebben), toename van anderstalige leerlingen.
Wij en vele anderen hebben ook altijd gesteld dat inzake optimale ontwikkelingskansen een inve-tering
in het basisonderwijs veruit het meeste rendement oplevert. Dit bleek overigens
ook uit on-derzoek van Heckman en Becker. Ook Johan Van Overtveldt,
hoofdredacteur van Trends, pleitte onlangs voor een prioritaire investering in
het basisonderwijs (Hervorm het lager onderwijs!). Vóór haar recente
bekering tot de hervorming van het s.o. was dit ook de opvatting van Mieke
Van Hecke, chef katholiek onderwijs. Men verwacht dus ten onrechte veel
heil van een investering in het s.o.
4 Persmensen:
leerkrachten willen niet vernieuwen
De Knack-hoofdredacteur Michel Vandersmissen was blijkbaar niet
zo gelukkig met de voor hem (tegenvallende) uitslag van de eigen Knack-enquête.
Vermoedelijk had hij verwacht dat de leraars en ouders de hervorming zouden
steunen. In zijn commentaar beschuldigde hij zomaar de leraars van behoudsgezindheid. Vandersmissen schreef: Veel
mensen verkiezen de zekerheid van het statusquo boven de onzekerheid van de
verandering. Dat is ook zo in het onderwijs. Maar veranderingen en evolutie
zijn nuttig en nodig. Ook het onderwijs moet zich aanpassen. 80 procent van de
leraars vindt dat er geen nood is aan een grote hervorming. Over de kwaliteit
van het onderwijs maken zij zich zelfs nauwelijks zorgen en het zo verguisde
watervalsysteem lijkt geen echte bekommernis te zijn. Dirk Van Damme (OESO) zei
onlangs nog dat hij ontgoocheld is over sommige leerkrachten. Ze sluiten zich
op in hun eigen klas en negeren verandering rondom hen. In Knack van deze week
gaat Van Damme nog een stap verder en zegt hij dat inzake professionaliteit
het onderwijs trager is geëvolueerd dan andere beroepsgroepen. Vlaamse leraars
hebben een vrij grote vrijheid binnen de muren van hun school en klas. Zij zijn
het nauwelijks gewoon tegengesproken te worden. Dat verklaart wellicht waarom
ze niet happig zijn op door de politiek opgelegde veranderingen. Misschien moeten
ze op schoolreis naar Finland of Canada, waar het systeem van teamteaching
school maakt. Ook het feit dat de
Knack-enquête vergezeld ging met negatief commentaar van Georges Monard en
Dirk Van Damme toont aan dat Knack - net als de meeste kranten en media
- toch het liefst de machts-hebbers naar de mond praat.
Ook Guy Tegenbos sprak zich in enkele commentaarstukken in De
Standaard minachtend uit over de conservatieve leerkrachten. Op 28
september klonk het: Angst van de verandering doet ons onderwijs terrein
verliezen. Misschien moeten we een heel groot reisbudget vrijmaken om leraars
...in staat te stellen in de buur- en andere landen te gaan vast-stellen dat je
ook kwaliteit kan bereiken en misschien zelfs meer als je dingen anders gaat
doen dan ze gisteren deden.
Leraar Johan De Donder reageerde
op 20 sep-tember in DS verontwaardigd op een uitval Van Tegenbos van 19
september (Hoezo, leraren scholen zich niet bij?). We citeren een paar
passages. De Donder schreef: In het redactioneel commentaar van
Tegenbos lezen we o.a.:Onze leerkrachten zijn goed en gedreven, maar niet
genoeg gevormd en ondersteund om voortdurend beter te doen. Het is niet
abnormaal dat leraars anders denken als
hen nooit geleerd is betere resultaten te bereiken. Dus opnieuw een frontale
aanval tegen de leraren en die getuigt van veel onwetendheid over wat er op het
veld gebeurt. Waar haalt de auteur het om zon onzinnige stellingen te poneren?
Maar ik begrijp het. Dat zon tachtig procent van de leraren tegenstander is
van structuurhervormingen waarvan ze overtuigd zijn dat ze het onderwijs niet
verbeteren, kunnen sommigen in de pers en in de politiek moeilijk aanvaarden.
Minister Van Onderwijs Pascal Smet gelooft zijn leraren zelfs niet. Nochtans
weten die leraren, de best geplaatste ervaringsdeskun-digen, dat iets wat goed
is, niet moet veranderd worden. Iets wat niet goed is, dáár moet aan ge-sleuteld worden.
In Klasse van september en oktober werd met geen woord gerept
over de Knack-enquête.In het septembernummer
werd tegelijk Finland als een onderwijsparadijs voorgesteld en Vlaanderen als
een achterlijk land waar de leraars nog punten geven, zinloos huiswerk e.d. In
een interview dat op 8 september op de website van De Wereld Morgen
verscheen, manifesteerde de (nieuwe) Klasse-hoofdredacteur zich als trouwe
soldaat van Smets hervormingsleger. Politicoloog Pieter
Lesaffer lamenteerde er over
de zelfgenoegzame leerkrachten die de hervormingen durfden afwijzen (zie verder
pagina 32 e.v.).
Peter Mijlemans beschuldigde
in zijn redactioneel commentaar in Het Nieuwsblad van 21 augustus
eveneens de (kritische) leraars: Het probleem is dat de leraren het waarom
van de onderwijshervorming niet inzien. Hoewel er geen specialist noch beleidsmaker
te vinden is die niet beklemtoont dat die urgenst is om internationaal aan de
top te blijven. ... De
Masterplaningrepen kwamen er om de kwaliteit van het onderwijs weer op te
krikken. Volgens allerhande nationale studies zakt die al jaren gestaag. De
echte besognes van de leerkrachten, zo leert de enquête van Knack, zijn van
heel praktische,dagelijkse aard. ... Misschien
moet daar eerst iets worden aan gedaan vooraleer een mens aan de grote
theorieën toe is. Mijlemans
beweert hier dat de leraars zich niet eens bewust zijn van de niveaudaling.
Niets is minder waar. Het zijn de praktijkmensen en de critici van de
hervorming die hier al lange tijd op wijzen. In de leraarsenquête van Het
Nieuwsblad van augustus 2011 wezen 76% van de leraars op de niveaudaling en
nivellering.
Raymonda Verdyck (Gemeenschapsonderwijs): Ik stel heel wat
koudwatervrees vast bij de leerkrachten secundair onderwijs. Het is
natuurlijk zo dat er een Masterplan is goedgekeurd. De misschien wat abstracte uitgangspunten
van de hervorming moeten nu nog concreet vertaald worden. Op dat moment wordt zon hervorming voor de
leerkrachten ook tastbaarder dan nu het geval is en zal er veel vrees ook
verdwijnen. Commentaar: uit de VUB-studie bleek precies dat
de meest geïnformeerde leerkrachten het meest afstand nemen van de hervorming.
Chris Smits (secretaris-generaal VVKSO) in Het Nieuwsblad van 21 augustus. De kritiek
verstomt wanneer we grondig uitleggen waarom dit nodig is. De
onderwijshervorming die voorligt is wel degelijk nuttig. Maar ik geef toe dat de hervorming nog
onvoldoende is uitgelegd aan de leerkrachten op het terrein. We zijn daar op
dit moment nog volop mee bezig. En we merken dat, wanneer we grondig hebben
uitgelegd waarom dit nodig is, de kritiek bij leerkrachten toch wat verstomt.
De resultaten van deze enquête zijn natuurlijk wat ze zijn, maar ik acht de
situatie niet hopeloos. Tenminste, als we goed blijven uitleggen waarom deze
hervorming nu zo nodig is. We
hebben zelf zon uitlegsessie voor directies en schoolbesturen meegemaakt, van
verstomming van de vele kritiek was geenszins sprake.
Reactie van Mieke Van Hecke (Knack, 28 augustus): Het verbaast me niet
dat de meerderheid van de leraars nee zegt tegen de geplande onderwijshervorming.
Maar daarom hoeft ze niet in de vergeetput te geraken. Sinds 2012 heeft Van
Hecke steeds verkondigd dat er een breed draagvlak be-stond in het
katholiek onderwijs. Nu krabbelt ze blijkbaar wat terug. Ze zwijgt wel in alle
talen over de weerstand bij veel directies en schoolbesturen. Leraar Dirk Bosmans repliceerde: Ik
hoor het Mieke Van Hecke al zeggen: "Dit betekent dat 20% van de
leerkrachten voor de hervorming zijn, en de anderen hebben het niet goed
begrepen. Wij gaan door."
Van Hecke gaat
vervolgens in de aanval: Het verontrust me dat leraars en ouders het
watervalsysteem niet als een probleem ervaren. In de geesten bestaat er wel een
hiërarchie tussen de onderwijsvormen en die bemoeilijkt de studiekeuze. Van
Hecke heeft in het verleden nog zelf beweerd dat overstappen naar een andere
richting veelal een meeval betekende en geen waterval. In Dag Allemaal
van 17 september 2011 werd ze nog geprezen voor haar stelling dat jongeren die van de ene richting naar de
andere overstappen niet zakken, maar de overstap maken naar een richting die
beter past bij hun talenten. Dit
is ook de mening van de praktijkmensen en ouders. Van Hecke weet dat ook wel,
maar maakt hier moedwillig gebruik van een onduidelijk geformuleerde
enquêtevraag om te beweren dat de leraars de grote knelpunten niet willen zien
en dus ook geen spreekrecht hebben.
Van Hecke stelde verder:
Er kan evenmin ontkend worden dat een op de drie leerlingen het secundair
onderwijs verlaat met minstens één jaar schoolse achterstand. Een
structuurwijziging is nodig. Die 33% leerlingen hebben vooreerst geen jaar
schoolse achterstand, maar zijn gewoon ouder dan 18 jaar. Het betekent ook niet dat die 33% een jaar
hebben overgezeten in het s.o. In het eerste jaar s.o. is dit amper 2,8%
dankzij de gedifferentieerde structuur en buiten de grootsteden nog een flink
stuk minder. Een groot aantal zittenblijvers is ook geen probleem van dé
structuur van hét secundair onderwijs, maar komt enkel voor in de grootsteden
en regios met veel allochtone leerlingen en armoe-de net zoals het probleem
van de zgn. ongekwalificeerde uitstroom.
Van Hecke besloot: In
onze samenleving overheerst een intellectualistisch denken dat abstracte kennis
hoger inschat dan praktische vaardigheden. Precies het Masterplan en het
VVKSO-voorstel met hun aso-isering van de eerste graad waarbij de technische opties grotendeels worden geschrapt, getuigt van een
groot misprijzen van technische kennis/vaardigheden. Een VVKSO-kopstuk vond het
zelfs geen probleem als leerlingen pas na het 4de jaar aso naar het
tso overstappen. De invoering van het VSO destijds betekende eveneens een
sterke aderlating voor de tso-scholen en de VTIs in het bijzonder. Daarom
precies werd de aso-isering van de eerste graad door minister Herman De Croo in
1975 al teruggeschroefd. In het tweede jaar werden weer intensieve technische
opties ingevoerd tot zelfs 10 lesuren per week. Van Hecke geeft nu de
kritische prakijkmensen ongelijk, maar in de periode 2004-2011 was zij zelf nog
tegenstander van de structuurhervormingen (zie bijdrage over de
wonderbare/strategische draai van 180 graden van Van Hecke op pagina 28).
Van Hecke stelde in De
Morgen van 31 augustus: Er mag nog geen decreet komen op dit moment. We
moeten bijvoorbeeld nog de hele maatschappelijke discussie voeren over wat er
in algemene vorming zit. Het dossier is gelopen zoals wij het gedroomd hadden.
Er is de tijd genomen om een analyse te maken, we (?) hebben een visie bepaald
en we gaan die nu aftoetsen. We gaan stapje bij stapje en bij elke stap kijken
we of het nog goed loopt en sturen we desnoods bij. Zo voer je toch beleid? We
zullen de komende maanden verant-woorden waarom we ja hebben gezegd. Als je als
school niets wil doen, dan kan dat best.
Vervolgens wekte Van Hecke de (sussende) indruk dat het b.v. volstaat
dat een aso-school er nog één technische richting aan toevoegt: Voeg daar
nog (bij een aso-school) secretariaat-moderne talen aan toe en je hebt
alle abstractien-iveaus. Dat is precies wat we nu vragen. Als het volstaat
dat aso-scholen een technische richting als secretariaat-moderne talen of
sociaal-technische aan hun aso-pakket toevoegen, dan is dat inderdaad voor
aso-scholen niet moeilijk. Zo was er een aso-directeur die er op TV prat op
ging dat zijn eerste graad ook de optie handel aanbiedt en vond dat zijn school
dus al werkte volgens het Masterplan. Maar dan zal je de tso/bso-scholen enorm
veel concurrentie aandoen en minder leefbaar maken. Dan is het
spreekwoor-delijk hek van de dam en krijgen we een ware schooloorlog. Dat is
wel niet de bedoeling, maar zou wel het gevolg zijn.
Opvallend is ook dat Van Hecke soms de indruk wekt dat de
Guimardstraat en de hervormers allang over een concreet hervormingsplan
beschikken en dat al tal van scholen gestart zijn met de hervorming of al
morgen kunnen starten. Ook de ministers Smet en Peeters wekten die indruk. Nu
geeft Van Hecke toe dat er momenteel enkel een algemene visie bestaat en dat
die nog moet getoetst worden aan de praktijk. Er is nog veel tijd nodig om uit
te maken wat algemene vorming precies inhoudt, om de vele studierichtingen te
screenen, om de magische ma-trix concreet in te vullen en uit te testen
... Sinds de visietekst van mei 2012
publiceerde de Guimardstraat nog geen concretere analyses en plannen. Veel
geblaat ook over de zegeningen van matrixen en domeinscholen, maar geen
concrete uitwerking. Het lijkt wel op een impasse. Pas bij de concrete
invulling van de vakken voor de eerste graad e.d. zal ook blijken dat de
inhoudelijke voorstellen en nieuwe vakken niet haalbaar zijn. (Noot van vandaag: de katholieke koepel is er
nooit in geslaagd zijn hervomringsplan voor de eerste graad te concretiseren en
heeft die poging al een tijdje geleden zelfs stopgezet! Net zoals we
voorspelden.)
6 Reactie
Van Damme en Monard
6.1 Dirk Van Damme: leraars
zijn elitair & selectief, vooral begaan met sterkere leerlingen
Knack liet in hetzelfde
nummer (21 augustus) twee voortrekkers van de hervorming de afwijzing door de
leraars en ouders becommentariëren: Dirk Van Damme (OESO) en Georges Monard. Knack
vond het blijkbaar niet nodig om ook een vertegenwoor-diger van de 80% kritische
leraars commentaar te laten geven.
Net zoals
de andere hervormers
repliceert Van Damme met
de stelling dat leerkrachten behoudsgezind zijn. Ze zijn volgens hem ook nog
even elitair en selectief ingesteld als in de jaren zestig: De professionaliteit in het onderwijs is trager
geëvolueerd dan bijvoorbeeld bij artsen. Veel leerkrachten hebben nog een
mentaal beeld over onderwijs en samenleving uit de jaren vijftig en zestig.
Toen volstond het om de 10 à 20 procent beste leerlingen te selecteren voor
leidinggevende functies in de samenleving. De rest werd opgeleid om arbeider of
bediende te worden. Maar intussen is de samen-leving drastisch veranderd. Er is
een mondiale concurrentie om talenten en innovatie. Door nog altijd op de oude
manier te selecteren, laten wij veel talent verloren gaan.
Van Damme:Pedagogisch is het ook een groot probleem dat (volgens de
enquête) het watervalsysteem voor
de leerkrachten geen
grote zorg is.Leerkrachten willen sterke en minder sterke leerlingen
blijven selecteren. Kijk naar de rel van vorig jaar, toen minister Smet
suggereerde om B-attesten af te schaffen. Ze zitten vast in een achterhaald
selectieparadigma. Als je de leraars vraagt wat de functie van toetsen en
proeven is, krijg je steevast als antwoord: de goede en de slechte leerlingen
scheiden. Een evaluatie als pedagogisch instrument om leerlingen in de best
mogelijke richting te begel-eiden, is volledig afwezig. Een negatief resultaat
in het onderwijs wordt ook te gemakkelijk aan de begaafdheid van de leerling
toegeschreven en niet aan de kwaliteit van het onderwijsproces en de
deskundigheid van de leraar. Met iets meer profes-sionaliteit kunnen veel meer
leerlingen tot een hoger niveau van kennis en vaardigheden worden ge-bracht.
Van Damme beledigt hier
ten zeerste de leraars. De zgn. expert
neemt ook een loopje met de geschiedenis, met de sterke democratisering van de
jaren vijftig-zestig. Hij wekt de indruk dat het uit-selecteren van een
beperkte elite in die tijd centraal stond. Hij verzwijgt dat er in die tijd al
sprake was van een sterke democratisering en sociale doorstro-ming van de
arbeiderskinderen. Bij alle leerlingen van mijn aso-klas (1958-1964) waren
arbeiders-kinderen en die stroomden vlot door naar de universiteit. Als
onderzoeker binnen het Leuvens CSPO-doorstromingsonderzoek merkten we in 1969
dat ook de meeste arbeiderskinderen met een behoor-lijke uitslag lager
onderwijs naar het aso door-stroomden. In de jaren zestig telden we zelfs veel
meer studenten in sterke universitaire richtingen dan op vandaag. Veel
tso-leerlingen werden later industrieel ingenieur en een aantal zelfs
burgerlijk ingenieur zoals ere-rector André Oosterlinck, ge-boren in 1946.
Die professionele en democratische ingesteldheid van de leraars in de jaren zestig
was blijkbaar vrij effectief. Net als Van
Damme wekt ook Monard in het Knack-gesprek ten onrechte de indruk dat het
s.o. in 1961 nog voorbehouden was voor een kleine elite.
De leerkrachten zeggen in de Knack-peiling dat het onderwijs wél begaan
is met de zwakkere leer-lingen, maar eerder te weinig met de sterkere. Net als
Smet, Monard, Vandenbroucke ... beweert ook Van Damme dat het Vlaams onderwijs
te veel focust op de sterkere leerlingen.
6.2 Van Damme: leraars te weinig begaan met sterkere leerlingen
Volgens de Knack-enquête vinden de leraars dat ons onderwijs nog wel
degelijker is dan in de buurlanden,
maar de meesten stellen tegelijk dat er sprake is van een niveaudaling en
nivellering. De leraars stellen ook dat
de kwaliteit en de leerwinst meer bewaakt en gemeten moeten worden.
Waar Van Damme eerst stelde dat de leraars zich vooral richten op
de betere leerlingen (zie 6.1), beweert hij plots verderop in het gesprek dat
de leerkrachten zich vooral richten op de middenmoot en hiermee nivelleren: Jammer genoeg
is het in het
gelijkekansenonderwijs een opdracht voor de leerkracht om zich vooral te
richten op de midde-groep. Nivellering wordt dan een risico. Ik verwijt dat aan
de pedagogische begeleiders, inspecteurs en de lerarenopleiders.
Het was uitgerekend het duo Vandenbroucke-Van Damme dat destijds
uitpakte met de slogan Ons onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen,
maar zwak voor de zwakkere. Het zijn de beleidsmakers die steeds ontkend
hebben dat er sprake kon zijn van niveaudaling en die het Onderwijskrant
kwalijk namen dat ons tijdschrift in 2007 een O-ZON-campagne voerde tegen de
nivellering en voor meer niveaubewaking.
In zijn repliek op de stelling van de leraars dat het niveau en de
leerwinst meer bewaakt moeten wor-den, repliceert Van Damme: Het is
moeilijk om de leerwinst vast te leggen. Daardoor is het een alibi-argument
geworden: zolang we de leerwinst niet kunnen meten, kijken we ook niet naar
andere objectieve kwaliteitsgegevens.
Van Damme suggereert hiermee opnieuw dat het de leraars zijn die
niveauverlaging en nivellering ontkennen.
Van Damme stelt ten
slotte ook nog: De proeftuinscholen die door minister Vandenbroucke werden
opgestart, hebben met succes de principes van de hervorming uitgetest. Helaas
is er geen strategie geweest om die positieve experimenten te vertalen voor het
hele secundair onderwijs. De dure proef-tuinprojecten van
Vandenbroucke-Van Damme heb-ben weinig of niets opgeleverd en daarom durfden de
beleidsmakers ze ook niet eens evalueren.
Besluit: omwille van hun afwijzing van het Masterplan waaraan Van Damme
zijdelings meewerkte, probeert hij de leraars voortdurend in de verdom-hoek te
duwen. Hij beweert dat de leraars
eenzijdig begaan zijn met de sterkere leerlingen, maar tegelijk dat ze nivelleren.
6.3 Monard: leraars denken microscopisch,
behoudsgezind, elitair ...
Monard repliceerde op
de tegenvallende Knack-enquête met De leerkrachten stellen zich defensief
op, terwijl de samenleving en de arbeidsmarkt razendsnel evolueren.
Beleidsmensen redeneren op macroniveau, leraars op microniveau. Ze willen weten
wat de hervorming concreet inhoudt voor hun school, leerlingen en werk Op de stelling acht op de tien leraars
en twee derden van de ouders geven aan dat ze de hervorming niet steunen,
antwoordt filosoof Georges Monard sofistisch: Het onderwijsveld is
verdeeld. De enquête geeft aan dat zo-wat de helft van de leraars (?) en ouders
openstaan voor een hervorming, maar ze zijn voorzichtig. Er is nog nooit een
onderwijshervorming op papier gezet die van meet af aan door een grote
meerderheid werd gesteund. Er is wel te weinig uitleg gegeven en er zijn te
weinig debatten met het onderwijsveld geweest. Monard zet de uitslag van de
enquête naar zijn hand. Volgens de enquête was slechts 1% van de leraars
integraal voorstander van de her-vorming; Monard maakt er de helft van en
zwijgt over de weerstand vanwege de ouders en directies. Monard stelde steeds
dat er de voorbije vier jaar heel veel debat was geweest en dat er een breed
draagvlak bestond. Nu erkent hij wel dat er geen breed draagvlak bestaat.
Monard beweert vervolgens dat de leraars zich elitair opstellen: Evaluaties
dienen momenteel hoofdzakelijk om de bokken van de schapen te
scheiden, en om vervolgens de zwakkere leerlingen naar tso of bso te sturen en
veel sterkere naar aso. Zo krijgen technische scholen een slechte reputatie. In
de praktijk richt ons onderwijs zich voornamelijk op de gemiddelde leerling. De
verschillen tussen de leerlingen nemen toe, maar de vraag hoe leerkrachten daar
in klas rekening mee moeten houden, is nauwelijks aan de orde. Ook niet in de
lerarenopleiding. Monard maakt een karikatuur van het onderwijs en pakt
uit met differentiatie als tovermiddel.
7 Minister Smet: peiling heeft weinig belang
In de bijdrage Koude douche voor onderwijskoepels die Masterplan
steunen in Het Nieuwsblad (23 augustus) lezen we: Het grote
probleem, denkt Smet, is het gebrek aan info. We hebben het akkoord afgesloten
in volle examenperiode, dat was niet het moment om de leraren daarmee lastig te
vallen. Die les moeten we dus wél trekken: er moet meer info komen. Maar dat
wisten we in juni ook al, lang voor deze enquête. We zullen iedereen bij de
uitvoering betrekken. En dan- daar ben ik van overtuigd - zullen we een draagvlak creëren.
Smet denkt zelf dat een traditionele
weerzin tegen verandering aan de basis ligt van de afkeuring door
leraren en ouders. In de enquête leest Smet vooral de noodzaak om ermee verder
te gaan. En dan
beschuldigend: Veel ouders en leerkrachten zien het watervalsysteem niet
eens als een probleem. In Vlaanderen wil men te snel etiketteren en in hokjes
steken, terwijl wij gaan voor een bredere eerste graad. Dat toont aan dat ge
moet durven in te grijpen.
In HLN van 24 augustus stelt Smet: Is er weerstand tegen onze
hervormingen. Dat zal wel. Onderwijs en
hervormingen dat gaat niet samen. Maar het is van moeten. Anders
zitten we binnen tien jaar met een overgroot probleem. Enfin, ik hecht aan de peiling weinig
belang. (U trekt er geen lessen uit?) Toch wel dat we de ouders goed
moeten inlichten en onze leerkrachten nauw betrekken bij de uitvoering van de
hervormingen. Want hun weerstand heeft te maken met onwetendheid. Wie het
hervormingsplan grondig gelezen heeft, geeft applaus. Maar veel leerkrachten
baseren zich bij hun oordeel op een paar oneliners die hen zijn komen
aanwaaien. Waarom zou ik geloven dat de grote meerderheid tegen de hervorming
is?
Ik geloof nooit dat ik de leraarskamer tegen heb. ...
|