Het vervalt,
het vervalt allemaal: diegenen waarvan we dachten
Dat ze zo
groot waren, zo uitzonderlijk: ze vervallen.
Zelfs de
kat
Lopend langs
de vensterbank verdwijnt
In een
rookgordijn.
Ik kijk
naar een foto van mezelf
En denk
:
wie is die
belachelijke vent?
Het vervalt,
de nachten van honger en woestijnwinden
Zijn sprakeloos
geworden
Soms,
vooraleer hij sterft,
Ziet een
man zijn eigen geest.