010- Keizerspinguïn (Aptenodyte fosteri) Specifieke kenmerke: Grootste soort van de pinguïns kan enkel verward worden met de koningspinguïn, maar wegens plaats van herkomst bijna niet mogelijk. Keizerpinguïns komen enkel voor op en rond het Antartische continent. Koningspinguïns vindt men daarentegen noordelijker. Onderscheid bestaat in de open (borst -een keelvlek lopen in elkaar over) oranje, eerder lichtgele vlekken in de hals. Lange, dunne gebogen snavel. Blauwgrijze rug en zwartblauwe kop. De kuikens zijn zilvergrijs met zwarte kop en wit gezicht. Ze kunnen tot 18 min onder water blijven. Grotte: Volwassen Keizerspinguïns zijn tot 1.2m groot, kuiken zijn opvallend kleiner met hun 90 aan 1m Gewicht: Ze wegen tussen de 30 en 40 kilo, sterk variërend naargeland de tijd van het jaar. Mannetje kunnen tot de helft van hun gewicht verliezen tijdens het uitbroeden van het ei
Broedplaatsen: Keizerspinguïns broeden op het vaste ijsvlak op Antarctica. De totale populatie wordt op 195.000 paren geschat Status: Stabiel Broedgedrag: Vrouwtje leggen één ei in de huidplooi op hun poten en geven het dan direct door aan het mannetje, die het tijdens de Antarctische winter (julie -augustus en -70°) gedurende ongeveer 64 dagen uitbroeden Voedsel: Ze eten verscheidene vissen evenals kreefjes zoals krilled
Koningspinguïn (Aptenodytes patagonicus) Specifieke kenmerken: Dat is de tweede grootste soort. Ze hebben een veel kleuriker (meer oranje) gesloten vlek in de hals en één op de wang. Ze hebben een iets langere, dunne gebogen bek dan de keizerspinguïns. Ze hebben een zilvergrijze rug en een zwart bruin kop. Kuiken kunnen groter worden dan hun ouders en zijn meestal egaal bruin van kleur, af en toe zijn ze zilvergrijs. Vroeger ontdekker dachten soms dat de jongen een aparte soort waren. Grootte: Volwassen vogels zijn 90cm groot, en de kuikens ongeveer 80cm Gewicht Beide geslachten wegen 15-16kg bij het begin van de paartijd, maar vrouwtjes verliezen meer gewicht zodat op het einde de mannetjes 13 kg en de vrouwtjes ongeveer 11kg wegen. Broedplaatsen: Koningspinguïns broeden in grote kolonies op verscheidene sub -Antarctische eilanden. Vermeldenswaard zijn de konolies op Crozet Island, Prince Edward Island, Kerguelen Island, South Georgia en Marcquarie Island. De totale broedpopulatie bedraagt meer dan 1.000.000paren Status: Stabiel Broedgedrag: Koningspinguïns hebben een uniek broedcyclus. Het neemt 14 tot 16 maanden in beslag om een ei te leggen en een jong groot te brengen. Daarom brengen de meeste paren maximaal twee keer een jong groot in drie jaar tijd. De broedcyclus bij het aan land komen van de volwassen vogels om te ruien en dan terug in zee reserves opdoen gedurende 20 dagen. De vrouwtjes leggen één ei, dat gedurende 54dagen afwisselend door beide ouders in de huidplooi wordt uitgebroed. De kuiken blijven 30 tot 40 dagen bij de ouders tot ze groot geneog zijn voor de crèches, terwijl beide ouders naar de zee trekken om voedsel voor jongen te vergaten. Tijdens de lange winterperiode krijgen de kuikens in de crèches maar één tot driemaal eten. Enkel de sterkste kunnen deze periode dan ook overleven. De kuikens ruien uiteindelijk en trekken naar zee oip een leeftijd van 10 tot 13 maanden Voedsel: Koningspinguïns eten bijna uitsluitend vis, met raar of zelden één inktvisje of kreeftje
Adéliepinguïn (Pygoscelis Adeliae) Specifiek kenmerken: Adélies zijn het stereotie voorbeeld voor een man in smoking. Ze hebben een witte buik en een zwarte rug. Ze hebben ook een witte ring rond de ogen die het meest gepronoceerd is tijdens de broedperiode. Jonge dieren kan men herkennen aan hun witte kin. Kuiken hebben een uniform grijs verenkleed. Bek is kort, roodachtig met zwart tips Grootte: Volwassen Adélies zijn ongeveer 73 cm Gewicht: Het gewicht varieert gedurende het jaar. Mannetjes wegen tussen 4.4 en 5.4 kg. Terwijl vrouwtjes lichter zijn tussen 3.9 en 4.8 kg Broedplaatsen: Adélies broeden op rotsen overal rondom het Antarctische continent. De totale broedende populatie bedraagt meer dan 2.5 miljoen paren status Stabiel Broed gedrag: Adélies bouwen ruwe nesten van stenen. Ze leggen 2 eieren, die afwisselend door beide ouders worden uitgebroed gedurenden 32 tot 34 dagen (in shift van max 12 dagen). De kuiken blijven 22 dagen in het nest tot ze naar de crèche verhuizen. Ze rueien en gaan voor het eerst naar zee na 50à60 dagen. Ze zijn "trouw voor het leven" Voedsel: Adélis eten bijna uitsluitend krill (99% van hun dieet)
Kinband, keelband of strombandpinguïn (Pygoscelis Antartica) Specifiek kenmerken: Kinbandpinguïns zijn vooraan wit met een witte keel en de rug is zwart. Ze zijn duidelijk herkenbaar door de smalle zwarte band over heel de keel breedte -de fameuze keelband. Ze zijn heel agressief en luidruchtig. Kuikens hebben een grijze rug en een witte buik. Alternatief namen: Kindbandpinguïns worden ook keelband of strombandpinguïn en volgens de engels benaming soms ook steenkrakers genoemd door hun schrille kreten Grootte: Volwassen Kindbandpinguïn zijn 70-75cm groot Gewicht: Hun gewicht varieert gedurende het jaar, zijn de grootst vóór het ruien en het laagst bij het grootbrengen van de kuikens. Tijpisch gewicht is 3.5-5kg Broedplaatsen of Rookerie:Kindbandpinguïns broeden op sub A,tarctische eilanden en op het Antarctische Peninsuela. Ze broeden in zeer grote kolonies. Er is een kolonie op de South Sandwich Island die meer dan 10.000 vogels omvat. De totale broedpopulatie wordt op meer dan 7.500.000 paren geschat:Status Stabiel Broedgedrag: Kindbandpinguïn bouwen ronde "steennesten, ongeveer 40cm diameter en 15cm hoog in het centrum. ze leggen meestal twee eieren die beide worden uitgebroed, in "shiften" van 5à10dagen door beide ouders. De eiren komen uit na 33 tot 35 dagen en de jonge blijven 20à30 dagen in de nest, vooraleer ze naar de crèches gaan. De jongen ruien en gaan naar zee na 50à60dagen Voedsel: Ze eten voornamalijk krill aangevuld met ongeveer 5% vis
Specifiek kenmerke: Ezelspinguïn zijn heel gemakkelijk herkenbaar door de brede witte streep die over de top van hun kop loopt. Grootste en meest verdelievende van de Pygoscelis soorten. Ze zijn het meest verbreid en tamelijk schuw. Ze hebben een oranje snavel en de lange, stijve veren van hun staart steken uit als ze lopen. De kuikens hebben een grijze rug met een witte buik. Ondersoorten: Twee ondersoorten worden erkend: Pygocelis papua papua en de kleinere pygocelis papua ellsworthi. Grootte: Volwassen ezelspinguïn bereiken een grootte van 75tot 80cm. Gewicht: Mannetjes hebben hun maximum gewicht van ongeveer 8kg vlak voor het ruien, en minimum van 5.5kg juist voor het paren. Voor vrouwtjes bedraagt dit maximum 7.5kg voor het ruien, maar hun minimum valt onder de 5 kg wanneer ze hun jongen verzorgen in het nest. Broedplaatsen: Ezelpinguïns broeden op vele sub-Antarctische eilanden. De voornaamste kolonie zijn op de Falkland, Zuid Georgia en de Kerguelen eilanden. Kleinere groepen vind men op Marcquarie eiland, Heard Island, South Shetland Island en het Antarctische Peninsula. De totale broedpopulatie wordt op meer dan 314.000 paren Status; gevoelig (kleine risico) Broedgedrag: De nesten bestaan meestal uit een ruwe, cirkelvormige hoop stenen, en het kan tamelijk groot worden: 20cm hoog en 25cm in diameter. Er worden twee eieren gelegd van elk ongeveer 130gr. Beide ouders wisselen dagelijk af bij het uitbroeden. De kuikens komen uit na 34-36 dagen. Het jong blijft ongeveer 30 dagen in het nest alvorens er crèches gevormd worden. De kuiken ruien tot een "tiener" pluimage en trekken na 80à100dagen naar zee Voeding: Ezelpinguïns leven bijna uitsluitend van kreefjes zoals het krill, terwijl vis maar ongeveer 15% uitmaakt van hun dieet