Schizofreen
Inhoud blog
  • Hoofdstuk 4: Tot de dood ons scheidt...
  • HOOFDSTUK 3: Hoe stroopt men het vel van een wilde kat?
  • Hoofdstuk 2: Het begin van het einde...
  • Hoofdstuk 1: alles begint met een lijk...
  • PROLOOG
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Misdaas roman, seriemoord
    01-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPROEP

    Voor ik begin met het plaatsen van de eerste twee hoofdstukken wil ik even de tijd nemen om een oproep te doen. Het probleem is dat ik te kampen heb met dyslexie. Een nog iets groter probleem is dat ik absoluut geen kaas heb gegeten van de regels van de Nederlandse taal, laat staan dat ik zou weten hoe men een boek schrijft.

    Mocht iemand zich geroepen voelen om te willen meewerken aan het tot stand komen van dit boek door bijvoorbeeld de grammaticale fouten eruit te halen en door de tekst leesbaarder te maken dan zou ik dat gigantisch fijn vinden. Ik kan niet betalen voor de geleverde diensten. Maar mocht dit verhaal zijn weg vinden naar een uitgever dan ben ik zeker bereidt tot een CO-auteurschap.

    Rest er me niets verder dan te hopen dat u leesplezier zult hebben aan mijn verhaal...

    Greetz,


    Benny WM


    01-05-2016, 03:11 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PROLOOG

    Hij was uiterst precies bezig om rozen neer te leggen volgens een vooraf gepland patroon. De details moesten correct zijn. De volle maan aan een wolkeloze hemel bescheen de plek die hij weken geleden al had gevonden. De plek aan de oever van de Dijle niet zo ver van het centrum van Leuven voldeed perfect aan zijn behoefte. Verschoten gras, het onkruid en het opgeschoten riet. In zijn hoofd klonk het vrolijk:

    “ Klein, klein kleutertje wat doe je in de hof. Je plukt er al de bloempjes af je maakt het veel te grof. Héhéhé...”

    Wat hij aan het doen was was allesbehalve kleuterachtig. Als het lijk van een jonge vrouw aan zijn voeten geen getuige daarvan was dan was het zware pistool met geluidsdemper onder zijn rechtersoksel dat wel. Een wapen dat hij zonder de minste aarzeling zou gebruiken tegen eender wie de domme pech had op dat moment zijn pad te kruisen. Plezier zou hij er niet aan beleven. Het zou hem eerder woedend maken dat iemand hem zou storen bij zijn werk. Nadat hij een laatste bloem had neergelegd deed hij in volkomen stilte een paar stappen achteruit. De volle maan was voor hem licht genoeg om zijn werk, het kunstwerk, hun kunstwerk te kunnen overzien. Door de jaren heen waren zijn ogen gewend geraakt aan het duister. Hij voelde zich op zijn gemak en thuis in de nacht. Haar lichaam lag precies goed. Half verborgen, half zichtbaar. Het zou niet lang duren voor ze gevonden werd eens het licht zou worden. En dan zou het eigenlijke spel beginnen. De stem, de zo beroemde en beruchte stem in zijn hoofd had gezegd dat het leuk zou worden. Hij twijfelde geen seconde aan het gelijk van de stem. Dat wat hij zichtbaar had gelaten vond de stem grotesk, helemaal niet zijn ding maar even noodzakelijk. De meeste mensen die het te zien zouden krijgen zouden het aanstootgevend vinden en dat was de bedoeling. De zichtbare helft was dan ook niet voor zichzelf bedoeld maar voor hen die zich hier straks zouden gaan verzamelen. De onzichtbare helft van haar lichaam was zijn ware boodschap. Hij wilde niet dat ze te snel naar die boodschap keken. De onderkant was precies zo neergelegd dat het zou schokken. Dat het de speurders zou tegenhouden of ten minste toch zou ophouden om hun blik te verleggen. Hij had de stem in zijn hoofd verteld dat dit met diegene waar het lichaam voor bedoeld was voor ongeveer vijf minuten zou werken. De stem had hem gevraagd of de speurder echt zo goed was. Hij kon niet anders dan positief antwoorden op die vraag. En door dat antwoord was de stem opgewonden geraakt, opgetogen om weer eens aan het werk te gaan en te spelen. Beidde helften van het lichaam samen vormden een bijzondere collage, een echt kunstwerk. Hij was intussen goed bedreven in het moorden. Hij kwam er tenslotte al dertig jaar mee weg. Het was pas sinds de stem dat hij kunstwerken wilde maken. Als hij al tot spijt in staat was dan zou dat geen spijt zijn dat hij het meisje had vermoord. Ook niet dat hij haar zo tentoonstelde. Kunst moet nu eenmaal tentoongesteld worden voor een vakkundig publiek. Nee, de spijt die hij zou voelen zou zijn omdat hij niet wat langer met haar had kunnen spelen. Hij sloot zijn ogen. In het donker kun je je maar beter op je oren verlaten dan op je ogen. Ergens heel ver weg hoorde hij een trein, waarschijnlijk één van de eerste van die dag. Leeg op een sporadische vroege vogel na die Joost mag weten waar naartoe onderweg was op dit heel vroege uur. Hij hoorde voor de rest niets wat op de aanwezigheid van een ander mens in zijn buurt kon wijzen:

    “ Mooi, niets om dit te verpesten...”

    Dacht hij grimmig. Met een peperdure nieuwe Iphone nam hij nog vlug enkele foto's. Hij had die nodig voor de volgende stap. Nadat hij de foto's op een splinternieuwe laptop had gezet en had bewerkt zouden zowel de Iphone als de laptop verdwijnen. Hij wist uit zijn ervaring dat de technische speurders wonderen konden verrichten bij het natrekken van data. Iedere GSM en iedere computer laat piepkleine vingerafdrukken na op ieder bestand dat het te verwerken krijgt. Jezelf verbergen achter een stel proxyservers is een goede eerste stap maar bijlange na niet voldoende om veilig te zijn voor die nerds. Daarom dat hij nooit een risico nam met elektronica. Daarom dat hij in de loop van de jaren al een halve winkel vol aan gsm's en laptops had gekocht, eenmalig gebruikt en daarna gedumpt. Hij draaide zich om en beende weg van de plek waar hij net het lijk van een jong meisje had achtergelaten.

    “ Eens zien hoe vlug ze komen spelen. Eens zien of ik hem zoals de dokter het noemt in de abyss kan duwen...”

    Met een gezicht vertrokken van het keihard de tanden op elkaar te bijten en een kwaadaardige grijs op zijn gezicht maakte hij zich uit de voeten. Hij sprak maar één woord hardop uit:

    “ Okidoki...”




    01-05-2016, 03:14 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 1: alles begint met een lijk...

    Ze lag halvelings in het hoge riet verscholen aan het jaagpad naast de Dijle. Het was een al wat oudere man, die zijn hengeltje had willen uitwerpen op een onchristelijk vroeg uur, die haar lichaam had gevonden. De man zou voer genoeg hebben om de komende weken het centrum van de aandacht te zijn op de kaartclub, biljartclub, de koffiekransjes of wat het ook moge zijn wat bejaarden tegenwoordig doen. Commissaris Debruin, diensthoofd van de afdeling geweldsdelicten van de Leuvense politie stond vanop een meter of vijftig op een kleine opkant gelaten de bedrijvigheid op de plaats delict gade te slaan. Hij had zijn handen tot vuisten gebald en diep in zijn zakken geplant alsof hij absoluut wilde voorkomen om met deze geweldsdaad in aanraking te komen. Een stel politiewagens, sommige nog met de blauwe zwaailichten aan, het mobiele lab van de forensische dienst, de antieke Mercedes van de wetsdokter, de auto's van de mannen van de forensische en de auto's van zijn eigen mannen stonden als een kluwen door elkaar dicht bij de plek waar het jaagpad met een politielint was afgesloten. Aan dat lint hadden de eerste persfotografen en ramptoeristen met hun mobieltjes in de aanslag verzamelen geblazen. Het zou niet lang meer duren voor de geschreven pers zou opdagen en de satellietwagen van de lokale Tv-zender op het toneel zou verschijnen. Tussen het moment dat de oude man het lichaam had ontdekt en de aankomst van de eerste politiewagen had hij het gezelschap gekregen van nog twee loze vissertjes. Dus hadden zijn mannen nu drie getuigen om te verhoren. Jules Goddard, hoofd van de forensische dienst en zijn mannetjes in het wit waren druk in de weer op en rond de vindplaats. De gerechtsdokter en zijn assistent zaten geknield naast het lichaam. De natuur leek zich helemaal niets aan te trekken van al dat gedoe. Een groep eenden en waterhoentjes liet zich meedrijven op de Dijle druk in de weer met hun eigen dagdagelijkse rompslomp. Het was 22 maart en de lente had dit jaar beslist niet één dag op zich te laten wachten. Een helderblauwe hemel met temperaturen, tenminste als men Frank Deboosere mocht geloven, die in het binnenland wel eens de twintig graden zouden kunnen halen. Daar waar de mannetjes in het wit zo druk doende waren lag een vrouwelijk slachtoffer. Nauwelijks twintig had Debruin haar geschat. In haar dood leek ze enigszins jonger nog, onschuldiger, meer meisje dan vrouw. Alleen had diegene die haar daar had achtergelaten minder oog gehad voor haar onschuld. Ze lag half verborgen tussen het riet. Het eerste wat je van haar zag waren haar opengesperde benen en haar dus niet te missen vrouwelijkheid. Rond de nek had ze een keurig gestrikt zwart stukje stof. Haar lange blonde haren waren langs haar linkerschouder gedrapeerd. Ter hoogte van haar nek was een zacht blauwgrijs haarlint zichtbaar dat een paar keer rond het haar was gedraaid. Haar rechterhand lag zedig op haar rechterborst. Haar linkerhand op haar onderbuik, de vingertoppen net boven haar venusheuvel. De plek waar het lichaam was gevonden had een nachtmerrie kunnen zijn voor Goddard en de zijnen. Hoog riet en een half oerwoud aan stug gras en onkruid. Gelukkig voor hen was de begroeiing onder en rond het lichaam zoveel mogelijk gevrijwaard gebleven. Goddard gaf regelmatig lezingen aan de politieschool maar ook binnen het Leuvense politiekorps. Volgens hem was de grootste vervuiler van een plaats delict de politie zelf. Meer specifiek de geüniformeerde die als eersten op een PD aankwamen. Wat ze deden was meestal goed bedoeld maar het allerbeste wat ze konden doen en daar hamerde Goddard keer op keer op was de plaats delict afzetten en zorgen dat die gevrijwaard bleef tot de mensen van de forensische dienst aankwamen. Wat deze PD betreft hadden ze geluk met diegene die als eerst ter plekke was gekomen, die agente had schijnbaar niet liggen slapen tijdens de lezingen van Goddard. Een jonge inspecteur, Merel nog iets, had in een oogopslag het delicate van de plek gezien. Alles zo hermetisch mogelijk afgesloten en niemand meer toegelaten tot Debruin en het circus was neergestreken. Ook Debruins mannen die eerder waren geweest dan Jules Goddard had ze niet toegelaten. Een vreemde beslissing voor iemand die zo laag in rang was maar eentje die Debruin best kon pruimen. Ze had de plek veilig weten te stellen door afwisselen autoritair, diplomatisch of zelfs onderdanig te zijn afhankelijk van wie ze de toegang tot het lichaam moest ontzeggen. Debruin zelf had het lijk niet zolang bekeken. Zijn aandacht werd teveel afgeleid door haar zo overduidelijk tentoongestelde onderlichaam.

    “ Was het de bedoeling dat we zo zouden worden afgeleid? En zo ja van wat moeten we wegkijken, wat mogen we niet zien?”

    Had Debruin zich bijna onmiddellijk afgevraagd. Voor hij zich had losgerukt van de scene had hij Goddard gevraagd om niet op een paar dozijn foto's of extra minuten beeldmateriaal te kijken. De commissaris had als verklaring gegeven dat hij het aan zijn eksterogen, die hij niet had, kon voelen dat deze zaak wel eens heel erg foute boel zou kunnen zijn. Jules Goddard een struise beer van een vent met wat warrig rood haar bromde iets onverstaanbaars als antwoord wat erop neerkwam dat hij voor de extra opnames zou zorgen. Op de opkant haalde Debruin zijn pakje drum roltabak tevoorschijn. Diep in gedachten verzonken rolde hij een sigaret, stak die in zijn mond en met een vloeiende beweging knipte hij zijn ouwe zippo aan. Hij schrok op uit zijn gedachten toen hij plots werd aangesproken met zijn voornaam:

    “ Goedemorgen Alex.”

    Naast hem stond opeens de corpulente figuur van zijn directe baas. Een vreemd zicht om hem zo te zien in een trainingspak. Debruin was eraan gewend om zijn directeur in uniform te zien of toch minstens in één van zijn keurige donkerkleurige pakken voorzien van messcherpe vouwen waarmee hij zich vermoedelijk kon scheren.

    “ Een slecht geweten Alex dat je zo schrikt?”

    “ Goedemorgen Paul, een heel slecht maar dat weet je”

    Gromde Debruin. Meteorologisch beloofde het inderdaad een mooie morgen te worden. De gedachten in zijn hoofd stonden echter op onweer en het was kil als de winter in zijn hart. Een kilte voor de moordenaar van dit veel te jonge slachtoffer.

    “ Niet jou gewoonte om naar een PD af te zakken Paul. Is er soms iets wat ik niet weet en zou moeten weten?”

    Directeur Picot maakt een wegwuivend gebaar met zijn vlezige hand en zei:

    “ Was ik ook niet van plan maar Marie zag vanuit het keukenraam al die zwaailichten en heeft me uit bed gezet.”

    Opeens schoot het Debruin te binnen dat zijn baas zowat letterlijk op een steenworp afstand woonde. Hij was er zelfs eens geweest en had de man met zichtbare trots laten vertellen over zijn tuin en het onbelemmerde zicht op de natuur en de Dijle.

    “ Wat zijn je eerste indrukken Alex?”

    Debruin trok zijn schouders op en kreeg een beetje zurige trek om de mond;

    “ Ik heb niet lang bij het lichaam gestaan. Dat wat ik ervan gezien heb en op basis van Jules allereerste vaststellingen ziet het er niet goed uit.”

    “ Is dat het beroemde buikgevoel van Debruin dat praat of is het op iets tastbaars gestoeld?”

    “ Het hele gebeuren met het lichaam lijkt met één of ander doel in scene gezet. Als een moordenaar, ook al is het midden in de nacht, zijn tijd neemt om een plaats delict in scene te zetten kan dat eigenlijk maar twee dingen betekenen. Of er is een heel nauwe band tussen hem en het slachtoffer. Of er is een erg nauwe band tussen hem en de daad en is het slachtoffer een bijkomstigheid waar de dader geen band mee hoeft te hebben.”

    De directeur zuchtte en knikte:

    “ Laat ons dan maar voor iedereen hopen dat het eerste scenario hier van toepassing is en deze zaak vlug opgelost raakt.”

    Debruin had een bloedhekel aan openstaande zaken. In de iets meer dan twintig jaar dat hij aan moordzaken werkte had hij maar twee onopgeloste moorden. Twee dossiers die in een lade van zijn bureau lagen. Twee foto's van slachtoffers die hij op een bord had hangen zodat hij hun gezichten iedere morgen zou zien. Twee mappen die hij op regelmatige tijdstippen opnieuw doorlas, keer op keer. Intussen kwam Goddard op hen afgelopen. Onderweg deed hij de witte kap van zijn hoofd, trok zijn latex handschoenen uit en deed zijn mondkapje omlaag. Hij gaf de directeur een hand terwijl Debruin een nieuwe sigaret opstak.

    “Hoe ziet het er daar uit?”

    “ Er zijn drie duidelijke sporen naar het lichaam toe. Waarschijnlijk van de dader, van diegene die het lichaam ontdekte en van inspecteur Merel Verhaege.”

    “Verhaege, juist ja zo was haar naam”,

    klonk het in het hoofd van Debruin

    “die moet ik zeker onthouden.”

    Intussen sprak Goddard verder:

    “ Het lichaam is naakt op een dik zwart lint rond de hals na en op het eerst zicht geen sporen van seksueel geweld maar dat is het vakgebied van de goede dokter. In de hals zijn er wel heel duidelijke sporen van wurging. Het lichaam is geposeerd en er liggen wat losse bloemen in de buurt. Het zijn rozen maar op het moment kan ik nog niet met zekerheid zeggen of het massakweek is of dat het een zeldzame soort is. Al bij al om kort te gaan dat arme kind werd hier niet vermoord maar de dader heeft hier wel zijn tijd genomen. Een koele kikker als je het mij vraagt!”

    En daar had je de woorden die Alex Debruin liever niet had gehoord. Hij had liever slordige emotionele moordenaars. Nu ja, hij liever helemaal geen moordenaars. Maar als er dan toch eentje moest zijn liever een slordige want dat stond gelijk aan een snelle oplossing en gerechtigheid voor het slachtoffer. Debruin had een gloeiende hekel aan slimme koele kikkers want die durfden wel eens door de mazen van het gerechtelijke net te glippen. Vanuit zijn ooghoek zag Debruin de peperdure rode Porsche van onderzoeksrechter Ester Verbeek aankomen. Een cadeau van haar minnaar werd hier en daar gefluisterd. De vrouw stapte resoluut op hen af, haar blonde paardenstaart hopte op en neer. Ze was voor een keer niet in één van haar zakelijke mantelpakjes gekleed maar in haar paard-rij-outfit. Dure zwarte lederen laarzen, een beige rijbroek, een witte trui met rolkraag en een met schaapwol gevoerde jeansvest. Debruin wist uit ervaring dat de onderzoeksrechter op zaterdag al heel vroeg te vinden was in een manage. Enerzijds voor haar eigen rijplezier, anderzijds omdat ze rijles gaf aan kinderen met autisme of kinderen uit een kansarmmilieu.

    “ Goedemorgen heren.”

    Na hun obligatoire antwoorden en handenschuddend viel ze onmiddellijk met de deur in huis. Ze was een no-nonsense vrouw en absoluut geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ten minste niet in haar werkomgeving.

    “ Wat hebben we aan de hand?”

    Debruin knipte de peuk van zijn sigaret weg en wees stilzwijgend naar Goddard. Die deed voor de onderzoeksrechter in telegramstijl zijn bevindingen uit de doeken. Daarna hulde het groepje zich in stilzwijgen tot de gerechtsdokter bij hen kwam staan. Ieder er op zijn manier van doordrongen dat dit de stilte was voor de storm van het onderzoek zou gaan losbarsten. De dokter liep enigszins mank, hij moest zijn rechterbeen ondersteunen met een wandelstok als gevolg van een motorongeval in zijn wilde jeugdjaren. Zijn voorkeur voor zwart als kledij, het brilletje met ijzeren montuur en zijn mond met de fijne wat rozige lippen deden Debruin denken aan een personage uit de komische Britse Tv-serie Alo Alo, Herr Flick. Enkel de lange lederen Gestapo jas en de vilthoed ontbraken. Dokter Francis Dekeyser was echter het compleet tegenovergestelde van Herr Flick. Hij was joviaal, goedlachs en extravert. Hij deed geen moeite te groeten of handjes te schudden:

    “ Ach ik zie dat FC Vrouwe Justitia compleet is. Goed, ik heb slecht nieuws, heel slecht nieuws en nog veel slechter nieuws. Wat wil je eerst Debruin?”

    De commissaris kon maar met moeite een lachje onderdrukken. Dit was onderdeel van een amicaal verbaal gevecht die ze al jaren voerden:

    “ Waarom begint u niet met het slechte nieuws dokter dan werken we er ons wel systematisch doorheen.”

    Dekeyser knikte een paar keer alsof hij de keuze van de speurder ten zeerste op prijs kon stellen:

    “ Het slechte nieuws is dat jullie slachtoffer dood is.”

    Debruin keek de dokter strak in de ogen:

    “ Jeez Sherlock, gelukkig dat u al die jaren unief hebt gelopen om ons dat te kunnen vertellen. Hopelijk heeft u ook nog wat specialisatie gevolgd om ons toch iets meer te kunnen zeggen.”

    “ Ja Debruin, sommigen onder ons hebben iets nuttigs gestudeerd. Je slachtoffer is door wurging om het leven gekomen. Tenminste dat is mijn huidige conclusie maar alle uiterlijke tekenen wijzen daarop. O, ja je dader weet precies hoe hij het moet doen. Twee duimen op precies de juiste plek. Geen aarzeling en geen meerdere pogingen. Van de eerste keer de juiste plek.”

    “ Ik neem aan dat dat het slechtere nieuws was. Wat is de overtreffende trap dan?”

    “ Het volledige lichaam ruikt vers gewassen, Lavendel en ik meende ook een vleugje chloor opgevangen te hebben.”

    “ Godverdomme...”

    Liet Debruin zich ontvallen waarop de onderzoeksrechter hem een vragende blik toewierp. Met een zuur gezicht beantwoorde hij haar onuitgesproken vraag:

    “ Chloor kan erop wijzen dat de dader als het ware het lichaam heeft ontsmet. Als dat het geval is dan kunnen we DNA wel vergeten, alle mogelijke biologische sporen wat dat betreft.”

    Hij richtte zich weer tot de dokter:

    “ Tijdstip van overlijden doc?”

    “ Een eerste indicatie volgens de levertemperatuur is dat ze ergens tussen middernacht en twee uur is overleden.”

    Instinctief keek Debruin op zijn polshorloge. Het was bijna kwart na acht. De visser had om ongeveer zeven uur de alarmcentrale gebeld. Het lichaam kan er hooguit een paar uur gelegen hebben. Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Was het de bedoeling van de dader dat ze zo snel gevonden zou worden? Of had het donker hem parten gespeeld zodat hij niet doorhad dat ze niet volledig aan het zicht was onttrokken? Hij zou later de condities van afgelopen nacht moeten bekijken en hij zou waarschijnlijk terug komen als alles weer verlaten was om te kunnen zien wat de dader zag. Debruin kon zich niet aan het gevoel onttrekken dat deze moordenaar geen fout gemaakt zou hebben van dat kaliber. Maar als het al zijn bedoeling was dat ze snel gevonden zou worden waarom was dat dan zo? Een discreet schrapen van een keel deed Debruin opschrikken uit zijn duistere gedachten:

    “ Tenzij je haar hier nog nodig hebt Debruin zou ik haar graag laten overbrengen naar het UZ.”

    “ Kan Jules eerst de strik en dat lint in haar haren verwijderen?”

    “ Ja dat kan best.”

    “ Goed om hoe laat spreken we af?”

    “ Laat ons zeggen om twee uur tegen dan moet ik alles min of meer in orde hebben.”

    De dokter stak een hand op:

    “ Dame, heren het gaat jullie goed.”

    en weg was hij richting de lijkenwagen die net was aangekomen.

    “ Is het nodig dat ik het lichaam eerst nog zie?”

    Vroeg de onderzoeksrechter zachtjes. Debruin die wist dat ze zich altijd wat onwennig voelde in de nabijheid van een lijk omdat ze onder dat zakelijke voorkomen stiekem helemaal geen harde tante was antwoordde resoluut:

    “ Nee, we hebben foto's en video genoeg. Laat deze kelk maar aan je voorbij gaan.”

    Zichtbaar opgelucht stelde ze haar volgende vraag:

    “ Weten we wie het slachtoffer is?”

    “ Volgens Jules hier weten we bitter weinig omdat er weinig of niets is. Geen kleren, geen juwelen, geen mobieltje, geen handtas, niets. Al wat we op dit moment weten is dat het een jonge blanke vrouw is van om en nabij de twintig jaar oud. Behalve een kleine tatoeage zijn er ook niet echt zichtbare lichaamskenmerken.”

    De onderzoeksrechter overwoog alles even in haar hoofd en zei toen kordaat:

    “ Okay, jij en je mannen weten wat doen dit weekend. Ik zie je maandag om 10 uur op mijn kantoor voor een voortgangsrapport tenzij de zaak voordien in een stroomversnelling raakt natuurlijk. Laat ons hopen dat we vlug weten wie ze is.”

    Alles wat de drie mannen konden doen was stilzwijgend knikken. Ze nam afscheid met een nieuw rondje handjesschudden en spoedde zich naar haar wagen. De baas stond ook op het punt af te druipen:

    “ Is er iets bijzonders wat je nodig hebt of wat ik kan regelen?”

    “Ja!”

    antwoordde Debruin resoluut:

    “ Ik weet dat er weinig kans is dat er op een zaterdagmorgen iemand aanwezig is op personeelszaken maar ik heb haar dossier nodig. De ruwe versie, niet de ingeblikte soep die ik in de computer kan terug vinden.”

    Met een vinger wees hij naar de jonge vrouwelijke inspecteur die zo efficiënt had gewerkt. Ze had het groepje gadegeslagen vanaf de geïmproviseerde afsluiting die ze zelf had gespannen. Toen ze Debruin in haar richting zag wijzen maakte haar hart plots een sprong en voelde ze de adrenaline in haar lijf pompen.


    01-05-2016, 03:20 Geschreven door Benny  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Foto

    Archief per week
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs