Hallo iedereen,
Ik kan Dries zijn schrijverstalenten niet evenaren... Maar ik heb mijn best gedaan om er iets van te maken... :)
Groetjes, Sarah.
Tibet, 23 oktober 2010
Na 7 weken Nepal moest het lichaam recupereren en we voelden dat het
stilaan tijd werd voor iets nieuw. De volgende halte was Tibet en omdat
individueel reizen niet is toegelaten, moesten we ons noodgedwongen
aansluiten bij een groep.
De grens oversteken naar Tibet was op zijn zachtst uitgedrukt een
raar gebeuren. Vooraleer we hier voet aan land konden zetten moesten we
ons ontdoen van een aantal volgens de Chinese overheid- bezwarende
items. We werden niet enkel verplicht onze vlagjes van Tibet achter te
laten, ook onze reisgids van China moesten we vermassacreren. Omdat op
de achterzijde een landkaart stond waar Taiwan niet bij China hoort
moesten we deze verwijderen. Ook de landkaart vooraan in het boek moest
eraan geloven omdat hier Tibet apart vermeld stond.
De afstand tussen de migratiedienst van Nepal en Tibet, ik weiger
China te zeggen, leggen we te voet af. Overal staat Chinese politie en
omdat ze ons op een alles behalve discrete manier observeren, wordt al
snel duidelijk dat er nog meer van hen in burger rondlopen. Alle ogen
zijn op ons gericht. Wanneer ze ons aan de grens verwelkomen in China
wringt het bij mij
We nemen de Friendship Highway die begint aan de grens met Nepal en
die van Tibet tot China reikt. We doorkruisen de Tibetaanse hoogvlakten
en krijgen de Mount Everest nogmaals te zien. We rijden voorbij desolate
landschappen met ruïnes, vernielingen aangebracht door het gevreesde
Gorkhaleger in de 18e eeuw. Af en toe kruisen kleine dorpen
onze weg. In deze afgelegen dorpen delen broers eenzelfde vrouw. Wanneer
een kind geboren wordt is de oudste broer sowieso de vader. De andere
broers worden nonkel
Communiceren gaat heel moeizaam. Meer zelfs, het is compleet
onmogelijk ons verstaanbaar te maken. De veronderstelling dat een aantal
gebaren universeel zijn wordt bij deze achterhaald. Dit levert
chaotische taferelen op wanneer we proberen om eten te bestellen. Met
als gevolg dat we tot nu toe steeds hetzelfde hebben gegeten als de
Tibetaan het tafeltje naast ons.
Onderweg worden we door Chinese politie meermaals gestopt voor
paspoortcontrole. Er hangt steeds een gespannen sfeer in de lucht
Na een
tweedaagse rit doorheen kale vlaktes bereiken we Shigatse waar we het
Tashilompu Monastery bezoeken. In Shigatse worden we voor het eerst
geconfronteerd met de grote contrasten tussen de Chinese en Tibetaanse
cultuur.
De Chinezen legden hier mooie wegen en maakten de steden relatief
modern, maar de Tibetanen zien er met hun authentieke klederdracht en
haartooi uit als een volk uit de oudheid. Naast enkele sporadische
moderne jongeren vormt de oertibetaan het straatbeeld. Het is dan ook
een raar zicht om de oertibetaan gehuld in dierenvellen de uitstalramen
met GSMs te zien bestuderen.
De lachgrage Tibetaanse bevolking ziet er, gehuld in dierenvellen,
verwilderd uit. Bloedrode kaken, door de koude verweerde huid en een
half dozijn tanden vormen het typische gezicht van de Tibetaan. In
schapenvel ingeduffeld en versierd met zilveren hangers en turkuoise
groene parels lijken ze uit een Middeleeuws tafereel weggeplukt.
De volgende halte is Gyantse waar we het Palkhor Monastery en de
Khumbula Stupa bezoeken. Alweer worden we geconfronteerd met de grote
contrasten van China in combinatie met dit primitieve volk. Zo zien we
een Tibetaans koppel op leeftijd met paard en kar hun net aangekochte
flatscreen TV vervoeren. Dit tart werkelijk alle verbeelding.
Op het platteland daarentegen leven mensen zoals al eeuwen het geval
is- in alle eenvoud. Het voelt alsof je een immense stap terug in de
tijd zet. Yakstront dient als brandstof voor de kachel en het kookvuur.
Om de stront te drogen hangen ze deze tegen de muren van hun huisje tot
die er helemaal mee bedekt zijn.
Het Tibetaans plateau wordt ook de watertoren van Azië genoemd.
Door de opwarming van de aarde smelten gletsjers heel snel. Over enkele
decennia kan het water uitgeput zijn met rampzalige gevolgen voor de
mensheid.
De volgende halte is Lhasa waar we het Potala Palace, de Jokhang
Temple, het Drepang en Sera Monastery zullen bezoeken. Onderweg zien we
meren op 5000 meter hoogte en kruisen we de Kharola Glacier (5560 m).
Dit is het hoogste punt van onze reis door Tibet. Wanneer we Lhasa
binnenrijden kijkt iedereen verstomd en verbaasd. Lhasa lijkt met zijn
prachtig aangelegde boulevards een echte Chinese stad. Desondanks het
feit dat in de kleine straatjes het oude Tibet aanwezig is, is de
Chinese invloed hier meer dan ooit voelbaar.
In Lhasa wordt de Chinese bezetting nog duidelijker. Bovenaan het
Potala palace pronkt een Chinese vlag en we merken dat gewapende Chinese
militairen vanop de daken de bevolking in het oog houden. Het is
confronterend zich te realiseren hoezeer de mensen hier gecontroleerd
worden. Overal in Lhasa patrouilleren gewapende Chinese militairen en
cameras zijn op elke hoek van de straat aanwezig. Om die reden willen
mensen niet met ons over politiek praten.
Dit vredevolle volk is niet vrij
Meer nog, het feit dat ze zo
vredevol zijn is in 1950 hun ondergang geworden. In die tijd (en nog
steeds) waren mensen hoofdzakelijk bezig met Boeddhisme. Aangezien alle
tijd en geld besteed werd aan het bouwen van Monasteries had Tibet
slechts een klein leger dat geen kans maakte tegen communistisch China
Bovendien zit geweld gebruiken niet in de natuur van de Tibetaanse
Boeddhist.
Deze geweldloze en vredelievende religie en cultuur gaat zo ver dat
ze zelfs geen dier of insecten doden en er bovendien alles aan doen om
het doden hiervan te vermijden. Het bouwen van huizen, tempels en
kloosters vergde veel tijd want om in geen geval een worm te doden,
gingen ze op archeologische wijze tewerk. Wanneer we deze vredevolle
Tibetaanse eigenschappen in ons achterhoofd houden, wordt al snel
duidelijk dat China Tibet op een relatief makkelijk manier kon bezetten.
Desondanks de Chinese bezetting blijven mensen vasthouden aan hun
tradities en is het Tibetaanse Boeddhisme alom tegenwoordig. Zo blijkt
ook de manier waarop ze hun doden offeren onveranderd. Na het overlijden
wordt de dode in stukken gehakt om vervolgens in de bergen
achtergelaten te worden voor vleesetende vogels. Vaak worden kleinere
stukken in de rivier gedropt voor de vissen. Voor ons westerlingen
klinkt dit raar, maar doden verbranden of begraven vinden zij pure
verspilling. Deze dode lichamen zijn immers broodnodig voedsel voor deze
dieren.
Boeddhisme wordt gekenmerkt door respect voor ieder levend wezen.
Mens, dier en natuur zijn hier onafscheidelijk met elkaar verbonden. Als
we de vergelijking maken met onze consumptiemaatschappij, dan zijn wij
deze binding met dier en natuur meer dan verloren
|