WANDELENDE TAKKEN.
Dit keer gaan we het hebben over het zelf kweken van levend voer voor onze vogels, meer bepaald: de wandelende takken. Een diertje dat veelvuldig gekweekt wordt door terrariumliefhebbers. De Wandelende tak (Carausius morasus) is oorspronkelijk afkomstig uit India. Dit insect is niet veeleisend en zijn levensduur is amper één jaar.
Om deze diertjes te kwekenis er geen extra verwarming nodig, de dieren ontwikkelen zich zeer goed bij normale kamertemperatuur. De beste kweekbak is een oud aquarium met de minimum afmetingen van 40 X 30 X 35cm, waarvan de bovenzijde voorzien is van fijn vliegengaas. De bodem behoeft niet bedekt te worden. Wel aan te raden is, er een klein lagje zand in aan te brengen omdat de inhoud van de bak om de twee dagen besproeid dient te worden met de bloemensproeier en de zandlaag de vochtigheidsgraad beter op peil zal houden. De bak niet te donker plaatsen.
Als voedsel voor de wandelende tak bdient men verse bebladerde twijgen van, vooral klimop, tradescantia, linde, roos, rozenbottel, rode beuk of boerenkool te verstrekken. Plaatsen in een glas bv. een jampot met water verlengt de versheid der twijgen. Afgevreten of verwelkte bladeren steeds vervangen. De dieren zeker nooit zonder voedsel laten zitten.
Kweekrijpe vrouwtjes planten zich parthegonetisch (zonder paring) voort en ook het grootste deel van hun nageslacht bestaat uit vrouwtjes. De eitjes, zo groot als een speldenkop, zijn bruin met een geelachtig dekseltje waarop een heel klein knopje zit. De dieren laten hun eitjes eenvoudig op de bodem vallen. Na 6 à 10 weken, al naar gelang de temperatuur, komen de 1 cm lange draaddunne jonge wandelende takjes te voorschijn. Het uitkomen kan men tot 5 maanden vertragen als men de eitjes koel bewaart. De jonge wandelende takjes groeien erg snel, na de 5de vervelling zijn ze al volgroeid (ca 5 à 6 maanden) en ze zijn dan meteen ook geslachtsrijp.
De vrouwtjes zijn ongeveer 8 cm groot, de mannetjes zijn aanzienlijk kleiner. Het aantal eieren kan meer dan 300 stuks bedragen. Als de wandelende tak zijn eieren heeft afgezet , waar hij enkele maanden over doet, gaat hij dood. Zorg voor klimgelegenheid voor de jonge, uitkomende, 1 cm grote wandelende takjes. Op de bodem een potje zetten met takken als voedsel. Enkele dunne takjes zijn reeds voldoende. De kaalgevreten takjes dienen we, alvorens te verwijderen, zorgvuldig te controleren op de aanwezigheid van kleine wandelende takjes.
Hoe komen deze diertjes aan hun naam ?
Wel, bij de minste aanraking vouwen ze hun poten langs hun lichaam en mede door hun groenbruine kleur vallen ze niet op en gelijken ze ook erg op een tak. Ze imiteren een takje.
Een interessante bijzonderheid: Wanneer het vrouwtje volwassen is geworden en eieren gaat leggen, gaat ze bloeden, dat wil zeggen, de oksels van de voorste poten kleuren zich rood en zonder een mannetje te hebben gezien te hebben gaat ze bevruchte eieren afzetten. Wanneer je de kweekruimte schoon maakt, veeg je de hele bodem bij elkaar en doe dit in een emmer met lauw water. Het vuil , zoals mestresten en zand, zakt naar de bodem, de eitjes blijven echter boven drijven en kan je ze met een zeef gemakkelijk uitvissen. Zo gauw voedselgebrek optreed - en in een dichtbevolkte populatie is dat vrijwel onvermijdelijk - worden vervellende dieren door soortgenoten aangevreten. De jongste stadia zijn hierbij het meest agressief. Rest nog te melden dat er ook een reuzenvorm bestaat van de wandelende takken. De Vrouwtjes van deze reuzentakken zijn met een gewicht van 20 gr wel haast een van de grootste insecten . De mannetjes bereiken slechts een lichaamsgewicht van 1 gr. Misschien een uitdaging om deze takken eens te kweken als voedsel voor onze vogels.