The Brave New World of Work- een boekbespreking bij de start van de 21ste eeuw.
Bij het verschijnen van een boek van Ulrich Beck over de toekomst van de arbeid schreef ik op vraag van de toenmalige hoofdredacteur van het tijdschrift Oikos, Jef Peeters- tevens een collega aan de Sociale Hogeschool Heverlee-onderstaande boekbespreking. Dit stukje maakt gebruik van de voorbereiding van de openingstoespraak bij de start van het academiejaar 2000-2001. Deze boekbespreking onderlijnt eveneens de relevantie van Ulrich Beck voor het hedendaags maatschappelijk debat. De op 1 januari 2015 overleden Ulrich Beck (1944-2014) verdient het om vandaag nog altijd gelezen en becommentarieerd te worden.
Ulrich Beck, The Brave New World of Work, uitgave Polity Press, 2000, pp. 201 (Vertaling van "Schöne neue Arbeitswelt, Vision Weltbürgergesellschaft, Campus Verlag, 1999).
Dit boek over de toekomst van de arbeid moet gesitueerd worden als een onderdeel van de bijdragen van Ulrich Beck over wat hij "de geboorte van een tweede moderniteit" noemt. Dit product van de onbedoelde gevolgen van de eerste moderniteit wordt gekenmerkt door onzekerheid en "dwang tot kiezen". De vrijheid van de eerste moderniteit is gebaseerd op reguliere betaalde arbeid. Arbeid betekende niet alleen garantie van bestaanszekerheid en maatschappelijke integratie, "volledige werkgelegenheid" was ook de basis van de democratie.
Afscheid nemen van de gedachte van "volledige werkgelegenheid" is bij dergelijke verankering niet eenvoudig. De haalbaarheid van "full employment" is dan ook als een evidente draad geweven in de scenario's die het debat over de toekomst van de arbeid produceert.
Hoofdstuk IV van het boek (pp. 36 tot 66) bespreekt de internationale discussie over de toekomst van de arbeid. Beck ordent deze toekomstscenario's aan de hand van de uitdagingen van de tweede moderniteit: de technologische revolutie, globalisering, ecologische crisis en individualisering. De toekomstbeelden rangschikt de auteur als optimistische scenario's en/of verhalen enerzijds en anderzijds als ondergangsscenario's / verhalen vanuit het standpunt bereikbaarheid van de volledige werkgelegenheid. Voor elke uitdaging kan Beck een hoopvolle en een wanhoopsboodschap vinden. Via deze werkwijze schetst hij summier acht "denkbeelden" over de toekomst van de arbeid.
In het voetspoor van André Gorz twijfelt Beck aan de wenselijkheid en de haalbaarheid om volledige werkgelegenheid blijvend na te streven. De technologische revolutie is zo arbeidsbesparend dat het maatschappelijk noodzakelijk volume arbeid ontoereikend is om iedereen werk te bezorgen. Het einde van de wenselijkheid/haalbaarheid van "volledige werkgelegenheid" betekent evenwel niet het "einde van het betaalde werk".
De toekomstvisie van Beck wordt verwoord in de hoofdstukken VIII (Vision of the Future I. The Europe of Civil Labour) en IX (Vision of the Future II. Postnational Civil Society) ( pp. 121 tot 179). Beck pleit tegen het imperialisme van de reguliere betaalde arbeid en voor de "pluri-actieve maatschappij". Hij pleit in dit kader vooral voor de afwisseling tussen betaalde arbeid en inzet voor de uitbouw van een civiele maatschappij. Het imperialisme van de betaalde arbeid is dodelijk geworden voor de democratie. Het is noodzakelijk om ruimte te geven aan de sociale energie van de "kinderen van de vrijheid". De voor de tweede moderniteit kenmerkende individualisering produceert een bonte mozaïek van motieven om te bouwen aan een civiele maatschappij. Er is bij de "kinderen van de vrijheid" een onuitputtelijke bron van creativiteit om een experimentele cultuur tot stand te brengen. Op deze bodem moet de civiele maatschappij opnieuw gerevitaliseerd worden. Voor dit engagement moet een sociale architectuur gebouwd worden, die tegemoet komt aan de aard van het engagement van de nieuwe generaties: kortlopend, meer specifiek, meer overwogen en ook meer coöperatief. Zijn visie op de sociale omkadering omschrijft Beck als "civil labour". Deze sociale constructie situeert zich tussen betaalde arbeid en vrijwilligerswerk. Het is te definiëren als het tijdelijk overstappen van het circuit van de betaalde arbeid naar een activiteit die sociale zekerheidsrechten genereert, met een vergoeding die qua niveau verwijst naar de werkloosheidsuitkering. De financiering gebeurt door de overheid (garantie van de overheid om uit de markt te stappen) enerzijds en anderzijds door "civil money" (middelen die door stichtingen samengebracht worden, Beck verwijst onder meer naar de sponsoringsystemen van "Artsen zonder grenzen", enz...).Hij bepleit een eigen structuur om projecten te erkennen.
Europa moet een eigen sociaal model opbouwen. Het (re)vitaliseren van de civiele maatschappij via een veelheid van projecten die mede gedragen worden door "civil labour" ziet Beck als een belangrijke bijdrage tot het verlevendigen van de democratie.
De civiele maatschappij zal evenwel kosmopolitisch georiënteerd moeten zijn om een antwoord te geven op de globalisering. Vooral in hoofdstuk IX (Vision of the Future. Postnational Civil Society) bespreekt hij de ontwikkeling in de richting van "transnational communities".
Europa moet het Amerikaanse model niet als het grote voorbeeld navolgen (Hoofdstuk VII, The Great Example? Work and Democracy in the USA, pp. 110-120). De "American way of capitalism" is niet de universele weg. De thesis van het Amerikaanse jobmirakel heeft veel schaduwzijden: "the working poor", de erosie van de middenklasse, het verval van sociaal kapitaal, het 'prisons miracle' (de 'gevaarlijke klassen' worden in de gevangenis gestopt).
Amerika wordt evenwel vaak als te volgen pad voorgesteld.Het onbedoeld gevolg van de navolging van de utopie van de vrije markt conceptualiseert Beck als "the Brazilianization of the West" (zie hoofdstuk I) en hoofdstuk VI ( A Thousand Worlds of Insecure Work. Europe's Future Glimpsed in Brazil). De pleidooien voor deregulering van de arbeidsmarkt- de Amerikaanse arbeidsmarkt- kunnen uitmonden in een segmentering van de arbeidsmarkt en van de samenleving. De tweede moderniteit kent veel trajecten. Afscheid nemen van een universeel pad is karakteristiek, het pluralisme van ontwikkelingswegen is wet. In Brazilie kunnen we een glimp opvangen van wat de eenentwintigste eeuw zou kunnen worden in de Verenigde Staten en in Europa, als Europa de weg kiest van het Amerikaanse ontwikkelingsmodel.
In dit werk van Beck worden veel onderwerpen aangesneden en met mekaar in verband gebracht. De veelheid van samenhangen maakt het boek boeiend en uitdagend, maar ook moeilijk Het helpt als de lezer wat inzicht heeft in de analyses van de auteur omtrent de tweede moderniteit. Sommige passages zijn eenvoudiger als je de auteurs kent waarop Beck steunt (onder meer John Gray, False Dawn. The delusions of global capitalism) en waarmee hij discussieert. Het werk is eerder slordig gecomponeerd. Sommige delen zijn eerder oppervlakkig uitgewerkt (onder meer bepaalde scenario's die hij distilleert uit het internationaal debat over de toekomst van de arbeid).
De argumentatie met betrekking tot de haalbaarheid en de wenselijkheid van "full employment" kon wat grondiger en systematischer. Dit is des te meer het geval omdat we vandaag geconfronteerd worden met de paradox van de arbeidsmarkt: enerzijds tekorten in heel wat deelarbeidsmarkten en anderzijds een blijvend grote groep werkloze mensen. De mensen die aan de kant blijven staan en/of gehouden worden kunnen niet vanzelfsprekend de open vacatures invullen. Economisch overbodig gemaakt? Sociaal overbodig gemaakt door een zeer gedisciplineerd arbeidsbestel? Deze analyse is niet uitgebouwd in "The Brave New World of Work".
Beck stelt vooral de kolonisering van de levensloop door de betaalde arbeid aan de orde. De afstemming van arbeid en kwaliteit van leven voor de sterk geïntegreerde middenklasse is de facto het thema van het geschrift. Het uitbouwen van een zekere flexibiliteit gedurende de loopbaan in functie van zelf gekozen doelen is het onderwerp. Beck stelt daarbij niet zozeer zorgmotieven of het zelfontplooiïngsethos centraal, maar de kwestie van de gemeenschapsontwikkeling als onderbouw van een levende democratie. Hoe paradoxaal ook: voor Beck is de individualisering een motivator om gemeenschapszin tot ontwikkeling te brengen Het arbeidsbestel moet daar ruimte voor maken.Het is de basis van een Europees sociaal model.
Om een sociaal-juridische constructie te vinden moeten we in dit land niet veel moeite doen. De basis is gelegd met formules van algemeen recht op loopbaanontwikkeling (zie het laatste interprofessioneel akkoord). De bijdrage van Beck situeert zich vooral op het gebied van de legitimatiegronden van een flexibele loopbaan. Hoe zal dit functioneren in een periode met schaarste aan werknemers? Welke indirecte effecten zullen deze maatregelen hebben op mensen die aan de onderkant of de zijkant van de arbeidsmarkt staan?
Het boek van Beck gaat over de toekomst van de arbeid in de tweede moderniteit. Hij heeft het vooral over bevrijding van de arbeid, maar niet over bevrijding in de arbeid. Zou dit geen thema zijn in de tweede moderniteit? De analyses van arbeidssociologen over onder meer "call centers" tonen een scherpe tayloristische arbeidsdeling Het doctoraal proefschrift van Geert Van Hootegem heeft als titel "De draaglijke traagheid van het management". Is die traagheid wel zo draaglijk op het gebied van bevrijding in de arbeid?