Spreken over God als Vader, Zoon en Geest, spreken dus over een bijna onvatbaar iets, de Heilige Drie-eenheid of voor de oudere generatie onder ons, de Heilige Drievuldigheid, is dat niet een te zware opgave om dit in onze moderne samenleving nog te overwegen? Wij weten schijnbaar toch alles en mysteries hebben dus geen zin meer. Voelt dit onderwerp bij velen daarom niet wat onwennig aan? Nochtans voor ons gelovige Christenen zouden het eenvoudige woorden moeten zijn die wij ook daarjuist nog gebruikt hebben bij het maken van het kruisteken; In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Drie woorden die men ook bij ons doopsel gebruikt heeft om ons deelgenoot te maken aan die grote christene familie. Drie woorden die het mysterie God omvatten zoals drie letters dat ene woord vormen, G O D. Een woord dat elke mens al eeuwen lang bezig houdt. Wie is Hij? Wat is Hij? De gelovige joden hadden God leren kennen als een nabije, betrouwbare God die met zijn mensen meetrekt, Gaandeweg leren zij met Hem leven als partners van een verbond ten leven. Hij is een God die met zijn mensen in relatie treedt en hen liefdevol bezielt. In zijn woord, zijn wijsheid, zijn geest is hij persoonlijk bij hen aanwezig. Die Geest was het ook die Jezus bezielde. Hij was het woord van God in levende lijve. Hij was werkelijk het evenbeeld van al wat God was. Van zo iemand zeggen wij: dat is ontegensprekelijk de Zoon van zijn Vader. Verbonden door dezelfde Geest openbaarde Jezus Gods wijsheid aan armen en kleinen. Dat hadden de leerlingen gaandeweg leren zien, maar veel ontging hen nog,"Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nog niet dragen," zegt Jezus, "Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, Zal hij u tot volle waarheid brengen". Jezus heeft door zijn leven getuigenis afgelegd van die waarheid maar het moet nog door zijn leerlingen verwerkt worden. Zij klampen zich nog vast aan de letter van zijn voorbeeld in plaats van bezield door zijn Geest, overal ter wereld in nieuwe woorden en tekens diezelfde Geest gestalte te geven. Wanneer de leerlingen tot de volle waarheid worden gebracht is het hen onmogelijk God anders te beleven dan in de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest. De eenheid tussen Jezus en zijn Vader was te groot om zich God nog zonder Jezus voor te stellen. Jezus was te zeer bezielt door de Geest van God om in Hem alleen nog een mens te zien waarvan je het doen en laten navolgt. Jezus had hen niet alleen een wijze van zich gedragen -een moraal- geleerd, Hij had hen binnen gebracht in de ziel van zijn bestaan; bij zijn Vader, bij zijn Geest. Daarom; "Alles wat de Vader heeft is het Mijne" zegt Hij.
Een drie-ene Zoon heeft niets te maken met een wiskundig probleem, maar alles met een diep mysterie van totale overgave, van het totale één zijn in liefde. Het is dank zij die waarheid dat God die zozeer de wereld heeft bemind, zijn Zoon onder ons heeft laten wonen, zo konden wij de weg vinden naar zijn en onze Vader en zijn Geest ontvangen. Gods Geest heeft ons op weg gezet om te groeien naar de volle waarheid van een gelovige houding volgens Jezus' voorbeeld. Dit is echter geen terugkijken hoe het vroeger was in zijn tijd en de daarop volgende eeuwen, maar een naar de toekomst gericht handelen volgens de Geest die ook Jezus bezielde, Dit moet ons brengen tot een hernieuwde interpretatie van Jezus' Blijde Boodschap opdat deze actueel vruchtbaar wordt en mensen verheft, dient en helpt zoals Jezus deed. Een in die Drie-eenheid levende kerk moet zich ervan bewust zijn dat dit verrassingen inhoudt want de Geest waait waarheen Hij wilt en dat is vaak anders dan wat kerkelijke instituties tot gewoon en zelfs verplichtend verklaard hebben, maar het verstaan en tot werkelijkheid brengen van Gods Geest is feitelijk de basis van wat Jezus ook deed in zijn tijd.
Ons christen zijn wordt ten diepste niet bepaald door onze afkomst, onze opvoeding, onze maatschappelijke positie, maar door dat diep ingrijpende gebeuren dat God in liefde om ons bewogen is. Waar wij zo naar elkaar kijken en ook een 'ander' als een geschenk uit Gods hand aanvaarden, mee-voelend, mee-levend, daar werkt de Geest van de Vader en de Zoon en is Drie-eenheid een daadwerkelijk gebeuren en geen mysterie meer.
7e zondag door het jaar Samuël 26,2.7-9
22 februari 1998 1 Korintiërs 15,45-49 Lucas 6,27-36
De woorden van Jezus, die Lucas zojuist in zijn evangelie aanhaalt lijken waarschijnlijk voor velen van ons als iets ondenkbaar, onrealistisch. Is er iets zo moeilijk dan de vijand liefhebben, goed doen aan die u haten,zegenen die u vervloeken en bidden voor die u mishandelen. Is het geen levensvreemde Jezus die hier aan het woord is. Het is allemaal mooi gezegd, mooi gewenst, maar het zou toch wel een rare wereld worden als je zou kunnen lenen zonder terug te geven, als iemand je zomaar je mantel kan afpakken zonder dat je reageert, als iemand je slaat en je laat het gebeuren.
Neen, dat is ondenkbaar in onze moderne tijd waar het grootste deel van het mensdom andere principes aankleeft zoals;als je niet met je ellebogen werkt kom je niet verder en als je niet van je afbijt wordt je eenvoudigweg in een hoek gedrukt. Ja, om te overleven moet men op zijn rechten staan. Op zijn recht? welk recht? Het recht om tenslotte met dit alles on-recht te doen aan de vergeten en verloren groepen. Mogen de kanslozen soms ook niet over- leven? maar ja,als er dan al eens iemand opkomt voor de armen en de kleinen wordt die voor een onnozele idealist gehouden. Waarschijnlijk werd Jezus toendertijd ook wel voor zo iemand gehouden, iemand die niet met zijn beide voeten op de grond stond. Iemand die niet paste in deze wereld en die dan ook maar zo vlug mogelijk verwijderd moest worden.De opdracht die Jezus aan zijn leerlingen meegaf was totaal in strijd met de heersende joodse opvattingen, want stond er niet in het boek Liviticus; een leven om een leven, oog om oog, tand om tand. Een opvatting die toen en ook nu nog door sommige zogezegd beschaafde groepen gebruikt wordt om hun daden te verrechtvaardigen, denk maar aan de palestijnen en de joden, aan de protestanten en katholieken in noord-Ierland. Tegen die mensonwaardige opvatting komt Jezus met zijn revolutionaire Blijde Boodschap in opstand en om dit alles aan zijn volgelingen duidelijk te maken gebruikt hij zwart-wit beelden. Tegenover haat stelt hij liefde, tegenover nemen stelt hij geven, tegenover veroordelen stelt hij barmhartig vergeven. Het is alleen zo dat die vicieuze cirkel van haat en geweld kan doorbroken worden , zegt hij. Het is alleen op deze manier dat het geluk, dat mijn Vader voor de mens bestemd heeft, kan gevonden worden. Geluk of ongeluk, blijdschap of verdriet, het maakt zo'n groot verschil dat wij misschien zelf in hand hebben. Als we de wereld bekijken denken wij dat we nog bij de goeien zijn, maar zijn we niet te optimistisch? Ook in ons klein landje is er haat tussen de gemeenschappen en wantrouwen tegenover degenen die we niet kennen, die anders zijn van huidskleur of geloof. Zelfs in ons eigen midden is het soms niet altijd peis en vree. Broer, zus of kind waarmee je in onmin leeft. Vader of moeder met wie je geen contact meer hebt sinds je, volgens jou, onredelijk behandeld zijd, een relatie die stuk gelopen is door het wederzijds wantrouwen.
Allemaal drama's, misschien kleine drama's van onbegrip maar toch voldoende groot om in die vicieuze cirkel te trappen; oog om oog, tand om tand. De opdracht die Jezus ons vandaag meegeeft om die cirkel te doorbreken, is misschien wel zwaar en het zou gemakkelijker zijn dat wij comfortabel op onze stoel zitten luisteren hebben en achteraf zeggen; Och al dat gepraat over vrede, tenslotte kunnen wij daar toch niets aan verhelpen. Wat kunnen wij nu veranderen aan de politiek, aan het geweld in Zuid-Amerika en elders, aan de rassenstrijd in Afrika. Wat zouden wij vergeven als een ander het ook niet doet. Gelukkig hebben in onze eeuw Ganghi, Marten Luther King, Romero, Walter Voordeckers en talloze andere mensen zo niet gedacht. Zij geloofden in de innerlijke goedheid van de mens en in de kracht van Jezus Blijde Boodschap. Zij hebben zelf de eerste kleine stappen gezet en wilden niet alleen toeschouwers blijven. I have a dream, zei een van hen.
Ook Jezus had een droom, een ideaal dat hij zijn leerlingen en dus ook ons voorhoudt. Bemin uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegen hen die u vervloeken en bidt voor die u mishandelen. Jezus weet ook wel dat wij maar onvolmaakte mensen zijn en dus waarschijnlijk nooit dat ideaal zullen bereiken, maar als wij al de welgemeende inspanning willen doen om ook kleine stappen daar naar toe te zetten in onze onmiddellijke omgeving, de wil om die gebalde vuist te openen tot een vriendenhand, dan zal God ook zijn hand openen en kunnen wij allen, als zijn kinderen, in die hand liefde en vrede vinden.
w.v..