Den Grooten Oorlog '14-'18
Welkom op mijn Eerste Wereld Oorlog blog!

Gastenboek
  • bedankt,info gevonden
  • Foto brand universiteitsbibliotheek Leuven

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek. Dank u !


    Zoeken in blog


    De Eerste Wereldoorlog Dag na Dag
    16-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.16 augustus : Adolf Hitler in legerdienst

    De in Oostenrijk geboren Adolf Hitler sluit zich als vrijwilliger aan bij het Duitse leger.

    Hij zal tijdens het conflict dienst doen als boodschapper op het westfront, hij zal ook gewond geraken en diverse medailles krijgen voor dapperheid.


      



    16-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.16 augustus : Luik geeft zich over


    Na dagen van zware beschietingen door de massieve Duitse 42cm-Houwitsers, die de fortengordel rond Luik tot puin herleiden, geeft het stadsgarnizoen zich over.

     


    Vervolgens trekt het Duitse 1ste leger onder Generaal Von Kluck en het 2de leger onder Generaal Bülow westwaarts over de Maas.



    Tijdens zijn terugtrekking blaast het Belgische leger de bruggen achter zich op.

    16-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    17-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.17 augustus : Rusland valt Pruisen binnen

    Twee Russische legers, het 1ste onder Generaal Pavel Rennenkampf en het 2de onder Generaal Alexander Samsonov, vallen vanuit het oosten en zuid-oosten Oost-Pruisen binnen,


       


    waar ze op het sterke 8ste leger van Generaal Maximilian von Prittwitz stuiten.


    De Russische legers worden ver uit elkaar gedreven en hebben te weinig uitrusting.

    Hoewel sterk verspreid en minder in aantal, zorgen de troepen van Prittwitz voor oponthoud.

    Op de 17de augustus brengen Duitse strijdkrachten Rennenkampf's voorhoede een nederlaag toe bij Stallupönen.



    Resultaat : 3000 gesneuvelden en de Russen moeten zich terugtrekken tot aan e Oost-Pruisische grens.

    Daarna trekt de Duitse bevelhebber in Stallupönen, Generaal Hermann von Francois, zich terug in Gumbinnen.



    17-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slag van Stallupönen

    Midden augustus 1914 begonnen de Russen met het uitvoeren van een invasie van de Duitse provincie Oost-Pruisen na het uitbreken van vijandigheden.

    De Russische generaal Paul von Rennenkampf viel Oost-Pruisen binnen met het vijfde Russische leger met als doel de stad Koningsbergen in te nemen.

    De Duitsers verwachtten dit al en begonnen de slag vanuit een verdedigingspositie, hoewel Hermann von François,

    de commandant van het eerste korps van het Duitse achtste leger er van overtuigd was dat zijn beter getrainde en uitgeruste troepen in staat waren de Russen op te houden of zelfs te stoppen.

    De massale aanvallen tegen Frankrijk op het westfront waren belangrijker, en daarom werd daar het grootste gedeelte van het Duitse leger ingezet.



    Op 17 augustus, voerde François een tegenaanval uit op de oprukkende Russen ondanks orders van zijn meerdere generaal Maximilian von Prittwitz om terug te trekken als er te veel tegenstand was.

    Toen Prittwitz hoorde dat François de tegenaanval had ingezet tegen de Russen stuurde hij een adjudant om François te bevelen de aanval te staken en terug te trekken.

    De aanval was echter al zo ver in gang gezet dat het niet veilig zou zijn om deze af te breken.

    François had ook niet de intentie dit te doen. Hij vertelde de adjudant dat ‘Generaal von François zal terugtrekken nadat hij de Russen heeft verslagen.’

    Met het resultaat in de waagschaal, gaf François opdracht tot een aanval op de Russische frontlinie.

    Hierbij werden 3.000 slachtoffers gemaakt en 3.000 krijgsgevangenen genomen.

    Terwijl het Russische leger zich terugtrok tot de grens, voerde Hermann von François met tegenzin de order van Maximilian von Prittwitz uit

    en trok 24 km terug naar het westen, om een nieuwe positie rond Gumbinnen in te nemen.



    17-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.17 augustus : de Slag bij Gumbinnen

    Op 17 augustus 1914 begon de oorlog op het oostfront. Het 1ste Russische leger, 200.000 man sterk, viel onder bevel van generaal v. Rennenkampf Oost-Pruisen binnen.

    Tegenover dit leger stonden de 150.000 manschappen van het Duitse 8ste leger onder bevel van generaal v. Prittwitz die de oostelijke grens van Pruisen beschermden

    en waarvan het commando gelegerd was te Königsberg (na WO II in Russisch bezit als Kaliningrad).

    In overeenstemming met het gewijzigde Schlieffenplan bestond de opdracht van dit 8ste leger er in het oostelijk front te beschermen en een eventuele Russische aanval te vertragen

    zodat de Duitse hoofdopmars aan het westelijk front zich op deze taak kon concentreren.



    Toen de Russen op een 55 km breed front oprukten ontmoetten de twee legers elkaar bij Stallupönen, een dorpje op zo'n 8 km over de grens.

    Het Pruisische Iste korps onder bevel van generaal v. François voerde een lange verspillende aanval (3000 verliezen) uit tegen het centrum van Rennenkampf

    en drong de Russen terug tot de grens waarna François zich 15 km naar het westen terugtrok bij Gumbinnen.

    Prittwitz plande een tegenaanval tegen de Russen, die weer langzaam oprukten.

    Op 20 augustus, bij zonsopgang, begon François, zonder op een bevel daartoe te wachten, op de linkerflank een aanval vanuit Gumbinnen

    en dreef de Russische rechtervleugel +/- 10 km terug. In het centrum, waar de aanval pas vier uur later van start ging, was het voor het XVIIde korps onder bevel van generaal v. Mackensen

    veel moeilijker om vooruitgang te boeken. De Russen waren inderdaad door de aanval op hun rechterflank gealarmeerd en ontketenden een massale artilleriebeschieting

    waardoor een Duitse opmars in het centrum ernstig belemmerd werd.

    Het korps van Mackensen trok zich zelfs in totale wanorde 25 km terug.

    Hierdoor had op de Duitse rechterflank, waar de strijd juist was losgebarsten, het 1ste reservekorps onder bevel van generaal v. Below, geen ander alternatief dan zich eveneens terug te trekken.

    Door de massale terugtrekking van de Duitsers in het centrum en het zuiden kwam de positie van generaal v. François in het noorden eveneens in het gedrang.

    Hierdoor werd hij gedwongen om tegen het vallen van de avond de terreinwinst weer prijs te geven en zich eveneens terug te trekken.

    Alhoewel de Russen, die 6.000 krijgsgevangenen hadden gemaakt, nalieten de vijand te achtervolgen * ), besloot generaal v. Prittwitz,

    in paniek na het vernemen van de Duitse catastrofe, zich terug te trekken achter de rivier de Weichsel, waardoor hij Oost-Pruisen aan de Russen overliet.

    Zijn besluit werd nog versterkt toen hij vernam dat Oost-Pruisen eveneens vanuit het zuiden werd aangevallen door het Russische 2de leger onder bevel van generaal Samsonow.

    Het Duitse opperbevel, dat het Oost-Pruisische front koste wat kost wilde behouden, kon zich absoluut niet verzoenen met de beslissing van Prittwitz, die op staande voet ontslagen werd.

    Hij werd vervangen door de reeds op rust gestelde generaal v. Hindenburg. Generaal Ludendorff werd diens stafchef.

    Dit vermaarde duo zou al vlug het tij in het voordeel van de Duitsers doen keren (Zie slagen bij Tannenberg)

    Rennenkampfs 1ste leger werd op aandringen van Frankrijk te vroeg ingezet. De mobilisatie was nog niet volledig voltooid en de ravitaillering was nog niet op orde.

    Een exploitatie van het Russisch succes zou fataal geweest kunnen zijn.

    17-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    18-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18 augustus : Belgisch leger trekt zich terug

    Koning Albert I beveelt het Belgische leger, zo'n 75.000 man sterk, zich terug te trekken in de haven van Antwerpen, waar reeds een garnizoen van 60.000 manschappen gelegerd is.

    In twee dagen tijd is de zaak rond en de Duitsers schakelen zo'n 60.000 man in om Leopold in de versterkte stad vast te houden terwijl het gros van hun troepen naar de Frans-Belgische grens trekt.



    18-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.19 augustus : Duitse represailles in Aarschot

    In augustus werd Aarschot door het Duitse leger bezet.

    Kolonel Johannes Stenger van de 8e Infanteriebrigade nam met enkele Duitse officieren zijn intrek in het huis van burgemeester Jozef Tielemans op de hoek van de Peterseliestraat (nu Martelarenstraat) en de Grote Markt.

    Ooggetuigen, waaronder de ouders van Jozef De Vroey, die hier later het boek "Woensdag 19 augustus 1914 - Aarschot" over schreef, hadden gezien hoe Duitse officieren er plezier in hadden om voorbijgangers vanuit een slaapkamerraam te beschieten.

    Er ontstond tumult toen op de markt huizen in brand werden gestoken omdat er, volgens de Duitsers, vrijschutters verscholen zaten.

    Kolonel Stenger kwam op het balkon kijken en werd dodelijk getroffen door een kogel. Hij werd, met zijn hoofd onder een handdoek, neergelegd op een bed.

    Waarschijnlijk werd de kolonel, die een kwalijke reputatie had, doodgeschoten door een van zijn eigen soldaten.

    Rond 19 uur werden burgers uit hun huizen gehaald. Vrouwen en kinderen moesten zich rond de pomp op de markt verzamelen; de mannen werden in een hoek gedreven.

    Duitsers escorteerden 83 mannen naar de Leuvensesteenweg. Onderweg konden er zich vijf uit de voeten maken.

    In een weide werden ze, drie aan drie, neergeschoten. Drie van hen konden in de verwarring ontkomen toen de Duitsers in het wilde weg begonnen te schieten.

    De doden werden haastig door de Duitsers begraven.

    Een tweede groep gijzelaars werd kort nadien naar het marktplein gebracht, de handen geboeid op de rug.

    Rond elf uur 's avonds werd burgemeester Tielemans, zijn zoon en zijn broer ook naar het marktplein gebracht.

    De echtgenote van de burgemeester stond aan de pomp en zag hoe haar man samen met de grote groep werd weggebracht naar een aardappelveld langs de Leuvensesteenweg.

    De burgemeester, zijn zoon en broer werden voor een Duits standgerecht haastig ter dood veroordeeld en doodgeschoten.

    Omdat de verantwoordelijkheid van de Aarschottenaars op één op drie werd ingeschat werden van de tweede groep 25 man geëxecuteerd, door ze op één lijn te plaatsen en elke derde man een nekschot te geven.

    Mensen die in de buurt woonden werden opgetrommeld om hun stadsgenoten te begraven.


    19-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.19 augustus : aarschot tijdens de Eerste Wereldoorlog

    De woorden van Alexander Powell, de Amerikaanse oorlogscorrespondent van The New York World - één van de eerste buitenlanders die Aarschot tijdens de Eerste Wereldoorlog bezocht – zijn veelzeggend: “In many parts of the world I have seen terrible

    and revolting things, but nothing so ghastly, so horrifying as Aerschot”.

    Na de slag bij Aarschot - Ourodenberg - op 19 augustus 1914 zet het Duitse leger zijn optocht verder en valt de stad binnen.

    Beide colonnes komen op de Grote Markt samen om vandaar hun opmars verder te zetten naar Leuven. Bijna alle Belgische soldaten hebben op dat ogenblik de stad verlaten.

    De Aarschottenaren zijn bang. Er zijn vele berichten binnengelopen over het ruwe optreden van de Duitsers bij hun intocht in andere gemeenten.

     Ook de gebeurtenissen die zich de vorige dag en in de vroege ochtend in Ourodenberg hebben afgespeeld, dringen tot de inwoners door.



    Ook in Aarschot gaan de soldaten woest tekeer en laten niets onverlet. Huizen worden geplunderd, sommigen in brand gestoken, burgers worden geslagen en opgepakt.

    De stoet gevangenen groeit voortdurend aan.

    Om ongeveer drie uur in de namiddag komt de Duitse generale staf Aarschot binnen.



    Kolonel Stenger, de bevelhebber van de 8ste Duitse infanteriebrigade, neemt met twee officieren, Schwarz en Beyersdorff, zijn intrek in het huis van de burgemeester.

    Zijn kamer geeft via een balkon uit op de Grote Markt.

    Rond zes uur ’s avonds staat overste Stenger samen met twee officieren op het balkon. Ze kijken naar de troepen op de markt. Die staat vol wagens en soldaten.

    Op dat ogenblik passeert een proviandcolonne. Daarop volgt onmiddellijk een heftig geweersalvo. Op een aantal plaatsen in de stad wordt gevuurd.

    Duitse soldaten beweren dat de Aarschotse burgers hen beschieten. In een oogwenk staan de voorbijtrekkende colonnes stil. Wagens botsen op elkaar.

    Duitsers beginnen in het wilde weg te schieten. Tijdens deze schietpartij, die een twintigtal minuten duurt, wordt kolonel Stenger op het balkon doodgeschoten.

    De Duitsers besluiten dat het zonder de minste twijfel gaat om een vooraf beraamde overval van sluipmoordenaars - francs-tireurs - van de Aarschotse bevolking op de Duitse troepen.

    De Aarschottenaren zijn er op dat ogenblik van overtuigd dat misnoegde Duitsers aan het muiten sloegen.

    Een groep soldaten was niet tevreden over hun overste en wilde zich, onder het mom van een Aarschotse volksopstand, van hem ontdoen.

    De represailles waren hard, bijzonder hard! De Duitse soldaten beginnen een wilde zoektocht naar francs-tireurs.

    Huizen worden in brand gestoken, vluchtende burgers vastgehouden op de Grote Markt.

     De Duitse soldaten nemen een eerste groep van jongens en mannen apart, brengen ze met opgeheven handen naar de Leuvensesteenweg en executeren ze . 75 burgers laten het leven.

    Even later wordt een tweede groep ook naar de Leuvensesteenweg gebracht, maar nu iets meer in de richting van Leuven, achter de hoeve Stockmans, waar nu de Sint-Rochuskapel staat.

    Burgemeester Tielemans, zijn 15- jarige zoon, broer en twintig anderen, worden in koelen bloede doodgeschoten.

     Tielemans wordt verantwoordelijk gehouden voor de dood van Stenger.

    Terwijl de terechtstellingen worden uitgevoerd, moeten de vrouwen en de kinderen de hele nacht van 19 op 20 augustus op de brandende markt blijven.

    Pas in de vroege ochtend mogen ze eindelijk naar huis. Wat later klinkt echter een nieuw bevel: de hele stad dient ontruimd te worden.

    Alle inwoners moeten onmiddellijk de stad verlaten. Ze worden uitgedreven en vluchten weg.

    Met pak en zak beladen verlaat een massa mensen, vooral vrouwen en kinderen – men schat drieduizend – de stad.

    Onder hen mevrouw Tielemans, de vrouw van de burgemeester, en haar dochter. De vluchtelingen trekken naar dorpen in de buurt, naar de kust en naar Antwerpen.

    Velen komen in Nederland, Engeland of Frankrijk terecht.

    Aarschot is een dode stad en blijft verweesd achter.




    19-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    20-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20 augustus : de Slag der Grenzen

    Op 20 augustus was Brussel in handen van het Duitse 4e legerkorps onder generaal Sixt von Arnim.


    Het Duitse 1e, 2e en 3e leger trokken verder België binnen.

    De Duitsers stuurden 60.000 man naar Antwerpen om de Belgische koning en zijn troepen daar vast te houden terwijl de rest van hun troepen naar de Frans-Belgische grens oprukte.

    Vanaf 20 augustus verplaatst de Slag der Grenzen zich naar de beboste Ardense regio ten noorden van Metz.

    Twee Franse legers trekken op volle snelheid België binnen en stuiten op 22 augustus op twee Duitse legers die zich door Luxemburg haasten in het zuid-oosten van België.

    Daarop volgen drie dagen van bittere, verwarrende gevechten, waarbij de in aantal zwakkere Fransen de Duitse aanvallen afweren en vervolgens hun eigen tegenaanvallen lanceren.

    De Franse lijden zware verliezen.


    (een Frans 75mm kanon : dit lichtgewicht kanon kon makkelijk over het slagveld verplaatst worden en bood dus meteen hulp bij zowel aanval als verdediging.

    Het kon tot 20 maal per minuut afgevuurd worden)


    Hun 3de leger onder Generaal Pierre Ruffey, wordt zo goed als vernietigd.

    Het 4de leger van Generaal Fernand de Langle de Cary wordt zwaar gehavend.


      


    Het resterende Franse leger, achtervolgd door de Duitsers, trekken zich terug tussen de Maas en de Marne, waarbij hun rechtervleugel rust op de versterkingen van Verdun.

    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20-25 augustus : Duitse represailles in Zemst

    De gruweldaden te Zemst, begaan door de Uhlanen te Zemst op 25 augustus 1914 zijn minder bekend dan gelijkaardige oorlogsmisdaden begaan tijdens dezelfde campagne in steden als Dinant en Leuven, omdat het aantal slachtoffers daar veel hoger lag.

    Dit artikel is gebaseerd op getuigenissen van dorpsgenoten, gepubliceerd in een boek.

    De Duitsers hadden op 20 augustus 1914 Brussel ingenomen, daar waar de Belgische militairen zich in de fortengordel rond Antwerpen hadden geconcentreerd.

    Tussen beide gebieden ontstond een soort niemandsland, waarin het gewone leven zijn gang ging, buiten dat de mensen die het zich konden veroorloven veiliger oorden hadden opgezocht.

    De gewone boer verkoos te allen tijde bij zijn vee en land te blijven. De Duitsers staken hun neus aan het venster te Zemst en bouwden er een wachtpost op de brug over de Leibeek,

    een zijarm van de Zenne, aan de Brusselsesteenweg, niet ver van de grens met Mechelen.




    Op deze regenachtige zaterdag was Mechelen als een dode stad, zonder nog één Belgische vlag.

    De Uhlanen hadden aan hun wachtpost aan de Zennebrug de bejaarde burgemeester als een soort gijzelaar bij zich.

    Een paar dames werden opgehouden en moesten hun auto aan de Duitsers laten. In ruil kregen ze een paardenkar.

    Vier Uhlanen reden ze met de opgevorderde wagen vanuit Zemst in volle vaart naar Mechelen, waar al minstens één Uhlaan neergekogeld werd door een karabinier.


    Op zondag 23 augustus reden een paar Duitse Uhlanen vanuit Zemst naar Hombeek om er een kijkje te nemen, want dat was de hoofdtaak van deze militaire groep: verkennen.

    De zoon van de koster van Hombeek had de soldaten al zien afkomen vanuit de kerktoren en liet de Belgische soldaten, die in een dorp verderop (Leest) verbleven, verwittigen.

    De Uhlanen werden allen ter plaatse neergeknald.

    Ook langs de spoorlijn Mechelen - Brussel werden er die dag Uhlanen neergeschoten door Belgen gelegerd op de spoorberm aan het Mechelse Coloma-complex.


    Een dag later, een zonnige maandag 24 augustus, durfden Belgische jagers te paard de confrontatie aan dichter tegen de vijand, vlak aan de grens Mechelen-Zemst te Geerdegem.

    Meestal lieten vele Uhlanen, slechte schutters als ze waren, tijdens deze kleine confrontaties het leven.

    De soldaten van deze Duitse gevechtseenheid schoten volgens de Zemstenaren onderarms.

    Die dag bezetten de Belgen het Zemstse gehucht De Brug, een huizengroep gelegen aan de Zenne en de Leibeek. Ze brachten er de nacht door in de huizen van de bewoners.

    De officieren bespraken er het mogelijk verdere verloop van de gevechten en bepaalden er de frontlijn voor de volgende dagen.

    De Duitsers trokken zich voorlopig even terug richting hun kampement tussen Zemst en Hofstade. Hun aantal werd geschat op 2000.


    Dinsdag 25 augustus staat bekend als de dag van de eerste uitval uit de forten rond Antwerpen.

    Rond 3 uur werden de Belgische soldaten gewekt. De hoefslagen op de kasseien verraden de aanwezigheid van de Duitse Uhlanen.

    Hun leider was een kolonel. Deze werd prompt door het hoofd geschoten door een Gents soldaat. Anderen werden eveneens neergeschoten.

    Ook de Belgen trokken in verwarring richting Mechelen.

    Deze terugtrekking zou achteraf een ramp betekenen voor de Zemstste burgerbevolking, want tijdens het krieken van de dag, vlak na het treffen, kwamen de Duitsers als een vloedgolf over het dorp.

    Zij inspecteerden elk huis in het gehucht De Brug en bekoelden hun woede op de bewoners, die aangemaand werden naar buiten te komen.

    Meermaals werden hun huizen in brand gestoken met zogenaamde "pastilles nitrocellulose gelatinées" of door middel van het besproeien met benzine.

    Verschillende mensen die tegenstribbelden werden dood- of neergeschoten.

    • Alexander Bouwens, bijgenaamd Sander. Deze leerjongen van de plaatselijk fietshersteller was een wees geboren te Gilly in 1894. Toen de Duitsers de werkplaatsen in brand staken vluchtte hij, waarna de Duitsers hem oppakten. In de verwarring zag hij de kans om te ontsnappen, maar liep prompt in de armen van aankomende soldaten. De dronken, opgehitste mannen grepen de jongen vast en wierpen hem op de grond. Met een bijl uit de beenhouwerij hakten ze zijn benen af tot boven de knieën en daarna zijn armen tot boven de ellebogen. De buren zagen hoe de Duitsers achteraf de ledematen en de romp van de jongen in het vuur gooiden.
    • Louis De Boeck, die 's morgens met zijn fiets in het Mechelse Arsenaal wilde gaan werken, werd door de nek geschoten
    • Naast het huis waar dit incident plaatsvond, woonde melkventer Jan Van Relegem en zijn vrouw Fannie De Rey, een jong koppel. Toen de Duitsers zijn paard wilden opeisen versperde de man de Duitsers de weg, waarop dezen hem prompt een dumdumkogel door de dij joegen. Toen zijn vrouw op de plaats van het onheil arriveerde, wierp ze zich woedend op de soldaten. Deze schoten haar door de borst. Van Relegem heeft nog een jaar geleefd. Door slechte verzorging van zijn wonde overleed hij in 1915. Bij de vrouw werden verrassend genoeg geen vitale organen geraakt en zij genas in extremis nog.
    • Armand Van der Heyden zijn beenhouwerij werd in brand gestoken, terwijl er nog mensen in huis zaten. Toen hij door het dak wilde ontsnappen werd hij door scherpschutters door het hoofd geschoten. De andere bewoners bleven ongedeerd.
    • Vader Joannes Van Dam en zijn zoon Frans, die zeer kort bij de grens Mechelen-Zemst woonden, werden later teruggevonden onder het lijk van een Duits soldaat in de kalkput van hun eigen huis. De vader was doodgeschoten, de zoon was door de keel gestoken
    • De wandaden gebeurden rond 5 uur in de ochtend. Bij de familie van Felix Alcide werd na het inbeuken van de deur de koekoeksklok kapotgeslagen. Ze had net 5 uur geslagen. De man en zijn familie werden naar het centrum gevoerd. Midden op de weg kreeg hij een bajonetsteek in de rug. Hij werd nadien naar het klooster vervoerd en overleefde het incident.
    • Aan de overkant van de weg, bij de familie Bal, vielen twee doden te betreuren. De vader trachtte met een koffer snel uit zijn huis te raken maar werd prompt doodgeschoten. Zoon Jean werd woest en begon de Duitsers uit te schelden. Zijn grootvader wilde hem nog beschermen maar hij rukte zich los en liep naar de soldaten. Zijn buik werd opengereten door een bajonet terwijl de grootvader hem nog terug probeerde te trekken.

    De Amerikaanse correspondent E.A.Powell hielp mee een vader en een zoon begraven, onschuldige landbouwers.

    De vader had volgens de journalist 22 bajonetsteken in zijn hoofd. De reporter kon nog net ontsnappen met zijn auto voor de oprukkende Uhlanen, samen met de laatste Belgische soldaten die de aftocht van de rest moest dekken.

    De Amerikaanse diplomaat Hugh Gibson was op 25 augustus eveneens aanwezig op de plaats van het onheil.

    Samen met een Belgisch kolonel volgde hij vanop de spoorwegberm de bewegingen van de Uhlanen. Ook zijn getuigenissen werden nadien eveneens gepubliceerd.


    De Duitsers begonnen na hun wandaden gijzelaars te verzamelen, omdat ze inzagen dat ze een levend schild nodig hadden tijdens hun terugtrekking naar Brussel toe.

    Tijdens deze actie vielen nog een aantal slachtoffers door het ongeduld van de Uhlanen. Al deze wandaden duurden tot 10 uur in de ochtend.

    In grote wanorde trokken de Duitsers zich terug samen met hun gewonden die zij op een hoop op paardekarren hadden gelegd.

    De aftocht onder beschutting van de Zemstse gijzelaars ging van Zemst, Eppegem en Houtem naar Peutie.

    In dit dorp hielden ze halt aan de kerk. Er werden 6 personen geselecteerd om geëxecuteerd te worden: Corneel Van Messem, Petrus De Greef, Louis Alcide, Jan Beullens, Frans De Wit en een zekere Van Oppens uit Mechelen.

    Zij dienden hun eigen graf te graven en werden ter plekke doodgeschoten, nadat ze tevergeefs om genade hadden gesmeekt.

    Eén van hen stond na het eerste salvo terug op en smeekte opnieuw om genade. Inwoners van Peutie beweerden dat er zelfs een paar levend werden begraven.

    In Zemst-Laar werden er eveneens twee gijzelaars, Joseph Diddens en Jean François De Buyser, op ongeveer dezelfde manier om het leven gebracht



    Onder het waakzame oog van Koning Albert, die om 7.30 uur van op de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen de plaats van de gevechten overschouwde,

    staken de Belgen in groten getale zuidwaarts de Zenne over richting Zemst-dorp en zaten de Duitsers achterna met grote omzichtigheid.

    De Jagers deden hun naam alle eer aan. Deze jongens waren niet aan hun vuurdoop toe en doorzochten ieder hoekje en iedere struik.

    Met veel schrik trokken zij over de Hoogstraat door de opgeschoten aspergevelden, die eventueel als hinderlaag-object zouden kunnen gebruikt worden.

    Toen zij uiteindelijk de kerktoren van Zemst ingenomen hadden konden zij de situatie beter overschouwen.

    De Duitsers hielden Elewijt in hun greep en van daaruit beschoten zij de kerktoren van Zemst.

    De dorpelingen ontvingen de Belgen als helden en boden brood en melk aan, doch de officieren raadden hen toch aan het dorp te verlaten.

    Volgens hen zou er morgen (26 augustus) opnieuw slag geleverd worden.

    De inwoners hadden een dag de tijd om hun doden te begraven.

    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom Adolphe Max een oorlogsheld werd (en een boulevard in Brussel kreeg)

    Toen de Duitsers in augustus 1914 aan de rand van Brussel waren gesignaleerd, liet de toenmalige Brusselse burgemeester Adolphe Max overal aanplakbiljetten met de rechten van de Brusselaars verspreiden.

    Onderaan het pamflet stond deze opvallende zin: 'ZOOLANG IK ZAL LEVEN EN IN VRIJHEID VERKEEREN, ZAL IK UIT AL MIJNE KRACHTEN DE RECHTEN EN DE WAARDIGHEID MIJNER MEDEBURGERS VERDEDIGEN.'

    Adolphe Max liet toen al blijken dat hij de bezetting niet zo maar over zich heen zou laten gaan. Hij wist ook dat hij daarmee zijn vrijheid op het spel zette.

    Op 20 augustus 1914 trokken de Duitsers Brussel binnen. Hun opmars werd geen strobreed in de weg gelegd.

    De hoofdstad was geen militair bolwerk zoals Antwerpen of Luik en was dan ook nauwelijks verdedigbaar.

    Langs de Brusselse boulevards had de doodstille menigte zich wachtend verzameld.

    'En toen arriveerde, vanuit het oosten, opmarcherend onder de triomfboog van het Jubelpark en langs de Wetstraat, een vloedgolf van Feldgrau.

    De hele dag en de hele nacht weerklonken de laarzen op de kasseien, en de volgende ochtend marcheerden ze nog steeds', beschrijft Sophie De Schaepdrijver de intocht.

    Drie volle dagen en nachten duurde de intocht in Brussel. Dat maakte indruk.

    De Duitse militaire staf palmde het stadhuis op de Grote Markt in en hees er de Duitse vlag.

    Maar ook burgemeester Max zelf bleef standvastig in het stadhuis, hij bracht er zelfs enkele nachten door om de controle over het gebouw niet te verliezen.

    Max probeerde intussen het moreel van de Brusselse bevolking hoog te houden.

    Hij protesteerde tegen de eis om Belgische vlaggen te verwijderen en liet ook nieuwe aanplakbiljetten bevestigen zonder voorafgaande Duitse toestemming. 

    Hij dacht er niet aan te wijken, hoe moeilijk zijn positie ook. Voor de Duitsers was hij een lastige vlieg die rond hun hoofd bleef brommen. Een confrontatie kon niet uitblijven. 

    Die kwam er al op 24 september, nauwelijks een maand na de Duitse intocht in Brussel.

    Bij het begin van de bezetting had het Duitse bevel van Brussel een oorlogsschatting van 50 miljoen frank geëist, een voor die tijd absurd hoog bedrag.

    Hoewel de Brusselse gemeenten uiteindelijk over de brug kwamen, vonden de Duitsers dat de betaling niet snel genoeg ging.

    Ze stopten met de uitbetaling van opeisingsbonnen die de bevolking in ruil voor opgeëiste goederen had gekregen.

    Daarop liet Max op zijn beurt de resterende miljoenen die nog betaald moesten worden, blokkeren. 

    Het was de druppel die de Duitse emmer liet overlopen. Wegens zijn verzet werd de Brusselse burgemeester aangehouden en afgevoerd.

    Adolphe Max had het nauwelijks een maand onder de bezetter uitgehouden. Hij zou de rest van de oorlog in Duitse gevangenschap doorbrengen. 



    Duitse troepen op de Grote Markt in Brussel. (A.S.B.)


    Zo werd schepen Maurice Lemonnier plaatsvervangend burgemeester van de stad. Hij heronderhandelde de oorlogsschatting en verkreeg dat er 5 miljoen afging.

    Tegelijk ging ook Lemonnier de weg van geweldloos verzet op.

    Zo verwierp hij de Duitse eis dat er een belasting op 'afwezigen' (mensen die aan het begin van de oorlog uit het land gevlucht waren) zou komen, een eis die weer werd ingetrokken.

    Ook weigerde hij een lijst met werklozen te geven omdat die naar Duiste werkplaatsen gedeporteerd zouden worden. 

    Voor Lemonnier brak de kruik in april 1917 toen het Duitse bevel wilde dat alle ijzeren omheiningen rond de huizen zouden worden afgebroken (Duitsland vond steeds moeilijker grondstoffen om zijn oorlogsmachine draaiende te houden).

    Lemonnier weigerde maar dit keer lieten de Duitsers het daar niet bij. Lemonnier werd op zijn beurt aangehouden, veroordeeld en naar Duitsland afgevoerd.

    Intussen zat ook Emile Jacqmain in gevangenschap. Jacqmain was Brussels schepen van Onderwijs tijdens de bezetting.

    Toen de Duitsers in februari 1917 alle scholen wilden sluiten om zo op steenkool te besparen, stelde hij voor er toch een paar open te houden.

    Dat was niet naar de zin van de bezetter. En zo werd ook Jacqmain gearresteerd en in een werkkamp gezet.

       


    Max, Lemonnier en Jacqmain waren drie helden van de Brusselse politiek die niet wilden buigen voor 'den Duitser'.

    Toen ze aan het eind van de oorlog naar Brussel terugkeerden, werden ze gefêteerd door de hele stadsbevolking.

    Hun onverzettelijkheid verdiende een ereplaats in de geschiedenisboeken. Brussel ging op zoek naar een gepaste manier om hen te eren en vond die in zijn stratenplan.

    Vanaf nu zou de centrale Anspachlaan niet langer aansluiten op de Noordlaan, de Henegouwenlaan en de Zennelaan.

    Die straatnamen werden voorgoed geschrapt en vervangen door die van de nieuwe helden: de Adolphe Maxlaan, de Maurice Lemonnierlaan en de Emile Jacqmainlaan.

    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20 augustus : Duitsers bezetten Brussel

    Op 20 augustus bezetten Duitse strijdkrachten de Belgische hoofdstad Brussel.


     

     

    Ondertussen staan de Duitsers - die een omsingeling vrezen - in Gumbinnen tegenover de langzaam oprukkende Russische manschappen van Rennenkampf.

    Generaal von Francois die - in tegenstelling tot de aarzelende Prittwitz - vastberaden optreedt, drijft Rennenkampf acht kilometer terug.

    Andere Duitse aanvallen zijn eerder zonder succes.

    Prittwitz wordt dan ook vervangen door de iets oudere Generaal von Hindenburg, die eigenlijk al met pensioen was, maar terug onder de wapens geroepen werd.



    Hindenburgs stafchef wordt de dynamische Generaal Erich Ludendorff, die kort voordien het crusiale Luikse grensfort veroverde.



    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20 augustus : Britten vallen Duits-Kameroen binnen en de Duitse aanwezigheid in Oost-Afrika '14-'18

    Zo'n 400 Britse Manschappen vallen vanuit Nigeria het Duits-gezinde Kameroen binnen.



    In augustus 1914 raakte ook de kolonie Duits Oost-Afrika betrokken bij de Eerste Wereldoorlog.

    De briljante Duitse opperbevelhebber Paul von Lettow-Vorbeck, wist met zijn kleine legermacht meer dan vier jaren uit handen van de oppermachtige geallieerde troepen te blijven.

    Pas op 25 november 1918 (twee weken na de ondertekening van de wapenstilstand) kwam er formeel een einde aan de strijd in Duits Oost-Afrika.  


                

              

    Na een eerste Britse aanval te hebben afgeslagen wist Paul von Lettow-Vorbeck, de opperbevelhebber van Duits Oost-Afrika, zijn geallieerde vijanden, ondanks zware ontberingen, vier jaar lang te ontlopen.

    Door het voeren van een guerrillaoorlog en door steeds verder zuidwaarts te trekken wist hij het beslissend gevecht te vermijden.

    Pas op 25 november 1918 (twee weken na de ondertekening van de wapenstilstand) kwam er formeel een einde aan de oorlog in Duits Oost-Afrika. 

    Toen de oorlog in augustus 1914 uitbrak twijfelde het bestuur van Duits Oost-Afrika hoe men moest handelen.

    Het gebied van deze Duitse kolonie was bijna tweemaal zo groot als het moederland en beschikte over een kleine troepenmacht [‘Schutzgruppe’]

    die slechts berekend was voor het uitvoeren van politietaken en die daarom was uitgerust met lichte wapens waarvan sommige nog stamden uit de Duits-Franse oorlog van 1870-1871.

    Ook zou de superieure Britse vloot in de Indische oceaan de eventuele aanvoer van Duitse troepen en materieel zonder twijfel bemoeilijken of zelfs geheel onmogelijk maken. 

    Dat het Duitse bestuur in Duits Oost-Afrika uiteindelijk besloot niet te capituleren wordt toegeschreven aan het vertrouwen dat men stelde in de bekwaamheden van de militaire bevelhebber ter plaatse Paul Emil von Lettow-Vorbeck. 

    Paul Emil von Lettow-Vorbeck (1870-1964) had zich als vechtjas al onderscheiden tijdens de Chinese Bokser-opstand (1900) en was ook betrokken geweest

    bij het neerslaan van de Nama en de Herero opstanden in Duits Zuidwest-Afrika.

    Sinds januari 1914 was de 44-jarige luitenant-kolonel Von Lettow-Vorbeck benoemd tot opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten [Schutzgruppe] in Duits Oost-Afrika. 

    Op zijn initiatief werd een Duitse strijdmacht gevormd bestaande uit ongeveer 250 Duitse officieren en manschappen en 2.500 Afrikaanse politie-soldaten.

    Dit waren de Askari [meervoud van Askar, Arabisch-Turks voor krijger] die oorspronkelijk als huurlingen afkomstig waren uit de Soedan en reeds tijdens de grote Maji-Maji-opstand in 1904 de Duitse Schutztruppe terzijde hadden gestaan. 

    Daarnaast zou mobilisatie van in de kolonie wonende Duitse mannen, onder wie zich vele oud-militairen bevonden, nog eens ruim 2.000 man onder de wapenen kunnen brengen.

    Verder werden Afrikaanse inlanders als soldaten en dragers aangeworven. 

    Om niet al bij de eerste de beste Britse aanval het onderspit te moeten delven, moest Von Lettow tijd winnen om zijn troepen op sterkte te brengen.

    Ook moest hij op korte termijn zorgen voor de noodzakelijke bewapening en proviandering.

    En ook realiseerde hij zich dat zijn numerieke minderheid ten opzichte van de Britten zou moeten leiden tot een vorm van oorlogvoering met tot dan toe ongebruikelijke methoden.

    De eerste opdracht aan zijn troepen was dan ook ongebruikelijk: ‘Haal wapens, munitie, proviand en andere dingen die nodig zijn bij de vijand.

    Vermijd daarbij zoveel mogelijk het gevecht en trek na verovering van de buit direct terug naar de basis.’



    Al snel bleek deze manier van oorlogvoering succesvol.

    In de eerste periode van de oorlog vonden voortdurend gevechten plaats tussen Duitse troepen en Britse en Belgische troepen die vanuit Belgisch Kongo de Duitse kolonie binnentrokken.

    De tegenstanders hadden vaak weinig verweer tegen de onverhoedse Duitse aanvallen waarbij de Duitsers veel gevechtservaring opdeden en daarbij ook de kans grepen zich voldoende te bewapenen en van voorraden te voorzien



    Von Lettow hanteerde hierbij een belangrijke militair-strategische overweging: hoe meer tegenstand hij aan zijn vijand bood, hoe groter de troepenmacht zou moeten zijn om hem tot capitulatie te dwingen.

    De troepen die Von Lettow in Duits Oost-Afrika moesten bevechten konden dan niet aan het Europese front worden ingezet en daarom zou dit leiden tot een vermindering van de militaire druk op de Duitse fronten in Europa. 

    Begin november verschenen twee Engelse kruisers voor kust bij de havenplaats Tanga.

    Von Lettow stond op dat moment nog met zijn hoofdmacht aan de voet van de Kilimanjaro maar het gelukte hem de troepen per trein op tijd in Tanga te krijgen.

    Ook een Duits Schutzenkorps bestaande uit vrijwilligers, zag kans op tijd vanuit Usambara aan de kust te verschijnen.

    Het Britse landingskorps bestond uit een Engels en acht Indische bataljons, in totaal 7.000 man sterk. 

    Toen op 4 november de Britse aanval werd ingezet bestond de Duitse tegenstand, die in de nacht van 3 op 4 november was aangekomen, uit 1.000 man met 21 machinegeweren.

    De Slag bij Tanga eindigde met een grote overwinning voor de Duitsers.



    In de nacht van 6 op 7 november trok de Britse vloot zich terug, met medeneming van alle Britse troepen. 

    Voor Von Lettow betekende deze overwinning een adempauze die gebruikt kon worden om verder te gaan met de versterking van de Duitse troepen.

    Voorlopig waren wapens, munitie en voedsel in voldoende hoeveelheden buitgemaakt.

    Het had daarom ook weinig zin zich verder in de kuststrook op te houden in de hoop op bevoorrading vanuit Duitsland.

    Het was duidelijk dat de oorlogvoering met een numerieke minderheid buitengewoon moeilijk zou zijn.

    Duits Oost-Afrika kende een meer dan 1.000 km lange kuststrook en ook de grenzen moesten verdedigd worden tegen geallieerde invallen die voornamelijk afkomstig waren vanuit het noordelijk gelegen Brits Oost-Afrika. 
                         

    Von Lettow besloot daarom de hoofdmacht van zijn strijdmacht te verplaatsen naar het binnenland.

    Daar zou zij minder kwetsbaar zijn voor directe frontale aanvallen en kunnen profiteren van de terreingesteldheid waar vooral de Askari soldaten zich goed thuis voelden.

    Deze mannen waren krijgshaftig en onvermoeibaar, zoals ze niet alleen bij Tanga hadden aangetoond, maar ook tijdens kleinere aanvallen in Brits Oost-Afrika. 

    Overtuigd van het standpunt dat de aanval de beste verdediging is ging de Duitse strijdmacht van Von Lettow zich toeleggen op zogenaamde ‘storingsacties’.

    Dit waren verrassingsaanvallen op de Britse verbindingslijnen waarbij vooral de Uganda-spoorweg in Brits Oost-Afrika, die voor de aanvoer van vijandelijk materieel zeer belangrijk was, het belangrijkste doelwit vormde.

    Ook slaagden de Duitsers er in om, door voortdurend uitgevoerde verkenningen, de op diverse plaatsen binnendringende Britse troepen tijdig te signaleren en soms aanzienlijke verliezen toe te brengen,

    waarna de Duitsers zich snel weer terugtrokken. 

    Het jaar 1915 verliep voor Von Lettow succesvol. Voortdurend vonden gevechten plaats met wisselende kansen, maar Von Lettow werd niet uit Duits Oost-Afrika verdreven.

    Zijn kleine troepenmacht leed naar verhouding slechts geringe verliezen en van een nijpend tekort aan materieel en proviandering was geen sprake. 

    Op 1 maart 1915 stelden de Britten een blokkade in voor de kust van de kolonie.

    Het Duitse marine-hulpschip Rubens, zag toch kans in april door de blokkade te breken maar werd door de Britten in brand geschoten.

    Het gelukte de Duitsers echter wel de munitie en geweren te bergen.
                         
    Groot was de teleurstelling over het verlies van de Duitse kruiser SMS Königsberg. 




    Deze had het de Britse vloot en de Britse handelsschepen in de Indische Oceaan sinds het uitbreken van de oorlog behoorlijk moeilijk had gemaakt. 

    Daarnaast had de Königsberg op 20 september 1914 een gedurfde aanval uitgevoerd op de haven van Zanzibar en daarbij de Engelse kruiser Pagasus vernietigd.

    Uiteindelijk moest de Königsberg zich in 1915 wegens gebrek aan bunkerkolen en vanwege opgelopen machineschade terugtrekken in de uitgestrekte delta van de Rufiji-rivier. 

    De Engelsen kregen lucht van de aanwezigheid van de Königsberg en zonden twee kruisers naar de rivier om rivieringang te blokkeren.

    De positie van de Königsberg werd bepaald met behulp van Britse verkenningsvliegtuigen.

    Daarop werd HMS Goliath, een oud Engels slagschip, ingezet om de Königsberg te beschieten maar dit slagschip had teveel diepgang waardoor de Königsberg niet kon worden geraakt. 

    Uiteindelijk werd de Königsberg beschoten door een tweetal speciaal daarvoor uit Engeland over gesleepte kanonneerboten die, met hun geringe diepgang, niet op de zandbanken in de rivier konden vastlopen.

    Zij zagen kans de Königsberg op 11 juli 1915, bijna een half jaar nadat deze een toevlucht had gezocht op de rivier,  ernstig te beschadigen.

    De schade was zo groot dat de commandant, kapitein ter zee Max Looff, besloot het schip tot zinken te brengen. 

    De bemanning van de Königsberg wist naderhand de kleine kanonnen nog van boord te halen omdat het dek nauwelijks onder water stond.

    Deze kanonnen werden omgebouwd tot veldgeschut. De 54 officieren en 384 matrozen voegden zich bij Von Lettow, voor wie zij een zeer welkome versterking van zijn troepenmacht betekenden.

    Het wrak van de Königsberg bleef meer dan 50 jaar in de rivier liggen en verdween uiteindelijk in 1965 in de modder van de rivier. 

    De geallieerden waren niet gelukkig met de bestaande situatie. Er was nog steeds een onverslagen Duitse vijand in hun midden en zij moesten voortdurend zijn aanvallen vrezen.

    Het werd daarom de hoogste tijd de tegenstand van Von Lettow te breken en Duits Oost-Afrika definitief te veroveren.

    Maar Britse troepen, die waren opgewassen tegen de geharde Afrikaanse soldaten van Von Lettow, waren nog steeds niet in voldoende aantallen aanwezig

    om met enige kans op succes Von Lettow geheel te kunnen omsingelen en tot volledige overgave te dwingen.

    Begin 1916 werd besloten een grote geallieerde troepenmacht in te zetten, zelfs waren daarvoor verkenningsvliegtuigen en pantserauto’s beschikbaar.


      



    De Zuid-Afrikaanse generaal Jan Smuts kwam aan het hoofd te staan van een grote geallieerde troepenmacht van ongeveer 100.000 man,

    die bestond uit Britse, Belgisch-Congolese, Zuid-Afrikaanse, Nigeriaanse en Portugees-Afrikaanse troepenonderdelen. 

    Net op tijd wist het Duitse hulpschip Marie de Britse blokkade te doorbreken en onopgemerkt te landen in de Sudi Bocht in het zuiden van Duits Oost-Afrika.

    Hier werd oorlogsmaterieel gelost waaronder zich zes stukken geschut, een aantal machinegeweren en 2.000 geweren bevonden.

    Het transport moest gebeuren door dragers die meer dan drie weken bezig waren de 50.000 draaglasten naar de spoorlijn Dar es Salaam – Tabora te brengen van waar ze naar de Duitse troepen werden overgebracht. 

    Op 8 maart 1916 zetten de Britten onder generaal Smuts een geweldig offensief in gang met 45.000 man troepen.

    Von Lettow gebruikte voortdurend klimaat en terrein als zijn bondgenoten bij de gevechten tegen de Britten.

    Ondanks de inzet van nog meer Britse troepen slaagde Von Lettow er regelmatig in de Britten zware nederlagen toe te brengen zoals in Mahiwa in oktober 1916 waar hij zelf 100 mensen verloor tegen de Britten 1.600.

    Uiteindelijk drongen de troepen van generaal Smuts de troepen van Von Lettow terug uit de kuststrook en uit het noorden van Duits Oost-Afrika.

    Von Lettow moest zich steeds verder zuidwaarts terugtrekken tot de centrale spoorlijn Dar es Salaam – Tabora. Daar splitste hij zijn hoofdmacht in drie eenheden om een omsingeling van de zijn complete troepenmacht te voorkomen. 

    Op 13 en 14 september vonden zware gevechten plaats in de buurt van Tabora die uiteindelijk op 19 september werd ingenomen door Belgisch-Congolese troepen.

    Naar verluidt kwam het hierbij tot ernstige ongeregeldheden waarbij ook burgers werden mishandeld.

    Vrouwen, kinderen en geïnterneerde niet-militairen werden later dwars door Afrika naar Frankrijk overgebracht. 

    De Brits/Zuid-Afrikaanse troepenmacht slaagde er uiteindelijk niet in Von Lettow tot overgave te dwingen.

    Sommige Duitse eenheden werden echter verslagen en moesten capituleren.

    Von Lettow zelf wist uit handen van de geallieerden te blijven maar het voedsel- en munitiegebrek van zijn troepen werd steeds nijpender.

    Aan het einde van het jaar verflauwde het Brits/Zuid-Afrikaanse offensief wat Von Lettow tijdens het regenseizoen een adempauze bood van enkele maanden voordat er weer een nieuw Brits offensief kon worden ingezet. 

    Dit nieuwe offensief begon weer vanaf april 1917.

    Generaal Smuts was vertrokken naar Engeland.

    Hij werd opgevolgd door generaal Hoskins die in juli 1917 werd vervangen door een andere Zuid-Afrikaan, generaal Jacob van Deventer, die opnieuw de achtervolging inzette op de Duitse troepen. 

      

    Op 19 juli 1917 vonden zware gevechten plaats bij Narungombe waar kapitein Von Liebermann er in slaagde om met 95 Duitsers en 850 Askari (uitgerust met twee stukken geschut en vijftien machinegeweren)

    de Britse troepen tegen te houden en zware verliezen toe te brengen. 

    In de gevechten die daarna plaatsvonden werden de Duitse troepen voortdurend teruggedrongen.

    Op 29 juni 1917 probeerde een Duitse eenheid onder leiding van kapitein Wintgens vanaf het Victoria Meer naar het zuidwesten door te breken.

    Wintgens, die doodziek was als gevolg van typhus, werd achtergelaten voor de Britten die hem inderdaad de noodzakelijke hulp boden.

    Kapitein Naumann nam het commando over maar moest zich aan het einde van het jaar overgeven aan de Britten.

    Tussen 15 en 18 augustus vond een vier dagen durende slag bij Mahiwa plaats.


    Deze slag wordt, naast de gevechten bij Tanga in november 1914, tot de zwaarste gevechten van de strijd in Duits Oost-Afrika gerekend.

    De eenheid van generaal-majoor Wahle werd door de Britten aangevallen waarop Von Lettow te hulp snelde. Het gelukte hem de getalsmatig veel sterkere Britten terug te slaan.

    In oktober raakte de telegrafische verbinding met de in het westen verblijvende troepen van kapitein Tafel verbroken.

    Vanaf het Mahenge-plateau trok hij, steeds de Brits/Zuid-Afrikaanse omsingeling vermijdend, in de richting van de rivier de Rovuma, die de grens met Portugees Oost-Afrika vormt.

    Hij slaagde er niet in zich met de troepen van Von Lettow te verenigen en moest uiteindelijk, geplaagd door voedsel- en munitiegebrek,

    met zijn mannen op 28 november 1917 de strijd staken: 110 Duitsers, 1.220 Askari en 2.000 dragers gaven zich over.

    Een patrouille onder leiding van kapitein Otto, wist nog te ontsnappen en trok verder naar het zuiden. 

    De van pensioen teruggekeerde generaal-majoor Wahle, die door Von Lettow aangestelde commandant van de derde troepenmacht, had meer succes dan kapitein Tafel.

    Hoewel hij steeds het hoofd moest bieden aan aanvallen van vijandige Afrikaanse stammen, kon hij zich uiteindelijk, verder naar het zuiden trekkend, bij Von Lettow voegen. 

    De nog overgebleven Duitse troepenmacht trok eind november 1917 over de grensrivier de Rovuma Portugees Oost-Afrika binnen waar Von Lettow bijna tien maanden zou blijven.

    Zijn totale troepensterkte was op dat moment: 278 Duitse officieren en manschappen, 1.600 Askari soldaten, 4.000 inlandse dragers en 1.000 Askari vrouwen en kinderen. 

    In Duitsland was de onverslaanbare Von Lettow een buitengewoon populair oorlogsheld geworden. Hij werd in 1917 bevorderd tot kolonel en ontving voor zijn militaire prestaties de Pour le Mérite, de hoogste Duitse onderscheiding. 

    De toestand van Von Lettow en zijn mannen was eind 1917 ernstig verslechterd. Niet alleen was er een voortdurend gebrek aan voedsel en munitie maar bovenal aan medicijnen.

    Een uitgewisselde Duitse krijgsgevangene wist in Duitsland te vertellen dat de manschappen van Von Lettow volkomen uitgeput waren en geplaagd werd door ziekten waarvoor men geen medicijnen had. 

    Duitsland besloot hulp te bieden en men vatte het plan op om in november 1917 vanuit Europa een luchtschip non-stop naar Afrika te laten vliegen om daar, op een van tevoren afgesproken plaats, Von Lettow te bevoorraden.

    Von Lettow bleef bij zijn besluit zolang mogelijk strijd te leveren. Hij opereerde dan weliswaar op (geallieerd) Portugees grondgebied maar dit betekende niet dat hij op onbekend terrein was.

    De jarenlange gevechtservaring van zijn troepen stelde hem in staat om in dit uitgestrekte gebied de enige gevechtstactiek toe te passen die overbleef in de strijd met een overmachtige vijand, namelijk de guerrillaoorlog. 

    In het eerst kwartaal van 1918, tijdens het regenseizoen, veroverde Von Lettow diverse Portugese forten (o.a. Fort Ngomano) waar hij proviand en wapens wist buit te maken.

    De toestand van zijn troepen verslechterde evenwel meer en meer. 

    Vanaf april, na het einde van het regenseizoen, werd de geallieerde achtervolging van Duitse troepen opnieuw ingezet.

    Bij een hevig treffen op 5 mei 1918 bij Mopelia, noordwestelijk gelegen van Nanungu, raakten de Duitsers bijna al hun voorraden en munitie kwijt.

    Op 1 juli gelukte het de Duitse troepen hun tekorten weer aan te vullen uit veroverde voorraden van de Portugezen en de Britten.

    Nog op 3 juli moest Von Lettow strijd leveren bij Namacurra dat iets ten noorden van de Zambezi rivier is gelegen, op een afstand van meer dan 750 kilometer van de Rovuma river. 

    Voortdurend werd Von Lettow opgejaagd door zijn achtervolgers. Toch wist hij zich steeds opnieuw zijn tegenstanders van het lijf te houden door toepassing van guerrillatactieken waar hij een ware meester in was geworden.

    Zijn zeer ervaren Askari-verkenners gaven onophoudelijk hun meldingen over vijandelijke troepenbewegingen door.

    En wanneer de omstandigheden gunstig waren, wat afhing van de sterkte van de naderende vijandelijke troepen en van de gesteldheid van het terrein, besloot Von Lettow tot een gewapend treffen. 

    Zijn zeer ervaren Askari soldaten namen dan hun plaatsen in op strategische punten, vaak hoog in bomen, langs een vallei, bij een rivierovergang of in een andere hinderlaag.

    De honderden soldaten, dragers en allen die deel uitmaakten van de colonne, lieten daarna, zonder enig geluid te maken, de nietsvermoedende vijand steeds dichterbij komen.

    En dan plotseling ratelden de mitrailleurs en knalden de geweren van alle kanten. 

    Telkens opnieuw werden de tegenstanders van Von Lettow gedwongen tot de terugtocht, met achterlating van doden, gewonden en voorraden.

    En als Von Lettow van mening was dat hij niet sterk genoeg was om de naderende vijand te trotseren, trok hij zich terug waarbij ze er soms in slaagden ongezien een geallieerde omsingeling te doorbreken.

    Het voortdurende ontsnappen aan de vijand vergde uitputtende dagenlange marsen, bijna zonder rustpauzes, waarbij men soms op enkele kilometers afstand langs de vijandelijke colonnes trok.

    Door deze dagenlange marsen was er zelden gelegenheid het bivak ergens lang genoeg op te slaan om de uitgeputte manschappen, de zieken en de gewonden rust te geven.

    Maar steeds weer slaagde Von Lettow erin zijn manschappen te inspireren om vol te houden en de noodzakelijke discipline te handhaven. 

    Dat hij hier in slaagde was des te verwonderlijker omdat het overgrote deel van zijn leger niet meer uit militairen bestond.

    Vele honderden vrouwen en zelfs kinderen van de Askari soldaten en van de inlandse dragers vergezelden hun mannen en vaders op deze lange tochten en

    maakten zich nuttig door het dragen van bepakking, het gereedmaken van het kamp of zelfs door hun naasten ter zijde te staan in de strijd.

    Bijna tien maanden lang doorkruiste Von Lettow op deze wijze het noordelijke gebied van Portugees Oost-Afrika, een afstand van meer dan 2.500 kilometer afleggend.

    Voortdurend strijdend tegen zijn vijanden en zoekend naar gelegenheden om munitie en proviand weer aan te vullen, keerde de Duitse troepenmacht uiteindelijk eind augustus weer terug in Duits Oost-Afrika. 

    Daar besloot Von Lettow naar Brits Noord-Rhodesië te trekken toen hij ontdekte dat de Britten een hinderlaag voor hem hadden uitgezet.

    Bij Ubena vond op 17 oktober nog een gevecht plaats waarbij de zwaar zieke Generaal Wahle, met andere zieken en gewonden, moest worden achtergelaten.

    Von Lettow won nog een treffen bij de Kasama op 13 november, twee dagen na het ondertekenen van wapenstilstand.

    Eerst toen hoorde Von Lettow van een gevangen genomen Britse ordonnans dat er een wapenstilstand zou zijn gesloten. 
                         
                         
    Er volgden onderhandelingen en de Britten boden Von Lettow op 14 november een eervolle overgave aan die hij accepteerde.

    Op 25 november 1918 kwam formeel een einde aan de strijd in Duits Oost-Afrika. 

    De gehele troepenmacht van Von Lettow trok op die datum de Noord-Rhodesische plaats Abercorn binnen.

    Zijn officieren, dertig in getal, onder wie zich ook ex-gouverneur Schnee bevond, werden aan de Britse brigadegeneraal W.F.S. Edwards voorgesteld.

    Als bewijs van achting voor hun dappere tegenstand, mochten de officieren hun wapens behouden.

    Ook de Askari soldaten legden hun geweren neer en marcheerden ordelijk naar het krijgsgevangenkamp waar zij werden ondergebracht.

    Toen pas werd het duidelijk tegen welk een kleine Duitse troepenmacht de geallieerden hadden gestreden.

    De troep telde op dat moment nog 30 Duitse officieren, 125 Duitse onderofficieren en manschappen, 1.168 Askari, 1.522 dragers en enige honderden vrouwen.

    De Spaanse Griep zou uiteindelijk nog 11 slachtoffers eisen. 


    Het was voor de Britten onbegrijpelijk dat Von Lettow in staat was geweest om met zijn kleine troepenmacht in de Afrikaanse jungle zo lang strijd te leveren tegen meer dan 100.000 man geallieerde troepen.

    Naar schatting heeft deze oorlog in Afrika de geallieerden meer dan 200 miljoen pond sterling gekost, alsmede het verlies van duizenden  manschappen, die sneuvelden of omkwamen door ziekten. (Noot: volgens sommige schattingen zouden alleen al 12.000 Zuid-Afrikanen zijn omgekomen.)

    De Britten waren niet haatdragend. Zo was kort na oorlog generaal Von Lettow-Vorbeck in Londen als eregast aanwezig op een reünie van oud-strijders, die allen in Duits Oost-Afrika tot zijn tegenstanders hadden behoord.

    Hier toonde men een oprechte bewondering voor de moed en de prestaties van deze man die ruim vier jaar lang uit handen wist te blijven van een oppermachtige geallieerde tegenstander. 
                         
    Kort voor zijn capitulatie in 1918 was Von Lettow benoemd tot generaal-majoor; de laatste benoeming die door Keizer Wilhelm II was bekrachtigd.

    In maart 1919 keerde Von Lettow in Duitsland terug tezamen met ruim 100 overlevende Duitsers onder wie zich ook oud-gouverneur Schnee en kapitein-ter-zee Looff bevonden.

    In Berlijn werd hij als een ware triomfator stormachtig bejubeld.

    Von Lettow-Vorbeck was de enige Duitse generaal die ooit toestemming kreeg om, samen met zijn Schutzgruppe, een overwinningsparade te houden onder de Brandenburger Tor.

    Niet alleen omdat hij zich niet had overgegeven, maar ook omdat hij diverse overwinningen had geboekt op een veel sterkere tegenstander en de enige Duitse generaal is geweest

    die met succes Brits grondgebied binnenviel tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

    Von Lettow sloot zich later dat jaar aan bij een van de Freikorpsen die, in opdracht van de Weimar Republiek, betrokken raakte bij het neerslaan van de Spartacus opstand in Altona en Hamburg.

    Daarna werkte hij mee aan de reorganisatie van de politie in Hamburg. Op grond van zijn uitgesproken sympathie voor rechtse Kapp Putsch werd hij in 1920 vervroegd met pensioen gestuurd.

    Vanaf mei 1929 tot juli 1930 was hij afgevaardigde in Duitse Rijksdag waar hij, zonder succes, probeerde een conservatieve oppositie tegen Hitler te organiseren. 

    In 1933 poogde Hitler, evenwel zonder succes, Von Lettow-Vorbeck te winnen voor de NSDAP.

    Ook de hem aangeboden leiding van het Reichskolonialministerium wees hij van de hand.

    In 1938 benoemde Hitler hem, op 68-jarige leeftijd, tot generaal in algemene dienst, maar hij werd tijdens de Tweede Wereldoorlog niet opgeroepen voor actieve dienst. 

    In 1945 raakte Von Lettow al zijn bezittingen kwijt bij een bombardement waarop hij naar Hamburg vertrok.

    Hoewel Von Lettow na de oorlog werd vrijgesproken van enige vorm van betrokkenheid bij het nazi-regime, was hij niet onomstreden.

    Vaak werd hij voorgesteld als een ‘rechtse putschist’, een ‘koloniaal-generaal’ of een ‘plunderaar’.

    In 1949 weigerde de regering Adenauer de intussen 79-jarige Von Lettow een pensioen toe te kennen. 

    Von Lettow, die verder geen middelen van bestaan had, hield zich in leven als tuinman.

    Toen Jan Smuts, zijn voormalige tegenstander in Duits Oost-Afrika, hoorde dat Von Lettow-Vorbeck in behoeftige omstandigheden verkeerde, zorgde hij ervoor

    (samen met vroegere Zuid-Afrikaanse en Britse officieren, zijn vroegere vijanden) dat Von Lettow tot zijn dood in 1964, een klein pensioen kreeg uitgekeerd.

    In 1959 keerde Von Lettow-Vorbeck nog eenmaal terug naar het voormalige Duits Oost-Afrika waar een hartelijke weerziens volgde

    met de nog in leven zijnde Askari veteranen van zijn vroegere troepenmacht. 

    Paul von Lettow-Vorbeck overleed op 9 maart 1964, op 94-jarige leeftijd.

    Hij werd zeer gewaardeerd door zijn officieren en manschappen, door vriend en vijand.

    Hij wordt beschouwd als een van de grootste frontgeneraals van de twintigste eeuw en een van de allerbesten op het gebied van de guerrilla oorlogvoering. 

    Een van zijn junior officieren, Theodore von Hippel, gebruikte zijn ervaring, opgedaan onder Von Lettow-Vorbeck, bij de opleiding van de Brandenburg Division,

    een elite commando-eenheid die onder leiding stond van admiraal Canaris, het hoofd van de Duitse Inlichtingen Dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

    Na de dood van Von Lettow-Vorbeck stelde de Duitse regering alsnog een geldbedrag ter beschikking voor de nog in leven zijnde Askari soldaten.

    Als deze veteranen in staat waren een aantal vragen over de Duitse marsorders uit die tijd goed te beantwoorden, werd hen een uitkering verstrekt. 

    Over Duits Oost-Afrika nog het volgende: in het Verdrag van Versailles werd Duits Oost-Afrika in 1919 opgesplitst.

    Het westelijke gedeelte werd een Belgisch mandaatgebied onder de naam Ruanda-Urundi.

    Een klein gedeelte ten zuiden van de Rovuma-rivier werd toegewezen aan Mozambique, een Portugese kolonie, en de rest, het huidige Tanganjika, werd vanaf 1918 een Brits mandaatgebied.


    Geraadpleegde bronnen
    drs. H.W.N. de Jong - Kat en muis in de jungle
    (uit: Schuurman (red.) 14-18 - De Eerste Wereldoorlog, blz. 626-628) 
    Diverse internetpublicaties als: 
    Duits Oost-Afrika:
    http://www.deutsche-schutzgebiete.de/ostafrika_1914.htm  
    Luchtschepen:
    http://www.jaduland.de/kolonien/afrika/tanzania/text/zepp.html  
    Geschiedenis:
    http://nl.wikipedia.org/wiki/Duits_Oost-Afrika  
    Biografie:
    http://en.wikipedia.org/wiki/Paul_Erich_von_Lettow-Vorbeck 






    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20 augustus : zeppelins bedreigen London

    Het Duitse opperbevel wordt gevraagd om toestemming te verlenen voor zeppelinbombardementen op Londen, belangrijke Britse havens en een aantal grote maritieme bases.



    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20 augustus : Slag bij Schiplaken

    Van 20 augustus tot begin oktober 1914 verbleven de vijandelijke troepen in Schiplaken onder voordurend vooruittrekken en terugdeinzen.

    Er hebben verschillende gevechten plaats gehad, maar de gewichtigste waren de slag van 26 augustus en die van 12 september.

    Het eerste gevecht zorgde voor een honderdtal doden op de parochie.

    Hiervan werden 91 soldaten en officieren begraven op het parochiaal kerkhof, andere werden door hun familie meegenomen.

    Onder de gesneuvelden waren ook veel jonge Brusselaars, zij maakten deel uit van de zesde legerdivisie die het laatst gevormd was voor de oorlog.

    Deze divisie moest de meeste inspanningen leveren en vandaar dat er dus veel gesneuvelden uit het Brusselse op het soldatenkerkhof rusten.

    Niet alleen de militairen hadden slachtoffers in hun midden, ook de schiplakense bevolking had heel wat te lijden onder de gevechten, zowel op materieel als lichamelijk gebied.

    Verschillende gebouwen waaronder de kerk, de pastorij en het kasteel Terlinden, werden beschadigd.



    20-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Veldmaarschalk Paul Von Hindenburg

       



    Paul von Hindenburg werd in 1847 als oudste zoon van de Pruisische officier en grootgrondbezitter Robert von Beneckendorff und von Hindenburg en Luise Schwickart geboren.

    Op 24 september 1879 huwde Hindenburg met Gertrud von Sperling (1860 - 1921). Het paar kreeg een zoon, Oskar (1883 - 1960) en twee dochters, Irmengard Pauline (1880–1948) en Annemarie (1891–1978).

    Hindenburg was een typische vertegenwoordiger van zijn milieu, zeer conservatief, monarchistisch, nationalistisch, meer gericht op Pruisen dan op Duitsland,

    onverschillig waar het kunst en literatuur betreft. Hij was een aristocraat en zag het landsbestuur en de leiding over de strijdkrachten als een rol waar alleen de adel recht op kon doen laten gelden.

    Hindenburgs loopbaan in het Pruisische leger was eervol, maar niet opvallend. Hij vocht in de Slag bij Königgrätz en in de slag bij Sedan tegen het Oostenrijkse en het Franse leger.

    Later deed hij veel moeite zich te onderscheiden tijdens de herfstmanoeuvres, grote schijngevechten, die door Wilhelm II werden geleid en waarbij de doorgestoken kaart was dat de keizer altijd won.

    Desondanks raakte Hindenburg niet in de keizerlijke gunst, hij doorliep in een normaal tempo de rangen en beëindigde zijn loopbaan in 1911 als generaal en militair gouverneur van Hannover.

    Ontevreden met deze positie en de geringe promotiekansen vroeg Hindenburg vervroegd pensioen aan.

    De theoreticus van het Duitse verdedigingsplan in de na 1900 onafwendbaar lijkende oorlog op twee fronten, Alfred von Schlieffen, leerde de jonge Hindenburg dat "verdedigen vrouwelijk is en aanvallen mannelijk"

    Een standpunt dat Hindenburg tot het zijne heeft gemaakt.

    Tijdens de slag bij Tannenberg koos Hindenburg dan ook voor de aanval in de vorm van een tangbeweging en hij saboteerde, toen hij bevelhebber aan het oostfront werd, de strategie, het Schlieffenplan,

    die erop berustte eerst de Fransen te verslaan en aan het oostfront in eerste instantie alleen verdedigend op te treden.

    Militaire loopbaan

    - 1859 De 12-jarige wordt kadet in het "Kadettenhaus" Wahlstatt/Liegnitz

    - 1863 Kadet in de Militaire academie Berlin-Lichterfelde

    - 7 april 1866 Tweede-luitenant in het derde garde-regiment te voet en deelname aan de bloedige Slag bij Königgrätz

    - 1870 Deelname aan de Frans-Duitse oorlog, Hindenburg is aanwezig wanneer in de Spiegelzaal in Versailles het tweede Duitse Keizerrijk wordt uitgeroepen.

    - 13 april 1872 Bevordering tot eerste luitenant en een leergang aan de Hogere Krijgsschool.

    - 1 mei 1877 Opgenomen in de Pruisische Generale Staf.


    - 18 april 1878 Bevordering tot kapitein der infanterie

    - 5 mei 1881 Een staffunctie bij de Eerste Divisie in Koningsbergen.

    - 12 november 1885 Bevordering tot majoor.

    - 25 november 1890 Chef van de IIe afdeling in het Ministerie van Oorlog.

    - 14 februari 1891 Bevordering tot luitenant-kolonel

    - 1 juni 1893 Commandeur van het "Oldenburgisches Infanterie-Regiment Nr. 91"

    - 17 maart 1894 Bevordering tot kolonel

    - 14 augustus 1896 Chef-staf van het VIIIe legerkorps in Koblenz

    - 22 maart 1897 Bevordering tot generaal-majoor

    - 9 juli 1900 Bevordering tot luitenant-generaal en commandeur van de 28e Divisie in Karlsruhe

    - 22 juni 1905 Bevordering tot generaal der infanterie en bevelhebber van het IVe legerkorps in Maagdenburg

    - 18 maart 1911 De keizer verleent Paul van Hindenburg de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar en willigt zijn verzoek in hem eervol te ontslaan uit actieve dienst.

    Hindenburg gaat in Hannover wonen.

    De achtergrond van het afscheid is onduidelijk.

    In de eerste biografie van Hindenburg wordt het vertrek met een cryptisch "om redenen waar wij niet op in hoeven te gaan" verklaard.

    Er zijn onbevestigde geruchten dat Hindenburg de ijdele maar onbekwame keizer tijdens oefeningen zou hebben verslagen.

    Daarmee verspeelde men in het wilhelminische Duitsland zijn carrière.

    De verlening van de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar suggereert dat er geen sprake was van "allerhoogste" ongenade.

    In een gesprek heeft Hindenburg later verklaard dat hij "alles had bereikt, dat er geen oorlog in zicht was en dat het tijd was geweest om plaats te maken voor jongere officieren".

    In 1914 vielen de Russen sneller dan verwacht Oost-Pruisen binnen.

    De Duitse bevelhebber aldaar raakte in paniek. Paul von Hindenburg, reeds 66 jaar oud en bovendien al drie jaar met pensioen, werd teruggeroepen om de Russische opmars een halt toe te roepen.

    Pas na lang aarzelen stemde hij toe en werd bevelhebber van het Duitse achtste leger, aan het oostfront.

    Erich Ludendorff werd zijn chef-staf. Dit duo bracht de geallieerden nederlaag op nederlaag toe.

    De vraag of Ludendorff daarvoor verantwoordelijk was terwijl Hindenburg met de eer ging strijken, werd door veel historici gesteld en is nog steeds onderwerp van debat.

    Zeker is dat de oorlog in het westen werd verloren omdat er te veel troepen aan het westelijk front werden onttrokken om Pruisen te verdedigen.

    Het Schlieffenplan voorzag in een snelle overwinning door een sterk leger in het westen dat daarna de langzaam mobiliserende en oprukkende Russen zou gaan verslaan.

    Nu waren er nét te weinig divisies om in de eerste slag aan de Marne een doorbraak te forceren en Parijs te veroveren.

    Het westelijk front kwam tot stilstand en de loopgravenoorlog begon.

    Door de goede resultaten werden Hindenburg en Ludendorff in november verantwoordelijk voor het opperbevel van het oostfront, en kregen in 1916 de opdracht het bevel te voeren over alle Duitse strijdkrachten.

    Deze positie verkregen ze door de interne strijd binnen de Duitse legerleiding die al sinds de aanstelling van Erich von Falkenhayn in november 1914 aan de gang was.

    Deze werd in 1916 door meerdere factoren uit zijn post verheven.

    Dit gebeurde naar aanleiding van kwestie omtrent de onbeperkte oorlog op zee, de mislukte operatie bij Verdun, maar voornamelijk de intrede van Roemenië in de oorlog.

    Na diens afzetting trokken Hindenburg en Ludendorff de politieke macht naar zich toe, waarbij ze de macht van de keizer en de rijksdag gewoon naast zich neerlegden.

    Zo zorgden zij ervoor dat de gehele Duitse economie en maatschappij in dienst stond van de oorlog.

    In 1918 leek Duitsland een tijdlang aan de winnende hand, de Russen hadden de Vrede van Brest-Litovsk moeten sluiten en Roemenië had gecapituleerd.

    De impulsieve keizer verleende Hindenburg nu na het Grootkruis van het IJzeren Kruis ook een "Hindenburgster", een IJzeren Kruis op een ster met gouden stralen, voor de overwinning bij Tannenberg.

    De inzet van Amerikaanse troepen zorgde er echter voor dat aan het westelijk front geen doorbraak kon worden gerealiseerd.

    De catastrofale economische situatie, het slechte moreel van de troepen en voedseltekorten deden Duitsland nu in snel tempo instorten.

    Na meer dan vier jaar oorlog zag Hindenburg in dat de oorlog niet meer te winnen was en hij bood zijn ontslag aan, vlak na collega Ludendorff.

    Chronologie van de "Grote Oorlog"

    • 22 augustus 1914 Hindenburg wordt tot bevelhebber van het VIIIe leger benoemd, hij vertrekt de volgende dag naar Oost-Pruisen.
    • 26 augustus 1914 Een verpletterende overwinning op de Russen in de Slag bij Tannenberg en bevordering tot generaal-kolonel
    • 2 september 1914 Verlening van de Orde Pour le Mérite
    • 1 november 1914 Opperbevelhebber aan het Oostfront
    • 27 november 1914 Bevordering tot generaal-veldmaarschalk
    • 23 februari 1915 Toekenning van het eikenloof bij de Orde Pour le Mérite
    • 30 juli 1916 Chef van de Generale Staf van het leger
    • 25 maart 1918 Toekenning van de ster van het IJzeren Kruis, de („Hindenburgstern“)
    • 25 Juni 1919 ontslag als chef-staf van het leger
    • 3 juli 1919 De definitieve demobilisatie


    In 1925 stierf Rijkspresident Friedrich Ebert.

    Bij de verkiezing van een opvolger behaalde in de eerste ronde geen enkele kandidaat een absolute meerderheid.

    In de tweede ronde stelde Von Hindenburg zich tegen zijn zin, maar op verzoek van zijn rechtse achterban kandidaat en werd met ruime meerderheid gekozen.

    Er was aanvankelijk twijfel over de vraag of een antidemocratisch gezinde edelman, behangen met de orden van zijn geliefde keizer, wel een goed president van de eerste democratische Duitse republiek kon zijn, een staat waarin de politiek door de rijkskanselier en het kabinet werden geformuleerd.

    Hij moest inderdaad niets van democratie hebben, maar zwoer toch een eed op de democratische grondwet van Weimar en hield zich er ook aan.

    Tegen alle verwachtingen in deed de oude man het uitstekend als constitutioneel staatshoofd.

    Aan het eind van zijn zevenjarige termijn, toen zijn lichamelijke en geestelijke krachten hem al in de steek lieten, liet hij zich toch overhalen tot een nieuwe kandidatuur.

    Als enige werd de grijze maarschalk in staat geacht om de nazi Adolf Hitler te verslaan.

    De campagne werd namens de president gevoerd door kanselier Heinrich Brüning, die echter direct na de overwinning door Hindenburg werd afgedankt.

    Hij werd in 1932 herkozen met een kleine meerderheid maar moest toezien hoe de Republiek van Weimar nu zozeer door extreem rechts en extreem links werd verscheurd dat de politieke toestand hopeloos leek.

    De benoeming van de door Hindenburg verachte "Boheemse korporaal" Hitler werd door de op eigenbelang bedachte "camarilla" onder wie von Papen, Brüning en Hindenburgs zoon Oskar doorgedrukt.

    Na twee zeer korte tussenkabinetten benoemde hij aldus in 1933 Adolf Hitler tot Rijkskanselier, als opvolger van Kurt von Schleicher.

    Hindenburg leed al langer aan dementie (wellicht de ziekte van Alzheimer) en werd in zijn laatste jaren steeds verwarder.

    Hij wist vaak niet meer waar hij was of wat er gaande was. De schandalen rond zijn zoon, generaal-majoor von Hindenburg,

    en de intriges en corruptie, waaronder het Osthilfeskandal, rond de zoon en de kliek rondom hem zijn Hindenburg waarschijnlijk ontgaan.

    Echte macht kon hij niet meer uitoefenen, zodat Hitler kon doen en laten wat hij wilde.

    Het resultaat was dat Hindenburg zijn laatste jaar nog slechts een papieren rol kreeg te vervullen terwijl Hitler zijn macht ongestoord kon uitbreiden over het regeringsapparaat.

    In 1933 was de nu 85-jarige president soms zo verward dat hij dacht dat Hitler "zijn" keizer was.

    Na de Rijksdagbrand en de Nacht van de Lange Messen feliciteerde Hindenburg Hitler met zijn "succesvolle onderdrukking" van "ongewenste elementen".

    Waarschijnlijk wist de oude president niet eens wat er gaande was.

    In de zomer van 1934 was hij al stervende, en op 2 augustus dat jaar overleed hij.

    Toen Hitler hem bezocht, noemde hij hem "Majesteit" in de veronderstelling dat de keizer voor hem stond.

    Volgens Hitler zelf keek de oude president hem raadselachtig en hoopvol aan voor hij zijn laatste adem uitblies.

    Volgens familieleden herkende hij niemand meer en waren zijn laatste woorden: "Mijn keizer ... mijn Duitse vaderland."

    Hindenburg was net geen 87 jaar geworden.

    Hij werd met groot ceremonieel bijgezet in het Tannenbergmonument bij Hohenstein.

    Dit monument was in 1924 opgericht ter ere van de voor Hindenburg zeer succesvolle Slag bij Tannenberg in 1914.

    Toen het monument in 1945 werd vernietigd, om zo te voorkomen dat de lichamen in handen van het Rode Leger zouden vallen,

    werden de stoffelijke resten van Hindenburg en zijn vrouw met de kruiser Emden overgebracht naar het westen van Duitsland.

    Aan het eind van de oorlog bevonden de stoffelijke resten zich in een zoutmijn in Thüringen, waar ze door de Amerikaanse troepen werden ontdekt.

    In augustus 1946 werden Von Hindenburg en zijn vrouw uiteindelijk bijgezet in de Elisabethkirche in Marburg.


    Hindenburg wordt vaak gezien als een typische Pruisische paleoconservatief en een monarchist, die weliswaar antidemocratisch was, maar ook vasthield aan oude normen, waarden en tradities.

    Tegen dat beeld spreekt zijn betrokkenheid bij het zogenaamde Osthilfeskandal.

    Dit schandaal ging over de manier waarop Hindenburg en Oost-Pruisische grootgrondbezitters zich, op een oneigenlijke manier, geld hadden toegeëigend dat bestemd was voor noodlijdende boeren.

    Het Osthilfeskandal speelde volgens sommige historici een rol bij het besluit van Hindenburg Hitler tot rijkskanselier te benoemen.

    Hindenburg speelde vrij actief een rol in het conservatieve complot om de Weimarrepubliek ten grave te dragen, maar is waarschijnlijk nooit van plan geweest de nazi's aan de macht te helpen.

    Hij wilde het liefst de restauratie van het Huis Hohenzollern op de vacante Duitse keizerskroon.

    Diep in zijn hart koesterde hij een grote minachting voor Hitler. Hitler was immers van huis uit een Oostenrijker, die in de Eerste Wereldoorlog niet hoger was geklommen dan korporaal, en bovendien niet eens van adel.

    Bovendien waren de NSDAP en de SA in zijn ogen slechts tuig dat de discipline van het leger miste.

    De tegenstrijdigheid van Hindenburgs conservatieve wereldbeeld bestond erin dat hij aan de ene kant geloofde dat de adel als enige in staat was te regeren

    en een diepe minachting koesterde voor het idee dat niet-adellijken de waardigheid zouden kunnen bezitten een positieve rol in de politiek te spelen,

    maar er aan de andere kant niet voor terugschrok juist de nationaalsocialisten aan het roer van de staat te brengen.

    Dat hij die nationaalsocialisten mogelijk aan de macht hielp om zijn eigen betrokkenheid bij een corruptieschandaal te verdoezelen, roept ook vragen op wat de waarden van de Duitse aristocratie betreft.



    Paul von Hindenburg verwierf in twee oorlogen en zijn jarenlange dienst in vredestijd tal van decoraties.

    Zijn onderscheiding met de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar bij zijn pensionering laat zien dat men een hoge dunk van hem had.

    Na de overwinning bij Tannenberg stroomden de onderscheidingen binnen, alle Duitse staten en de drie Hanzesteden wilden hem eren en ook de bondgenoten Bulgarije, Oostenrijk en Turkije verleenden hem hun hoogste decoraties.

    Daarmee ging men door toen de oorlog al verloren was.

    • Pruisen: Ridder in de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar (1911)
    • Pruisen: De Orde Pour le Mérite (2 september 1914)
    • Pruisen: De Eikenbladeren bij zijn kruis van de Orde Pour le Mérite (23 februari 1915)
    • Pruisen: IJzeren Kruis IIe Klasse (1870)
    • Pruisen: Het IJzeren Kruis Ie Klasse (1914) (voor de overwinning bij Tannenberg op 25 en 27 augustus 1914)
    • Pruisen: Het Grootkruis van het IJzeren Kruis (9 december 1916)
    • Pruisen: Een grote gouden ster met daarop het IJzeren Kruis, deze "Hindenburgster" was geïnspireerd door de gouden ster, de "Blücherster" die veldmaarschalk Blücher von Wahlstedt in 1815 na zijn overwinning bij Waterloo kreeg uitgereikt. (1918)

    In Nederland is het gebruikelijk dat een militair voor een dappere daad of een behaalde overwinning één onderscheiding ontvangt.

    Dit was de vierde Pruisische onderscheiding voor de overwinning bij Tannenberg en de ster werd vlak voor het laatste offensief aan het Westelijk front uitgereikt.

    De keizer heeft niet op een overwinning in het Westen kunnen of willen wachten.

    • Pruisen: IVe Klasse met Zwaarden in de Orde van de Rode Adelaar, (1866)

    In een "broederoorlog" werd het niet passend geacht om het IJzeren Kruis opnieuw in te stellen zoals dat in 1870 en 1914 wel zou gebeuren.

    In 1930 keerde het IJzeren Kruis als ridderorde terug.

    De verdienstelijke officieren werden na de overwinning op Oostenrijk onderscheiden met de bestaande Pruisische onderscheidingen.

    • Pruisen: Grootkruis met Eikenbladeren en Zwaarden aan de ring in de Orde van de Rode Adelaar (een bevordering in vredestijd na de zwaarden eerder in oorlogstijd te hebben verworven)
    • Pruisen: IIe Klasse of Grootofficier in de Kroonorde
    • Pruisen: Grootcommandeur met Ster en Zwaarden in de Koninklijke Huisorde van Hohenzollern, (14 augustus 1917). Deze benoeming gaf de veldmaarschalk het recht om de beroemde Hohenzollernketen te dragen.
    • Pruisen: Het Kruis van Verdienste voor Oorlogshulp
    • Pruisen: Rechtsridder in de Pruisische Johanniterorde
    • Pruisen: Het Kruis voor 25 jaar Dienst als Officier Het "Dienstauszeichnungskreuz").
    • Pruisen: Het Kruis ter herinnering aan de Slag bij Königgrätz in 1866
    • Pruisen: De Oorlogsherinneringsmedaille 1870-1871
    • Pruisen: De Centenarmedaille ter herinnering aan de honderdste geboortedag van Keizer Wilhelm I.
    • Duitsland: De Duitse Zuidwest-Afrika Herinneringsmedaille in staal.

    Het Duitse Keizerrijk bezat geen ridderorden, die waren het domein van de vorsten zoals de koning van Pruisen. Er waren wél medailles, bijvoorbeeld voor dienst in de koloniën. Paul von Hindenburg ontving deze medaille zonder ooit in de Afrikaanse kolonie geweest te zijn.

    • Hohenzollern: Het Kruis der Ie Klasse met Zwaarden van de Vorstelijk Hohenzollernse Huisorde (8 november 1916)
    • Beieren: Grootkruis in de Militaire Orde van Verdienste, (Beieren)
    • Saksen: Ridder in de Orde van de Kroon van Wijnruit (7 mei 1918)
    • Saksen: Ridder en commandeur in de Militaire Orde van Sint-Hendrik (beide op 21 december 1914)
    • Saksen: Grootkruis in de Militaire Orde van Sint-Hendrik (bevordering op 27 december 1916)
    • Saksen: Ie Klasse of Grootkruis in de Albrechtsorde
    • Württemberg: Grootkruis in de Orde van Militaire Verdienste (21 januari 1915)
    • Württemberg: Grootkruis met Zwaarden in de Orde van de Kroon van Württemberg,
    • Württemberg:, Grootkruis in de Friedrich Orde
    • Baden: De Militaire Karl-Friedrich Orde (5 september 1915)
    • Hessen-Darmstadt: De Algemene Decoratie voor Moed
    • Mecklenburg-Schwerin, Grootkruis met Zwaarden en Gouden Kroon in de Orde van de Wendenkroon; de groothertog verleende (nog) niet de hoogste graad, de kroon "in Erz" oftewel ijzer.
    • Mecklenburg-Schwerin: Het Militair Kruis van Verdienste der Ie Klasse
    • Mecklenburg-Schwerin: Het Militair Kruis van Verdienste der IIe Klasse
    • Mecklenburg-Strelitz: Het Kruis voor Distinctie in de Oorlog Ie Klasse.
    • Mecklenburg-Strelitz: Het Kruis voor Distinctie in de Oorlog IIe Klasse.
    • Oldenburg: Grootkruis met de Zwaarden in de Huisorde en Orde van Verdienste van Peter Friedrich Ludwig (vóór 1911, Hindenburg was commandant van een Oldenburgs regiment binnen het Duitse leger)
    • Oldenburg: Grootkruis met Gouden Ster en Zwaarden in de Huisorde en Orde van Verdienste van Peter Friedrich Ludwig (17 augustus 1915)
    • Oldenburg: Grootkruis met de Zwaarden en Lauwerkrans in de Huisorde en Orde van Verdienste van Peter Friedrich Ludwig (29 oktober 1918)
    • Oldenburg: Het Friedrich August-Kruis der Ie Klasse
    • Oldenburg: Het Friedrich August-Kruis IIe Klasse
    • Saksen-Weimar-Eisenach: Grootkruis met Zwaarden in de Huisorde van de Waakzaamheid of Witte Valk
    • Anhalt: Grootkruis met Kroon en Zwaarden in de Huisorde van Albrecht de Beer,
    • Anhalt: Het Friedrichkruis
    • Braunschweich (Brunswijk): Het Kruis voor Oorlogsverdienste der Ie Klasse
    • Braunschweich (Brunswijk): Het Kruis voor Oorlogsverdienste der IIe Klasse
    • De drie Ernestijnse hertogdommen, Grootkruis met Zwaarden en met Keten in de Saksen-Ernestijnse Huisorde (14 december 1914)
    • Saksen-Coburg-Gotha: Het Karel Eduard-Oorlogskruis (30 september 1916)
    • Saksen-Meiningen: Het Erekruis voor Verdienste in Oorlogstijd
    • Lippe-Detmold: Het Kruis der IIe Klasse van het Erekruis
    • Lippe-Detmold: Het Oorlogskruis voor Heroïsche Daden (11 oktober 1916)
    • Lippe-Detmold: Het Kruis voor Oorlogsverdienste
    • Schaumburg-Lippe: 1st Klasse of Grootkruis in de Huisorde
    • Schaumburg-Lippe: Het Kruis voor Trouwe Dienst (17 februari 1916)
    • Reuss Jongere Lijn: Het Prinselijk Reussisch Erekruis der Ie Klasse met Kroon en Zwaarden
    • De beide vorstendommen Reuss: Het Kruis voor Oorlogsverdienste "1914"
    • Waldeck: Kruis van Verdienste der 1e Klasse met Zwaarden (9 mei 1916)
    • Bremen: Het Hanseatenkruis
    • Hamburg: Het Hanseatenkruis
    • Lübeck: Het Hanseatenkruis

    Ieder van de drie Hanzesteden heeft in de Eerste Wereldoorlog een eigen "Hanseatenkreuz" ingesteld.

    • Bulgarije: Grootkruis in de Orde "voor Militaire Verdienste",
    • Bulgarije: Grootkruis met Zwaarden en met Keten in de Orde van Sint-Alexander
    • Finland, Grootkruis in de Orde van het Vrijheidskruis (1918)
    • Oostenrijk-Hongarije: Grootkruis in de Militaire Orde van Maria Theresia, (26 maart 1918)
    • Oostenrijk-Hongarije:Grootkruis in de Orde van Sint-Stefanus, (1914)
    • Oostenrijk-Hongarije: Het Militaire Kruis van Verdienste der Ie Klasse met Oorlogdecoratie (22 januari 1917)
    • Oostenrijk-Hongarije: Het Militaire Kruis van Verdienste 1st Klasse met Oorlogdecoratie en Diamanten 5 november 1917)
    • Oostenrijk-Hongarije: Grote Militaire Medaille van Verdienste (het "Signum Laudis", aan het lint van de Medaille voor Dapperheid (5 augustus 1917)
    • Turkije: Grootkruis met Diamanten in de Orde van Osmanie,
    • Turkije: De Orde van de Glorie ("Nishan-i-Iftikhar") met Zwaarden

    De Orde van de Glorie was een schitterend uitgevoerd juweel dat overvloedig met diamanten was ingezet.

    • Turkije: Grootkruis met Zwaarden en Diamanten in de Orde van Mejidie,
    • Turkije:De Medaille van Imtiyaz in Goud

    Dit was de hoogste Turkse onderscheiding in oorlogstijd.

    • Turkije: De IJzeren Halve Maan, ook Oorlogsmedaille genoemd.
    • Italië: Grootofficier in de Orde van Sint-Mauritius en Sint-Lazarus (voor 1908)
    • Spanje: IVe Klasse of Grootkruis in de Orde van Militaire Verdienste.
    • Georgië: De Orde van Sint-Tamara

    De Weimarrepubliek was, als reactie op de hoogconjunctuur van de ridderorden in het keizerrijk wars van onderscheidingen.

    Er werden geen ridderorden ingesteld en Duitsers mochten officieel geen buitenlandse onderscheidingen aannemen.

    Bij de schaarse staatsbezoeken tijdens zijn ambtsperiode mocht de president dan ook geen nieuwe onderscheidingen aannemen of dragen.

    Het kan geen groot gemis zijn geweest, hij bezat meer orden dan men dragen kan en verscheen vaak in uniform met het brede oranjegrootlint

    en de ster van de door de verjaagde keizer verleende Hoge Orde van de Zwarte Adelaar, het Pour le Mérite en zijn onderscheidingen van het IJzeren Kruis

    21-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Veldmaarschalk John French

       



    John Denton Pinkstone French, 1st Earl of Ypres (Ripple, Kent, 28 september 1852 - Deal, Kent, 22 mei 1925) was een Brits veldmaarschalk en in het eerste deel van de Eerste Wereldoorlog opperbevelhebber van de Britse troepen in Frankrijk.

    John French was de zoon van een marineofficier.

    Zijn vader overleed in 1854 en nadat zijn moeder voor de behandeling van een psychiatrische ziekte in een inrichting werd geplaatst gingen de overige familieleden naar Londen.

    French was de broer van de latere suffragette Charlotte Despard, die hem de rest van zijn leven kritisch zou blijven volgen.

    In 1866 ging French bij de marine, maar in 1874 stapte hij over naar de British Army en werd luitenant bij de cavalerie.

    Vervolgens nam hij deel aan de Nijlexpeditie in Soedan, waar hij in 1898 betrokken was bij de bevrijding van Gordon Pascha en het neerslaan van de opstand van de Mahdi tijdens de Slag bij Omdurman.

    Inmiddels opgeklommen tot generaal-majoor kreeg hij vervolgens het commando over de Britse troepen tijdens de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika.


     


    Daar had hij een leidende rol in het op brute wijze neerslaan van het verzet van de Boeren in Transvaal, onder meer tijdens de slag bij Elandslaagte.

    De ster van French rees vervolgens snel. Eerst werd hij generaal en in 1913 veldmaarschalk van het Britse leger.



    Toen in augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak voerde hij het opperbevel over de Britse troepen in Frankrijk.

    Hij kon de beloofde snelle overwinning op de Duitsers echter niet waarmaken en kwam na de eerste slag bij de Marne en de slag bij Bergen, waar zowel de Duitsers als de geallieerden enorme verliezen leden, al snel onder vuur te liggen.

    Hem werd vooral een gebrek aan doortastendheid verweten. Hij verdedigde nog wel met succes de stellingen tijdens de eerste Slag om Ieper,

    maar na wederom mislukte offensieven bij Aubers en Loos werd French in december 1915 als opperbevelhebber uit zijn functie ontheven en teruggeroepen naar Engeland.

    Zijn rivaal Douglas Haig, die nooit naliet het falen van French in regeringskringen te benadrukken, zou het opperbevel overnemen.

    French kreeg na zijn terugkeer naar Engeland het bevel over de Home Forces en na de oorlog werd hij benoemd tot Lord Lieutenant of Ireland, hetgeen hij tot 1921 zou blijven.

    In die rol was hij betrokken bij het bevechten van de IRA en het neerslaan van diverse Ierse opstanden.

    In 1922 werd French benoemd tot Earl of Ypres. Onder de titel 1914 schreef hij nog zijn memoires.



    Hij overleed in 1925 te Deal.


    Bronnen :


    21-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    22-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.22 augustus : Slag bij Mons

    Op 22 augustus 1914 vuurde een Engelse cavalerist voor de eerste keer op Duitse troepen.

    Het was het begin van het Britse militaire optreden tijdens de Eerste Wereldoorlog en het resulteerde in een terugtocht. 

    Het vormde ook het begin van de beschrijving van dit optreden vanuit Brits perspectief, iets dat tot op de dag van vandaag doorgaat.

    Aan terugtochten of nederlagen werd toch nog een positieve draai gegeven. 

    En mochten de troepen geen succes hebben dan staken hogere machten, zoals engelen, wel een handje toe.

    Maar de Britten hielden vol en na de laatste gevechten bij Mons op 11 november 1918 behoorden ze uiteindelijk tot de overwinnaars.  De cirkel was rond.

    Sinds de slag bij Waterloo in 1815 hadden Britse troepen niet meer tegen een Europees leger gevochten.

    Voor de instandhouding van het Britse koloniale rijk was sindsdien regelmatig slag geleverd maar de gevechten bij Mons in augustus 1914 tegen het Duitse leger waren toch even wat anders.

    En dat heeft de wereld geweten. De Amerikaanse historica Barbara Tuchman schrijft over de gevechten bij Mons het volgende:
     

      ‘Als het eerste Britse gevecht in wat de Eerste Wereldoorlog zou worden, werd het achteraf verheven tot een soort legende. In het ‘Pantheon’ der Britse krijgsgeschiedenis heeft het een plaats veroverd, gelijk aan die van de Slag bij Hastings en die bij Agincourt.'

    Legendevorming maakte er zich meester van. Alle soldaten waren dapper, alle doden werden helden.

    De daden van ieder met name genoemd regiment werden beschreven tot het laatste uur en de laatste kogel tot het mistige gevecht bij Bergen de mistige glans van de overwinning der dapperen verkreeg.                              

    Dat blijkt overduidelijk uit titels als Mons, The Retreat to Victory, door de bekende militairhistoricus John Terraine, voor het eerst uitgebracht in 1960.

    En dat houdt nog steeds niet op getuige het boek Mons 1914, BEF’s Tactical Triumph, uitgebracht in 1997.

    Een militaire nederlaag en een smadelijke terugtocht werden een tactische triomf.

    Het Britse leger werd, door de terugtrekking uit Mons, niet omsingeld en bleef dus tot aan de slag om de Marne toe een rol spelen, maar een triomf…?

    Ja, uiteindelijk zou Groot-Brittannië in november 1918 zegevieren, maar het kostte het Britse Rijk ongeveer een miljoen doden.

    Enkele daarvan zouden nog op het laatste moment vallen en wel op 11 november 1918, de dag van de wapenstilstand.

    Tijdens de Duitse terugtocht rukten de Canadezen op en zij zouden op 10 november 1918, na ruim vier jaar oorlog, Mons binnentrekken.

    Voor het Britse leger viel het eerste en laatste schot bij Mons waarmee, vanuit hun perspectief, de cirkel rond was.
           

    Begin augustus 1914 had het Britse kabinet, na veel wikken en wegen besloten om vier infanteriedivisies en een cavaleriedivisie naar Frankrijk te sturen.

    In totaal ongeveer tachtigduizend man, een belangrijk deel van het Britse leger maar gering, afgezet tegen de omvang van de daar strijdende Franse en Duitse legers.

    Het was wel een goed geoefend leger bestaande uit beroepsmilitairen behorend tot regimenten met eeuwenoude tradities.

    Ook wel ‘The Old Contemptibles’ genoemd, het ‘verachtelijk kleine legertje’, volgens de Duitse keizer Wilhelm II.

    Het Britse leger, geleid door veldmaarschalk Sir John French zou zich positioneren aan de linkerflank van het Franse leger.

    Zijn instructies waren om voorzichtig om te springen met de in twee korpsen verdeelde British Expeditionary Force, BEF, en zich niet door de Fransen te laten verleiden om doldriest in de aanval te gaan. 

    Rond 20 augustus was deze BEF gesitueerd rond de oude vestingstad Maubeuge aan de Belgisch-Franse grens. 

    Vervolgens werd opgetrokken richting Mons, ruim 30 kilometer noordelijker gelegen in de mijnstreek en het industriegebied van de Borinage.

    De BEF zou gaan opereren aan de linkerkant van het Franse Vijfde Leger dat onder leiding stond van generaal Charles Lanzerac. Samen zouden ze de Duitsers wel uit België verdrijven. 

    Het liep evenwel anders.



    Nadat het Duitse leger op 4 augustus de Belgische grens had overschreden rukte het, in overeenstemming met het Von Schlieffenplan om Frankrijk in zes weken te verslaan, onverbiddelijk op.

    De rechtervleugel van de Duitsers werd gevoerd door het Eerste Duitse Leger onder leiding van generaal Alexander von Kluck en het Tweede Duitse Leger onder leiding van generaal Karl von Bülow.

    Deze rechtervleugel moest uiteindelijk de Fransen in de rug aanvallen.

    Vanaf 20 augustus marcheerde het Eerste Duitse Leger met vier korpsen, ongeveer 150.000 man, door Brussel naar het zuiden, richting Mons.

    De volgende twee dagen zouden ze Britse patrouilles tegen komen.

    Onzekerheid was troef.

    De Duitsers waren verrast bij Mons nú al de Britse troepen tegen te komen, men verkeerde in de veronderstelling dat ze nog aan de Kanaalkust aan het ontschepen waren.

    De Britten waren volkomen verrast door de omvang van de troepenmacht waar ze tegenaan waren gelopen.

    Zo duidelijk als het later op kaartjes van het front zou worden voorgesteld, zo onduidelijk was in augustus 1914 voor de legercommandanten de situatie.

    Met de Franse plannen ging het echter minder goed. Lanzerac’s Vijfde Leger leverde in de driehoek tussen de rivieren de Sambre en de Maas bij Charleroi en Namen strijd met het Tweede en Derde Duitse Leger en moest terrein prijsgeven.

    Hij wilde, ten koste van alles, voorkomen omsingeld te worden zoals dit, in 1870, het Franse leger bij Sedan was overkomen.

    Veldmaarschalk French kreeg van de Fransen het verzoek een aanval te doen op de rechterflank van het Tweede Duitse Leger van Von Bülow om de druk op hun Vijfde Leger te verminderen, een verzoek waaraan French uiteraard niet kon voldoen.

    Maar French beloofde op 22 augustus wél de Duitsers bij Mons gedurende 24 uur tegen te houden.

    Daarmee manoeuvreerde hij zijn leger feitelijk in een onhoudbare positie.

    Britse opperbevelhebbers zouden er tijdens de Eerste Wereldoorlog een gewoonte van gaan maken niet altijd de meest gelukkige beslissingen te nemen.

    Kortom, de slag om Mons kon beginnen.



    De Britten hadden hun defensielinie ingericht langs het Mons-Condékanaal, zie kaartje, dat verdedigd werd door het IIde Korps.

    Zij kregen op zondagmorgen 23 augustus de aanval van regimenten van drie Duitse korpsen – het IIIde, IVde, en IXde – te verduren, e.e.a. beginnend met een artilleriebeschieting gevolgd door een infanterieaanval in dichte gelederen.

    Net als bij Luik werd de Duitse infanterie in gesloten formatie tegen een defensieve stelling ingezet en werd er niet gemaald om de verliezen.

    De Britse soldaten waren goed getraind in snel en accuraat geweervuur : 15 schoten per minuut was de standaard die een soldaat moest halen.

    Het effect op de Duitse aanvallers was als dat van een mitrailleurbeschieting en de herhaalde Duitse aanvalsgolven werden neergemaaid.

    Maar de druk werd voor de Britten te groot en in de middag moesten zij terugvallen op een tweede verdedigingslijn ten zuiden van Mons.

    Omdat niet alle bruggen over het kanaal konden worden opgeblazen kwam het Duitse leger massaal over het kanaal.

    De strijd bij Mons was toen in feite al beslist.



    De Duitse druk werd te groot. Toen generaal Von Kluck zijn korpsen links en rechts van Mons liet optrekken dreigden de Britten omsingeld te worden.

    Het Franse Vijfde Leger aan de rechterkant van de Britten was bezig met de terugtocht, er ontstond een fors gat tussen de BEF en de Fransen zodat de Britten op een eiland dreigden te geraken.

    Op 24 augustus trok de BEF zich vechtend terug richting Maubeuge en vervolgens nog verder naar Le Cateau, waar op 26 augustus nogmaals slag werd geleverd.

    De terugtocht zou in september eindigen bij de Marne, waar de Duitse opmars uiteindelijk tot stilstand kwam.

    De slag bij Mons was slechts een onderdeel van wat later de slag om de grenzen werd genoemd.

    Vanuit dat grotere perspectief dient er ook naar gekeken te worden en niet als alleen maar een zelfstandige, Britse operatie.

    Het kostte de BEF op 23 augustus 1.600 man, op 24 augustus zelfs 2.600 man. Aanzienlijk, maar in geen verhouding tot de totale Franse verliezen in de slag om de grenzen. 

    De Duitse verliezen van de slag bij Mons zijn onbekend gebleven maar worden hoger geschat dan van de Britten. Getallen van vijf- tot achtduizend man circuleren in de literatuur.

    Veldmaarschalk French verloor zijn vertrouwen in de Fransen en zou voortaan wat minder snel ingaan op hun verzoeken.

    Generaal Lanzerac zou door zijn onvoldoende aanvallend optreden spoedig vervangen worden door de Franse opperbevelhebber Joffre.

    En ten slotte zou de stad Mons ruim vier jaar in handen blijven van de Duitsers.


    (Duitse troepen op de Grand’Place voor het stadhuis van Mons.
    De kiosk is heden ten dage verdwenen, maar het stadhuis is onveranderd)


    In het dagblad ‘Evening News’ van 29 september 1914 publiceerde de journalist Arthur Machen een verhaal over de terugtrekking uit Mons.

    Daarbij zou het Britse leger geholpen zijn door mysterieuze boogschutters, The Bowmen.



    Boogschutters die in de Middeleeuwen de strijd tegen de Fransen in het voordeel van de Engelsen hadden beslist.

    Hun in het wit geklede geesten waren in de slag bij Mons kennelijk tot niet meer in staat dan de opmars van de Duitsers enigszins te stuiten.


    Geleidelijk aan veranderden de boogschutters in engelen en de legende was geboren.


     


    Hoewel het verhaal verzonnen was werd het geloofd, bevestigd door gelovigen en daardoor net zo waar gebeurd als een reële gebeurtenis.

    Hoe onderscheidt een buitenstaander wat wel of niet heeft plaatsgevonden aan een oorlogsfront.

    Het is het mechanisme van de oorlogspropaganda, een van de belangrijkste wapens om een bevolking de door de politiek-militaire leiding gevoerde oorlog blijvend te laten ondersteunen.

    En als een natie hogere machten, zoals engelen aan zijn zijde heeft dan staat men sterk.

    Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn vele legenden de wereld ingezonden zoals het verhaal over Belgische kinderen die door de Duitse soldaten de handen waren afgehakt.

    Ook verzonnen, maar een sterk propagandamiddel en dus blijvend gehanteerd en daardoor ‘waar’ gemaakt.



    In het Museum voor Militaire Geschiedenis in Mons hangt het schilderij met De engelen van Mons, vervaardigd door de uit Mons afkomstige schilder Marcel Gillis, 1897-1972.

    Er staat een tekst onder met als titel The legend of the Angels of Mons.

    Nu is het woord legende waarschijnlijk voldoende om te veronderstellen dat het hier om een verzinsel gaat, maar de tekst luidt als volgt:

     

    ‘It was at that moment, towards midnight, that angels are supposed to have come out of the sky in the form of archers,

    stopping the Germans and protecting the British who were able to retreat safely in total darkness. Thus the brigade spared annihilation’.

    Het zou het museum sieren als er ook een tekst stond dat het gehele verhaal verzonnen is.

    Verhalen kunnen tot de geschiedenis gaan behoren, maar dan toch tot de cultuurgeschiedenis en niet tot de militaire geschiedenis. 



         


    Ook Nederlandse auteurs hebben over de engelen van Mons geschreven, waarbij Theo Vijgen terecht uitgaat van het verzonnen verhaal. 

    Richard Heijster schreef in 1999: ‘…Nog steeds is het raadsel van ‘The Angels of Mons’ niet afdoende opgelost…’

    Ja, het raadsel van God, zijn engelen en de duivel is ook nog niet afdoende opgelost, maar dat is evenmin militaire geschiedenis.


    Bij het toeristenbureau, naast het fraaie stadhuis op de Grand’Place is een brochure van acht pagina’s verkrijgbaar met een routebeschrijving naar alle Britse monumenten in en rond Mons

    die zijn opgericht voor de gevechten in augustus 1914 en november 1918.

    De brochure geeft tevens een samenvatting van de gevechten rond de stad.

    De route voert langs tien punten en begint en eindigt op de Grand’Place, zie onderstaand kaartje.



    Ook de gids van Major & Mrs Holt, zie literatuur, geeft een beschrijving, veelal voorzien van kleurenfoto’s van de Britse monumenten.

    De Britse auteurs Horsfall en Cave, zie literatuur, geven een uitgebreide beschrijving van alle locaties waar het Britse leger in en rond Mons actief was

    en voeren aldus de woorden van Barbara Tuchman dat ‘de daden van ieder met name genoemd regiment werden beschreven tot het laatste uur en de laatste kogel’ vrijwel letterlijk uit.

    Het eerder genoemde Museum voor Militaire Geschiedenis is niet in de route opgenomen.

    Erg veel valt er in dit museum niet te zien maar behalve het schilderij met ‘The Angels of Mons’ wordt er, naast poppen met uniformen en andere militaria, een uitgebreide collectie trommels tentoongesteld.

    Zoals het traditionele Britse regimenten betaamde trok men ten strijde met muziek en juist dit soort militaire attributen behoort tot de geschiedenis en staat dan ook volkomen terecht in een museum.


    Alle punten op de route zijn aangegeven met een bord voorzien van een afbeelding van gekruiste geweren en een helm die, op een afstand, aan een parachute doet denken, zie foto van punt 2.

    Het vereist hier en daar enig speurwerk om de monumenten te vinden, die soms ook nog op drukke kruispunten staan, zodat het geen toer van slechts enkele uren wordt als men ze allemaal wil zien. Bovendien zijn niet al die punten zo interessant.

    Het is het lot van een slagveldtoerist die een gids volgt om op de aangegeven plaats een plaquette te zien met een tekst die ook in de gids of de brochure staat. 

    Zoals op punt 4 van de route bij het station van Obourg waar het Middlesex Regiment gelegerd was.

    Het was hier in de buurt dat soldaat John Parr sneuvelde.
    Hij ligt begraven op de begraafplaats Saint Symphorien en wordt verondersteld het eerste Engelse oorlogsslachtoffer te zijn.

    Hij sneuvelde op 21 of 22 augustus 1914 tijdens een patrouille, voorafgaande aan de gevechten van 23 augustus. Zijn grafsteen vermeldt 21 augustus, maar daarover is onzekerheid.

    De toer van het toeristenbureau voert eerst naar het Mons-Condékanaal bij Nimy, punten 1 en 2.

    Dit is de plaats waar het kanaal een uitstulping vertoont en een kleine saillant vormde die verdedigd werd door het Middlesex Regiment en de Royal Fusiliers met daarachter het Royal Irish Regiment,

    alle drie behorend tot de Derde Divisie van het IIde Korps.

    Onder de spoorbrug hanteerden op 23 augustus 1914 luitenant Maurice Dease en soldaat Frank Godley van het Vierde Bataljon Royal Fusiliers een machinegeweer om de Duitsers het oversteken van het kanaal te beletten.

    Hiervoor werden hen de eerste Victoria Crosses (VC) uit de Eerste Wereldoorlog toegekend. Dease sneuvelde en Godley werd met verwondingen gevangen genomen.

    Ook Dease ligt begraven op Saint Symphorien.


    Monument onder de spoorbrug over het kanaal bij Nimy. Op de plaquette aan de muur
    wordt de actie van luitenant Maurice Dease en soldaat Frank Godley herdacht


    Verder naar het noorden, na het passeren van de gebouwen van SHAPE, bij het dorpje Casteau langs de N6 richting Soignies, punt 3,

    staat het monument voor het eerste Britse schot dat korporaal Thomas van het Vierde Eskadron van de Royal Irish Dragoon Guards hier op 22 augustus 1914 afvuurde toen een Britse patrouille op de Duitse cavalerie stuitte.

    Aangezien de zuil met plaquette het ‘First Shot Memorial’ heet wordt de indruk gewekt dat hier het eerste schot van de oorlog werd afgevuurd

    alhoewel de Belgen en Fransen toch al sinds 4 augustus 1914 bezig waren te proberen de Duitse opmars tegen te houden.

    Aan de overkant van de N6 hangt een plaquette aan de muur van een restaurant met de tekst dat het Canadese leger hier op 11 november 1918 een vooruitgeschoven positie had.

    Om het thema te benadrukken dat het Britse eerste en laatste gevecht van de Eerste Wereldoorlog op dezelfde plaats plaatsvond, werd dit het ‘Last Shot Memorial’ gedoopt.
     
    Hetzelfde thema komt terug in het grootste monument dat bij La Bascule staat, punten 6 en 7.

    Dit was ongeveer de plaats waar, op 23 augustus 1914, de tweede Britse verdedigingslinie liep.

    Het monument stond vroeger in het park rond de Belfort in het centrum van Mons maar werd in 1986 naar dit drukke kruispunt van de N90 richting Binche en de N40 richting Beaumont verhuisd.

    Aan de overkant staat nog een Keltisch kruis ter ere van het Royal Irish Regiment

         De tekst van het  ‘Monument to the First and Last Battles’ is anno 2007 slecht leesbaar en luidt:

     

    ‘Here the forces of the British Empire fought their first and last battles in the 1914-1918 war.

    On the 23rd and 24th August 1914, the British Expeditionary Force commanded by Sir John French with supreme courage held the advance of overwhelmingly superior German forces.

    On Armistice Day 1918, after 60 hours of heavy fighting, Canadian divisions entered Mons.

    British and Canadian regiments have erected this tablet to the glory of God and to commemorate these events

    Het monument dateert uit 1952, dus nog na de Tweede Wereldoorlog werd de bekende oorlogsretoriek gehanteerd.

    De Duitsers hadden in augustus 1914 een overwicht van een factor twee, dat werd geinterpreteerd als 'overwhelmingly superior'.



    Hoogtepunt van de toer is een bezoek aan de Saint Symphorien begraafplaats, punt 10, ten oosten van Mons te bereiken via de N90 richting Binche en Charleroi. 

    Deze wordt beschouwd als een van de meest bijzondere militaire begraafplaatsen van het Westelijk front.

    In een Franse reisgids wordt de begraafplaats beschreven als  ‘À Mons, le cimetière est un jardin botanique’. 

    De begraafplaats werd in 1914 begonnen door de Duitsers na de slag bij Mons.

    Hij is vrij klein: er liggen 284 Duitsers en 229 Britten begraven en is aangelegd als een tuin met heuvels en veel bomen.

    Geen uitgestrekte vlakte met rijen grafstenen. De graven van de Britten en Duitsers zijn apart gegroepeerd maar toch op één begraafplaats samengebracht.

    Het is bovendien de enige begraafplaats rond Mons waarop een Duits monument staat.

    De Duitse grafzerken zijn per regiment anders. De vaak grote stenen zijn totaal verschillend van wat men gewoonlijk op andere Duitse begraafplaatsen langs het Westelijk Front ziet.

    Geen zwarte, metalen kruisen of platte, loodgrijze stenen waar drie of vier man onder liggen, maar individuele graven zoals die van het 75ste Infanterieregiment uit Bremen.

    Dit regiment, behorend tot de 17de Divisie van het IXde Duitse Korps, leed zware verliezen en verloor op 23 augustus 1914 zes officieren en 376 man bij een infanterieaanval tussen Obourg en Harmignies aan de rechterkant van de Britse verdediging.9) 
                                 


    (Duitse graven van het 75ste Infanterieregiment uit Bremen)


    Op een heuveltje midden op de begraafplaats staat het ‘Cross of Sacrifice’ in het volle licht en op een tweede heuveltje daartegenover een Duitse zuil, enigszins verborgen tussen de bomen.

    Men kan hierin een symboliek zien. Op de Duitse zuil staat de tekst: ‘Zum Gedächtnis der am 23. und 24. August 1914 in den Kämpfen bei Mons gefallenen Deutschen und Englischen Soldaten’.

    Geen retoriek, soberder kan bijna niet.


     

    (Een beeld van de Saint Symphorien begraafplaats met het ‘Cross of Sacrifice’ en
    de Duitse zuil. Op de voorgrond Duitse grafzerken)


    Op de begraafplaats staan nog kleinere Duitse zuilen ter ere van de doden van het Middlesex Regiment, het Royal Irish Regiment en de Royal Fusiliers, de drie Britse regimenten met de meeste slachtoffers van het gevecht op 23 augustus 1914.

    (Eén van de Duitse zuilen ter ere van de doden van het Middlesex Regiment,
    het Royal Irish Regiment en de Royal Fusiliers. De tekst op de zuil luidt:
    Here repose 53 English soldiers of the Royal Fusiliers and the Royal Irish Regiment.)


    Vlak bij het ‘Cross of Sacrifice’ ligt een rijtje Britse graven waaronder het graf van luitenant Maurice Dease (VC), gesneuveld op 23 augustus 1914, en van de Canadees George Price gesneuveld op 11 november 1918. 

     Deze laatste is gedood een paar minuten voordat de Wapenstilstand om 11 uur inging.



    Aan de rand van de begraafplaats ligt het graf van John Parr, het veronderstelde eerste Engelse slachtoffer. 

    Tegenover hem ligt het graf van George Ellison, het laatste Engelse slachtoffer van de oorlog, eveneens gedood op 11 november 1918.

    Dus ook op de begraafplaats wordt het thema van de eerste en de laatste aangehouden.

    Een Amerikaanse kolonel schreef in het gastenboek van de begraafplaats: ‘It is fitting and proper that men who fought each other so bravely should lie together in peace for eternity’

    Een Belgisch commentaar is heel wat minder formeel en luidde: ‘...Was het een ‘eer’ om als eerste en als laatste te vallen voor een ‘vaderland’ dat zijn volk als kanonnenvoer liet afslachten?...’

    Oorlog is van alle tijden en soldaten worden nog altijd ten strijde gestuurd, sneuvelen voor volk of vaderland of voor welk ideaal dan ook en worden met eerbetoon bijgezet.

    Dat was in de Grote Oorlog zo en dat zal niet veranderen. Het worden er van de voormalige Europese grootmachten uit het begin van twintigste eeuw gelukkig wel steeds minder.



    Bronnen :

    Major & Mrs Holt’s Battlefield Guide to the Western Front-North, London, 2004.
        Chapter: Mons: 23 August 1914.
    Horsfall, Jack & Cave, Nigel, Mons 1914, Battleground Europe, Barnsley, South
        Yorkshire, 2000.
    Lomas, David, Mons 1914, BEF’s Tactical Triumph, Osprey Military Campaign Series:
        49
    , London, 1997.
    Macdonald, Lyn, 1914. Dagen van hoop, Amsterdam / Antwerpen, 2005.
    Terraine, John, Mons, The Retreat to Victory, London, 1960.
    Tuchman, Barbara, De kanonnen van augustus, Amsterdam/Brussel, 1976. Hoofdstuk 15: ‘Ineenstorting: Lotharingen, Ardennen, Charleroi, Bergen.’
    Vos, Luc De en Holmes, Richard, Langs velden van eer, Belangrijke plaatsen in
        de Eerste en Tweede Wereldoorlog
    , Leuven, 2006. Hoofdstuk 1: Mons en Le Cateau.








    22-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.22 augustus : Ludendorff neemt het bevel over


    Aan het oostfront neemt Luddendorff snel het bevel over van de Duitse strijdkrachten die tegenover de Russische generaals Rennenkampf en Samsonov staan.

    Hij beveelt een massale heropstelling van de minder talrijke Duitse troepen, waarbij hij het leeuwendeel van zijn eenheden over de weg en per spoor

    richting Samsonov's 2de leger in het zuiden van de provincie stuurt.

    Eén cavalerie divisie krijgt het bevel Rennenkampf in het noorden op te houden.

    De Duitsers willen Samsonov verslaan vooraleer zijn troepen kunnen samensmelten met die van Rennenkampf.

    Maar zonder medeweten van Ludendorff en Hindenburg is Prittwitz' operatieleider Luitenant-Kolonel Max Hoffmann, al zo'n manoeuver begonnen...



    22-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.22 augustus : Slag bij Lotharingen

    Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog drongen de Fransen de Duitse grensprovincie Elzas-Lotharingen binnen.

    In de Elzas leidde de Franse opmars in zoverre tot succes, dat de stad Mülhausen door hen bezet kon worden, doordat de Duitse aanvalskracht zich nog niet tot volle sterkte had ontplooid.

    Nadat de Fransen aanvankelijk op 9 en 10 aug. 1914 door het 7de Duitse leger van generaal v. Heeringen werden teruggeworpen, wisten zij Mülhausen op 19 aug. ten tweeden male te bezetten,

    maar werden door de Duitsers na gevechten met de rechtervleugel van het 1ste Franse leger op 24 aug. opnieuw verdreven.

    Eigenlijk was die rechtervleugel de linkervleugel van de voor deze gelegenheid gevormde Armée d'Alsace,

    die onder commando stond van een generaal die in de Frans-Duitse Oorlog van 1870/71 de rechterhand verloren had, Paul Pau.

    Maar de strijd in de Elzas en met name om de strategisch belangrijke bergruggen in de Vogezen sleepte zich nog jaren onder opoffering van tallozen voort,

    zonder overigens van invloed te zijn op de grote militaire operaties elders aan het westelijk front.

    Nadat het Franse offensief in oostelijke richting was vastgelopen, richtte de blik van de Franse chef-staf, generaal Joseph Joffre, zich naar het noorden

    en kreeg ook Duits-Lotharingen (de landstreek Lotharingen lag deels in Duitsland en deels in Frankrijk) te maken met een Franse aanval.



    Ook hier waren de Duitse troepen aanvankelijk verre in de minderheid en werd het Duitse Saarburg, ongeveer 20 km over de Duits-Franse grens gelegen,

    op 18 aug. 1914 zonder noemenswaardige Duitse tegenstand door de Fransen bezet.

    Het Duitse opperbevel, de zogeheten Oberste Heeresleitung (afgekort O.H.L.), werd hierdoor genoodzaakt om zeseneenhalve divisie reservetroepen te onttrekken

    aan de Duitse opmars door België naar Frankrijk. Die opmars ontwikkelde zich zo voorspoedig, dat deze beslissing op dat moment verantwoord leek.

    In hoeverre dit besluit van invloed is geweest op de gebeurtenissen aan de Marne (zie Slag aan de Marne) en het uiteindelijke verloop van de oorlog,

    zal tot op de huidige dag wel een open vraag blijven.

    Met deze divisies versterkt, zette de bevelhebber van het 6de Duitse leger, Prins Rupprecht van Beieren, bij Saarburg en Mörchingen de tegenaanval in.

    In deze zogenoemde Slag in Lotharingen, die zich tussen 20 en 22 aug. 1914 voltrok, gelukte het de Duitsers de Fransen uit Lotharingen te verdrijven,

    het 1ste Franse leger onder Aug. Dubail uit Saarburg en het 2de (de Castelnau) uit Mörchingen.

    Meer dan 10.000 Franse soldaten werden gevangen genomen terwijl een rijke buit aan oorlogsmateriaal in Duitse handen viel.

    Pau, de veteraan die reeds met pensioen was toen de Fransen bij het uitbreken van de oorlog alsnog een beroep op hem deden,

    werd na het echec in de Elzas na deze nieuwe nederlaag uit zijn functie ontheven.

    Het Franse masterplan voor de aanval op Duitsland, "Plan XVII", had definitief schipbreuk geleden.

    22-08-2014, 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Zoeken in blog


    Inhoud blog
  • 15 juli : 2de Slag bij de Marne
  • 1 maart 1918 : vierde slag om Ieper en wapenstilstand op 11 november
  • 20 november 1917 : Slag om Kamerijk / Cambrai
  • 10 november 1917 : einde van de oorlog rond Ieper
  • 6 november 1917 : Passendale valt
  • 26 oktober 1917 : Passendale onder het gifgas
  • 12 oktober 1917 : Gen. Haig verliest opnieuw Passendale
  • 4 oktober : Slag bij Tyne Cot
  • 31 juli 1917 : Slag om Passendale
  • 11 juli 1917 : Britten bombarderen de Duitsers in Ieper
  • 7 juni 1917 : Slag om Mesen
  • 12 juni 1916 : Hill 62 in Canadese handen
  • 6 juni 1916 : de Hill's 60 en 62 in Duitse handen
  • 2 juni 1916 : de strijd om Mount Sorrel
  • 30 juli 1915 : 't Hooge in de vlammen
  • 18 juli :'t Hooge opgeblazen
  • 25 mei 1915 : offensief valt stil
  • 24 mei 1915 : Britten verdedigen Bellewaerde
  • 8 mei 1915 : Duitsers veroveren de Frezenberg
  • 6 mei 1915 : generaalswissel aan het front
  • 17 april 2015 : 2de Slag om Ieper
  • 25 december : het fameuze kerstbestand
  • 8 december : Slag bij de Falkland-eilanden
  • 5 december : Slag bij Limanowa-Łapanów
  • 17 november : Slag bij Lodz
  • 21 oktober : Slag op Langemark
  • 12 oktober : Gent en Brugge vallen
  • 10 oktober : de val van Antwerpen
  • 9 oktober : Slag bij Iwangorod
  • 9 oktober : de Slag bij Warschau


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs