Koningspinguïn (Aptenodytes patagonicus)
 Specifieke kenmerken: Dat is de tweede grootste soort. Ze hebben een veel kleuriker (meer oranje) gesloten vlek in de hals en één op de wang. Ze hebben een iets langere, dunne gebogen bek dan de keizerspinguïns. Ze hebben een zilvergrijze rug en een zwart bruin kop. Kuiken kunnen groter worden dan hun ouders en zijn meestal egaal bruin van kleur, af en toe zijn ze zilvergrijs. Vroeger ontdekker dachten soms dat de jongen een aparte soort waren. Grootte: Volwassen vogels zijn 90cm groot, en de kuikens ongeveer 80cm Gewicht Beide geslachten wegen 15-16kg bij het begin van de paartijd, maar vrouwtjes verliezen meer gewicht zodat op het einde de mannetjes 13 kg en de vrouwtjes ongeveer 11kg wegen.
 Broedplaatsen: Koningspinguïns broeden in grote kolonies op verscheidene sub -Antarctische eilanden. Vermeldenswaard zijn de konolies op Crozet Island, Prince Edward Island, Kerguelen Island, South Georgia en Marcquarie Island. De totale broedpopulatie bedraagt meer dan 1.000.000paren Status: Stabiel Broedgedrag: Koningspinguïns hebben een uniek broedcyclus. Het neemt 14 tot 16 maanden in beslag om een ei te leggen en een jong groot te brengen. Daarom brengen de meeste paren maximaal twee keer een jong groot in drie jaar tijd. De broedcyclus bij het aan land komen van de volwassen vogels om te ruien en dan terug in zee reserves opdoen gedurende 20 dagen. De vrouwtjes leggen één ei, dat gedurende 54dagen afwisselend door beide ouders in de huidplooi wordt uitgebroed. De kuiken blijven 30 tot 40 dagen bij de ouders tot ze groot geneog zijn voor de crèches, terwijl beide ouders naar de zee trekken om voedsel voor jongen te vergaten. Tijdens de lange winterperiode krijgen de kuikens in de crèches maar één tot driemaal eten. Enkel de sterkste kunnen deze periode dan ook overleven. De kuikens ruien uiteindelijk en trekken naar zee oip een leeftijd van 10 tot 13 maanden Voedsel: Koningspinguïns eten bijna uitsluitend vis, met raar of zelden één inktvisje of kreeftje

|