De dingen cursief bekeken
Foto

Inhoud blog
  • De Strooien Hoed
  • Telefoonterreur
  • Verraad
  • De moeilijke klant
  • Rustige kinderen
  • Het Kot
  • Reine goten
  • "Weg"-wijzertjes
  • Een boom van een vent
  • Schram op de ziel
  • Tweetaligheid
  • Karel en Harry Potter
  • De voetbaltrainer
  • De wattman en de dame

    Het gastenboek !
  • Goed werk !
  • Hallo
  • prettige paasverlof
  • hallokidokie
  • hallo

    Zin om je bezoek aan deze blog electronisch vast te leggen voor het nageslacht ?


    Mailtje zenden?

    Druk op onderstaande knop als je een bemerking wil overmaken.



    Beter dit dan een molotov-cocktail
    Als liefhebber van cursiefjes heb ik me reeds lang voorgenomen er ook eens aan te beginnen

     

    Als liefhebber van cursiefjes heb ik me reeds lang voorgenomen er ook eens aan te beginnen. Daar de kwaliteitskranten en -tijdschriften nog niet onmiddellijk aan mijn deur staan te kloppen lijkt de BLOG mij nu de ideale vorm. Véél plezier ermee.

     

     

    15-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Weg"-wijzertjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het zet je soms aan het denken, de gezondheidsproblemen en doktersbezoeken van anderen, maar meestal sta je er niet bij stil. Of wil je er niet bij stilstaan.

     

    Uiteraard hebben we allemaal onze gedachten bij Frank’s ziekte. Permanent in ziekteverlof, quasi nooit bij de dokter noch in de apotheek, maar telkens wel met besmeurde behangersoverall na de werkuren aanwezig aan de toog van het stamcafeetje. Meestal gaat zijn parlé trouwens niet over zijn verziekte rug (ongeneeslijke hernia), wél over het aantal rollen die hij die dag heeft ingepapt en met minutieuze zorg op hun definitieve plaats heeft gekleefd. En over het feit dat die klootzakken van de ziekenkas hem geregeld naar de controlearts sturen. En dat hij van plan is zijn bijna vier jaar oude Mercedes in te ruilen voor een nieuwe.

     

    Haar steunkruk zien we niet meer, zo is ze vergroeid met het beeld dat we van José hebben. Enkel als ze - gezeten aan haar vaste tafel - zich wil doen gelden ten aanzien van een (steeds) mannelijke flauwe grappenmaker, komt haar extra steun ter sprake: “Ik zal subiet es met m’n kruk op  uwe kop kloppen”. Aan gegarandeerd iedere stamgast heeft ze haar verhaal ooit gedaan: hoe een lakse behandeling van een diep-veneuze trombose ertoe leidde dat haar onderbeen geamputeerd moest worden, letterlijk in stukken, schijfje per schijfje. En quasi zeker heeft iedere toehoorder haar bevestigd hoe erg zulks inderdaad is. En toch houdt niemand de deur nog open voor José, ook niet na die Duvel te véél.

    Electronisch versterkt zingt Frans Bauer doorheen het cafeetje “Heb je even voor mij?”.

     

    Daar komt Ben in beeld: fiere en verzorgde verschijning, steeds in kostuum mét das, die na zijn voorname dagtaak even de volkskroeg binnenwipt. Goedlachs, intelligente praat, culturele bagage, pretentieloos. Ook al praat hij er niet zelf over, plots gaat het gerucht dat Ben ernstig ziek zou zijn. Best Ben even bevragen, niet? Het gerucht klopt. Hij heeft het begin van ALS, een ongeneeslijke ziekte die het spierweefsel doet wegkwijnen. Hij praat er zeer technisch en afstandelijk over. Ben komt minder en minder, tot op het ogenblik dat hij nog één avond per week komt, ondersteund door zijn vrouw, die we voorheen nooit zagen.

    Electronisch versterkt kleurt André Van Duyn de kroeg met “De laatste ronde”.

     

    We zien Theo zitten, de gepensioneerde leraar. Voormalig fabrieksarbeider, bijgeschoold op eigen initiatief in een periode dat zulks nog niet gesubsidieerd werd, les metaalbewerking gaan geven in het beroepsonderwijs. Steeds een débardeur aan, hemd met open kraag. Getrimd baardje dat enkel de kin bedekt. In gedachten nog steeds bij zijn laatste job “Het onderwijs is niet meer wat het geweest is” en “Die jonge onderwijzers hebben geen grip meer op de kinderen”. Je kunt er quasi zeker van zijn dat hij nog steeds een stukje bordkrijt in de broekzak heeft zitten. Zijn stevige hoest bleek algauw longkanker te zijn. Hij praat er open en bloot over, militant bijna. “Tot mijne laatste dag kom ik hier mijn pintje pakken, zelfs mijnheer Kanker pakt me dat niet af”, die stijl.

    Electronisch versterkt vergeilt Rob De Nys zich op de achtergrond aan “Het werd zomer”.

     

     

    Laatst moest ik even wat onderzoeken ondergaan. De gangen van het grote ziekenhuis waren bezaaid met richtingaanwijzers als “Oncologie >” en “< Vaatkunde” en “< Chemotherapie” en “Inwendige ziekten >” enzovoort. Ook het bordje “Mortuarium >”, net als in de supermarkt “Droge voeding >” en “< Zuivel” en “Gevogelte >” en “Uitgang >”. De verhalen van de vele Josés, Bens en Theo’s waren plots héél dichtbij.

     

    Terug in het stamcafeetje waren Rob De Nys, Frans Bauer en André Van Duyn weerom daar. Zij deunden op de achtergrond, zoals ze dat altijd zullen blijven doen.

    Frank was juist vertrokken in zijn nieuwe Mercedes.

    José zat aan haar tafeltje, net terug van een beetje méér been weg. Toch maar even informeren hoe het met haar gaat.

    Met Ben praten kan niet meer, met Theo evenmin.
    Beiden zijn immers niet meer langsgekomen nadat ze in het ziekenhuis het bordje “Mortuarium >” hadden gevolgd.

    15-12-2005, 10:07 geschreven door eMBee  


    03-07-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een boom van een vent
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als iemand ooit ter inspiratie gediend had om de benaming “een boom van een vent” te doen bedenken, dan moest het Marc wel zijn. Met zijn ongetwijfeld 1,95 meter lengte, zijn breedgeschouderdheid, zijn handen als koolschuppen, zag ik hem geregeld binnenkomen in het "Café De La Sûre”. Deze plaatselijke drankgelegenheid werd zowat 100 jaar terug gecreëerd in een voormalige boerderij, nadat ze enkele eeuwen gediend had voor het onderbrengen van vee.

     

    Het is overduidelijk dat de uitdrukking “een boom van een vent” in die tijden nog niet bestond. De toenmalige bouwers hielden het bij deuropeningen die doen vermoeden dat 1,65 meter reeds ruim groot was. Vandaar dat ieder bezoek van Marc aan het "Café De La Sûre" startte met een buiging. Dat, gepaard aan het plaatselijke gebruik iedere aanwezige nog een flinke handdruk te geven, creëerde het gevoel dat hij zowel een Oosterse als Westerse begroeting wilde combineren.

     

    Zijn aanwezigheid vulde de kleine ruimte op een immense wijze. Je kon niet om of naast hem zien. Voor kinderen was hij zéér zeker de vleesgeworden reus. Gans zijn fysiek straalde kracht uit. Mocht kracht nog niet benoemd zijn door een woord zou ik voorstellen dat woord Marc te noemen. Professioneel benutte hij die kracht als bomenveller. Dag in dag uit in het bos, de door de boswachter gemarkeerde bomen omleggen met bijl en zware kettingzaag. De gevelde bomen onttakken, de stammen wegslepen met een jeep of tractor voor transport naar de zagerij of ter plaatse verzagen voor brandhout. Het gevecht om de hoofdwortels te verwijderen. De verhalen die hij over zijn bomen en zijn bos kon vertellen deden zelfs een buitenstaander begrijpen dat bomen omhakken zich situeert in een bijzondere leefwereld. Eén met de natuur, gevaarlijk, ruw, cameraderie, kwetsuren allerhande, een stevige pint achteraf.

     

    Zo robuust als zijn fysionomie was, zo minzaam was hij tegenover zijn medemens. Pretoogjes, steeds goedlachs, een grap hier, een luisterend oor daar. Een gemeende handdruk. Een Comment ca va ? waarop hij echt een antwoord verwachtte, geen beleefdheidsformule. Een leidersfiguur waarnaar zijn werkmakkers en toogvrienden opkeken.

     

    Als Marc het café verliet keek iedereen hem na, als was het om hem zo lang mogelijk bij te houden. Een wandelende brok energie.

     

    Vanaf eind oktober was Marc niet meer present in het "Café De La Sûre". Half december werd me gezegd dat hij ziek was. In januari vernam ik dat hij het nieuwe jaar niet gehaald had. Een agressieve kanker. 48 jaar. De aftakeling moet snel en grondig zijn werk gedaan hebben. Blijkt dat hij, vanaf hij wist dat hij ziek was, niemand meer wilde zien. Blijkt ook dat hij zich, totdat het niet meer kon, door zijn vrouw alle dagen naar het bos liet voeren. Alsof hij de bomen deelgenoot maakte van zijn aftakeling, alsof hij hen duidelijk maakte dat ook een boom van een vent geveld wordt.

    03-07-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    28-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schram op de ziel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hij moet wonen in de buurt waar ook ik geregeld vertoef. Telkens ik de jongen op straat zie voel ik me ietwat onbehaaglijk. Niet dat ik op enige wijze verantwoordelijk ben voor de situatie waarin hij zich bevindt, wel omdat hij me telkens weer duidelijk maakt dat ik tot de gelukkigen behoor. En dat er geen rechtvaardigheid is. En dat, mocht er een god bestaan, die zulks niet zou toestaan. Iedere maal dat ook mijn nu negenjarige zoon hem ziet zegt hij me “Dat is toch erg hé papa”. Klopt makker, héél erg. Vele keren al heb ik eraan toegevoegd dat die jongen een enorm sterk karakter moet hebben.

     

    Ik schat hem op zowat 23 jaar. In principe “in de bloei van zijn leven”, vol van eindeloze verwachtingen, dromend van een onbekende toekomst. En vermoedelijk zal dat ook bij hem zo wel zijn, hij is nu eenmaal jong. Ik vrees echter dat voor hem vele dromen effectief bedrog zullen zijn, dat de samenleving mensen als hij niet veel kansen geeft om dromen te doen waarmaken.

     

    Volgens de ene is zijn toestand het gevolg van een kinderziekte, volgens de andere werd hij zo geboren. Feit is dat hij zich met een zwaar fysische handicap voortbeweegt. Met bijna spastische bewegingen. Het hoofd ietwat ongecontroleerd schuin links hangend, naar boven gericht alsof de jongen steeds naar de wolken kijkt, de mond permanent half geopend. Zijn bovenlichaam maakt slagzij naar links. Het lijkt alsof zijn rechterbeen enkel kan stappen als hij dit vanuit de heup zijdelings naar voren werpt. Bij het stappen gebruikt hij de armen als waren ze geconcipieerd om zijn bewegende schuine masa in balans te houden.

     

    Hij geeft me de indruk altijd onderweg te zijn. Reeds op vele plaatsen heb ik hem gezien, meestal in de buurt waar hij (zo denk ik dus) woont, echter ook op meerdere kilometers daar vandaan. Steeds moeizaam stappend, zijn lichaam in een slingerende beweging vooruitduwend. Steeds alleen. Het lijkt erop dat stappen voor hem een doel op zich is; het waarheen is niet belangrijk. Mogelijk is de verbeten trek op zijn gezicht het gevolg van een ongecontroleerde spier, in mijn perceptie is het evenwel een uiting van een onvoorstelbaar doorzettingsvermogen, van een permanente strijd met zichzelf: “Ik KAN stappen, ik KAN zelfstandig rondlopen”.

     

    Onlangs zag ik de jongen voor me op de trappen van de metro. Niettegenstaande de trappen hun vracht automatisch naar boven rolden stapte hij moeizaam de trappen omhoog. Eens boven stapte hij op de hem eigen wijze de ondergrondse hall in, richting treinstation, doorheen de mensenmassa. Op zijn weg passeerde hij een groepje jongeren. Zij porden mekaar aan en riepen hem wat toe. Eén van hen stapte achter zijn rug enkele stappen mee in een slechte poging tot imitatie van zijn prestatie.

     

    Wat ze hem toeriepen heb ik niet gehoord. Ik weet echter wel zeker dat het geen aanmoediging was en denk eerder in de richting van “kreupele aap”, “mankepoot” of soortgelijk ander fraais. Op dat ogenblik realiseerde ik me dat de schram op de ziel van de jongen enorm groot moet zijn, misschien het minst door de permanente fysieke confrontatie met zijn handicap.

     

    Korte tijd terug las ik in de krant dat één of andere idioot door de rechter veroordeeld werd wegens anti-joodse uitspraken, mogelijk iets in de zin van "vuile jood". Het is ook algemeen bekend dat je medeburgers niet ongestraft “makak”, “tapijtenverkoper” of “kamelendrijver” kunt noemen. Een scala van organisaties staat klaar om de naleving van die regels te bewaken en niet-naleving te doen bestraffen.

     

    Voor de karaktervolle zwaar gehandicapte jongen bestaan die organisaties niet. Hij moet zichzelf zien te redden in het moeras van neanderthalers, sociaal onaangepasten en van alle empathie verstoken monsters die zich toevallig in zijn omgeving ophouden. Hij moet gewoon leren leven met de schram op zijn ziel. Men zal ervan uitgaan dat, eens ze diep genoeg zit, hij het vermoedelijk wel gewoon zal worden.

    28-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    12-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweetaligheid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tot in Namur zat de coupé tweede klasse halfvol; ik was die dag redelijk positief ingesteld, vandaar. In de hoofdstad van het Waalse Gewest veranderde dat evenwel, zowel het ene als het andere trouwens. Blijkbaar had een ruime meute afgesproken die dag richting Brussel (voor hen ongetwijfeld Bruxelles) te trekken en “mijn coupé” was daar overduidelijk het best geschikte middel toe. Ook voor hen kon een ticket eerste klasse er dus niet af.

     

    Temidden van de grijze horde viel ze mij onmiddellijk op. Ik schatte haar 24 jaar. Grijzig-blonde mèches tot op de schouders, afgewassen jeans, blote voeten in vaalwitte schoenen, kleurige T-shirt, afgebleekt kort zwart getailleerd jasje, een oversized zware sporttas met het motief van een tafeltapijt anno 1945/1950 torsend (niet dat ik een connaisseur ben wat betreft antieke tafeltapijten, doch ik herinner me dat een inmiddels reeds jaren overleden tante van me in 1965 zei haar tafeltapijt met soortgelijk motief reeds méér dan 15 jaar te hebben). Ze straalde een bepaalde klasse uit. Vraag me niet het waarom te definiëren, doch ik weet zeker dat het niets te maken had met het tafeltapijt. Voor het gemak zal ik haar verder Claudia noemen.

     

    Op zoek naar een zitplaats passeerde Claudia mijn zetelrij, de sporttas in de lengte en aan één zijde mede ondersteund door haar knieën voor zich uit duwend. Enkel een valse beleefdheid zorgde ervoor dat ik de ongetwijfeld sympathieke Dernière Heure-lezer (sportbladzijden), die pas enkele seconden voordien naast me had plaatsgenomen, géén gemene elleboogpor in de ribben ramde.

     

    Als de levenservaring me reeds één les heeft geleerd is het de nutteloosheid achterom te kijken naar vrouwen in het algemeen. Ook in het bijzonder bij Claudia deed ik het niet.

     

    Plots hoorde ik achter me zeggen “Mademoiselle, place, place”. Althans, zo schrijf je het, want in werkelijkheid klonk het meer als “Madammossel, plash, plash”. Mocht ik geen wereldreiziger zijn binnen de Benelux dan had ik nooit onmiddellijk én met zekerheid kunnen stellen dat dit een poging tot Franse volzin was van boven de Moerdijk. Blijkbaar was Claudia ook opgevallen aan mijn rugbuurman en - het is dus weer bewezen in Namur – boven de Moerdijk zijn ze meer ondernemend dan in Vlaanderen. Voor het gemak zal ik hem verder Hans noemen.

     

    Nu moeten we even technisch worden. Geregelde treinreizigers weten dat de zetels in de wagons niet allemaal in dezelfde richting staan. Gevolg is dat op bepaalde afstanden de rug van de ene zetelrij geplaatst staat tegen de rug van de daaropvolgende zetelrij. Bijgevolg heb je geen visueel contact met de medetreinreizigers die net achter je zitten, doch wel een redelijk goed oorcontact. Graag geef ik nog even mee dat ik steevast een zetelrij neem die gericht staat in de rijrichting van de trein. Ook al is tegen de richting ingaan mij als levenshouding niet onbekend, toch ben ik als treinreiziger redelijk behoudsgezind. Dit even terzijde.

     

    Aldus. Willen of niet, het gesprek dat zich ontwikkelde achter mijn rug bereikte ongevraagd mijn oor. Feit dat de sportbladzijden overduidelijk boeiend waren en de overgrote meerderheid van de andere reizigers niet uitmuntten in de nochtans gekende franse veelpraterij, zorgde ervoor dat ik passief luisteraar was van de conversatie tussen Claudia en Hans.

     

    Wat vraagt een man van boven de Moerdijk in de trein tussen Namur en Bruxelles aan de passagierster die net naast hem zit? Simpel: “Praat jij Nederlands?” in het beste Moerdijks. In tegenstelling tot wat ik verwacht had, namelijk “Qu’est-ce que vous disez?” zei Claudia met een onmiskenbaar Frans accent “Een klein beetje”. Moet je volgens mij als Franstalige toch al ruim wat jaren Nederlands achter de kiezen hebben om iemand van boven de Moerdijk zonder slag of stoot te begrijpen! Ik snapte dus onmiddellijk dat Claudia ook ruim wat bescheidenheid in huis had. “Oh, leuk!”, zei Hans, “Ben ik blij nog eens Nederlands te kunnen praten". (Het moet gezegd, ook dat hebben de Nederlanders voor op ons, Vlamingen. Zij hebben ooit de landsnaam Nederland geclaimd, en dat trekt nu eenmaal zeer goed op de taalbenaming Nederlands. Begrijpelijk dus dat de doorsnee Boven-Moerdijkenaar rondbazuint Nederlands te praten. En gezien Vlaams niet onderricht wordt in de Waalse scholen, is de verwarring alom!)  "Mijn naam is Hans.” Vermoedelijk volgde daar een handdruk op. “Ik ben Claudia”, zei Claudia.

     

    Nog voor Gembloux had Hans gemeld dat hij op de terugweg was uit Polen, waar “wij” een bedrijf “runnen”. Over wie “wij” was bleef hij in het vage. Het bedrijf “doet in hout”. Tussen Gembloux en Ottignies bleek dat Hans het salsadansen goed onder de knie had. Tussen Ottignies en Bruxelles-Luxembourg bleek dat Hans in Antwerpen een salsaschool leidde. Tussen Bruxelles-Luxembourg en Bruxelles-Schuman bleek dat Hans tevens een artiest was met geregeld optredens vermeld in zijn agenda.

     

    Tussen Namur en Brussel-Noord zei Claudia, na lang aandringen (“Maar wat doe jij nou meid?), dat ze laatstejaarsstudente sociologie was.

     

    Brussel-Noord was mijn eindstation. Blijkbaar dat van Hans ook. We stapten samen doorheen de smalle gang naar de uitgang. Hij liep voor me. Aan niets was te zien dat hij een ondernemer in Polen was, evenmin dat hij een salsadanser was. Hij gaf me eerder de indruk een Hollandse weekendwauwelaar in Antwerpen te zijn dan wel de leider van een salsaschool.

     

    Hans keek nog enkele keren om, doch het was duidelijk dat zijn blik niet beantwoord werd.

     

    Tussen Bruxelles-Schuman en Brussel-Noord had Hans Claudia voorgesteld hem eens te komen opzoeken in Antwerpen. Daar had ze op een beleefde manier niet op geantwoord. Het feit dat ze gezegd had slechts een klein beetje Nederlands te praten kwam haar hier vermoedelijk goed uit.

     

    Ik had het reeds opgemerkt in Namur: ze straalde een bepaalde klasse uit.

    12-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    05-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Karel en Harry Potter
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heb jij ook zo’n haat-liefderelatie met Karel De Gucht? Ik ken hem uiteraard ook niet persoonlijk, maar Karel is zo alomtegenwoordig dat je niet anders meer kan dan hem kennen. Je hebt hem niet echt nodig, je vraagt niet naar hem, maar toch is hij er telkens weer. Je kunt hem zowat vergelijken met Marcel van Belgacom, met Suzanne van Interlabor en met Phara van Terzake. Het product is reeds lang ondergeschikt geworden aan de naam.

     

    Voor zij die het nog niet weten: Karel is minister van buitenlandse zaken van het koninkrijk België. In die zin onderscheidt hij zich van Marcel, Suzanne en Phara. Karel heeft een officiële functie, de drie anderen werken louter voor een privaat bedrijf en spreken de taal van hun broodheren. Van dat laatste heeft Karel geen last, hij heeft geen herkenbare broodheren, en dat gaat hem goed af. Het geeft hem de ultieme vrijheid: zeggen wat hij denkt, iets wat velen niet kunnen, laat staan durven. Op die wijze bezit hij een luxe die belangrijker is dan welke materiële luxe ook. Hij heeft als het ware de “Euromillions for free thoughts” gewonnen.

     

    Zoals je wel meer hoort ontmoet de winnaar van een grote lottopot veel jaloezie. Zo ook Karel. Gevolg is dat de man permanent op loepzuiverheid wordt gecontroleerd en gecontesteerd, en dit voor het minste wat hij zegt. Op het absurde af. Zegt hij dat Coveliers een lelijke baard heeft, dan stapt Hugo uit de partij. Zegt hij dat Dedecker eleganter staat in een half afgerukte kimono dan in een driedelig pak, dan volgt bijna de helft van de blauwe bevolking de slogan “Jean-Marie for President”. Zegt Karel dat de politieke voorwaarden rond het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde niet vervuld zijn, dan verklaren de door hem zelf benoemde mestkevers hem een lakei van de Walen. Zegt hij dat de Congolese machtshebbers zakkenvullers zijn die niet in staat zijn een oplossing te bieden, dan springt zowat gans de wereld op zijn nek.

     

    Zeg nu eerlijk: heeft Coveliers een mooie baard? Staat Dedecker beter filibusterend in een Armanipak op het spreekgestoelte dan halfnaakt in een kimono op de tipi? Ligt er enig zinnig mens wakker van het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde? Gelooft er echt iemand dat Kabila jr. en consorten het er beter van afbrengt dan Mobutu Sese Seko Koko Ngbendu Wa Za Banga? Neen toch.

     

    Zo ook nu weer. Zegt hij op een rustige weekenddag dat wat ondertussen zowat iedereen weet: de premier van het koninkrijk der Nederlanden trékt inderdaad op Harry Potter! Gewoon kwestie van de filmfoto’s effe naast foto’s van de premier te leggen. De gelijkenis is zo groot dat, mocht Harry Potter in de buurt van Zwijnstein een gewapende overval plegen, waarna op basis van de getuigenis van een alerte getuige een robotfoto wordt samengesteld, ik in de plaats van de Nederlandse premier nooit nog naar het land van Zwijnstein zou gaan. Ik zou lekker in mijn knusse Hollandje blijven, zowat met zekerheid wetend dat mijn land me niet gaat uitleveren aan de Zwijnsteinen, internationaal opgespoord of niet.

     

    En wie gaat ontkennen dat de Nederlandse Harry een stijfburgerlijk mannetje is? Heb je de toespraken van die man al eens gehoord? In niets kun je hem vergelijken met al die losse, joviale Hollandse wereldburgers die ieder weekend weer op een ten zeerste opgemerkte manier de ambiance in de Antwerpse cafés bepalen. Zijn naam alleen al: Jan Pieter. Dat klinkt toch niet als Kees, Henk of Wiegbert. Het televisiejournaal is zelfs ver moeten gaan zoeken om iemand te vinden die durft te stellen dat je van Jan Pieter niét moogt zeggen dat hij een stijfburgerlijk mannetje is: Willy Claes en Mark Eyskens! Nou moe, join the club!

     

    Neen, dan liever de stijl van Karel. Die zorgt er tenminste voor dat België op de wereldkaart wordt gezet. Na Dutroux een verademing toch? In feite is de man een trendsetter: de diplomatie krijgt er een nieuwe dimensie door. Gedaan met dat kleffe handjesgeschud, met die beate lachjes, met die ingestudeerde schouderklopjes. Gewoon recht voor de raap, man en paard noemen: “George, hold your breath away!”, “Jacques, quelle connerie!”, “Angela, klein beigeben!”. Vanguchteren gaat men dat ooit noemen.

     

    Karel is momenteel met een handelsmissie in China. Wedden dat ze daar binnenkort met stokjes eten ook een beetje idioot vinden?

    05-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    04-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De voetbaltrainer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het voetbalseizoen is voor de jeugdspelers van de pre-miniemenploeg zo goed als voorbij. Ouders opgelucht, want ze gaan een periode van twee maanden tegemoet waarin het bedrijfje taxi-mama of taxi-papa even de boeken kan sluiten. Nog even een afsluitend tornooitje ter spijzing van de clubkassa en hop, de ploegshirt kan voorgoed opgeborgen worden. Volgend seizoen zal die trouwens toch te klein zijn.

     

    De trainer – laten we hem voor het gemak Dirk noemen - weet nog niet goed wat hij volgend seizoen zal doen: er terug een nieuw seizoen met “zijn mannen” tegenaan gaan, of doen wat hij ook vorig seizoen aankondigde: stoppen. Ook al is het EQ van “zijn mannen” nog onvoldoende ontwikkeld om hen ertoe aan te zetten het hem subtiel te vragen, toch voel je aan dat zijn stoppen voor hen geen optie is. Dan maar gezocht naar enkele ouders om die klus te klaren, ook al weet je dat je niet per definitie méér EQ zult vinden dan bij “zijn mannen”.

     

    Het probleem dat je dikwijls aantreft bij iemand die twijfelt is dat hij/zij op ieder argument een antwoord heeft. Eén antwoord, steeds hetzelfde antwoord weliswaar, maar telkens wel een antwoord: “Ja maar”. Dat je dan telkens ondervangt met een ander argument. Waarop echter telkens weer een antwoord blijkt te zijn: “Ja maar”. De perpetuum mobile van de conversatie als het ware. Je vindt die trouwens ook terug bij mensen die niet meer twijfelen maar om één of andere reden hun beslissing niet durven te uiten. De valse twijfelaars dus.

     

    Dirk is evenwel duidelijk een geval van échte twijfelaar. Vermoedelijk ietwat heen en weer geslagen tussen de vele positieve momenten en het structurele gemis aan support en duidelijkheid vanuit de clubleiding. De positieve inzet van “zijn mannen” op trainingen en hun quasi permanente onwil zijn lessen nuttig om te zetten tijdens hun matchen. Het verlangen de sfeer van en rond het veld in zich op te nemen en het ongetwijfeld geregelde gemor van moeder de vrouw. Vandaar dus. “Ja maar”.

     

    Voor de actie “Zorg dat de trainer blijft” zijn er echter twee positieve elementen aanwezig.

    Eén: Dirk is terminaal besmet met de voetbalmicrobe. Als fervent aanhanger van de oudste club van het land gaat hij er prat op ooit hooligan te zijn geweest. Naar officiële termen vertaald een gevaarlijk heerschap dus, een herrieschopper, een maatschappelijk onaangepast individu. Wie hem kent weet evenwel zeker dat, als hij het al echt geweest is, hij de meest sympathieke hooligan ter wereld was. What’s in a name, niet ?

    Twee: kinderen zijn voor Dirk heilig. Zijn aktiviteitenkalender is ongetwijfeld voor 95% gevuld met het item “nuttige dingen doen voor kinderen”. De trainer als permanente kerstman zonder muts of baard. Ook zonder zak vol speel- en snoepgoed, maar wel met een overdosis goede wil en inzet ten aanzien van “zijn mannen”.

     

     

    Alle argumenten waren op. Ik weet niet welke vraag uiteindelijk het meest impact heeft gehad op zijn beslissing. Was het “Wat ga je dan doen?” of was het “Moet je nog een pintje?”. In feite doet het er niet toe. De trainer heeft besloten volgend seizoen verder te gaan met “zijn mannen”. Niet onder grote mediabelangstelling, niet na voorlegging van een schandalig rijkelijk betaald driejarig contract. Bekendheid heeft hij niet nodig en zijn pintje zal hij zelf wel betalen. Zijn mannen zullen hem er niet persoonlijk voor komen bedanken, noch beseffen ze dat ze weer een jaar géén gemis zullen voelen. In het beste geval zal een enkeling onder hen zich later zijn periode bij Dirk nog herinneren.

     

    Ook al vragen mannen als Dirk geen bloemen, een gans tulpenveld zijn ze wel waard.

    04-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    03-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wattman en de dame
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een weekdag, vroege namiddag, de tram zit halfvol. Hij stapt op, één halteplaats verder dan ik, dus ik kan al zijn bewegingen volgen van op de zitbank vlakbij de toegangsdeur aan de zijde van de opstapplaats. Hij blijft staan, de rug tegen het raam recht tegenover de toegangsdeur, en begint onmiddellijk naar zijn schoenen te staren. Werktuiglijk neemt zijn rechterhand de boekentas van de linkerhand over.

     

    Tenzij hij bewust heeft gekozen voor shirtreklame is het duidelijk dat hij werknemer is van “De Lijn”. Zijn blauwe parkavest vertoont bijbehorende passanten aan beide zijden waarop twee lijntjes geborduurd zijn. Ik weet nog steeds niet wat dat zegt over zijn functie. Bij het leger zou hij korporaal zijn, maar voor zover ik weet bestaat een korporaal-trambestuurder niet. Ik ben wél zeker dat hij geen controleur is. Met zekerheid beweer ik dat die héél wat méér lijntjes hebben en daarbovenop een andere blik en houding. Die staren niet naar hun schoenen. Vanaf het ogenblik dat die de tram bestijgen kijken ze onmiddellijk zowel links als rechts, als het ware de inhoud van de tram afscannend, met een getrainde blik die je ook bemerkt bij hongerige jachtluipaarden.

     

    De man staat ietwat zielig te wiegen, onbewust de zacht schommelende bewegingen van het Hermelein-tramvoertuig volgend. Je kunt er bijna op wedden dat hij de nog resterende dagen tot aan het pensioen aan het tellen is. Of dat hij kort voor het vertrek thuis slecht nieuws heeft gekregen. Een familielid overleden? Zijn kleinzoon ziek? Een op het eerste zicht onbetaalbare belastingsbrief? Hoe dan ook, zijn gedachten zijn niet prettig. Aan alles wat hij uitstraalt zie je dat hij moe is, fundamenteel moe. Hij heeft de blik van een gedemotiveerde ambtenaar. Hij sloft als het ware zonder te bewegen. Gekromde rug. Zijn lederen boekentas is een last. Gek genoeg blijft hij die vasthouden in de rechterhand, hij zet ze niet op de grond. Dat versterkt het gevoelen dat de man effectief tram- of busbestuurder is: vermoedelijk zit er wisselgeld in de boekentas.

     

    Eén halteplaats verder en via dezelfde toegangsdeur stapt een oude dame op, stram in de benen, onzeker in haar handelingen. In de rechterhand draagt ze een steunstok, een tramkaart in de andere hand. Haar handtas laat ze bengelend balanceren over de linkerpols.  Daar de onthaasting nog niet is doorgedrongen tot de uurroosters van De Lijn vertrekt de dienstdoende trambestuurder zoals het blijkbaar hoort: “step on the gas, full power for all engins”. Het gevolg laat zich raden: de oude dame doet een nutteloze poging zich nog vast te grijpen aan één van de vertikale palen, maakt ter wille van een wet die met zekerheid wordt onderwezen aan studenten fysica een zijdelinge beweging richting achterzijde tram en is duidelijk op weg de meest recente supersave van een getalenteerde doelman in “fast replay” op de tram te reconstrueren.

     

    Weze daar niet onze man! Met een ongeziene snelheid en reactievermogen laat hij - als het ware in één beweging en vechtend tegen de bruuske versnelling - zijn boekentas vallen, haakt zichzelf met de linkerhand vast aan een vertikale paal, omarmt met de vrijgekomen rechterarm nog bijna teder de oude dame en begeleidt haar onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde zitbank. De oude dame kijkt hem zittend aan met een uitdrukking die afbouwende paniek en ongeloof combineert.

    Daarop neemt de man zwijgend de tramkaart uit haar handen, stapt ermee naar het valideringstoestel, valideert de kaart en geeft ze met een kordaat “Astenblief madammeke” terug aan de oude dame. Met bevende stem mompelt ze “Dank U wel menier”. Een simpel “Altijd tot uw dienst madammeke” vormt het sluitstuk van de conversatie tussen de twee.

     

    De man keert naar zijn oorspronkelijke plaats en neemt zijn boekentas terug in de rechterhand. Zijn blik kruist de mijne. Ik knik hem toe, de lippen iets naar voren geprononceerd om hem mijn waardering te tonen, en steek een duim op. Tip-Top.

     

    Twee halteplaatsen verder stapt de man af nadat zijn linkerhand de boekentas terug had overgenomen van de rechterhand. Het is een andere man die afstapt. Na het voorval had hij niet meer naar zijn schoenen gekeken. Hij keek integendeel voldaan voor zich uit, naar een denkbeeldig punt in de verte ondanks het beperkte zicht in de metrokoker. Hij had onmiskenbaar een taak volbracht. Een dubbele taak zelfs: niet alleen de oude dame was gered maar tevens het imago van "De Lijn".

     

    Vroeger werd een trambestuur "wattman" genoemd, duidelijk een benaming ontleent aan de elektriciteitseenheid watt. In dit geval had het evenwel ook kunnen staan voor “Wat een man !”.

    03-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    Foto

    Alles van deze pagina mag worden overgenomen voor zover er geen commercieel doel mee gediend wordt en voor zover de bron duidelijk vermeld wordt.


    Ga ook naar
  • Bestaan er nog opinies ?

  • Aan te bevelen
  • Probeer ook eens te bloggen!

  • Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs