Tot in 1980 mocht en moest de discrete bankier de fiscus de deur wijzen wanneer die inlichtingen wilde verzamelen, zonder enige wettekst. Het hoorde niet dat een ambtenaar kwam neuzen in de bankpapieren van die goede en trouwe, tevens betrouwbare klanten. Wanneer er dan toch voor alle zekerheid een tekst werd voor gemaakt, kwam het eerste gat te voorschijn. Zo gaat dat als je dingen op papier zet en zeker als je daarvoor nogal wat woorden moet gebruiken (artikel 322 § 2 WIB). Voortaan mocht de inspecteur die een bezwaar behandelde wel een kijkje nemen voor zover hij zijn opgedane kennis slechts gebruikte in het kader van de oplossing van het bezwaarschrift dat hem werd voorgelegd. Voor de wat nonchalante handelaar, vrij beroeper of industrieel voelde dat nog comfortabel aan. Slechts als de financiële sectie van de toenmalige BOB ( Bijzondere Opsporingsbrigade) onraad had geroken en via deuren en ramen binnenklom bij de naarstige KMO-er die om, och arme, een paar zwarte overuurtjes te betalen en ook voor wat zakgeld voor zichzelf, achter in de straat zich wat fictieve factuurtjes had aangeschaft. Hij had die netjes betaald met een overschrijving en had daarvoor een nette check van 90 % van dat bedrag terug gekregen en dat stuk bij de lokale bankier ingeleverd om op een aparte, zeg maar spaarrekening te plaatsen. De BOB- er van dienst had er dan weinig moeite mee om van de éne bankrekening naar de andere over te wippen en zo een netwerkje op te kuisen, nadat hij 's ochtends vriendelijk aan de bedrijfsleider had gevraagd of die wilde bekennen en graag thuis zou slapen die avond. Maar dat waren uitzonderingen. Toch wel bijzondere tijden
Het maatschappelijk aanvoelen, dit keer gecapteerd door de politiek, was dat de fiscus eigenlijk toch recht had op wat meer informatie om het werk behoorlijk op te knappen. Dus, op één of andere manier mochten de bankiers in sommige gevallen hun rode das in hun grijs pak rechttrekken en antwoorden op de vraag van vadertje staat. Die gevallen worden beschreven in een wet die een grote mate van compromis doet vermoeden. Die draak schept een heel stuk broodwinning voor fiscale advocaten. Het was eenvoudiger gewoon toe te laten dat bankrekeningen mochten ingezien worden met een gematigdheid die door hogere ambtenaren moeten gegarandeerd worden en vooral dat het beroepsgeheim beschermd wordt. Het hoort niet dat alle bankinformatie zomaar ergens bij de fiscus rondhangt. Alle financiële informatie zou uitsluitend digitaal mogen verwerkt worden en opgeslagen worden in bestanden waarbij de belastingplichtige nadien kan controleren door wie en hoe lang dat bestand geraadpleegd werd. Nadien moet er een attest worden afgeleverd dat de informatie na controle vernietigd is. Niets van dat alles. Slimme politici gebackt door clevere cabinetards, zijn niet bezig met de dingen die er écht toe doen.
Lars Bové vindt het in De Tijd van nog een belangrijke verdienste van, noem ze maar op, Open VLD, cdH, CD&V,, PS en MR dit monster ter wereld hebben gebracht. Blijkt volgens dezelfde bron dat de BBI 3600 keer is gaan kijken en legt het verband met het povere miljard dat de BBI heeft binnen gebracht. Ik kan u verzekeren dat die niet komt van het binnen gluren achter het gordijntje van de bank. De BBI heeft grote dossiers behandeld die tot grote ontvangsten hebben geleid. Die fraudes zijn niet ontdekt dank zij het ondoordacht compromis van 2011. Mijn conclusie is dan ook dat het huidige systeem van bankonderzoeken onder de noemer "doelloos gedoe" moet ondergebracht worden. De fiscale overheid heeft geen wettelijk houvast om het recht op privacy te garanderen van die de bankonderzoeken ondergingen, hoe graag de meeste ambtenaren dat ook zouden willen.
Taxtoren
|